BIJBLAD VAN HAARLEMS DAGBLAD 17e Jivpif. ZATBRDA.G 30 AFRIL 1910 No. 8236 HAARLEM'S DAGBLAD KOST f 1.20 PER 8 KAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 5Ö. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUM ADVERTENT1ËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Rubriek voor Vrouwen Voorjaarstoiletten. Toil- leurcostuuins. Diverse modellen. Overblouses. Kraaggarnituren. Zoodra de grillige Aprilmaand ten einde zal zijn en bloeimaand baar Intocht houdt, kunnen we verwach ten, dat de élégante vrouw zich in baar nieuwe toiletten zal vertoonen! Nieuwe lailleur-costuums en moder ne voorjaarshoeden, konden we in de eerste dagen van April reeds hier en daar opmerken, doch een koude N.- Oostenwïnd deed ons weer tot de bonten kleed ingstukken onze toe vlucht nemen. De mode voor het komend seizoen geeft veel te denken, want aandach tig beschouwd zou men zeggen weer aan den vooravond van groote veran deringen te staan. Het voortdurend veranderen en rusteloos zoeken naar een middel om de rokken, die lang zamerhand wijder werden, weer nau wer in te halen, doet vermoeden, dat wederom nieuwe modellen te wach ten staan. Ho© dit ook zij. voor het ©ogenblik moeten we ons bepalen tot datgene wat is en ons niet verdiepen in de dingen die komen zullen, want ik heb het reeds vroeger gezegd: pro- feteeren in modezaken is een gevaar- Hik werk. De zuinige, practische vrouw 7,n! er op uit zijn, in het aan schaffen steeds de grootste voorzich tigheid te betrachten, d. w. z. niet te veel costuiuns gelijktijdig aanschaf fen. Het tailleur-costuum, dat zich al sedert jaTen wist te handhaven, treedt ook hu weer sterk op den voorgrond; niet alleen als vóór- en najaarstoilet, doch van spéciale stof fen vervaardigd ook voor de warme zomerdagen. Deze mededeeling, sluit als vanzelf de geruststellende tijding in, dat op de wandeling slechts voet- vrije rokken gedragen zullen worden, terwijl het terrein van den sleeprok tot salon en concertzaal beperkt blijft. De moderne smaak, die de vrouw nanr het sportterrein voeTt, is hier van grootendeels de aanleidende oor zaak; en de moesten onzer zullen dit van harte toejuichen, want niets is vermoeiender en belemmert meer de veerkracht in houding en gang, dan het voortdurend meedragen van ee- nige meters stof, waardoor men slechts één hand te zijner beschik king houdt De nieuwe tailleurs dan, zijn zeer streng van vorm en élégant door hun eenvoud; alhoewel in de modellen veel verscheidenheid valt op te mer ken. De mantels variecren in lengte tus- echen kort en half-lang; men ziet shawlbragen, kleine revers, staande boorden met Russische sluiting vondigev halsafwerking, als zonder krnng of boord, doch met zijden biais of siergalons, enz. enz. Wat de rokken aangaat, treffen we zoowel modellen met gladde heup- stukken aan als plooien u:t de taille, gladde banen afgewisseld met plooien proepen en patte-versiering, verschil lende tuniques, galon en biais-goir- nearing. Als stoffen bezigt men: fijn laken, cachemire, satijn-stoffen, ser ge's en voor de zomermaanden tus- sor, linnen en piqué. De wit en zwarte ruitjes dreigen algemeen te warden, daar de gelief koosde sto fin zeer inferieure kwali teiten gebracht wordt en dus binnen liet bereik van iedereen valt. Toch worden nog door eerste klas huizen tadlieurcostuuius van leze stof ge bracht, meestentijds gegarneerd met zwart zijden kragen en trood of groen zijden tres. De linnen mantels worden eveneens met zwart zijden kragen gegarneerd en met overtrokken knoopen gesloten. 'feu opzichte van de witten konten blouses kan ik de geruststellende me dedeeling doeu, dat zij in het warme jaargetijde weer veel gedragen zullen worden, zij het dan ook met een kleine wijziging. De tegenwoordige mode duldt geeu scherpe contrasten ton opzichte van kleuren, daarom kan bij een groene, bruine of paarse japon geen witte blouse gedragen worden, zonder overblouse van gase de soie in de kleur van den rok; hetgeen niet alleen een buitengemeen fijnen in druk teweeg brengt, doch teveu3 het min of meer ongekleede karakter van een blouse te niet doet. Deze overblouses zijn hoogst een voudig van maaksel. Ze warden aan den hals rond uitgesneden, zoodot de witte blouse aJa het ware het stuk vormt, de korte mouwtjes kunnen naar verkiezing worden aangesne den; men sluit de blouse in den rug. Meestal naait men in de lengte fijne lingerie-plooitjes in, op geregelde af standen van drie h vier c.M. De linnen kraaggarnituren zijn met de moderne halsafwerking tot een behoefte van den dag geworden en het is te vootrzien, dat in dit arti kel binnenkort een zekere luxe zal worden ten toon gespreid, die ons de kostbare kanten kragen onzer groot moeders in herinnering zal brengen. MARIE VAN AMSTEL. Het Rijke Natuurleven ENKELE VOORJAARSPLANTEN. Nu de tentoonstelling in Den Hout bijna alle aandacht dar bloemen vrienden vraagt, durf ik het haast niet te wagen, een schetsje te geven van enkele in 't wild bloeiende plan ten. En toch is het niet geheel overbo dig. Weet gij wel dat reeds meer dan tien soorten van boom en zijn uitge bloeid en dal de bloemen van Groot- en KleinTInefblad bijna niet meer zijn tc vinden? Het gaat in de Lente alles zoo snel. Het leven is zoo intens, zoo spontaan. Iedere dag doet builen heel wat ver- andaren en te gauw haast oni alles goed waar te nemen, zijn bladeren en bloemen tot volle ontwikkeling go- komen. Maar laat ons dan nu geen tijd ver liezen met overpeinzen van wat ge beurde. Het is buiten nog volop lente. Om echter de overgang vnn de mooie gekweekte tentoonstellings-ju- weelen naar do eenvoudige wilde weidekindeven niet te plotseling te doen zijn willen wij eerst even een kijkje nemen in den kleinen lusthof aan de Oostzijde van het Kenaupark Het bekende cwkelsegment daar is weer veranderd in een fameuzen rui ker, die den voorbijganger onwille keurig een oogonbhk doel stilstaan. Daar zijn prachtige tulpen en mooie gele doroiiicums. In hei midden tronen de reusach tige, ouderwetscbe Keizerskronen. Er was een tijd, dat deze planten voor geen enkele boerenwoning ont broken. In de zestiende eeuw hier ingevoerd werden deze Perzische wonderkinde ren met vreugde door de kweekers begroet. De cultuur was gemakkelijk en weldra had de nieuweling zich in geburgerd. Ilij verhuisde echter uit de deftig© tuinen naar de nederige boerenhof- jes, waar hij zich nog tot op den hul digen dag weet te handhaven al brengt ook daar de zucht tot het nieuwe al weer verandering in. De mode echter die de kortgeknipte boomstompen weer een eereplaats doet innemen, schijnt ook een eind te willen maken aan de vernedering der keizerskronen en steeds meer ziet men ze weer in de groote tuinen. Nu, ze hebben dit op de geschoren boomen voor, dat ze natuurlijk zijn en al is hun houding dan wat stijf, ze is toch oorspronkelijk. Uit de groote bollen die in het na jaar diep in den grond worden gezet, ontwikkelt zich in 't voorjaar een reusachtige bladrozet en deze ver toont weldra in 't midden een stevi- gen stengel. Deze is onbebladerd tot aan den top waar hij eindigt in een een groote bladerpluim. Dit alles is echter grof, zwaar en weinig gra cieus, maar de plant wordt mooi als de bloemen zich hebben geopend. Deze hangen in een kring onder den bebladerden stengeltop en zijn met de opening omlaag gekeerd. I-Iun vorm Is gelijk aan dien der tulpen en ook het innerlijk, de meel draden en de stamper vertoont niet de minste afwijking. De bloembladeren echter hebben bij de keizerskronen een eigenaardig heid. Dicht bij den voet vertoont zij een diepe holte en deze is zoo rijke lijk met honig gevuld, dat deze bij den minsten wind op den grond druipt. Een Dorado voor hommels, bijen en wespen zult gij zeggen en dat is ook zoo. Bij tientallen tegelijk ko men zij op de keizerlijke bloemen af en doen zich te goed aan den heerlij ken nectar. Deze kleine diertjes wor den behalve door de opvallende groot te der bloemen ook geleid door den geur dien zij verspreiden. De menschen gaan daar niet gauw op af. Voor oms ruikt de plant, ja, zelfs de bol beslist onaangenaam, om geen krasser termen te gebruiken. Wellicht is dit een reden geweest om de plant uit de tuinen te weren. Mocht gij tocli een keizerskroon in den tuin willen hebben, dan raad ik u aan, de bollen dadelijk in September vrij diep in den grond te zotten en dan na den bloei en het verwelken der bladeren, den stengel tot den grond toe af te snijden. Als gij den bol dan rustig laat zitten, hebt gij ieder jaar bloemen. Maar nu naar de wilde voorjaars kinderen. Het bekende speenkruid niet moe- gerekend zijn toch de vochtige weiden bijna geheel geel gekleurd door den rijk bloeienden Dotterbloem. Al wat in dezen tijd op de weiden en langs de slootkanten geel is ge kleurd, wordt in de wandeling bo terbloem genoemd en al behooren de dotterbloemen tot dezelfde familie, er is nog genoeg onderscheid waar te De planten vallen vooral op door de mooie groote bloembladeren. Deze zijn glanzend geel en gelijken op gouden schaaltjes, waarop de tal- looze meeldraden zijn gegroepeerd. De glimmende, niervormige blade ren toon en wel aan, dat de plant een 1 vochtige standplaats heeft gekozen, I want zij zijn in geen enkel opzicht in staat de verdamping tegen te gaan. De bodem voorziet ruimschoots in de behoefte. Het is dan ook wel eigen-' aardig, dat deze planten, die in een I niet al te droog tuintje ook heel goed willen groeien, hun karakter va.n moerasplant al heel gauw verliezen en door kortere stengels en kleinere bladeren steeds meer op gewone tuin planten gaan gelijken. Op Naaldenveld bloeit in dezen tijd een teer gekleurd, fijn gevormd bloempje, de békende Primula. De bloemen van deze plant zijn niet zoo forsch en stevig als haar ge kweekte zusjes maar in teerheid win nen zij het ver. Evenals deze hebben ook de wilde primula's tweevormige bloemen. De stijl n.l. is bij de eene bloem lang en steekt dan boven de meeldra den uit, bij de andere kort, terwijl bovendien bij dezen vorm de meeldra den nog hooger in de bloembuis zijn ingeplant. Hei belang hiervan voor de plant zal u wel duidelijk zijn. De bijen die op den honig afkomen, nemen stuifmeel op van de hoogo helmknopjes in de eene bloem en ge ven dit af aan den stempel van de andere. Zoo heeft er bijna steeds kruisbe stuiving plaats wat der vruchtvor ming ten goede komt. Tot slot raad ik u nog aan in de zen tijd goed op iiet gezang dei' vo gels te letten. Het is nu de mooiste tijd ook, om den nachtegaal te hoo- ren. Over enkele weken, ais er jongen zijn, is het zingen grootendeels ge ëindigd. H. PEUSENS. VRAGENBUS. Den Heer L. te H. Uw eene stam roos zou, daar zij in dezelfde omstan digheden verkeert als de beide overi ge rozen, ook evengoed moeten groeien. Er moet dus een verborgen oorzaak zijn. Is de bodem waar de zieke plant staat ook wat steenach tig, is er soms wat ingegraven? Be kijk ook de blaadjes eens en ziet gij daaraan niets, dan de oksels en de koppen der jonge scheutjes. Daarin zitten soms witte larveachtige dier tjes waarvan de kweekers veel last hebben, daar de bladeren dadelijk verwelken cn de jonge scheuten ai- sterven. Ik heb juist wat kweekmaterianl van den heer Van Cruyningeu ont vangen. Zoodra ik den naam en de levenswijze van het volwassen insect weet, denk ik e?r een artikeltje over te geven. Is de plant nog niet tc vei' dun zou u haai' een andere standplaats kun nen geven wanneer de oorzaak niet in de insectenwereld moet worden H. PEUSENS. De laatste dagen van de maand. Het liep tegen het eind van de maand, en Slieman was zoo airm als een kerkrat. Als bediende op een groot kantoor in Amsterdam had hij een fatsoenlijke betrekking, een veel belovende betrekking, maar, met zoo weinig dienstjaren ais hij had. kon zijn salaris niet hooger zijn dan het was, en van de vijf-en-veertig gulden, die hem den lsten van elke maand uitbetaald werd, zou hij wezenlijk geen bokkesprongen maken. IIcl was de 26ste Maart. Nog vijf dagen dus- Het was een taaie, die maand Maart!... Hij bewoonde een kamer met alkoof in de Nieuwe Buurt, waarvoor hij 12 gulden per maand betaalde. Vroeger had hij en pension gewoond, maar een kennis had hem voorgerekend, dat zonder pension veel voordeeliger en ook veel aardiger was. Als je eens geen tfck had, dan at je niet, en het kostte ook niets, en je kon altijd eten, wat je wou. Ging je eens de stad uit, dan at je buiten: 't kostte toch het zelfde. Werd je bij je familie ten eten gevraagd... maar neen. Dat kon Slie man niet overkomen, omdat hij geen familie in de stad had en in den naasten omtrek ook niet. Het gevolg was, dat hij den eersten van do maand in de Poort van Cleef nt, den eersten Zondag in de Kroon, i de eerste week ergens op de Prins Hendrikkade, het grootste aantal da gen in een volksgaarkeuken en de laatste dagen van de maand nergens. Ilij moest toch ergens eten, zult go zeggen. Ju, kijk, eten en eten is twee. Men is nu eenmaal gewoon, bij 't woord „eten" te denken aan eenj bezigheid, waarbij men minstens een bord en een lepel of vork tot zijn dienst heeft, en waarbij een portie warme spijs al langer hoe kleiner ge maakt wordt. Als men het zoo be schouwt, don „at" Slieman wèl op den 26sten en niet op den 30sten. Den 26sten toch ging hij kalm de dour van de „keuken" in de Pijlsteeg binnen; hij liep regelrecht naar het groote bord aan den wand, waarop het menu van den dag met krijt was aangegeven, en las het van boven tot onder, alsof hij met de meeste belang stelling naging of zijn lievelingsge recht er ook bij was. Dan ging hij, niet een gezicht, alsof hij diep in ge dachten was, op een van de lange ban ken aantafel zitten, en als het meisje, dat bediende, vroeg: „Wat blieft u, mijnheer? ze ihij met een blik, waar uit men moest opmaken, dat hij zeer verstrooid was, en op een toon, alsof hij wou te kennen geven, dat hij wel wat nemen zou, omdat hij daar nu eenmaal was, maar dat bij zijn ge moedsgesteldheid dat prozaïsche eten eigenlijk heelemaal niet te pas kwam O, ja! ja-... Geef mij maar half boonen en half spek. Het meisje bracht hem het verlang de met dezelfde kalmte, waarmee ze hem heel biefstuk met heel aardappe len en tuinboontjes gebracht zou heb ben. maar, al had hij dit geinregen, dan had Slieman er niet langer over kunnen doen, dan hij nu over zïin halve portie boonen met spek deed. Je kon het aan alles merken; mijnheer had zeker niet veel trek. Kalm schonk hij zich dnarna uit de karaf vóór hem een haJf glas water in. Dat dronk hij langzaam uit. Hij haalde zijn porte- monnnie uit den zak, zat er lang in te grabbelen met duim en vinger, en haalde er eindelijk het dubbeltje uit, zijn heele kapitaal, dat hij reeds, voordat hij in de Pijlsteeg was, voor een portic half boonen en half spek bestemd had. Hij betaalde hot meisje in het voor bijgaan. ging de deur uit. lachte in zichzelf om het idee, dat een arme vrouw vóór de zaak van Wijnand Fockiuk vlak naast de gaarkeuken, hem om een cent aansprak, en als hij in de Damstraat door iemand aange sproken was met de waag: „Heb je al gegeteu?" dan zou hij stellig en ze ker „ja!" geantwoord hebben. Op den 26sten van de maand at Slieman dus wel. Wat deed hij de volgende vier... ja, soms wel vijf da gen? Daarvoor had hij een krijgslist in den strijd om het beslaan bedacht. Hij verwoonde twaalf gulden per maand,, buiten vuur, licht en wasch; dat kwam op het boekje. Maar daar in schreef zijn kostjuffrouw ook de verschotten voor thee, koffie, brood, kaas en alles, wat hij verder mocht bestellen. Dat liep in een maand nog aardig op, maair 't baarde Slieman geen zorg, omdat hij het toch nooit behoefde te betalen, voordat de vijf- en-veertig gulden salaris binnen was. Wou hij worst bij het brood... de juf frouw zorgde er voor. Verkoos hij eie ren... de juffrouw kocht ze voor hem. Gemakkelijker kon het niet, en ziet! Dat gaf hem een idee. Hugo de Groot had een heelo boe kenkist noodig, om uit den brand te geraken, hij, Slieman, zou hetzelf de bereiken door middel van dat ééne kleine maandboekje van de juffrouw! En het was in don morgen van den 27sten van ik weet niet welke maand, dat Slieman zei: Juffrouw, als de eierboer komt, wilt u dan voor mij twintig eieren nemen? Goed, mijnheer. En wilt u ze dan hard koken en hier in de kast leggen? Goed, meneer. En neemt u dan 's morgens voor mij een half brood méér? Best, mijnheer. Eieren, dat was immers een krach tig voedsel? Kon hij 's middags niet volstaan met een half hrood en vijf eieren? Laat ze maar eten, met hun aardappelen en hun lawaaisaus, die lui, die en pension woonden! Eieren? Er was niet beter Hij wist wel, dat er ook menschen waren, die nog lie ver de kip zelf op hun boird zagen, dan harde eieren, maar een lekker bek was hij niet. Zoo kon men nog ereïs leven zonder geld. Maar. al ge voelde hij zich beter verzadigd na het gebruik va nzijn half broodje en zijn vijf harde eitjes, dan na het verorbe ren van een portie half boonen en half spek gegeten had Slieman, volgens het spraakgebruik, op een van die magere dagen niet. Men be weert. wel eens. dat, over de heele wereld gerekend, het totale bedrag der nuttelooze uitgaven dat der noo- dige verre overtreft. Slieman kon daarmee wel akkoord gaan, hoewel hij overtuigd was, dat zijn aandeel in de nuttelooze uitgaven niet bijzonder groot was, vooral niet in de maan den, dat hij een paar laarzen of een nieuw pak moest hebben, al kocht hij het laatste ook op afbetaling. Toch had hij één liefhebberij, die hem betrekkelijk veel kostte: hij rook te graag. 1-lij had genoeg artikelen in de dag bladen gelezen - van tegenstanders het rooken cn bij kon ook over voldoend flux do bouclie beschikken om er onder kennisseneen „boom" over op te zetten, waarom hij per sé nooit rookte vóór het middagmaal, en beslist nooit in een besloten ruim- maar'als hij zoo 's avonds den Amstel eens langs kuierde, of een Kalverslraatje ging maken o, dan kon hij zijn sigaartje zo> slecht rnis- Het behoefde geen dure te zijn. Buiten zou het zonc^e zijn, een fijne sigaar tc -rooken, en binnen maakte hij er „uit beginsel" geen gebruik van, dus... Hij wist een winkel, waar je voor een dubbeltje vier goede kreeg, en nog een doosje lucifers toe. Hij was altijd nogal opgeruimd, maar als hij zijn avoudsigaartje niet hud, dan het mis. Als hij dan een kruier zijn deur zoo smakelijk zag roo ken, dacht hij: „Waar haalt de kerel de centen vandaan!... Het was dan de 2Ge Maart. En Slieman zat op zijn kamer. En hij had geen cent meer. En ook geen sigaren. En het was Zaterdagavond, 't Begon al donker tc warden. Zijn ei tjes had hij al op en nu zou hij zoo graag gaan wandelen... met een si gaar in het hoofd. Geen kijk op! Eu voor den volgenden dag, een Zondag nota bene, zag het er ook dunnetjes uit. Hoo zou hij aan geld komen? Een gulden of een rijksdaalder aan de kostjuffrouw vragen? Neen! Dat had hij nog nooit gedaan en dat wou hij nu ook niet. Hij zou nog maar eens zoeken in zijn kleerenkast. In het begin van de maand stak hij nogal eens klein geld, dat hij terug ontving, met een onver schillig handgebaar, los in zijn zak. Dat stond zoo studentikoos! Daardoor vond hij eenige dagen later soms een dubbeltje of een kwartje in een hoek je van een vestzak. Dnt kon immers nu ook gebeuren? Wel had hij dat terrein twee dagen geleden al afgegraasd, maar je kon niet weten: er kon best iets tusschen Je voering zitten. Hij gezocht... muur mial Ilij had al les te gi^ed nagoplozen. Het laatste stuk, dat hij onderhan den nam, was een oude demi. Oele! Geen mensch thuis! Wacht! Een oude demi, die hij niet meer droeg. Die was ook geld waard- Een jaar tevoren had hij door een kruier wel eens een bezending afge dragen kleeren naar de verkooping in de Raamstraat laten brengen. Na aftrek van de percenten cn het krui- ersloon had hij toen nog vijf-en-twin tig stuivers schoon geld overgehou den. Hij had nog meer afgedankte kleedingstukken? Jawel, maar dat was nu immers toch niets waaird. Maandag laten brengen. Donderdag verkooping en een week daarna de afrekening. dan was het al diep in April. Neen! Dat was niets waard. Maar... daar ging hem een licht op! Wat had hij niet dikwijls op een bord boven een winkeldeur gelezen: ,In en verkoop van gedragen klee- ren." Zeker! En dan zijn demi! Maar, waar had hij dat" gelezen? Het kwam er niet op aan, al wist hij het nu niet. Hij zou wel zoo'n winkel nden. Hij rolt zijn jas zoo stijf mogelijk op, doet er een paar kranten om, toen een touw en vooruit, de trap af met zijn pakje. Het was intusschen zeven uur ge worden, dus volslagen docker. Eerst een paar straten in de buurt door, maar vergeefs! Geen bord gezien. Nu, dat was niet kwaad ook, want, al was buurt IJ TJ tamelijk groot, men mocht hem daar eens kennen en dat zou hij toch niet zoo heel pleizierig vinden. Vooruit, naar 't Leidsche plein en de Mnrnixstraat in. Daar, niet zoo heel ver meer van het Haarlemmer plein, ziet hij het gewenschte op schrift: „In- en verkoop van...", enz. Het was een laag winkeltje met eeu een in-trapje en donker, maar... boe donkerder hoe liever! Hij maakt de deu ropen: er gaat een schel over en hij staat voor de toonbank. In de kamer achter den winkel schreeuwen ecu stuk of wat kinderen, dat het een lieve lust is. Do schel wordt ten minste niet gehoord na een poosje wachten roept Slie man: Vollek! Geen gehoor. Nog eens, harder: Vollek!! Een oude juffrouw komt naar vo- :n sloffen. Goeien avond, mijnheer? Wat be lieft u? Juffrouw, ik heb hier een oude domi-saison. Wilt u die koopen? Koopen, mijnheer? Neen, dat doen we net. Verkoopen wel. Ik dacht... op uw uithangbord staat toch... Ja, mijnheer, dat kan wel, maar tegenwoordig zitten we zelf veel ta vol. Goeien avond! Hij de deur uit. Nu er van verkoo pen toch niets kwam, was hij blij, dat hij weer op straat stond. Wat nu? Bij een ander probeeren? Ilij had er niet veel lust in. Na eeu half uur sjouwen met zijn pakje had hij één gelegenheid gevonden en het was toch nog mis. Dat negotie-doen viel hem niet mee. Hij vond het ook wel een beetje... ja... beneden zijn stand kon hij niet zeggen, maar hij had zich toch heel onaangenaam ge voeld, toen hij, als heer gekleed, van dat oude mensch ten antwoord had go kregen: „Koopen doen we nieL Hij had zich het zaakje zoo voorgesteld: Jas uitpakken: Twee kwartjes, meer kan ik er niet voor geven. Goed' Twee kwartjes aanpak ken en weg. Maar nu het zoo geloopen was, ontzonk hem de moed en hij durfde het niet fcij een ander probeeren. Wat moest hij dan met die jas? Weer naar huis? Geen quaesiie van. Dan zou hij er maair liever een arm mensch blij mee maken. Dat was ge makkelijk, want in een stad als Am sterdam liepen toch genoeg ongeluk- kigen, die blij zouden zijn, als ze zijn demi mochten aantrekken. Zoo kwam hij op het Haarlemmer plein en op den Haarlemmerdijk. Daar liepen zooveel menschen. Al licht, dat er een... Maar, daar kwam hij ui de volle Zaterdagavonddirukte. De menschen waren aan het winke len en hij keek tevergeefs uit naar iemand van zijn gading. T Is vreemd, dacht hij. Nu kan ik geen enkel aim man vinden, en anders val je er over. Het is hier ook te druk. Ik kan toch in die volte niet iemand aanspreken, van wien ik denk, dat hij een jas noodig heeft. Als ik me in den persoon vergis, dan krijg ik een heel relletje. Neenl lk moet hl een stillere straat zijn. En hij sukkelde naar het Bickers- eiland. Nauwe straten, hoogo huizen, fabrieken, weinig voorbijgangers, maar bij die weinigen niemand, wien hij een jas durfde presenteeren. Stel jo voor, dat hij een werkman aan sprak, die pas zijn weekgeld gebeurd had! Misschien werd hij wel op een pak slaag onthaald! Hij kwam door straten en langs grachten, waar hij nog nooit geweest was, en zoo eernaam, dat hij op het laatst nog bang werk, dat hij aan gerand zou worden. Geld had hij wel

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 13