BIJBLAD VAN HAARLEMS DAGBLAD
17e Jivpif.
ZATBRDA.G 30 AFRIL 1910
No. 8236
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
f 1.20 PER 8 KAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 5Ö.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUM
ADVERTENT1ËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Rubriek voor Vrouwen
Voorjaarstoiletten. Toil-
leurcostuuins. Diverse
modellen. Overblouses.
Kraaggarnituren.
Zoodra de grillige Aprilmaand ten
einde zal zijn en bloeimaand baar
Intocht houdt, kunnen we verwach
ten, dat de élégante vrouw zich in
baar nieuwe toiletten zal vertoonen!
Nieuwe lailleur-costuums en moder
ne voorjaarshoeden, konden we in de
eerste dagen van April reeds hier en
daar opmerken, doch een koude N.-
Oostenwïnd deed ons weer tot de
bonten kleed ingstukken onze toe
vlucht nemen.
De mode voor het komend seizoen
geeft veel te denken, want aandach
tig beschouwd zou men zeggen weer
aan den vooravond van groote veran
deringen te staan. Het voortdurend
veranderen en rusteloos zoeken naar
een middel om de rokken, die lang
zamerhand wijder werden, weer nau
wer in te halen, doet vermoeden, dat
wederom nieuwe modellen te wach
ten staan. Ho© dit ook zij. voor het
©ogenblik moeten we ons bepalen tot
datgene wat is en ons niet verdiepen
in de dingen die komen zullen, want
ik heb het reeds vroeger gezegd: pro-
feteeren in modezaken is een gevaar-
Hik werk. De zuinige, practische
vrouw 7,n! er op uit zijn, in het aan
schaffen steeds de grootste voorzich
tigheid te betrachten, d. w. z. niet te
veel costuiuns gelijktijdig aanschaf
fen.
Het tailleur-costuum, dat zich al
sedert jaTen wist te handhaven,
treedt ook hu weer sterk op den
voorgrond; niet alleen als vóór- en
najaarstoilet, doch van spéciale stof
fen vervaardigd ook voor de warme
zomerdagen. Deze mededeeling, sluit
als vanzelf de geruststellende tijding
in, dat op de wandeling slechts voet-
vrije rokken gedragen zullen worden,
terwijl het terrein van den sleeprok
tot salon en concertzaal beperkt blijft.
De moderne smaak, die de vrouw
nanr het sportterrein voeTt, is hier
van grootendeels de aanleidende oor
zaak; en de moesten onzer zullen dit
van harte toejuichen, want niets is
vermoeiender en belemmert meer de
veerkracht in houding en gang, dan
het voortdurend meedragen van ee-
nige meters stof, waardoor men
slechts één hand te zijner beschik
king houdt
De nieuwe tailleurs dan, zijn zeer
streng van vorm en élégant door hun
eenvoud; alhoewel in de modellen
veel verscheidenheid valt op te mer
ken.
De mantels variecren in lengte tus-
echen kort en half-lang; men ziet
shawlbragen, kleine revers, staande
boorden met Russische sluiting
vondigev halsafwerking, als zonder
krnng of boord, doch met zijden biais
of siergalons, enz. enz.
Wat de rokken aangaat, treffen we
zoowel modellen met gladde heup-
stukken aan als plooien u:t de taille,
gladde banen afgewisseld met plooien
proepen en patte-versiering, verschil
lende tuniques, galon en biais-goir-
nearing. Als stoffen bezigt men: fijn
laken, cachemire, satijn-stoffen, ser
ge's en voor de zomermaanden tus-
sor, linnen en piqué.
De wit en zwarte ruitjes dreigen
algemeen te warden, daar de gelief
koosde sto fin zeer inferieure kwali
teiten gebracht wordt en dus binnen
liet bereik van iedereen valt. Toch
worden nog door eerste klas huizen
tadlieurcostuuius van leze stof ge
bracht, meestentijds gegarneerd met
zwart zijden kragen en trood of groen
zijden tres.
De linnen mantels worden eveneens
met zwart zijden kragen gegarneerd
en met overtrokken knoopen gesloten.
'feu opzichte van de witten konten
blouses kan ik de geruststellende me
dedeeling doeu, dat zij in het warme
jaargetijde weer veel gedragen zullen
worden, zij het dan ook met een
kleine wijziging. De tegenwoordige
mode duldt geeu scherpe contrasten
ton opzichte van kleuren, daarom kan
bij een groene, bruine of paarse japon
geen witte blouse gedragen worden,
zonder overblouse van gase de soie
in de kleur van den rok; hetgeen niet
alleen een buitengemeen fijnen in
druk teweeg brengt, doch teveu3 het
min of meer ongekleede karakter van
een blouse te niet doet.
Deze overblouses zijn hoogst een
voudig van maaksel. Ze warden aan
den hals rond uitgesneden, zoodot de
witte blouse aJa het ware het stuk
vormt, de korte mouwtjes kunnen
naar verkiezing worden aangesne
den; men sluit de blouse in den rug.
Meestal naait men in de lengte fijne
lingerie-plooitjes in, op geregelde af
standen van drie h vier c.M.
De linnen kraaggarnituren zijn
met de moderne halsafwerking tot
een behoefte van den dag geworden
en het is te vootrzien, dat in dit arti
kel binnenkort een zekere luxe zal
worden ten toon gespreid, die ons de
kostbare kanten kragen onzer groot
moeders in herinnering zal brengen.
MARIE VAN AMSTEL.
Het Rijke Natuurleven
ENKELE VOORJAARSPLANTEN.
Nu de tentoonstelling in Den Hout
bijna alle aandacht dar bloemen
vrienden vraagt, durf ik het haast
niet te wagen, een schetsje te geven
van enkele in 't wild bloeiende plan
ten.
En toch is het niet geheel overbo
dig.
Weet gij wel dat reeds meer dan
tien soorten van boom en zijn uitge
bloeid en dal de bloemen van Groot-
en KleinTInefblad bijna niet meer zijn
tc vinden?
Het gaat in de Lente alles zoo snel.
Het leven is zoo intens, zoo spontaan.
Iedere dag doet builen heel wat ver-
andaren en te gauw haast oni alles
goed waar te nemen, zijn bladeren
en bloemen tot volle ontwikkeling go-
komen.
Maar laat ons dan nu geen tijd ver
liezen met overpeinzen van wat ge
beurde. Het is buiten nog volop lente.
Om echter de overgang vnn de
mooie gekweekte tentoonstellings-ju-
weelen naar do eenvoudige wilde
weidekindeven niet te plotseling te
doen zijn willen wij eerst even een
kijkje nemen in den kleinen lusthof
aan de Oostzijde van het Kenaupark
Het bekende cwkelsegment daar is
weer veranderd in een fameuzen rui
ker, die den voorbijganger onwille
keurig een oogonbhk doel stilstaan.
Daar zijn prachtige tulpen en mooie
gele doroiiicums.
In hei midden tronen de reusach
tige, ouderwetscbe Keizerskronen.
Er was een tijd, dat deze planten
voor geen enkele boerenwoning ont
broken.
In de zestiende eeuw hier ingevoerd
werden deze Perzische wonderkinde
ren met vreugde door de kweekers
begroet. De cultuur was gemakkelijk
en weldra had de nieuweling zich in
geburgerd.
Ilij verhuisde echter uit de deftig©
tuinen naar de nederige boerenhof-
jes, waar hij zich nog tot op den hul
digen dag weet te handhaven al
brengt ook daar de zucht tot het
nieuwe al weer verandering in.
De mode echter die de kortgeknipte
boomstompen weer een eereplaats
doet innemen, schijnt ook een eind te
willen maken aan de vernedering der
keizerskronen en steeds meer ziet
men ze weer in de groote tuinen.
Nu, ze hebben dit op de geschoren
boomen voor, dat ze natuurlijk zijn
en al is hun houding dan wat stijf,
ze is toch oorspronkelijk.
Uit de groote bollen die in het na
jaar diep in den grond worden gezet,
ontwikkelt zich in 't voorjaar een
reusachtige bladrozet en deze ver
toont weldra in 't midden een stevi-
gen stengel. Deze is onbebladerd tot
aan den top waar hij eindigt in een
een groote bladerpluim. Dit alles is
echter grof, zwaar en weinig gra
cieus, maar de plant wordt mooi als
de bloemen zich hebben geopend.
Deze hangen in een kring onder den
bebladerden stengeltop en zijn met
de opening omlaag gekeerd.
I-Iun vorm Is gelijk aan dien der
tulpen en ook het innerlijk, de meel
draden en de stamper vertoont niet
de minste afwijking.
De bloembladeren echter hebben
bij de keizerskronen een eigenaardig
heid. Dicht bij den voet vertoont zij
een diepe holte en deze is zoo rijke
lijk met honig gevuld, dat deze bij
den minsten wind op den grond
druipt. Een Dorado voor hommels,
bijen en wespen zult gij zeggen en dat
is ook zoo. Bij tientallen tegelijk ko
men zij op de keizerlijke bloemen af
en doen zich te goed aan den heerlij
ken nectar. Deze kleine diertjes wor
den behalve door de opvallende groot
te der bloemen ook geleid door den
geur dien zij verspreiden.
De menschen gaan daar niet gauw
op af. Voor oms ruikt de plant, ja,
zelfs de bol beslist onaangenaam, om
geen krasser termen te gebruiken.
Wellicht is dit een reden geweest om
de plant uit de tuinen te weren.
Mocht gij tocli een keizerskroon in
den tuin willen hebben, dan raad ik u
aan, de bollen dadelijk in September
vrij diep in den grond te zotten en
dan na den bloei en het verwelken
der bladeren, den stengel tot den
grond toe af te snijden. Als gij den
bol dan rustig laat zitten, hebt gij
ieder jaar bloemen.
Maar nu naar de wilde voorjaars
kinderen.
Het bekende speenkruid niet moe-
gerekend zijn toch de vochtige weiden
bijna geheel geel gekleurd door den
rijk bloeienden Dotterbloem.
Al wat in dezen tijd op de weiden
en langs de slootkanten geel is ge
kleurd, wordt in de wandeling bo
terbloem genoemd en al behooren de
dotterbloemen tot dezelfde familie, er
is nog genoeg onderscheid waar te
De planten vallen vooral op door
de mooie groote bloembladeren.
Deze zijn glanzend geel en gelijken
op gouden schaaltjes, waarop de tal-
looze meeldraden zijn gegroepeerd.
De glimmende, niervormige blade
ren toon en wel aan, dat de plant een 1
vochtige standplaats heeft gekozen, I
want zij zijn in geen enkel opzicht in
staat de verdamping tegen te gaan.
De bodem voorziet ruimschoots in de
behoefte. Het is dan ook wel eigen-'
aardig, dat deze planten, die in een I
niet al te droog tuintje ook heel goed
willen groeien, hun karakter va.n
moerasplant al heel gauw verliezen
en door kortere stengels en kleinere
bladeren steeds meer op gewone tuin
planten gaan gelijken.
Op Naaldenveld bloeit in dezen tijd
een teer gekleurd, fijn gevormd
bloempje, de békende Primula.
De bloemen van deze plant zijn
niet zoo forsch en stevig als haar ge
kweekte zusjes maar in teerheid win
nen zij het ver.
Evenals deze hebben ook de wilde
primula's tweevormige bloemen.
De stijl n.l. is bij de eene bloem
lang en steekt dan boven de meeldra
den uit, bij de andere kort, terwijl
bovendien bij dezen vorm de meeldra
den nog hooger in de bloembuis zijn
ingeplant.
Hei belang hiervan voor de plant
zal u wel duidelijk zijn.
De bijen die op den honig afkomen,
nemen stuifmeel op van de hoogo
helmknopjes in de eene bloem en ge
ven dit af aan den stempel van de
andere.
Zoo heeft er bijna steeds kruisbe
stuiving plaats wat der vruchtvor
ming ten goede komt.
Tot slot raad ik u nog aan in de
zen tijd goed op iiet gezang dei' vo
gels te letten. Het is nu de mooiste
tijd ook, om den nachtegaal te hoo-
ren. Over enkele weken, ais er jongen
zijn, is het zingen grootendeels ge
ëindigd.
H. PEUSENS.
VRAGENBUS.
Den Heer L. te H. Uw eene stam
roos zou, daar zij in dezelfde omstan
digheden verkeert als de beide overi
ge rozen, ook evengoed moeten
groeien. Er moet dus een verborgen
oorzaak zijn. Is de bodem waar de
zieke plant staat ook wat steenach
tig, is er soms wat ingegraven? Be
kijk ook de blaadjes eens en ziet gij
daaraan niets, dan de oksels en de
koppen der jonge scheutjes. Daarin
zitten soms witte larveachtige dier
tjes waarvan de kweekers veel last
hebben, daar de bladeren dadelijk
verwelken cn de jonge scheuten ai-
sterven.
Ik heb juist wat kweekmaterianl
van den heer Van Cruyningeu ont
vangen. Zoodra ik den naam en de
levenswijze van het volwassen insect
weet, denk ik e?r een artikeltje over te
geven.
Is de plant nog niet tc vei' dun zou
u haai' een andere standplaats kun
nen geven wanneer de oorzaak niet
in de insectenwereld moet worden
H. PEUSENS.
De laatste dagen van de
maand.
Het liep tegen het eind van de
maand, en Slieman was zoo airm als
een kerkrat. Als bediende op een
groot kantoor in Amsterdam had hij
een fatsoenlijke betrekking, een veel
belovende betrekking, maar, met zoo
weinig dienstjaren ais hij had. kon
zijn salaris niet hooger zijn dan het
was, en van de vijf-en-veertig gulden,
die hem den lsten van elke maand
uitbetaald werd, zou hij wezenlijk
geen bokkesprongen maken.
IIcl was de 26ste Maart. Nog vijf
dagen dus- Het was een taaie, die
maand Maart!...
Hij bewoonde een kamer met alkoof
in de Nieuwe Buurt, waarvoor hij 12
gulden per maand betaalde. Vroeger
had hij en pension gewoond, maar
een kennis had hem voorgerekend,
dat zonder pension veel voordeeliger
en ook veel aardiger was. Als je eens
geen tfck had, dan at je niet, en het
kostte ook niets, en je kon altijd eten,
wat je wou. Ging je eens de stad uit,
dan at je buiten: 't kostte toch het
zelfde. Werd je bij je familie ten eten
gevraagd... maar neen. Dat kon Slie
man niet overkomen, omdat hij geen
familie in de stad had en in den
naasten omtrek ook niet.
Het gevolg was, dat hij den eersten
van do maand in de Poort van Cleef
nt, den eersten Zondag in de Kroon, i
de eerste week ergens op de Prins
Hendrikkade, het grootste aantal da
gen in een volksgaarkeuken en de
laatste dagen van de maand nergens.
Ilij moest toch ergens eten, zult
go zeggen. Ju, kijk, eten en eten is
twee. Men is nu eenmaal gewoon, bij
't woord „eten" te denken aan eenj
bezigheid, waarbij men minstens een
bord en een lepel of vork tot zijn
dienst heeft, en waarbij een portie
warme spijs al langer hoe kleiner ge
maakt wordt. Als men het zoo be
schouwt, don „at" Slieman wèl op
den 26sten en niet op den 30sten.
Den 26sten toch ging hij kalm de
dour van de „keuken" in de Pijlsteeg
binnen; hij liep regelrecht naar het
groote bord aan den wand, waarop
het menu van den dag met krijt was
aangegeven, en las het van boven tot
onder, alsof hij met de meeste belang
stelling naging of zijn lievelingsge
recht er ook bij was. Dan ging hij,
niet een gezicht, alsof hij diep in ge
dachten was, op een van de lange ban
ken aantafel zitten, en als het meisje,
dat bediende, vroeg: „Wat blieft u,
mijnheer? ze ihij met een blik, waar
uit men moest opmaken, dat hij zeer
verstrooid was, en op een toon, alsof
hij wou te kennen geven, dat hij wel
wat nemen zou, omdat hij daar nu
eenmaal was, maar dat bij zijn ge
moedsgesteldheid dat prozaïsche eten
eigenlijk heelemaal niet te pas kwam
O, ja! ja-... Geef mij maar half
boonen en half spek.
Het meisje bracht hem het verlang
de met dezelfde kalmte, waarmee ze
hem heel biefstuk met heel aardappe
len en tuinboontjes gebracht zou heb
ben. maar, al had hij dit geinregen,
dan had Slieman er niet langer over
kunnen doen, dan hij nu over zïin
halve portie boonen met spek deed. Je
kon het aan alles merken; mijnheer
had zeker niet veel trek. Kalm schonk
hij zich dnarna uit de karaf vóór hem
een haJf glas water in. Dat dronk hij
langzaam uit. Hij haalde zijn porte-
monnnie uit den zak, zat er lang in
te grabbelen met duim en vinger, en
haalde er eindelijk het dubbeltje uit,
zijn heele kapitaal, dat hij reeds,
voordat hij in de Pijlsteeg was, voor
een portic half boonen en half spek
bestemd had.
Hij betaalde hot meisje in het voor
bijgaan. ging de deur uit. lachte in
zichzelf om het idee, dat een arme
vrouw vóór de zaak van Wijnand
Fockiuk vlak naast de gaarkeuken,
hem om een cent aansprak, en als hij
in de Damstraat door iemand aange
sproken was met de waag: „Heb je
al gegeteu?" dan zou hij stellig en ze
ker „ja!" geantwoord hebben.
Op den 26sten van de maand at
Slieman dus wel. Wat deed hij de
volgende vier... ja, soms wel vijf da
gen? Daarvoor had hij een krijgslist
in den strijd om het beslaan bedacht.
Hij verwoonde twaalf gulden per
maand,, buiten vuur, licht en wasch;
dat kwam op het boekje. Maar daar
in schreef zijn kostjuffrouw ook de
verschotten voor thee, koffie, brood,
kaas en alles, wat hij verder mocht
bestellen. Dat liep in een maand nog
aardig op, maair 't baarde Slieman
geen zorg, omdat hij het toch nooit
behoefde te betalen, voordat de vijf-
en-veertig gulden salaris binnen was.
Wou hij worst bij het brood... de juf
frouw zorgde er voor. Verkoos hij eie
ren... de juffrouw kocht ze voor hem.
Gemakkelijker kon het niet, en ziet!
Dat gaf hem een idee.
Hugo de Groot had een heelo boe
kenkist noodig, om uit den brand te
geraken, hij, Slieman, zou hetzelf
de bereiken door middel van dat ééne
kleine maandboekje van de juffrouw!
En het was in don morgen van
den 27sten van ik weet niet welke
maand, dat Slieman zei:
Juffrouw, als de eierboer komt,
wilt u dan voor mij twintig eieren
nemen?
Goed, mijnheer.
En wilt u ze dan hard koken en
hier in de kast leggen?
Goed, meneer.
En neemt u dan 's morgens voor
mij een half brood méér?
Best, mijnheer.
Eieren, dat was immers een krach
tig voedsel? Kon hij 's middags niet
volstaan met een half hrood en vijf
eieren? Laat ze maar eten, met hun
aardappelen en hun lawaaisaus, die
lui, die en pension woonden! Eieren?
Er was niet beter Hij wist wel, dat
er ook menschen waren, die nog lie
ver de kip zelf op hun boird zagen,
dan harde eieren, maar een lekker
bek was hij niet. Zoo kon men nog
ereïs leven zonder geld. Maar. al ge
voelde hij zich beter verzadigd na het
gebruik va nzijn half broodje en zijn
vijf harde eitjes, dan na het verorbe
ren van een portie half boonen en
half spek gegeten had Slieman,
volgens het spraakgebruik, op een
van die magere dagen niet. Men be
weert. wel eens. dat, over de heele
wereld gerekend, het totale bedrag
der nuttelooze uitgaven dat der noo-
dige verre overtreft. Slieman kon
daarmee wel akkoord gaan, hoewel
hij overtuigd was, dat zijn aandeel in
de nuttelooze uitgaven niet bijzonder
groot was, vooral niet in de maan
den, dat hij een paar laarzen of een
nieuw pak moest hebben, al kocht hij
het laatste ook op afbetaling.
Toch had hij één liefhebberij, die
hem betrekkelijk veel kostte: hij rook
te graag.
1-lij had genoeg artikelen in de dag
bladen gelezen - van tegenstanders
het rooken cn bij kon ook over
voldoend flux do bouclie beschikken
om er onder kennisseneen „boom"
over op te zetten, waarom hij per sé
nooit rookte vóór het middagmaal,
en beslist nooit in een besloten ruim-
maar'als hij zoo 's avonds den
Amstel eens langs kuierde, of een
Kalverslraatje ging maken o, dan
kon hij zijn sigaartje zo> slecht rnis-
Het behoefde geen dure te zijn.
Buiten zou het zonc^e zijn, een fijne
sigaar tc -rooken, en binnen maakte
hij er „uit beginsel" geen gebruik
van, dus...
Hij wist een winkel, waar je voor
een dubbeltje vier goede kreeg, en
nog een doosje lucifers toe. Hij was
altijd nogal opgeruimd, maar als hij
zijn avoudsigaartje niet hud, dan
het mis. Als hij dan een kruier
zijn deur zoo smakelijk zag roo
ken, dacht hij: „Waar haalt de kerel
de centen vandaan!...
Het was dan de 2Ge Maart.
En Slieman zat op zijn kamer. En
hij had geen cent meer. En ook geen
sigaren. En het was Zaterdagavond,
't Begon al donker tc warden. Zijn ei
tjes had hij al op en nu zou hij zoo
graag gaan wandelen... met een si
gaar in het hoofd.
Geen kijk op!
Eu voor den volgenden dag, een
Zondag nota bene, zag het er ook
dunnetjes uit.
Hoo zou hij aan geld komen?
Een gulden of een rijksdaalder aan
de kostjuffrouw vragen? Neen!
Dat had hij nog nooit gedaan en dat
wou hij nu ook niet.
Hij zou nog maar eens zoeken in
zijn kleerenkast. In het begin van de
maand stak hij nogal eens klein geld,
dat hij terug ontving, met een onver
schillig handgebaar, los in zijn zak.
Dat stond zoo studentikoos! Daardoor
vond hij eenige dagen later soms een
dubbeltje of een kwartje in een hoek
je van een vestzak.
Dnt kon immers nu ook gebeuren?
Wel had hij dat terrein twee dagen
geleden al afgegraasd, maar je kon
niet weten: er kon best iets tusschen
Je voering zitten.
Hij gezocht... muur mial Ilij had al
les te gi^ed nagoplozen.
Het laatste stuk, dat hij onderhan
den nam, was een oude demi. Oele!
Geen mensch thuis!
Wacht! Een oude demi, die hij niet
meer droeg. Die was ook geld waard-
Een jaar tevoren had hij door een
kruier wel eens een bezending afge
dragen kleeren naar de verkooping
in de Raamstraat laten brengen. Na
aftrek van de percenten cn het krui-
ersloon had hij toen nog vijf-en-twin
tig stuivers schoon geld overgehou
den. Hij had nog meer afgedankte
kleedingstukken? Jawel, maar dat
was nu immers toch niets waaird.
Maandag laten brengen. Donderdag
verkooping en een week daarna de
afrekening. dan was het al diep in
April. Neen! Dat was niets waard.
Maar... daar ging hem een licht op!
Wat had hij niet dikwijls op een
bord boven een winkeldeur gelezen:
,In en verkoop van gedragen klee-
ren." Zeker! En dan zijn demi! Maar,
waar had hij dat" gelezen? Het
kwam er niet op aan, al wist hij het
nu niet. Hij zou wel zoo'n winkel
nden.
Hij rolt zijn jas zoo stijf mogelijk
op, doet er een paar kranten om,
toen een touw en vooruit, de trap af
met zijn pakje.
Het was intusschen zeven uur ge
worden, dus volslagen docker. Eerst
een paar straten in de buurt door,
maar vergeefs! Geen bord gezien. Nu,
dat was niet kwaad ook, want, al was
buurt IJ TJ tamelijk groot, men mocht
hem daar eens kennen en dat zou hij
toch niet zoo heel pleizierig vinden.
Vooruit, naar 't Leidsche plein en
de Mnrnixstraat in. Daar, niet zoo
heel ver meer van het Haarlemmer
plein, ziet hij het gewenschte op
schrift: „In- en verkoop van...", enz.
Het was een laag winkeltje met eeu
een in-trapje en donker, maar... boe
donkerder hoe liever!
Hij maakt de deu ropen: er gaat
een schel over en hij staat voor de
toonbank. In de kamer achter den
winkel schreeuwen ecu stuk of wat
kinderen, dat het een lieve lust is. Do
schel wordt ten minste niet gehoord
na een poosje wachten roept Slie
man: Vollek!
Geen gehoor.
Nog eens, harder: Vollek!!
Een oude juffrouw komt naar vo-
:n sloffen.
Goeien avond, mijnheer? Wat be
lieft u?
Juffrouw, ik heb hier een oude
domi-saison. Wilt u die koopen?
Koopen, mijnheer? Neen, dat
doen we net. Verkoopen wel.
Ik dacht... op uw uithangbord
staat toch...
Ja, mijnheer, dat kan wel, maar
tegenwoordig zitten we zelf veel ta
vol.
Goeien avond!
Hij de deur uit. Nu er van verkoo
pen toch niets kwam, was hij blij,
dat hij weer op straat stond.
Wat nu? Bij een ander probeeren?
Ilij had er niet veel lust in. Na eeu
half uur sjouwen met zijn pakje had
hij één gelegenheid gevonden en het
was toch nog mis. Dat negotie-doen
viel hem niet mee. Hij vond het ook
wel een beetje... ja... beneden zijn
stand kon hij niet zeggen, maar hij
had zich toch heel onaangenaam ge
voeld, toen hij, als heer gekleed, van
dat oude mensch ten antwoord had go
kregen: „Koopen doen we nieL Hij
had zich het zaakje zoo voorgesteld:
Jas uitpakken: Twee kwartjes,
meer kan ik er niet voor geven.
Goed' Twee kwartjes aanpak
ken en weg.
Maar nu het zoo geloopen was,
ontzonk hem de moed en hij durfde
het niet fcij een ander probeeren.
Wat moest hij dan met die jas?
Weer naar huis? Geen quaesiie van.
Dan zou hij er maair liever een arm
mensch blij mee maken. Dat was ge
makkelijk, want in een stad als Am
sterdam liepen toch genoeg ongeluk-
kigen, die blij zouden zijn, als ze zijn
demi mochten aantrekken.
Zoo kwam hij op het Haarlemmer
plein en op den Haarlemmerdijk.
Daar liepen zooveel menschen. Al
licht, dat er een... Maar, daar kwam
hij ui de volle Zaterdagavonddirukte.
De menschen waren aan het winke
len en hij keek tevergeefs uit naar
iemand van zijn gading.
T Is vreemd, dacht hij. Nu kan
ik geen enkel aim man vinden, en
anders val je er over. Het is hier ook
te druk. Ik kan toch in die volte niet
iemand aanspreken, van wien ik
denk, dat hij een jas noodig heeft.
Als ik me in den persoon vergis, dan
krijg ik een heel relletje. Neenl lk
moet hl een stillere straat zijn.
En hij sukkelde naar het Bickers-
eiland. Nauwe straten, hoogo huizen,
fabrieken, weinig voorbijgangers,
maar bij die weinigen niemand, wien
hij een jas durfde presenteeren. Stel
jo voor, dat hij een werkman aan
sprak, die pas zijn weekgeld gebeurd
had! Misschien werd hij wel op een
pak slaag onthaald!
Hij kwam door straten en langs
grachten, waar hij nog nooit geweest
was, en zoo eernaam, dat hij op het
laatst nog bang werk, dat hij aan
gerand zou worden. Geld had hij wel