BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Het Rijke Natuurleven
37e Jaargang.
*o. 8262
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
f 1.20 PEB 8 MAANDEN
OF 10 CENT PEB WEEK.
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 5ó.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZMN
ADVERTENT! EN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONOES
WORDEN OPGEMERKT.
KASTANJEBOOMEN.
Niet vaak is In het voorjaar het
.weer zoo gunstig voor gras en blade
ren als nu. De regen kwam in April
en Mei brengt ons warmte. Wel wor
den wij ai en toe getrakteerd op een
onweersbuitje waarbij het water Biet
emmers tegelijk omlaag komt, maair
wat is volmaakt op dit ondermaan-
«cbe?
Veel wordt er in onzen tijd op bet
zondenr<3gistor der kometen geschre
ven, alsof dit nog niet groot genoeg
was, maar wij kunnen den verguis
den Halleystaart toch niet verwijten,
dat door zijn toedoen geheel de lente
ln herfst is herschapen. Bulten Is al
les schitterend.
De beuken met hun teer groen zijn,
vooral als de zonnestralen tusschen
de blaadjes spelen, heerlijk om te
zien. Het is dan een mengeling van
kleur -en lichteffecten, die door bij
na niets wordt overtroffen.
Laat het zonnige tropenland fier
gaan op zijn palmen, laat de statige
bladwaaiers met breed gewuif deinen,
bewogen door den zwoelen wind, wij,
bewoners der gematigde zóne, zijn
trotsch op onze machtige eiken
breedarmige beuken. Wel zijn een
groot gedeelte des jaars deze bosch-
Juweelen beroofd van hun nu zoo
tnor-i gekleurden bladtooi, maar dan
nog werken zij op de ziel in dan nog
zijn zij groot in hun ellende, dan spre
ken zij van eeuwige wisseling en ver
val, dan roepen zij met hun eentonig
gekraak, gepiep en geknars ons nog
het ,,Sic transit" en het „memento
niotri" toe .terwijl'de knoppen ai weer
van vernieuwd loven en jeugdigen
groei spreken.
ln dozen tijd ademt alles vroolijk-
heid en blijden levenslust. Nu is er
dederen dag iets nieuws te bewonde
ren.
De populieren hebben hun dunne
glanzige bladeren ontrold, de serin
gen prijken met hun welriekende tros
sen, sneeuwbal lep bloeien en kastan
jes staan ln vollen voorjaarsdos.
Niemand hooft, nog ooit den lust bij
zich voelen opkomen, om een bloeien-
den kastanjetak als tafelversiering te
benutten, maar dit bewijst in het ge-
boel niet, dat de bloemen alle aan-
trekkingskracht missen. Integendeel,
.weinig boomen zijn er op te noemen,
wier bloeitijd zoo lang en zoo schit
terend is als die deir kastanjeboomen.
Vooral de witte soort is een sie
raad, als de bloemen zijn ontwik
keld.
Wij hoeven, om dit te zien, niet ver
.Weg te gaan. Wie onzer heeft niet
met bewondering opgekeken naai
den forscben reus, die met zijn mooi
groen en zijn stevige takken de wo
ning van den heer Langeveld in
Groote Houtstraat overwelft, wie kent
niet de trouwe wachters bij de Zijl-
brug?
Als de eiken nog geen enkel groen
blaadje vertoonen en de wilgen nog
bloeien, barsten de zware kastanje
knoppen open.
De dikke harsiaag, die den knopin-
floud den geheelen winter- door be
schermde, begint steeds meer te glim
men naarmate de inhoud zich ver
groot en weldra is er een groepje tee-
re blaadjes zichtbaar.
De bladknoppen geven het aanzijn
aan nieuwe stengels, waaraan de
mengestolde bladeren kruis wijs zijn
geplaatst, de bloemknoppen laten wel
dra te midden der bladparen een toe
komstig cn bloeitxos zien.
Het is merkwaardig, dat de jonge
kastanjebladeren de eerste dagen van
hun bestaan zoo slap neerhangen.
De bladstelen zijn nog niet stevig
genoeg- om den zwaren last te torsen
en hiervan profiteeren de bladeren
weer, doordat zij niet met zoo'n groot
oppervlak aan de vaak koude voor
jaarswinden zijn blootgesteld.
Weldra echter komt er meer stevig
heid, wat een fierdere houding van
het jonge groen tengevolge heeft
Vooral bij de witte kastanje is het
bladerkleed bijzonder mooi. Het groen
is lichter en de biadvorm is meer vol
komen, dan bij de roode kastanje.
Het geheel e jaar blijft dit verschil
In kleur bestaan en als het u eenmaal
is opgevallen, zult gij ook na den
bloeitijd de witte kastanjes dadelijk
kunnen onderscheiden.
De bloemen zijn grof gebouwd, maar
,de mooie gele of roode vlekjes der
kroonbl aderen brengen toch een aar
dig effect teweeg.
Als alle trossen bloeien is een kas
tanjeboom, vooral een witte, een waar
Juweel.
Overal prijken dan te midden der
flink uitgegroeide takken, afstekend
tegen het frissche groen, de pyu-annde
vormige bloeiwijzen.
Zij staan rechtop, maar juist die
houding geeft de eigenaardige beko
ring, waardoor de kastanjes in den
bloeitijd het oog boeien.
De bouw der bloemen is vrij een
voudig, ofschoon niet voor alle het
zelfde.
Er zijn bloemen, di6 te midden van
het zevental meeldraden een krom
st ijl ig vruchtbeginsel hebben, doch
er komen ook eenslachtige bloemen
voor. Vooral de bloemen der roode
kastanjes vertoonen allerlei afwijkin
gen.
Trouw worden zij door hommels en
bijen bezocht. De naar boven gekrom
de meeldraden bieden een gemakke
lijk zitje aan voor de honingdieven.
Onwillekeurig nemen de diertjes
aan bun harig onderlijf bet rijpe
stuifmeel op en hiermede vliegen zij
noair den boven de meeldraden uitste
kenden stempel der volgende bloem.
Een vruchtbeginsel bevat meestal
een zestal eitjes, maar het is al mooi,
als er een tweetal tot ontwikkeling
komt.
De witte kastanjes leveren toch
genoeg vruchten. Anders is het met
de roode. De echte roode kastanje
Pavia rubra, een Noord-Amerikaan,
geeft evengoed vruchten als zijn wit
te Aziatische zuster, maar veel ru-
bra's treffen wij hier niet aan. Onze
roode kastanjes zijn bastaarden, die
doour de kruising hun vruchtbaarheid
gxootendeels hebben verloren. Wel
veren zij nog vruchten maar de za
den, de kastanjes dus, zijn gevuld
met een waterachtig vocht en niet
geschikt voor de vorming van een
nieuwe plant.
Hoe de naam paardekastanje in de
wereld is gekomen, is niet met zeker
heid te zeggen. Vaak wordt beweerd,
dat het hoefvarmig lltteeken op de
takken, dat na het afvallen dor blo
deren zichtbaar wordt, den na
heeft doen ontstaan, maai- er zijn ook
botanici die meenen, dat do plant
haar naam heeft te danken aan de
eigenschap, dat de vruchten graag
door dampige paarden warden gege
ten.
Voor den meuscli zijn zij van wei
nig nut. Wel bevatten de kastanjef
groote hoeveelheden zetmeel, maar
dit heeft een onaangenamen smaak.
Deze is door aiuinwater wel te ver
drijven, maar in het groot wordt dit
middel nergens toegepast.
Gelukkig zijn wij op 't ©ogenblik
nog niet zoo ver, dat wij een proef
kunnen nemen. De bloemen zijn nog
in hun eerste pracht en het frissche
groen der bladeren is nog niet door
het opgewaaide stof bedekt.
Later als de herfst ons de resulta
ten van den weelderigen bloei toe
werpt kunnen wij nog wel eens ee-
nige proeven met kastanjes nemen.
H. PEUSENS,
VRAGENBUS.
Den Heer De H. te H.
Knijp de bladeren van uw Horten
sia, die het meest door de bladluizen
zijn bezet, uit en verbrandt ze. Be
spuit verder de plant met phytophili-
ne of, als u dat te duur wordt, met
tabakswater. De plant bevochtigen
en bestrooien met tab aks tof is ook
goed.
H. PEUSENS.
De Plaatsvervangster.
Door H. Step ha n.
Het oude .berookte kantoor van J.
Sebald, voorheen Sebald en Co.,
luxe-papieren en gros, gelegen in
hei parierre van het tweede dwarsge-
bouw, maakte heden, nu de zon haar
schitterende stralen van een koste
lijk blauwen hemel naar beneden
zond, een dubbel leelijkeu en benau
wenden indruk.
Bij den lessenaar van den princi
paal stond de jonge boekhouder en
draaide verlegen een reusachtig
blauw potlood tusschen de vingers.
Ja, ziet u, meneer Sebald, ik
heb tot dusver nog nooit verlof ge
vraagd en trouwen, dat is toch
wat bijzonders, dat gebeurt toch niet
alle dagen en reden tot klagen heb
ik ook juist niet
Nu ja, nu ja.
Meneer Jacob Sebald nam onge
duldig het blauwe potlood weg, en
legde het in het pennenbakje.
Maar drie weken, beste Rutter-
mann, dat is toch wel een beetje veel
op eens, vooral, daar do zomert!ruk
te zoo plotseling met volle kracht be
gint Wat wou u zeggen
Ik och Ik zou mijn vrouw
graag aan mijn ouders willen voor
stellen en de dure, verre reis heel
'naar Gumbinnen het Is voor zoo
korten tijd werkelijk de moeite niet
waard, mepeer Sebald. Ook vallen
immers de beide Pinksterdagen nog
weg en Dinsdag na Pinksteren ben
ik stellig weer nier. Bovendien heb
ik immers ook aangeboden op mijn
kosten een plaatsvervanger te stel
len, en me dunkt, met het oog op
Goed dan. als het niet anders
gaat, viel de chef hem met eene
korte handbeweging in de rede, en
toc-n de jonge man, blijkbaar zeer in
zijn schik, juist den mond wilde ope
nen om te bedanken, voegde hij er
knorrig bij
Goed, goed. U weet, ik ben geen
vriend van onnutte woorden. Ga nu
maar heen het is toch dadelijk ze
ven uur en men kan het u aanzien,
dat u reeds half op reis bent
Toen Ruttermann weg was, schoot
het meneer Sebald te binnen, dat hij
eigenlijk nog nadere inlichtingen had
willen inwinnen omtrent den plaats
vervanger, die hem in het vooruit
zicht was gesteld.
Maar hij haalde dc schouders op
waarom zou bij dat eigenlijk ook
doen Of hij Muller of Lehinann
heette, was goed beschouwd volko
men hetzelfde, en moeite en ellende
zou hij met zoo'n nieuweling toch
hebben, dat was in elk geval zeker.
Hij sprong van zijn kruk en liep
met groote stappen door het vertrek,
voor zoover de ruimte dat gedoogde.
Die verlofgeschiedenis vond hij ake
lig, ze stond hem zeer tegen de borst
ja, die heele trouwerij was hem
een doorn in het oog. Natuurlijk zou
Ruttermann met zijn gedachten
meest bij zijn jonge vrouw zijn, en
daaronder moest de zaak weer lij
den.
En de zaak was het eeuigc op de
wereld, waarin Jakob Sebald nog be
lang stelde. Sedert zijn vrouw en zijn
zoon overleden waren en later ook
nog zijn vriend en compagnon, had
hij het woord „zich verheugen" uit
zijn leven geschrapt en er „werken"
voor in de plaats gezet.
Hij werkte precies dezelfde uren
uls zijn ondergeschikten, verscheed
juist altijd oaai', waai- men hem het
minst verwachtte en zijn rustelooze
werkzaamheid deed hem voor een
poos vergeten, hoe ledig zijn hart en
zijn huis waren.
Alleende feestdagen vond hij onver
draaglijk.
Hij oordeelde, dat ze er apart voor
waren ingericht om een oud en een
zaam mensch zijn verlatenheid dub
bel te doen gevoelen.
De huishoudster gevoelde dan na
tuurlijk behoefte om haar familie te
bezoeken, hot dienstmeisje ging met
haar vrij ei- uit en hij was alleen bin
nen zijn vier muren en wachtte
op, dat het weer werkdag werd. Want
mee naar buiten gaan en zich onder
vroolijke meuschen mengen hij had
het één keer beproefd, maai- nooit
weer. Hij kon nog wel ln zijn lot be
rusten maar om zich zonder jaLoersoh
beid over het geluk van een ander te
verheugen, daarvoor moest men
zachter gemoed hebben, dan Jakob
Sebald er een bezat.
Des Maandags, den eersten dag van
Ruttermann's verlof, ging vijf minu
ten voor acht de deur van het kan
toor open en een jong meisje trad
binnen.
Jacob Sebald, die de overjas nog
aan en dim hoed op had, zette groote
oogen op, vroeg niet al te vriende
lijk:
U wenscht?
Het juffertje keek hem bedeeed aan.
ik mijn naam is Anna Lenz.
Ik zou immers meneer Ru tier man 3
weken vervangen.
Wat u?
Jakob Sebald schreeuwde het let
terlijk uit en zijn stem trilde van
verontwaardiging.
Zoo'n doorUruple kerel 1 Dat kon hij
hef aandoen, terwijl hij toch zeer
goed wist, dat op het kontoor van
Sebald geen vrouwelijk personeel g<
houden werd uit principe niet. J.
kob Sebald had letterlijk een afschuw
van „jonge dames" men moest al
tijd rekening met haar houden, zoo
mogelijk ook nog voorkomend zijn
men kon niet ongegeneerd zijn pijp
rocken en was men eens een keer wat
ruw, dan ging zoo'n fijn besnaard
schepsel misschien wel huilen I En
dat haalde deze Ruttermann hem nu
voor drie weken op den hals! Neon,
dat ging in geen geval, dan wilde hij
nog maar liever Juffrouw Lenz had
waarschijnlijk op zijn gezicht gelezen^
wat hij dacht, haar mondhoeken
trilden en ze zei haastig:
Wij wonen bij dezelfde hospita,
meneer Ruttermann en Ik, en toen
hij mij vertelde, dat hij een plaatsver
vanger noodig had, heb ik hem zoo
dringend verzocht Ik ben namelijk
al zoo lang huiten betrekking als u
mijn getuigschriften eens zoudt wil
len inzien, meneer Sebald
Met tegenzin nam Jakob Sebald de
papieren en zag ze vluchtig in.
Waarom heeft men u het laatst
bij Schröder en Bnum ontslagen?
Anna Lenz boog het hoofd.
Ik werd ziek, meneer Sebald. De
dokier zei, dat het van overspanning
kwam, Ik moeet bijna eiken dag
tot 10 uur werken. En toen Ik mij
weder aanmeldde om aan het werk
te gaan, zei meneer Schroder, dat ze
geen ziekelijke menschen konden ge
bruiken.
Jacob Sebald bromde iets, dat nu
Juist geen complimentje voor meneer
Schroder scheen te zijn, en liet on-
dertusschen een onderzoekenden blik
gaan over het meisje, dat voor hem
stond.
Werkelijk smal en ellendig genoeg
zag het meisje er uit men zou haax
om kunnen blazen.
Nu, juffrouw, zei hij «meer
brommig dan welwillend, ge schijnt
een reisje voor ontspanning ook noo-
dlger te hebben dan het werk hier
achter de boeken ge moest u liever
nog een paar weken ontspannen.
Een blos vloog over Anna's bleek
gezicht.
Een reisje voor ontspanning!
Och, lieve hemel, meneer Sebald, dat
is immers niet iets voor menschen
als wijl Ik zou al blij wezen, als ik
maar oerst weer een betrekking had
gedurende de ziekte heb ik al mijn
spaarpenningen opgeteerd en
7.e hield op, zeer goed gevoelende
dat de knorrige principaal heel wei
nig belang zou stellen ln bijzonderhe
den met haar particulier leven; ze
draalde zich om en hing hoed en
mantel op de kleeirenhaken.
Zwijgend liet Jakob Sebald haar
begaan; het ontbrak hem nu toch aan
den nood 1 gen moed om haar na al
les, wat hij had gehoord, weg te zen
den.
Ooh, drie weken zou het ook wel
uit te houden zijn en zoo niet, dan
betaalde hij haar de halve maand en
liet haar gaan. Ruttermann moest
dan maar zien, dat hij klaar kwam
met het werk, dat bleef liggen.
Intosschen, toen de eerste week om
was, sprak Jakob Sebald met geen
enkel woord over con scheiding. Want
op het werk van Juffrouw Lenz viel
inderdaad niets aan te merken,
heelemaal niets.
Ze had een ware kennis weten te
verwerven, alsof ze haar gansche le
ven in luxe-papier had gewerkt, reke
nen kon ze als de beste en ze had
reeds een paar heel respectabele
„hokken" in het werk van Rutter
mann gevonden.
Eiken morgen kwam ze stipt op de
minuut, en terwijl de boekhouder,
die des avods volgens zijn zeggen al
tijd het een of ander moest deen, zeer
ontevreden was, wanneer hij een
poosje langer moest blijven, kwam
het Anna Lenz in het minst niet op
een half uur aan en voor ze wegging,
deed ze eerst alle belangrijke zaken
af met een vriendelijke kalmte, aLsof
dat de natuurlijkste zaak der wereld
was.
En toen meneer Sebald eens met
een half gebromde vraag zijn pijp uit
een hoekje haalde, zol juffrouw Lenz
zeer in haar schik:
Ach, uit zoo'n gezellige pijp
rookte m n goede vader ook altijd.
Daarvoor interesseerde zich nu weer
dc principaal in hooge mate; 't eene
woord haalde het andere uit en
ontstond zoo als van zelf een klein
gesprek, waarbij juffrouw Lenz lang
zamerhand haar bedeesdheid en Ja
kob Sebald zijn korzeligheid vergat.
En zulke babbelpauzen tusschen het
werk hod men van nu af bijna eiken
dag, dat wil zeggen, meneer Sebald
richtte het zoo in, dat ze gehouden
werden, want Anna was veel te be
scheiden om zonder bepaalde uitnoo-
digïng over iels anders dan over za
ken te spreken. Haar kalme, verstan
dige manier van optreden en haar
steeds gelijk blijvende vriendelijkheid
hadden hom geheel voor haair inge
nomen, ook, verstond Anna niet al
leen de kunst om prettig te vertellen,
maar ze bezat ook de nog veel zeldza
mer gave van oplettend te kunnen
luisteren en vragen te stellen die toon
den. dat ze werkelijk belang stelde in
hetgeen den ander bezig hield. En
dat had Jakob Sebald in zeer langen
tijd niet meer leeren kennen.
Telkens kreeg hij thans een warm,
behaaglijk gevoel, als hij in het kan
toor kwam en Anna's zacht gezicht
hem begroette en telkens gaf het
hem een steek ln het hart, wanneer
hij er aan dacht, dat op den derden
Pinksterdag meneer Ruttermann
weer op haar plaats zou zitten me
neer Ruttermann, die zich geen sik
kepitje bekommerde om het particu
liere leven van zijn patroon en blij
was, als hij het kantoor achter zich
had.
Maar hoe kon daar raad worden
geschaft?
Hij kon toch den boekhouder on
mogelijk zonder eenige reden ont
slaan en dat vooral niet thans, nu
hij juist een eigen huishouding had
opgericht, en voor beiden was er
evenmin werk als ruimte, of hij, de
chef zelf, moest gaan leegloopen.
Nog nooit had Jakob Sebald zoo te
gen de feestdagen opgezien als dezen
keer. Pinksteren juist het feest vol
jubelend leven, vol zon en vreugde
in welken donkeren hoek zou hij zich
verstoppen om daarvan niets te mer
ken, om den kleinen, bleeken zonne
straal te vergeten, die in zijn eenza
men ouderdom had geschenen en die
nu was uitgebluscht?
De Zaterdag voor Pinksteren kwam.
Reeds des middags had Jakob Se
bald het werkvolk laten gaan, en
thans, om vier uur, wilde hij Anna
Lenz haar salaris uitbetalen en haar
de d'rie laatste uren van haar dienst
tijd schenken.
Hij ging naar haar lessenaar, ze
was juist bezig de tweede post te sor-
teeren, zoo nauwgezet, alsof ze er in
het geheel niet aan dacht, dat dit al
les haar toch in het geheel niet meer
aanging.
Jakob Sebald liet de hand zwaar op
het met inkt bevlekte groene laken
rusten.
Ja, beste juffrouw, zei hij het
zou schertsend klinken, maar de toon
was merkwaardig dof ja, beste
juffrouw, nu zullen we weer moeten
scheiden. Het doet me leed ik was
zeer tevreden met uw werk. Werke
lijk, zeer. Ik zou u gaarne langer in
dienst hebben gehouden.
Anna Lenz tastte met afgewend ge
laat naar het couvert, dat de chef
haar had toegeschoven en stak het in
haar zak.
Jacob Sebald wachtte op een ant
woord, op een „dank u" ten minste,
maar dat kwam niet.
Dat krenkte hem toch zeer en hij
zei op bitteren toon:
Nu, het valt u misschien wel ge
makkelijk van hier weg te gaan U
hebt waarschijnlijk een andere, aan
genamer betrekking in het vooruit
zicht. Mocht u overigens een getuig
schrift vvenschen ik ben natuurlijk
gaarne bereid het u te geven.
Hij ging met den rug naar don les
senaar staan, maar keerde zich ook
op hetzelfde oogenblik weer om.
Wat was dat? Was dat de bedaarde,
kalme Anna Lenz?
Daar lag ze met het blonde hoofd
op de gekruiste armen gedrukt, en
snikte zoo jammerlijk, zoo zonder ee
nige zelfbeheersching, dat haar ge
heel teer lichaam schokte en beefde
Maar, juffrouw Lenz, kom,
kom zeg me toch eens, wat is er
wel gebeurd?
Anna richtte zich op en trachtte
zich met alle geweld te beheerschen.
Och, meneer Sebald, neem me
niet kwalijk, dat ik zoo aan mijn
droefheid toegaf, maar nu u daar
juist van een aangename betrekking
sprak ik ik heb heelemaal nog
niets anders gevonden overal zegt
men, dat ik er te ziekelijk uitzie en
zeker niets kan uitvoeren. En wat het
ergste is ze staarde een oogenblik
voor zich uit en weer liep er een ril
ling door haar lichaam de men
schen hebben misschien gelijk. Ik ge
voel mij nog vaak heel zwak en moe.
Hier bij u, hier had ik het zoo goed
maar als ik misschien weer als
vroeger, onder zooveel menschen moe:
zitten in de slechte lucht, en des
avonds tot 10 uur moet werken zonder
vaste uren voor de maaltijden dat
houd ik niet uit, stellig niet. Och, lie
ve hemel, wat moet ik toch beginnen!
Met haar zelfbeheersching was het
al weer gedaan; zo sloeg de handen
voor het gezicht en men hoorde gedu-
rende een paar seconden niets anders
dan haar zacht weenen en van bui
ten den diepen klank der klokken vaD
St. Petri, die het Pinksterfeest in
luidden.
Jakob Sebald stond daar en haalde
gejaagd adem het was hem, alsof
dc tranen van het arme, kleine, ir
je recht op zijn hart vielen en daarin
een deur openging, die lang gesloten
was geweest.
Juffrouw Lenz beste, kleine
juffrouw Lenz, zei hij zoo zacht als
hem dat met z-n ruwe stem mogelijk
was; ziet u, een boekhoudster kan
b n et gebruiken, maar wat ik heel
goed zou kunnen gebruiken, dat is
een dochtertje, zoo'n zacht, vriende
lijk schepseltje als u, dat mij, ouden,
man, een weinig lief had en weer ge
lach en zonneschijn in mijn eenzame
woning bracht Als u daartoe zoudt
kunnen besluiten, juffrouw Anna
Anna droogde snel haar oogen af
en zag den chef aan verbaasd
ongeloovig.
Was het een misplaatste grap,
welke hij zich met haar veroorloofde?
Maar een blik in zijn gelaat leerde
haar stellig iets anders met een
juichkreet sprong ze op en viel half
bewusteloos in de armen van Jakol»
Sebald.
Alfred Ruttermann was niet weinig
verbaasd, toen hij den derden Pink
sterdag weer op het kantoor kwam en
zijn patroon niet vond. Maar daar
voor vond hij op zijn lessenaar een
brief, waarin hij las:
„Beste Ruttermann!
„Ik maak met mijn nieuw dochter
tje Anna Lenz een Pinkstertoer door
het Ahrthal. Over acht dagen ben ik
terug. Tegelijk deel ik u nog mede.
dat ik uw salaris van 1 April met 25
mark per maand verhoogd heb.
Jakob Sebald.'
Dolly.
Naar het Engelsch, van
LLOYD WILLIAMS.
Ik ben een bijzonder groot voor
stander van frissche lucht in huis,
juffrouw, zei de heer Samuel Barker.
Dat treft, meneer, was 't ant
woord van de weduwe, wier kamers
hij in oogenschouw nam. In heel
Londen is de lucht zoo frisch niet als
in deze buurt. Ik hoor, dat het van
Brighton komtmaar wat doet het er
toe, zeg ik, of 't van Brighton komt of
van Margate, als 't maar frisch is.
Mijn zoon denkt er precies zoo over
als u, meneer. Geef mij maar fris
sche lucht, zegt hij al 't andere komt
er niet op aan. Mijn s;oon is niet thuis
op 't oogenblik.
- Zoo, dat spijt mij, zeide de heer
Barker met de bedaarde beleefdheid,
die beambten aan de Bank van Enge
land eigen is.
Wilt u nu dc slaapkamer eens
zien, meneer? vroeg de juffrouw.
Ze bracht hem naar een achterka
mer, en wierp met zekeren trots de
deur open.
Een prachtige kamer, zei ze, al
zeg ik 't zelf. Openslaande deuren naar
den tuin. Als 't helder weer is, kunt u
Tottenham in d© verte zien liggen.
Samuel knikte goedkeurend. Did
openslaande deuren waren hem naar
den zin.
U hebt een flinken tuin ook, zei
hij. Wat is dat voor een gebouwtje,
achterin
Och, dat is maar zoo'n schuurtje,
waar mijn zoon het een en ander
bergt, meneer. In deze kamer heeft hij
dikwijls geslapen, toen hij thuis was.
Hij zat hier ook graag. U wilt zeker
'8 morgens vroeg warm water hebben
meneer
Ja, om half acht, als 't u blieft.
Gaan die ramen gemakkelijk open?
O, wel ja. Als 't warm weer was,
sliep mijn zoon meest met beide ramen
wijd open, meneer. Alles om de fris
sche lucht.
Wat is dat voor een kring op 't
grasperk, juffrouw? zei Samuel, ter
wijl hij den tuin instapte.
Wat bedoelt u, meneer
De heer Barker keek haar verwon
derd aan. Er was maar één kring te
zien, en die sprong bijzonder duide
lijk in het oog. liet grasperk waa
vrij groot, en in 't midden was een
cirkelvormige plek heel en al kaal
platgetrapt.
O, u bedoelt dat plekje in 't
gras zei juffrouw Chester. Ik weet
zelf niet, wat dat Is, meneer. Mis
schien heeft mijn zoon daar een of
ander spel gespeeld. Hoe laat zoudt u
willen eten, meneer
Samuel verstrekte de noodige in
lichtingen en gaf zijn voornemen te
kennen, dien avond om negen uur
zijn intrek te komen nemen in de nieu
we woning.
Hij was er bepaald mee ingenomen.
Het huis zag er fatsoenlijk uitde
juffrouw, schoon wat praalziek,
scheen geschikt en zorgzaam, en dat
zijn slaapkamer openslaande «leuren
had, jianr den tuin, was iets, dat hij
zich voorstelde, met zelfvoldoening
aan zijn kennissen te vertellen.
Samuel was een ordelievend man
netje. Hij bracht zijn zitkamer keu
rig in orde; zijn banjo in een hoek,
de goifstokken iu ecu anderen, en zijn
tennis-racket daar tegenover. Aan
den eenen kant van den schoorsteen
hing hij 't portret van een dame, die
hij van plan was eenmaal ten huwe
lijk te vragen, en aan den anderen dat
van het meisje, dat hem vijf jaar ge
loden een blauwtje had laten loopen.
Om tien uur, op klokslag, want in aï
zijn verrichtingen was Samuel heel
precies, ging hij naar bed. Eerst la»