r'.
ft
ft
ft
ft
ft
ft
gekeken mot zijn groote, zwarte oo
gen, doch was toen voortgegaan mot
zijn arbcia.
Een schommel, zwaar, middelma
tig van grootte, slofte eensklaps
naast mij.
Mehcer!
Ik lichtte mijn voet op.
Wil u dat gerepareerd hebben?
Zij wendde zich tot den man met
de zwarte oogen:
Jén, ken je dat er nog tusschen
door doen vóór twaalf. Ja, ziet u, me
hcer, zei de juffrouw, blijkbaar de
vrouw van den schoenmaker, dat
paar rnót nog klaar vóór den middag.
Het is voor een vasten klant
De schoenmaker bekeek mijn laars,
Irok haar zwijgend uit.
Ilij knikte.
Ga u toch even zitte, meheer,
si)rak de juffrouw.
En zo begon te vertellen, dat het
toch zoo'n allemachtig mooie herfst
dit jaar was, dat de zon net scheen
alsof bet Juli was, dat 'r bloempotten
veel water moesten hebben, dat
voel zweette, van wege V dikkigheid,
dat zo veel dorst had en veel te veel
dronk, maar „wat mot jo anders
doen, meheer, je kèn toch niet zoo
droog blijven in je keel." Zij ten min
ste moest dlrinken en daarom wou
zo dat voor haar part de zon...
0, hel ia al klaarl riep ze.
Do man reikte me mijn bottine over.
Ik betaalde wat men mij vroeg en
keek nog even naar den man, den
grooton, forse hen man met de bloote
armen, druk kloppend en schavend,
alsof iemand met een zweep achter
hom stond om er spoed in te houden.
Ten half twee ging ik, na mijn
boodschap venricht te hebben, dicht
bij de straat van den schoenmaker,
in het Vondelpark, vlak in de buurt,
op een bank zitten soezen achter
Handelsblad", Een vrouwtje met 'n
gezichtje als 'n overwinterde appel
kwam naast me zitten, rechts.
Zoo zaten wij een tien minuten met
ons beidjes, toen nog iemand op de
bank links van me plaats nam.
Do bank kreeg een schok door de
nieuwe vracht.
Ik zat met mijn rug naar bet wouw
tje en verscholen achter de geheel
open geslagen courant.
Ik wilde de vierde bladzijde inkij
ken, vouwde de krant.
Ik deinsde achteruit.
Dat was de tweede maal!
Met een zucht zei de man:
Ik zie dat u me heeft herkend
meneer, ik zal er dan ook ma air
geon doekjes om winden. Ik ben de
man, mot wien u in Brussel gedineerd
hebt.
Hij was nog juist eender zooals ik
hem in den schoenwinkel gezien had,
bloote armen, in vest doch zonder
schootsvel en een pet op
Ik kom hier iederen middag, na
mijn diner, als het goed weer is, mijn
krantje lezen.
Hij zei dit met de gemeenzaamheid
van oen oud-bekende en hij ontvouw
de een ochtendblad.
Ik had nog niets gezegd. Nog
scheen mijn tong verstijfd van de eer-
cte ontmoeting.
Hij bukte zich, keek langs mijn
borst heen rechts naar het rimpelige
vrouwtje. Dit, als was het een ver
maning geweest om op te staan, ging
werkelijk van de bank, het wandel
pad op.
Ja, meneer, zei hij en hij
vouwde zijn courant geheel dicht en
hield ze een oogenblik tusschen de
vingers, lei ze toen op de bank naast
zich er zijn rare onbegrijpelijke
dingen in de wereld... voor anderen.
Maar tout savoir e'est tout pardon-
ner.
Toen ik hem weer in het fransch
hoorde, verdween het laatste zweem
pje van twijfel, bij dit onbegrijpelijk
wederzien nog gerezen. Hij was het!
Alsof hij zijn rol van baron Lou-
voir eensklaps opnam, vervolgde hij,
bijna uit de hoogte:
Ik ben niet altijd geweest wat
ik vandaag ben dat begrijpt u wel.
Dus rijk? denkt u. Rijk in mijn
jeugd, een verpatste jeugd en daarna
dc armoede, de arbeid of de ellende?
Heelomaal niet! Mijn vader was
schoenmaker, evenals ik nu. Doch ik
was vroeg van huis; och, zooals de
jongens soms zijn: geen pleizier in
vaders vak, dat ze móeten leeren, Ik
kwam in een groot hotel hier te Am
sterdam terecht; dadelijk als kellner,
want. ik was al vroeg groot en forsch
sn hoerachtig. De Belgische baron D.,
die me daar zag u permitteert me
dat ik n zijn naam verzwijg bood
me een dienst bij hem aan. Ik accep
teerde. In het voorjaar eD *s zomers
ïcisde hij of was hij op zijn kasteel,
bij Diest. 's Winters bleef hij in Brus
sel. Mijn meester, een weduwnaar,
ontving veel en ging veel uit; de
meest chique lui zag men in zijn sa
lons, zelfs de Graaf van Vlaanderen.
Als hij uitreed moest ik steeds mee
en op liet eind bleek ik voor hem zóó
bruikbaar, dal hij veel aan mij toe
vertrouwde. Ik was ijverig en weet
gierig en bovendien leerde ik makke
lijk een taal als kellner krijg je
daar gauw het flair van van wat
ik las en van wat ik hoorde in die
kringen, maakte ik zoo'n goed ge
bruik dat mijnheer met mij over alles
kon praten, als we op reis wareu, en
wat hem beviel, geloof ik, was, dat
ik bescheiden bleef en kon zwijgen
nis oen mof. Ik word in zijn huis oen
soort major domus.
Hij stierf eensklaps en zijn erfgena
men verkochten het kasteel bij Diest.,
het hotel te Brussel en wij waren al
len zonder betrekking. Doch hij had
ons, bedienden, allen wat vermaakt,
'mij 5000 francs.
Ik had een meisje hier, te Amster
dam, toen mooi, poezelig, beetje tou-
nelje-rond, keukenmeid bij een der
nabobs van do Bocht. Zij had óók een
spaarpot2000 gulden en met die 9000
francs samen zijn we toen zaakjes be
gonnen, die helaas zóó tegenliepen,
dat ik eindelijk dienen wilde ik
niet meer iiet oude ambacht (wat
een geluk, dat m'u vader met slaag
me dat vak nog had geleerd) opnam.
Ziedaar mijn historie. Wij hebben drie
kinderen twee er van, stevig en
flink als ik zelf, verdienen al den
kosthet derde, een nakomertje, het
liefste van allen, sukkelt.
Ik keek hem vragend aan. Ik wilde
spreken, doch hij voorkwam mijn
vraag
Brussel niet waar? Onze ontmoe
ting 1 Ziet u eens meneer, ik heb
v/einig geld, wel iets, maar l
schatten. Ik heb een goed. maar klein
zaakje en van wat ik overleg ja ik
leg óver moet een gedeelte e.- aan
gelooven.'Och, laat ik het u maar di
rect zeggen mijn jeugd heeft me wat
bedorven, mijn goed leven, mijn vor
stelijk leven bij baron D. want wij
bedienden aten er als prinsen en daar
wij trouw en eerlijk waren keek de
baron niet nauw maar vooral hei
zieu van jongs af van steeds weelde
en nog eens weelde, te Brussel, te
Parijs, te Londen, te Rome, te Men-
tone, to Algiers, overal waar ik met
mijn meester ben geweest, dat heeft
mij, ronduit bekend, steeds doen ha
ken, doen reikhalzen, doen smachten
om ook zóó te zijn als hij. Maar ik
ben een eerlijk man 1 Als ik gewild
had O, la ia 1 Dat leor je wel in het
buitenland als je er maar een gewe
ten hebt zuo ruim als hier het park.
Maar niets daarvan, weet je, en mijn
vrouw evenmin. Zij en ik hebben ge
werkt, gezwoegd en gespaardge
spaard uit mijn mond, bier, sigaren,
alles, alles om je kunt het gek vin
den of niet om mijn leven van vroe
ger, ai is het maar ééns in het jaar
te kunnen leven. En niet als slippen-
drager van den een of ander. Maar
als hij als hij, al is het maar
ééns in het jaar drie, vier, vijf da
gen en grand seigneur
Glimlachend besloot hij
Als ze me een titel op den koop
toe geven, als ik die paar dagen goud
laat zien dat zit, geloof ik, in m'n
uiterlijk. Ik was een en al verbazing
over zijn relaas, doch de nieuwsgie
righeid gaf me de spraak terug.
En je vrouw, vindt die dat goed
Toen begon hij over zijn „goede"
vrouw uil te weiden, een vrouw, die
hem aanbad, die Zondags met hem,
trolsch op zijn martiale figuur van
hoofdofficier der kavalerie, door Am
sterdam wandelde, met hem, aan
zijn arm hangend, zonder ooit te
morren ..wandelbier dronk" en die er
gelukkig in was, dat hij, ten minste
eens in *t jaar, na een vol jaar hard
werken, dievacantie kón nemen, die
metamorphose kón doen, die hem op
kikkerde, dat piekfijne uitstapje
kón maken, waarop hij een heel jaar
teerde, hopend op de volgende gran
diose uitgangsdagen. En dan sprak
hij glimlachend de vrouw zijn als
do kindereneen vrouwenhand is
gauw gevuld. Den dag, dat ik in het
hotel van u wegreed, kocht ik haar
een parasol van twaalf francs, vuur
rood, als de vlam....
Plotseling onderbrak hij zichzelf en
riep uit
Wat is er nou aan de hand 1
Daar is ze 1
Puffend door het hard loopen hijgr
do de vrouw er uit
Jèn, kom gauw, gauw. Fritsie
doet zoo raar. Nou zèl 't toch nog de
roodvonk wezen I
De schoenmaker sprong overeind,
nam zijn ochtendblad op, stak het
tusschen zijn vest, groette met een
bliksemende beweging van zjjn bloo-
ten arm, een tik aan zijn pet, en liep,
zoo hard hij kon, zijn vrouw vooruit,
naar huis.
G. v. d. WALD.
De kleine zangeres.
Het was vinnig koud en een grau
we mist hing in de straten. Men kroop
in de huizen dicht bij het haardvuur
en dacht met een huivering aan de
ongelukkige menschen-kinderen, die
niets hadden om zich tegen de wreede
strengheid van den winter te beschut
ten.
Ik hoor mama aan de voordeur!
riep een kinderstem.
Een meisje veriiet het venster, van
waar zij sinds lang de straat had in-
getuurd, en huppelde de kamer uit.
Een oogenblik later trad mevrouw
Dawney binnen. liet was een jonge,
slanke vrouwhare bleekheid ver
hoogde nog haar voornaam voorko
men. Het kind- sprong haar vroolijk
tegemoet.
Lieveling zei de moeder, terwijl
zij het meisje omhelsde.
Haar mantel was natde veer van
haar hoed was door den wind en den
mist geboden; moede liet zij zich neer
allen in den stoel, dien haar doch
tertje Frida haar had toegeschoven.
Aanstonds maakten twee kleine, vlug
ge handjes de door het water zwaar
geworden paletot los en trokken de
speld uit den hoed. De hoed werd, na
voor den haard te zijn uitgeschud,
iets verder op een standerd neerge
legd
Mevrouw Dawney bewaarde echter
het stilzwijgen. Ilaar gelaat met zijn
fijne, regelmatige trekken bleef ern
stig, haar voorhoofd peinzend.
Instinctmatig zweeg ook de kleine
Frida. Plotseling klonk de huisbel in
do vestibule.
Ga even voor papa open maken,
zei de moeder.
Maar het kind was ai naar bene
den gesneld. Haar vader kwam bin
nen. Ook op zijn gelaat lag een uit
drukking van zorg en vrees.
Niet geslaagd vroeg hij.
Neen, was het antwoord, dat
met zachte stem werd uitgesproken.
Deze stem, die een merkwaardige
helderheid en klankrijkheid had, de-
zo stem, die men vroeger vergeleken
had met die van den nachtegaal,
klonk thans gelaten, doch men be
speurde er tegelijk wanhoop in.
Ik bon te oud, ging mevrouw
Dawney verder. De generaties ver
nieuwen rondom ons, de smaken ver
anderen, men wordt lastigmen was
thans onverbiddelijk. Mijn stem i9
niet meer zooals zij was. Mijn tijd is
voorbij. Iir ia moed voor noodig
dit te erkennen.
O, vroeger I Nooit had Olivia Daw
ney, de gevierde en geliefde zangeres,
om een engagement behoeven te vra
gen. Inlogc-ndeel, zij kon nauwelijks
aan de helft der haar gedane aanbie
dingen voldoon.
Mijnheer Dawney vroeg niet verder.
Hij wist te goed, dat zijn vrouw ge
lijk had. Het publiek is grillig. Eeni-
ge jongelieden, eenige nietswaardige
snobs gaven den toon aan en veran
derden de smaken en de gewoonten.
Maar jij vroeg mevrouw Daw
ney, na eenige oogenblikken v
stilte.
Hij schudde bet hoofd.
Er is niets voor mij meer in de
stad te doen, zeide bij op somberen
toon. Ik kan geen geld krijgen. Ik heb
rergcefs getracht....
Ge hadt me toch zooveel hoop ge
geven
Denkt ge dan, dat ik zelf niet
ben teleurgesteld? Ik wilde je omrin
gen met alles wat de rijkdom aan
weelde en genot kan schenken. En ik
kan je niets geven.
Frida had alles gohoord en met
oogjes vol tranen keek ze om beurten
haar vader en haar moeder aan. Zij
sloeg den arm om den hals barer
moeder en zeide
Mama, kan ik niet voor u zin
gen Luister
Het kind zong een liedje, dat heur
moeder haar geleerd had. Haar klein
stemmetje liad eene helderheid en
een zoetheid als een vogelenstem.
Verrukt koek de jonge moeder Frida
aan. Haar kind had héar stem I
Jo bent nog te jong, lieveling, zei
zo, de blonde krollen van het meisje
streelende.
Maar het kind had voor een oogen
blik de smart verdreven. Een glimlach
had geschitterd in de oogen harer
ouders.
Er liggen in de vestibule twee
of drie brieven aan jou adres, zei
Dawney. Haal ze eens even, Frida.
Het kind bracht een envelop mede,
waarin drukwerken zaten, en een an
dere, die een geschreven brief bevat
te. Terwijl zij deze las, kleurde zich
Olivia's wangen.
Zie eens, wat de menschen zich
verbeelden, Richard Edward Mon-
ning opent een nieuwen schouwburg,
dien hij de kinder-opera zal noemen.
Hij zal openen met een nieuwe ope
rette, die uitsluitend door kinderen
zal worden uitgevoerd. Hij doet mij
schitterende aanbiedingen voor de
medewerking van Frida, die hij hier
bij zijn jongste bezoek hoorde zingen-
Er hcerschtc een diepe stilte. De
jonge vrouw leunde tegen den rug
van den fauteuil. Richard keek doel
loos de kamer rond.
Neen, zei hij, na eenige oogen
blikken to hebben nagedachtdat is
onmogelijk. Een kind van haar leef
tijd
Met bevende hand nam hij den
brief aan, die de oplossing bevatte
van hunne tegenwoordige ellende.
Het hartje van Frida klopte onstui
mig. Zij zou dus die ellende kunnen
verbannen, als haar vader wilde!
Liefkozende nam ze hem bij de
hand.
—Laat mij zingen, vader smeekte
„De sneeuwvlok in het dal der
bloemen", zei de moeder. Dat zoudt
gij zijn, de Sneeuwvlok.
Hare hand gloed langzaam over do
rijke krullen van het kind.
En het is too heerlijk te zingon.
Kort daarna ging Frida naar bo
ven, naar haar slaapkamer. Hare
ouders, alleen gebleven, durfden el
kander nauwelijks aanzien. Beiden
schaamden zich over de gedachte de
aanbieding van Edward Monning
aan te nemen. Maar was het dan niet
het kind veroordeelen tot groote ont
beringen, als men deze aanbieding ai-
sloeg
Den vol-enden dag besloten zij,
hoewel met bloedend hart, bevesti
gend op den brief te antwoorden.
Frida verborg de vrees, dien zij had
om voor het voetlicht te verschijnen
zij studeerde haar rol moedig in, on
der de leiding harer ouders, die wan
hopig al haar pogingen gadesloegen.
De vader van Richard had zijn
zoon nimmer vergeven, dat hij eene
zangeres had getrouwd. Niet alleen
had hij steeds geweigerd een bezoek
te brengen aan het jonge echtpaar,
doch hardnekkig elke verzoening wei
gerende, had hij hun nimmer geschre-
-en, niet eens zelfs toen Richard hem
'ol ontroering en hoop de geboorte
van Frida had meegedeeld.
De trotscho grijsaard leidde een
eenzaam leven op zijn buitengoed en
trachtte te vergeten, dat hij vader
was en grootvader. Doch toen hij In
de couranten las, dat Miss Frida
Dawney haar debuut zou maken in
een kinderoperette, herleefde al zijn
toorn en hij schreef aan zijn zoon een
brief met de hevigste verwijten.
Richard ontving dezen brief tijdens
zijn onthiit. Elk woord trof hem als
een zweepsllg. Het papier aan Olivia
o verrol kende, stond hij zonder een
woord te zeggen, op, trok zijn jas aan
en zette den hoed op.
Ik wil nog eens trachten eene
betrekking te vinden zei hij meteen
bitteren glimlach. Wat dien brief be
treft, ik zal er vanavond over naden
ken.
Frida bemerkte spoedig bij hare
moeder dit nieuwe verdriet Olivia
was waarlijk terneergeslagen en op
gewonden het minste geluid ver
schrikte haar. Zij kon niet deze
woorden vergoten, die zij in den brief
gelezen had: „Ik zal u persoonlijk
komen zeggen, u en uwe vrouw, wat
ik denk van uw manier van hande
len 1
Zou deze harde, trotsche man niet
komen tijdens de afwezigheid van Ri
chard Deze mogelijkheid deed haar
beven. Zij dacht er den geheelen dag
over, zoodat zij niet verbaasd was,
toen tegen de schemering de meid
haar kwam zeggen, dat een bezoeker
zich liet aandienen. Zonder ontroe
ring las zij zijn naam op het kaartje.
Hoe ziet hij er uit vroeg zij.
Het is een. zeer oude heer, me
vrouw hij heeft witte haren.
De jonge vrouw kon geen besluit
nomen plotseling viel haar blik. op
Frida.
Lieveling, zeide ze, gevolg geven
de aan een plotselinge ingeving, een
mijnheer wacht beneden in de kamer.
Ga jij ©ons naar hem too en zeg hem,
dat mama hoofdpijn heeft, maar dat
jij graag een kopjo thee voor hem wilt
gereed maken. Daar hij papa sinds
lange jaren kent, moet ge tegen hem
zeer vriendelijk zijn.
Een oogenblik later duwde Frida
zachtkens de deur van den kleinen
salon open en keek belangstellend
naar den grooten grijsaard, die bij
het venster stond. De najaarszon
speelde ir. Lare schoone blonde ha-
rei,. Met een vroolijk gelaat, dooreen
giim'ach verhelderd, trad zij op den
onbekende toe.
De grijsaard maakte een beweging,
die van verrassing getuigde. Hij had
wel verwacht een lief meisje te vin
den, maar de schoonheid en de regel
matigheid van bet gelaat van Frida
zoowel als de levendigheid en de in
telligentie liarer groote oogen brach
ten hem in de war. Het kind had bo
vendien zulke natuurlijke, zulke nai
ve, zulke onschuldige manieren, dat
dc bezoeker er door ontwapend wer<L
Zonder verlegenheid zei zo hem,
wut Olivia haar had opgedragen.
Daarna schoof zij een stoel naar vo
ren en de grijsaard nam plaats, er
zeker van zijnde, dat Frida niet wist,
dat zij tot haar grootvader sprak.
Zij vloida zich tegen zijn knie, ter
wijl zij vei.rouwelijk met hem bleef
praten. De meest verschillende gevoe
lens kwamen in het hart van Ri
chard's vader met elkaar in botsing.
Zeker, zijne wenkbrauwen waren nog
gefronst, doch de harde trok om zijn
lippen was langzamerhand verdwe
nen.
Jij wilt dus in de operette spelen,
vroeg hij. Jo moet ongetwijfeld e~~
bloem of een vlinder voorstellen
Neen, ik ben de sneeuwvlok, ant
woordde hij, met bevalligen ernst.
Juist. Nu herinner ik het me.
Maar heb je daar nu zoo'n plezier in?
Do toon van zijn stem was nog koeL
Doch met de vertrouwelijkheid van
een kind, dat nooit iets anders had
gekend don goedheid en zachtheid,
legde zij hare hand op den arm van
den grijsaard en zeide, met een
viuchtïgen blik naar de deur
Ik durf het u wel zeggen, mijn
heer, omdat u een oude vriend van
papa zijt, zooals mama mij gezegd
heeft. Ik had grooten schrik,
toen mijnheer Monning had gevraagd
of ik in deze operette mocht spelen.
Maar ik heb er niets van tegen papa
of mama gezegd, omdat ik hen wilde
helpen. U ook, mijnheer, u zou ze ook
wol hebben willen helpen op dat
oogenblik, want ze zagc-n er ?oo be
droefd uitNiemand wilde meer vra
gen, of mama kwam zingen. Zij was
zoo moe en hare oogen waren altijd
gevuld met tranen. Zij zeide tot pa
pa, dat haar tijd voorbij was naast
den haard spraken zij lang droe
vig. Papa zeide, dat hij geen zaken
meer in de stad kon doen en dat er
geen gold meer voor hem te verdie-
non was en dat hij niet meer wist
wat tc doen. Hij wilde niet, dat ik
zong in de kinderopera, mama ook
niet. Maar ik heb ze zoo gesmeekt,
mijnheer, want ik was zoo bedroefd,
dat niemand mijn mama meer vroeg
om te zingen. Is uw tijd ook al voor
bij, mijnheer? vroeg zij, in het wit
van dc oogen van den ouden neer
ziende.
Ja. antwoordde hij met gebroken
stemo I al zoo lang.
Door kinderlijk medelijden over
stelpt, streelde Frida de wangen van
den grijsaard.
Wees er maar niet bezorgd om,
_jï ze. Als ik mijn geld zal krijgen,
zal ik u ook helpen. Want ik zal mis
schien genoeg voor mama, papa en u
verdienen. Ik heb er al veel over ge
dacht, wat ik met al dat geld zal
doen. Welnu, voor a zou ik ineen
huis willen wonen, zooals dat. waar
in hij woonde, toen hij nog een klei
ne jongen was. Boven in den salon
hangt een teekeuing van dat huis.
Het is zoo mooi, het is zoo mooiEr
zijn fonteinen in den tuin, fazanten,
pauwen, bloemen en paarden en po-
neys en ik zou het Cranen-Park noe
men, zooals op de teekenmg.
Do grijsaard hief het hoofd op.
Zoo heet mijn buitengoed, zeide
liij. Er zijn fonteinen in den tuiner
is ook een oude pauw, maar die heeft
geen staart meer. Weet je, dat men
van pauwen zegt, dat ze ongeluk bren
gen
Hij boog het hoofd langzaam over
de blonde haren van het meisje. Het
gebabbel van het kind had in hem
de pijnlijkste herinneringen opge
wekt. Frida bezat de zoo sprekende
oogen van liare grootmoeder. Ilij
dacht aan de liefde, waarmede zijne
vrouw deze kleine engel zou omringd
hebben
Veronderstel eens, zei hij tot
haar, dat je in een even mooi huis
kondl wonen en toch voortaan niet
in de opera behoefde te spelen. Zou
je don niet zeer tevreden zijn
O, jaDat zou als een sprookje
zijn, dat toch nooit gebeurt....
Er zijn er....
Op dit oogenblik ging de deur open
en eene schoone. bleeke vrouw van
edele gestalte en met waardigen tred,
trad op den grijsaard toe.
Hoe dacht deze, haar tijd zou
reeds voorbij wezen Met zulke
oogen T
Uwe hoofdpijn vroeg hij met
luide stem.
Ik dank u. Ik heb haast geen
pijn meer....
Ik sprak met Frida over Cranen-
Park, mompelde hij, zonder het hoofd
naar de moeder op te heffen. Het bui
tengoed is een beetje verwaarloosd,
omdat ik niet meer de noodige geest
kracht heb om op de zaken te passen,
zooals dat behoort. Ik heb besLi6t een
helper noodig. De ouderdom dwingt
mij tot rust.
Ik heb vernomen, dat Richard geen
erge goede zaken maakt in de stad.
Welnu, waarom zou hij niet met u en
do kleine op het kasteel komen wo
nen Maar dit engagement met de
kinderopera moet verbroken worden,
onverschillig wat me dat kosten
moet
Aan do lippen van Olivia ontsnapte
een zucht van verlichting. In een
plotselinge opwelling van dankbaar
heid, strekto zij hare beide handen
naar den grijsaard uit. En Frida trok
telkens haar moeder aan den rok en
fluisterde dan haastig
Heeft do pauw do mooiste veeren
van zijn staart verloren en zijn er
fonteinen
Voor do oerste maal luisterde me-
vrouw Dawney niet naar haar kind,
want zij kon haar met tranen gevul
de oogen niet afwenden van do blan
ke gerimpelde handen, die zij in de
hare drukte.
DAMRUBR1EK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den Heer J. Meijer, Kruisstraat
3t. Telephoon 1513.
Probleem No. 149, van
W. J. A. Matla.
0
,„:r
H
w
i
A
r
m
iÜ
i
gt
is
m
m
£3
m
88
iH
fff
m
pp
m
Éfl
40 47 44» 50
Wit
Zwart schijven op 2, 7, 8, 9, 13, 17, 19, 20. 35 en 36,
Wit schijven op26. 27, 29, 31, 37, 43, 44, 46, 47 en 50,
Probleem No. 150, van
een ouden damvriend.
m
5
:h.
Hl
H
IP
16
m
.i
f
m
25
ft
m
85
n
JS
M
45
Zwart schijven op 6. 11, 12, 17, 20, 21, 22, 23, 25, 26 en 35
Wit schijvop op 13, 31, 32, 34, 37, 39, 40, 43. 45 en 48
Oplossingen van deze probleems I Oplossingen, die eerst een dag na
worden ingewacht aan bovengenoemd den gestelden datum inkomen, wor-
adres, uiterlijk Dinsdag 17 Mei a. a Iden voortaan niet meer geaccepteerd*
Oplossing van probleem No. 145 met naspel, van den outeurr
Wit29 - 23, 23 - 19. 22 - 17, 37 28, 40 - 34. 45 1, 1 - 34. 34 39
Zwart28 30, 24 13, 12 32, 26 46, 46 40, 13 - 19A, 19 - 24B, 24 - 29,
39 - 50, 50 - 4i, 44 6, 6 - 39, 39 50 1
29 - 34. 6 - 11. 34 - 40. 40 - 45
1 - 231
Wit
B Zwart 6
Wit
34 - 3
11. 11 -
39 - 43 43
i, 19 - 24C, 24
38, 38 - 43. 43 - 49. 49 16
30, 30 - 35, 16 - 21, 35 - 40
40
- 11, 11 -
45,
43 - 38, 38 - 27, 27 - 43, 43 16. 16 - 49 I
C Zwart 19 - 23, 23- 23, 28 - 33," 16 - 21. 33 -
Oplossing van probleem No. 146 van den auteur
40, 26 - 21 42 - 37, 34 - 30, 30 - 24, 39 30, 43 3,
Wit31 - 26, 35 - 30, 44
4S 39, 25 - 20, 3 51
Beide probleems zijn goed opgelost
door de heeren W. J. Balkenende, R.
Bouw, W. van Daalen, P. J. Eype, J.
Jacobson Azn., G. Koning, C. P.
Kraay, W. J. A. Matla.
De lieer H. Koster zond alleen van
No. 145 een goede oplossing.
WEDSTRIJD AI.GEMEENE NEDER-
LANDSCHE DAMBOND.
Zondag 8 JVfe-i a. s., wordt in Café
„Brinkmann", Grootó Markt alhier,
de finale gespoeld van den Nationa-
len Kampioen-wedstrijd, waarbij
vooral de deelnemers verzocht wor-
den-tegenwoordig te zijn. De wedstrijd
Zwart
is zoo geregeld, dat in de finale per
soonlijk nog maar éen partij behoeft
gespeeld te worden, welke aanvangt
n.m. 2 uur precies. Te ongeveer 7 1/2
uur heeft do toekenning der prijzen
plaats. De le prijswinner in do hoofd
klas zal dan den titel „Hollandscli
Damkampioen" op zilveren medaille,
worden aangeboden, en de le prijs
winner in de le klas, den titel
„Hoofdklas-dammer" op bronzen me
daille. Hierna wordt de wedstrijd met
een feestelijk avondje in tegenwoor
digheid van leden en deelnemers met
hun dames gesloten.
m
eft
ij,;
éii
M
gjf
M
:ft.>
SÉ
II
m
iH
m
a
a
s
iH
46 47 48 49 6U
Wit
In bovenstaanden stand maakte de
heer Rom te Marseille onlangs den
volgenden aardlgen slagzet met wit
34 - 29, 28 - 23. 38 - 33, 32 14,
49 - 44. 42 - 37, 43 - 38, 48 8 I
De Haarlemsche Damclub houdt ha
re bijeenkomsten lederen Maandag
avond van 8 tot 12 uur in het Gebouw
„de Nijverheid", Jansstraat 85, al
hier.
Liefhebbers van het Damspel zijn
daar steods welkom 1