BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD Het Rijke Natuurleven 37e Jaargang. *o. 8262 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST f 1.20 PEB 8 MAANDEN OF 10 CENT PEB WEEK. ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 5ó. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZMN ADVERTENT! EN DOELTREFFEND. ONZE ANNONOES WORDEN OPGEMERKT. KASTANJEBOOMEN. Niet vaak is In het voorjaar het .weer zoo gunstig voor gras en blade ren als nu. De regen kwam in April en Mei brengt ons warmte. Wel wor den wij ai en toe getrakteerd op een onweersbuitje waarbij het water Biet emmers tegelijk omlaag komt, maair wat is volmaakt op dit ondermaan- «cbe? Veel wordt er in onzen tijd op bet zondenr<3gistor der kometen geschre ven, alsof dit nog niet groot genoeg was, maar wij kunnen den verguis den Halleystaart toch niet verwijten, dat door zijn toedoen geheel de lente ln herfst is herschapen. Bulten Is al les schitterend. De beuken met hun teer groen zijn, vooral als de zonnestralen tusschen de blaadjes spelen, heerlijk om te zien. Het is dan een mengeling van kleur -en lichteffecten, die door bij na niets wordt overtroffen. Laat het zonnige tropenland fier gaan op zijn palmen, laat de statige bladwaaiers met breed gewuif deinen, bewogen door den zwoelen wind, wij, bewoners der gematigde zóne, zijn trotsch op onze machtige eiken breedarmige beuken. Wel zijn een groot gedeelte des jaars deze bosch- Juweelen beroofd van hun nu zoo tnor-i gekleurden bladtooi, maar dan nog werken zij op de ziel in dan nog zijn zij groot in hun ellende, dan spre ken zij van eeuwige wisseling en ver val, dan roepen zij met hun eentonig gekraak, gepiep en geknars ons nog het ,,Sic transit" en het „memento niotri" toe .terwijl'de knoppen ai weer van vernieuwd loven en jeugdigen groei spreken. ln dozen tijd ademt alles vroolijk- heid en blijden levenslust. Nu is er dederen dag iets nieuws te bewonde ren. De populieren hebben hun dunne glanzige bladeren ontrold, de serin gen prijken met hun welriekende tros sen, sneeuwbal lep bloeien en kastan jes staan ln vollen voorjaarsdos. Niemand hooft, nog ooit den lust bij zich voelen opkomen, om een bloeien- den kastanjetak als tafelversiering te benutten, maar dit bewijst in het ge- boel niet, dat de bloemen alle aan- trekkingskracht missen. Integendeel, .weinig boomen zijn er op te noemen, wier bloeitijd zoo lang en zoo schit terend is als die deir kastanjeboomen. Vooral de witte soort is een sie raad, als de bloemen zijn ontwik keld. Wij hoeven, om dit te zien, niet ver .Weg te gaan. Wie onzer heeft niet met bewondering opgekeken naai den forscben reus, die met zijn mooi groen en zijn stevige takken de wo ning van den heer Langeveld in Groote Houtstraat overwelft, wie kent niet de trouwe wachters bij de Zijl- brug? Als de eiken nog geen enkel groen blaadje vertoonen en de wilgen nog bloeien, barsten de zware kastanje knoppen open. De dikke harsiaag, die den knopin- floud den geheelen winter- door be schermde, begint steeds meer te glim men naarmate de inhoud zich ver groot en weldra is er een groepje tee- re blaadjes zichtbaar. De bladknoppen geven het aanzijn aan nieuwe stengels, waaraan de mengestolde bladeren kruis wijs zijn geplaatst, de bloemknoppen laten wel dra te midden der bladparen een toe komstig cn bloeitxos zien. Het is merkwaardig, dat de jonge kastanjebladeren de eerste dagen van hun bestaan zoo slap neerhangen. De bladstelen zijn nog niet stevig genoeg- om den zwaren last te torsen en hiervan profiteeren de bladeren weer, doordat zij niet met zoo'n groot oppervlak aan de vaak koude voor jaarswinden zijn blootgesteld. Weldra echter komt er meer stevig heid, wat een fierdere houding van het jonge groen tengevolge heeft Vooral bij de witte kastanje is het bladerkleed bijzonder mooi. Het groen is lichter en de biadvorm is meer vol komen, dan bij de roode kastanje. Het geheel e jaar blijft dit verschil In kleur bestaan en als het u eenmaal is opgevallen, zult gij ook na den bloeitijd de witte kastanjes dadelijk kunnen onderscheiden. De bloemen zijn grof gebouwd, maar ,de mooie gele of roode vlekjes der kroonbl aderen brengen toch een aar dig effect teweeg. Als alle trossen bloeien is een kas tanjeboom, vooral een witte, een waar Juweel. Overal prijken dan te midden der flink uitgegroeide takken, afstekend tegen het frissche groen, de pyu-annde vormige bloeiwijzen. Zij staan rechtop, maar juist die houding geeft de eigenaardige beko ring, waardoor de kastanjes in den bloeitijd het oog boeien. De bouw der bloemen is vrij een voudig, ofschoon niet voor alle het zelfde. Er zijn bloemen, di6 te midden van het zevental meeldraden een krom st ijl ig vruchtbeginsel hebben, doch er komen ook eenslachtige bloemen voor. Vooral de bloemen der roode kastanjes vertoonen allerlei afwijkin gen. Trouw worden zij door hommels en bijen bezocht. De naar boven gekrom de meeldraden bieden een gemakke lijk zitje aan voor de honingdieven. Onwillekeurig nemen de diertjes aan bun harig onderlijf bet rijpe stuifmeel op en hiermede vliegen zij noair den boven de meeldraden uitste kenden stempel der volgende bloem. Een vruchtbeginsel bevat meestal een zestal eitjes, maar het is al mooi, als er een tweetal tot ontwikkeling komt. De witte kastanjes leveren toch genoeg vruchten. Anders is het met de roode. De echte roode kastanje Pavia rubra, een Noord-Amerikaan, geeft evengoed vruchten als zijn wit te Aziatische zuster, maar veel ru- bra's treffen wij hier niet aan. Onze roode kastanjes zijn bastaarden, die doour de kruising hun vruchtbaarheid gxootendeels hebben verloren. Wel veren zij nog vruchten maar de za den, de kastanjes dus, zijn gevuld met een waterachtig vocht en niet geschikt voor de vorming van een nieuwe plant. Hoe de naam paardekastanje in de wereld is gekomen, is niet met zeker heid te zeggen. Vaak wordt beweerd, dat het hoefvarmig lltteeken op de takken, dat na het afvallen dor blo deren zichtbaar wordt, den na heeft doen ontstaan, maai- er zijn ook botanici die meenen, dat do plant haar naam heeft te danken aan de eigenschap, dat de vruchten graag door dampige paarden warden gege ten. Voor den meuscli zijn zij van wei nig nut. Wel bevatten de kastanjef groote hoeveelheden zetmeel, maar dit heeft een onaangenamen smaak. Deze is door aiuinwater wel te ver drijven, maar in het groot wordt dit middel nergens toegepast. Gelukkig zijn wij op 't ©ogenblik nog niet zoo ver, dat wij een proef kunnen nemen. De bloemen zijn nog in hun eerste pracht en het frissche groen der bladeren is nog niet door het opgewaaide stof bedekt. Later als de herfst ons de resulta ten van den weelderigen bloei toe werpt kunnen wij nog wel eens ee- nige proeven met kastanjes nemen. H. PEUSENS, VRAGENBUS. Den Heer De H. te H. Knijp de bladeren van uw Horten sia, die het meest door de bladluizen zijn bezet, uit en verbrandt ze. Be spuit verder de plant met phytophili- ne of, als u dat te duur wordt, met tabakswater. De plant bevochtigen en bestrooien met tab aks tof is ook goed. H. PEUSENS. De Plaatsvervangster. Door H. Step ha n. Het oude .berookte kantoor van J. Sebald, voorheen Sebald en Co., luxe-papieren en gros, gelegen in hei parierre van het tweede dwarsge- bouw, maakte heden, nu de zon haar schitterende stralen van een koste lijk blauwen hemel naar beneden zond, een dubbel leelijkeu en benau wenden indruk. Bij den lessenaar van den princi paal stond de jonge boekhouder en draaide verlegen een reusachtig blauw potlood tusschen de vingers. Ja, ziet u, meneer Sebald, ik heb tot dusver nog nooit verlof ge vraagd en trouwen, dat is toch wat bijzonders, dat gebeurt toch niet alle dagen en reden tot klagen heb ik ook juist niet Nu ja, nu ja. Meneer Jacob Sebald nam onge duldig het blauwe potlood weg, en legde het in het pennenbakje. Maar drie weken, beste Rutter- mann, dat is toch wel een beetje veel op eens, vooral, daar do zomert!ruk te zoo plotseling met volle kracht be gint Wat wou u zeggen Ik och Ik zou mijn vrouw graag aan mijn ouders willen voor stellen en de dure, verre reis heel 'naar Gumbinnen het Is voor zoo korten tijd werkelijk de moeite niet waard, mepeer Sebald. Ook vallen immers de beide Pinksterdagen nog weg en Dinsdag na Pinksteren ben ik stellig weer nier. Bovendien heb ik immers ook aangeboden op mijn kosten een plaatsvervanger te stel len, en me dunkt, met het oog op Goed dan. als het niet anders gaat, viel de chef hem met eene korte handbeweging in de rede, en toc-n de jonge man, blijkbaar zeer in zijn schik, juist den mond wilde ope nen om te bedanken, voegde hij er knorrig bij Goed, goed. U weet, ik ben geen vriend van onnutte woorden. Ga nu maar heen het is toch dadelijk ze ven uur en men kan het u aanzien, dat u reeds half op reis bent Toen Ruttermann weg was, schoot het meneer Sebald te binnen, dat hij eigenlijk nog nadere inlichtingen had willen inwinnen omtrent den plaats vervanger, die hem in het vooruit zicht was gesteld. Maar hij haalde dc schouders op waarom zou bij dat eigenlijk ook doen Of hij Muller of Lehinann heette, was goed beschouwd volko men hetzelfde, en moeite en ellende zou hij met zoo'n nieuweling toch hebben, dat was in elk geval zeker. Hij sprong van zijn kruk en liep met groote stappen door het vertrek, voor zoover de ruimte dat gedoogde. Die verlofgeschiedenis vond hij ake lig, ze stond hem zeer tegen de borst ja, die heele trouwerij was hem een doorn in het oog. Natuurlijk zou Ruttermann met zijn gedachten meest bij zijn jonge vrouw zijn, en daaronder moest de zaak weer lij den. En de zaak was het eeuigc op de wereld, waarin Jakob Sebald nog be lang stelde. Sedert zijn vrouw en zijn zoon overleden waren en later ook nog zijn vriend en compagnon, had hij het woord „zich verheugen" uit zijn leven geschrapt en er „werken" voor in de plaats gezet. Hij werkte precies dezelfde uren uls zijn ondergeschikten, verscheed juist altijd oaai', waai- men hem het minst verwachtte en zijn rustelooze werkzaamheid deed hem voor een poos vergeten, hoe ledig zijn hart en zijn huis waren. Alleende feestdagen vond hij onver draaglijk. Hij oordeelde, dat ze er apart voor waren ingericht om een oud en een zaam mensch zijn verlatenheid dub bel te doen gevoelen. De huishoudster gevoelde dan na tuurlijk behoefte om haar familie te bezoeken, hot dienstmeisje ging met haar vrij ei- uit en hij was alleen bin nen zijn vier muren en wachtte op, dat het weer werkdag werd. Want mee naar buiten gaan en zich onder vroolijke meuschen mengen hij had het één keer beproefd, maai- nooit weer. Hij kon nog wel ln zijn lot be rusten maar om zich zonder jaLoersoh beid over het geluk van een ander te verheugen, daarvoor moest men zachter gemoed hebben, dan Jakob Sebald er een bezat. Des Maandags, den eersten dag van Ruttermann's verlof, ging vijf minu ten voor acht de deur van het kan toor open en een jong meisje trad binnen. Jacob Sebald, die de overjas nog aan en dim hoed op had, zette groote oogen op, vroeg niet al te vriende lijk: U wenscht? Het juffertje keek hem bedeeed aan. ik mijn naam is Anna Lenz. Ik zou immers meneer Ru tier man 3 weken vervangen. Wat u? Jakob Sebald schreeuwde het let terlijk uit en zijn stem trilde van verontwaardiging. Zoo'n doorUruple kerel 1 Dat kon hij hef aandoen, terwijl hij toch zeer goed wist, dat op het kontoor van Sebald geen vrouwelijk personeel g< houden werd uit principe niet. J. kob Sebald had letterlijk een afschuw van „jonge dames" men moest al tijd rekening met haar houden, zoo mogelijk ook nog voorkomend zijn men kon niet ongegeneerd zijn pijp rocken en was men eens een keer wat ruw, dan ging zoo'n fijn besnaard schepsel misschien wel huilen I En dat haalde deze Ruttermann hem nu voor drie weken op den hals! Neon, dat ging in geen geval, dan wilde hij nog maar liever Juffrouw Lenz had waarschijnlijk op zijn gezicht gelezen^ wat hij dacht, haar mondhoeken trilden en ze zei haastig: Wij wonen bij dezelfde hospita, meneer Ruttermann en Ik, en toen hij mij vertelde, dat hij een plaatsver vanger noodig had, heb ik hem zoo dringend verzocht Ik ben namelijk al zoo lang huiten betrekking als u mijn getuigschriften eens zoudt wil len inzien, meneer Sebald Met tegenzin nam Jakob Sebald de papieren en zag ze vluchtig in. Waarom heeft men u het laatst bij Schröder en Bnum ontslagen? Anna Lenz boog het hoofd. Ik werd ziek, meneer Sebald. De dokier zei, dat het van overspanning kwam, Ik moeet bijna eiken dag tot 10 uur werken. En toen Ik mij weder aanmeldde om aan het werk te gaan, zei meneer Schroder, dat ze geen ziekelijke menschen konden ge bruiken. Jacob Sebald bromde iets, dat nu Juist geen complimentje voor meneer Schroder scheen te zijn, en liet on- dertusschen een onderzoekenden blik gaan over het meisje, dat voor hem stond. Werkelijk smal en ellendig genoeg zag het meisje er uit men zou haax om kunnen blazen. Nu, juffrouw, zei hij «meer brommig dan welwillend, ge schijnt een reisje voor ontspanning ook noo- dlger te hebben dan het werk hier achter de boeken ge moest u liever nog een paar weken ontspannen. Een blos vloog over Anna's bleek gezicht. Een reisje voor ontspanning! Och, lieve hemel, meneer Sebald, dat is immers niet iets voor menschen als wijl Ik zou al blij wezen, als ik maar oerst weer een betrekking had gedurende de ziekte heb ik al mijn spaarpenningen opgeteerd en 7.e hield op, zeer goed gevoelende dat de knorrige principaal heel wei nig belang zou stellen ln bijzonderhe den met haar particulier leven; ze draalde zich om en hing hoed en mantel op de kleeirenhaken. Zwijgend liet Jakob Sebald haar begaan; het ontbrak hem nu toch aan den nood 1 gen moed om haar na al les, wat hij had gehoord, weg te zen den. Ooh, drie weken zou het ook wel uit te houden zijn en zoo niet, dan betaalde hij haar de halve maand en liet haar gaan. Ruttermann moest dan maar zien, dat hij klaar kwam met het werk, dat bleef liggen. Intosschen, toen de eerste week om was, sprak Jakob Sebald met geen enkel woord over con scheiding. Want op het werk van Juffrouw Lenz viel inderdaad niets aan te merken, heelemaal niets. Ze had een ware kennis weten te verwerven, alsof ze haar gansche le ven in luxe-papier had gewerkt, reke nen kon ze als de beste en ze had reeds een paar heel respectabele „hokken" in het werk van Rutter mann gevonden. Eiken morgen kwam ze stipt op de minuut, en terwijl de boekhouder, die des avods volgens zijn zeggen al tijd het een of ander moest deen, zeer ontevreden was, wanneer hij een poosje langer moest blijven, kwam het Anna Lenz in het minst niet op een half uur aan en voor ze wegging, deed ze eerst alle belangrijke zaken af met een vriendelijke kalmte, aLsof dat de natuurlijkste zaak der wereld was. En toen meneer Sebald eens met een half gebromde vraag zijn pijp uit een hoekje haalde, zol juffrouw Lenz zeer in haar schik: Ach, uit zoo'n gezellige pijp rookte m n goede vader ook altijd. Daarvoor interesseerde zich nu weer dc principaal in hooge mate; 't eene woord haalde het andere uit en ontstond zoo als van zelf een klein gesprek, waarbij juffrouw Lenz lang zamerhand haar bedeesdheid en Ja kob Sebald zijn korzeligheid vergat. En zulke babbelpauzen tusschen het werk hod men van nu af bijna eiken dag, dat wil zeggen, meneer Sebald richtte het zoo in, dat ze gehouden werden, want Anna was veel te be scheiden om zonder bepaalde uitnoo- digïng over iels anders dan over za ken te spreken. Haar kalme, verstan dige manier van optreden en haar steeds gelijk blijvende vriendelijkheid hadden hom geheel voor haair inge nomen, ook, verstond Anna niet al leen de kunst om prettig te vertellen, maar ze bezat ook de nog veel zeldza mer gave van oplettend te kunnen luisteren en vragen te stellen die toon den. dat ze werkelijk belang stelde in hetgeen den ander bezig hield. En dat had Jakob Sebald in zeer langen tijd niet meer leeren kennen. Telkens kreeg hij thans een warm, behaaglijk gevoel, als hij in het kan toor kwam en Anna's zacht gezicht hem begroette en telkens gaf het hem een steek ln het hart, wanneer hij er aan dacht, dat op den derden Pinksterdag meneer Ruttermann weer op haar plaats zou zitten me neer Ruttermann, die zich geen sik kepitje bekommerde om het particu liere leven van zijn patroon en blij was, als hij het kantoor achter zich had. Maar hoe kon daar raad worden geschaft? Hij kon toch den boekhouder on mogelijk zonder eenige reden ont slaan en dat vooral niet thans, nu hij juist een eigen huishouding had opgericht, en voor beiden was er evenmin werk als ruimte, of hij, de chef zelf, moest gaan leegloopen. Nog nooit had Jakob Sebald zoo te gen de feestdagen opgezien als dezen keer. Pinksteren juist het feest vol jubelend leven, vol zon en vreugde in welken donkeren hoek zou hij zich verstoppen om daarvan niets te mer ken, om den kleinen, bleeken zonne straal te vergeten, die in zijn eenza men ouderdom had geschenen en die nu was uitgebluscht? De Zaterdag voor Pinksteren kwam. Reeds des middags had Jakob Se bald het werkvolk laten gaan, en thans, om vier uur, wilde hij Anna Lenz haar salaris uitbetalen en haar de d'rie laatste uren van haar dienst tijd schenken. Hij ging naar haar lessenaar, ze was juist bezig de tweede post te sor- teeren, zoo nauwgezet, alsof ze er in het geheel niet aan dacht, dat dit al les haar toch in het geheel niet meer aanging. Jakob Sebald liet de hand zwaar op het met inkt bevlekte groene laken rusten. Ja, beste juffrouw, zei hij het zou schertsend klinken, maar de toon was merkwaardig dof ja, beste juffrouw, nu zullen we weer moeten scheiden. Het doet me leed ik was zeer tevreden met uw werk. Werke lijk, zeer. Ik zou u gaarne langer in dienst hebben gehouden. Anna Lenz tastte met afgewend ge laat naar het couvert, dat de chef haar had toegeschoven en stak het in haar zak. Jacob Sebald wachtte op een ant woord, op een „dank u" ten minste, maar dat kwam niet. Dat krenkte hem toch zeer en hij zei op bitteren toon: Nu, het valt u misschien wel ge makkelijk van hier weg te gaan U hebt waarschijnlijk een andere, aan genamer betrekking in het vooruit zicht. Mocht u overigens een getuig schrift vvenschen ik ben natuurlijk gaarne bereid het u te geven. Hij ging met den rug naar don les senaar staan, maar keerde zich ook op hetzelfde oogenblik weer om. Wat was dat? Was dat de bedaarde, kalme Anna Lenz? Daar lag ze met het blonde hoofd op de gekruiste armen gedrukt, en snikte zoo jammerlijk, zoo zonder ee nige zelfbeheersching, dat haar ge heel teer lichaam schokte en beefde Maar, juffrouw Lenz, kom, kom zeg me toch eens, wat is er wel gebeurd? Anna richtte zich op en trachtte zich met alle geweld te beheerschen. Och, meneer Sebald, neem me niet kwalijk, dat ik zoo aan mijn droefheid toegaf, maar nu u daar juist van een aangename betrekking sprak ik ik heb heelemaal nog niets anders gevonden overal zegt men, dat ik er te ziekelijk uitzie en zeker niets kan uitvoeren. En wat het ergste is ze staarde een oogenblik voor zich uit en weer liep er een ril ling door haar lichaam de men schen hebben misschien gelijk. Ik ge voel mij nog vaak heel zwak en moe. Hier bij u, hier had ik het zoo goed maar als ik misschien weer als vroeger, onder zooveel menschen moe: zitten in de slechte lucht, en des avonds tot 10 uur moet werken zonder vaste uren voor de maaltijden dat houd ik niet uit, stellig niet. Och, lie ve hemel, wat moet ik toch beginnen! Met haar zelfbeheersching was het al weer gedaan; zo sloeg de handen voor het gezicht en men hoorde gedu- rende een paar seconden niets anders dan haar zacht weenen en van bui ten den diepen klank der klokken vaD St. Petri, die het Pinksterfeest in luidden. Jakob Sebald stond daar en haalde gejaagd adem het was hem, alsof dc tranen van het arme, kleine, ir je recht op zijn hart vielen en daarin een deur openging, die lang gesloten was geweest. Juffrouw Lenz beste, kleine juffrouw Lenz, zei hij zoo zacht als hem dat met z-n ruwe stem mogelijk was; ziet u, een boekhoudster kan b n et gebruiken, maar wat ik heel goed zou kunnen gebruiken, dat is een dochtertje, zoo'n zacht, vriende lijk schepseltje als u, dat mij, ouden, man, een weinig lief had en weer ge lach en zonneschijn in mijn eenzame woning bracht Als u daartoe zoudt kunnen besluiten, juffrouw Anna Anna droogde snel haar oogen af en zag den chef aan verbaasd ongeloovig. Was het een misplaatste grap, welke hij zich met haar veroorloofde? Maar een blik in zijn gelaat leerde haar stellig iets anders met een juichkreet sprong ze op en viel half bewusteloos in de armen van Jakol» Sebald. Alfred Ruttermann was niet weinig verbaasd, toen hij den derden Pink sterdag weer op het kantoor kwam en zijn patroon niet vond. Maar daar voor vond hij op zijn lessenaar een brief, waarin hij las: „Beste Ruttermann! „Ik maak met mijn nieuw dochter tje Anna Lenz een Pinkstertoer door het Ahrthal. Over acht dagen ben ik terug. Tegelijk deel ik u nog mede. dat ik uw salaris van 1 April met 25 mark per maand verhoogd heb. Jakob Sebald.' Dolly. Naar het Engelsch, van LLOYD WILLIAMS. Ik ben een bijzonder groot voor stander van frissche lucht in huis, juffrouw, zei de heer Samuel Barker. Dat treft, meneer, was 't ant woord van de weduwe, wier kamers hij in oogenschouw nam. In heel Londen is de lucht zoo frisch niet als in deze buurt. Ik hoor, dat het van Brighton komtmaar wat doet het er toe, zeg ik, of 't van Brighton komt of van Margate, als 't maar frisch is. Mijn zoon denkt er precies zoo over als u, meneer. Geef mij maar fris sche lucht, zegt hij al 't andere komt er niet op aan. Mijn s;oon is niet thuis op 't oogenblik. - Zoo, dat spijt mij, zeide de heer Barker met de bedaarde beleefdheid, die beambten aan de Bank van Enge land eigen is. Wilt u nu dc slaapkamer eens zien, meneer? vroeg de juffrouw. Ze bracht hem naar een achterka mer, en wierp met zekeren trots de deur open. Een prachtige kamer, zei ze, al zeg ik 't zelf. Openslaande deuren naar den tuin. Als 't helder weer is, kunt u Tottenham in d© verte zien liggen. Samuel knikte goedkeurend. Did openslaande deuren waren hem naar den zin. U hebt een flinken tuin ook, zei hij. Wat is dat voor een gebouwtje, achterin Och, dat is maar zoo'n schuurtje, waar mijn zoon het een en ander bergt, meneer. In deze kamer heeft hij dikwijls geslapen, toen hij thuis was. Hij zat hier ook graag. U wilt zeker '8 morgens vroeg warm water hebben meneer Ja, om half acht, als 't u blieft. Gaan die ramen gemakkelijk open? O, wel ja. Als 't warm weer was, sliep mijn zoon meest met beide ramen wijd open, meneer. Alles om de fris sche lucht. Wat is dat voor een kring op 't grasperk, juffrouw? zei Samuel, ter wijl hij den tuin instapte. Wat bedoelt u, meneer De heer Barker keek haar verwon derd aan. Er was maar één kring te zien, en die sprong bijzonder duide lijk in het oog. liet grasperk waa vrij groot, en in 't midden was een cirkelvormige plek heel en al kaal platgetrapt. O, u bedoelt dat plekje in 't gras zei juffrouw Chester. Ik weet zelf niet, wat dat Is, meneer. Mis schien heeft mijn zoon daar een of ander spel gespeeld. Hoe laat zoudt u willen eten, meneer Samuel verstrekte de noodige in lichtingen en gaf zijn voornemen te kennen, dien avond om negen uur zijn intrek te komen nemen in de nieu we woning. Hij was er bepaald mee ingenomen. Het huis zag er fatsoenlijk uitde juffrouw, schoon wat praalziek, scheen geschikt en zorgzaam, en dat zijn slaapkamer openslaande «leuren had, jianr den tuin, was iets, dat hij zich voorstelde, met zelfvoldoening aan zijn kennissen te vertellen. Samuel was een ordelievend man netje. Hij bracht zijn zitkamer keu rig in orde; zijn banjo in een hoek, de goifstokken iu ecu anderen, en zijn tennis-racket daar tegenover. Aan den eenen kant van den schoorsteen hing hij 't portret van een dame, die hij van plan was eenmaal ten huwe lijk te vragen, en aan den anderen dat van het meisje, dat hem vijf jaar ge loden een blauwtje had laten loopen. Om tien uur, op klokslag, want in aï zijn verrichtingen was Samuel heel precies, ging hij naar bed. Eerst la»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 13