BUBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
27 ]uqu|
ZATERDAG 4 JUNI 1910
Ho. 82(4
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
f 1.20 PEB 8 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
SS GROOTE HOUTSTRAAT 5ó.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN
ADVERTENTIÊN DOELTREFFEND,
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Rubriek voor Vrouwen
Do Vrouw en die Spart.
Met voldoening kan de vrouw te
rugzien op veel, dat zij op velerlei
gebied bereikt heeft. We bedoelen
hiermede nu niet dat dwaze doorvoe
ren van émancipatie, zooaJs sommi
ge „manvrouwen' dat verlangen,
maai' de gematigde vooruitgang, dien
ook de verstandige man met vreug
de moet begroeten. Ook op het gebied
van sport heeft zulk een gunstige
verandering plaats gehad. Vroeger
leefde de vrouw slechts in huis en de
Voorbcoldelooze besturing van het
huishouden was haar eenige taak;
ook de dochter ging geheel op in de
uitoefening van huishoudelijke plich
ten, want daarin werd dc beste vooz-
bereiding gezien voor het eenige la
tere beroep: het getrouwd-zijn. Maar
nu al zooveol veroordeelen aan kant
gezel zijn, moest ook het dwaze idee
volkomen uitgeroeid worden, dat de
vrouw zich niet met een even goed
gervolg zou kunnen toeleggen op li
chaamsoefening als de man. Zij heeft
cell ter bewezen, dat zij volkomen met
hem wedijveren kan op een terrein,
waarop de vrouwen van een voor
gaand geslacht met gewaagd zouden
hebben, een voet te zotten.
Het paard rijden was feitelijk de
ocnige lichaamsbeweging, die een
vrouw nemen mocht, en waarin zij
bij een goede leiding kon uitblinken.
Maar verder ging men niet, en elke
andere lichaamsbeweging werd kort
weg als onvrouwelijk, ongezond en
ongeschikt op den index geplaatst.
Vorwondeiiijkl liet vrouwelijk ge
slacht is van ouds altijd liet preda-
caat toegekend van schoonheid en
heeft zich dat ook altijd zeer goed
schiks laten aanleunen. Maai- is
schoonheid nu alleen iets door de na
tuur geschonken, of is het niet vóór
alles gezondheid? En hebben wij het
niet zelf in onze macht, onze gezond
heid en zoodoende dus ook onze
schoonheid te bevorderen. Want het
valt tooli niet te betwisten, dat sport
een voortreffelijk middel is, om onze
gezondheid in liooge mate te bevoT-
doren. Met heeft al reeds dat
dat hot de menschon in de frisscho
vrije buitenlucht brengt. Wij tegen
woordige monschen en vooral wij
vrouwen zijn oen veel te hokvast
geslacht geworden, wij laten ons li-
cliaam veel te veel in bureaux, fa
brieken, woon- en schoolkamers ver
kwijnen. Daarom moot men juist in
de vrije natuur komen waar de lon
gen zich kunnen uitzetten en de spie
ren zich rokken en juist de beweging,
die de sport zoozeer verlangt, komt
het lichaam ten goede. Elke spierve
zel moet uit den toestand van rust,
in de hoogste spanning en beweging
komen; daardoor juist wordt het
lichaam zoo soepel en lenig als noo-
dig is voo-r de ontwikkeling van
kracht en gezondheid.
En nog iets wordt er door gesterkt:
de wil; want doordat de algemeene
gezondheid dor vrouw verbeterd
wordt, lijdt zij minder aan die uit
putting of zenuwachtige overspan
ning, dlc haar dikwijls tot een toe
sta,ivd van gevoelloosheid brengt. Een
van de eerste spelen, die aan de
beurt kwamen, om in de buitenlucht
beoefend te worden, was het cro-
quetspcl: de bewegingen waren even
sierlijk als het dansen, maar veel
minder vermoeiend; het kwam niet
zouzeer aan op bracht, als wel op
handigheid en het croquetspel heeft
den weg gebaand tot het wielrijden,
lawn-tennis en zelfs tot het criquet
spelen. Het zwemmen was eigenlijk
al iets eerder aan de beurt en tfit
verdient natuurlijk om meer dan één
roden aanbeveling, omdat er ook een
waarborg in is voor mee,r;dere veilig
heid. Maar uit het oogpunt van ge
zondheid spant het zeker ook de
kroon; er is geen beweging, waarbij
de spieren zoo harmonisch werken en
coo flink en rogelinutig in beweging
gebracht worden. Behalve de oefe
ning en versterking der spieren heeft
het zwemmen nog dit voordeel, dat
bij deze lichaamsbeweging alle zin
tuigen gelijk beziggcbouden warden:
de zwemster toch bevindt zich altijd
in een meer of min gevaarlijke toe
stond; zij moet voortdurend op haar
Tioedo wezen en gezicht, gebooir e
gevoel zonder ophouden inspannen.
Het tennissen is al zoo algemeen i
trok, dat liet haast overbodig is, daar
toog een woord ten gunste van te
keggen; het eenige nadeel bestaat in
een al te groots inspanning der arm-
Bpiercn, wat wol eens nadeeligo ge
volgen kan hebben-
Het fietsen met mate is ontegen
zeggelijk gezond: veel zwakke vrou
wen zijn In krachten toegenomen ten
gevolge van matig wielrijden.
Het dansen, op zichzelf, ls een ge
zonde natuurlijke lichaamsbewe
ging; maar de wijze, waarop gedanst
wordt: tot laat In den nacht en in
slecht geventileerde vertrokken,
maakt deze uitspanning bepaald na-
deelig voor de gezondheid.
Ook de kinderen moet men al
vroeg wennen aan de beoefening van
sport, want dat heerlijke zich bewe
gen in de open lucht heeft een enorm
voordeel, uit het oogpunt van gezond
heid beschouwd.
Jammer maar, dat in onze tegen
woordige winters zoo weinig meer van
schaatsenrijden komt, want dat was
anders een zoo bij uitstek nationaal
SDorlvermaak. waarbij ook zoo'n on
gedwongen gulle toon kon heerschen
bij den omgang onder de jonge lui.
MA1UE VAN AMS1EL.
Het Rijke Natuurleven
DUINGOUD EN RATELAARS.
Nu de bloemenvelden om Haarlem
al hun pracht hebben verloren en de
tulpenbladercn hun groene kleur
gaan verliezen, zijn wij wel genood
zaakt den wilden bloemen wat meer
aandacht te schenken.
Gebrek aan materiaal is er niet,
weiden en akkers, duinen en bos-
seiien bieden ons genoeg te bewonde
ren aan.
Vooral de duinen beginnen zich nu
te tooien. Mooie silenes, en diep
kleurige hondstongbloempjes, woeke
rende bremrapen en hel getinte San-
guisorba's, zij alle leveren het bewijs,
dat trots de ontwatering der bescher
mende heuvelrijen, de grond toch
nog niet van alle vruchtbaarheid is
ontbloot.
Wel kan bet er vaak droog zijn en
dan hebben de planten bet hard te
verantwoorden, maar over 't alge
meen brengen zij het nog al vrij go-
makkelijk tot volkomen ontwikke
ling.
Dat kleine, gele ding, dat nu ge-
heele duinpannen geel gaat kleuiren
met zijn gouden sterretjes trekt zich
in 't geheel niets van dc ontwatering
aan.
Telken jare komt het met even
veel kracht uit den zandigen bodem
op en telkens weer bloeit het in on
geëvenaarde pracht.
Muurpep ar beet het ofschoon wij
Haarlemmers het heter duinpeper
konden noemen.
De scherpe, prikkelende smaak
heeft het plantje den peperoaam ver
schaft en liet woordje muur spreekt
verder voor ziclizelf.
Trouwens ons duinsterretje is niet
kieskeurig, lfet groeit overal vraar
het maar eonigo korrels zand heeft
om wortels te schieten. Zelfs als gij
het onder aan de lamp hangt groeit
en bloeit het nog, al worden dan de
aanwezige voedingsappen ook opge
bruikt.
De cactusplanten op de tentoon
stelling hadden genoeg vocht opge
nomen in hun vleezig gewoirdfn sten
gels om maanden van droogte to kun
nen verdragen. De muurpepertjes
hebben een dergelijke functie opge
dragen aan de bladeren.
Deze staan dicht bijeen zoodat er
een klein verdampingsoppen lak is
en daarbij zijn zij geheel in dikke
kussentjes veranderd.
Hebben deze blaadjes al Iets eigen
aardigs, iets dat de aandacht trekt,
nog veel moor vallen de plantjes op,
als alle bloempjes zich hebben ge
opend.
De vijfbladlge kroon is zacht geel
getint, de tien meeldraden staan als
gouden knotsjes beschermend om de
vijf kleurigo stampertjes.
Als dan de zon gaat schijnen koe
ren alle muurpepertjes huu gouden
kopjes naar de groote warmtebron,
en dankbaar schitteren zij in de koes
terende struien.
De kleine honingdropjes stralen als
diamantjes tusschen al dat goud en
het behoeft ons niet te verwonderen,
dat heel wat vliegjes en zelfs bijen
een oogenhlikje op die kleine nectar-
schoteltjes te gast gaan.
Orohïdeeën worden opgekweekt en
vertroeteld door de rijke bloemen
vrienden en zelfs door hen die niets
voor bloemen voelen, maar ze alleen
evenals paarlen en edelgesteenten
om de zeldzaamheid zoeken.De vrien
den van ons kleine duinplantje zijn
het alleen om het natuurlijk schoon,
want van zeldzaamheid is geen spra
ke. In verhouding tot de eischen le
veren de wilde planten altijd moe<r
dan de gekweekte, die vaak veel zorg
vragen.
Muurpeper eisebt evenwel niets en
geeft altijd.
Ga in dezen tijd wat plantjes ha
len, bindt ze om een bloemenmandje
en zet daarin wat varentjes. Na ee
nige n tijd zult gij de mooie gele
bloempjes kunnen bewonderen. Zij
kleuren geheel het mandje.
Hebt gij een plat dak, dat gij
graag wilt laten begroeien, dan be
hoeft gij er slechts wat zand op to
strooien en daarin de Seclumplantjes
te zetten. Het volgend jaar hebt gij
dan een prachtig miniatuu,r-bloemen-
veld.
Zoo sympathiek als deze kleine
duinbeevoner is, zoo gehaat is de
plant waarmee de weiden aan de
Kleverlaan hijna geheel zijn bezet.
Ook deze gele juffer is niet van
natuurlijk schoon ontbloot, maar dat
is ook het eenige goede dat er van
kan worden verteld.
Voor de rest zijn de ratelaars
schadelijke planten, die veel nadeel
doen aan onze veenachtige weiden.
Voor wie ze niet kent dient gezegd,
dat de bloemen in de oksels van diep
gezaagde schutbladeren zritten en
voor een groot gedeelte zijn opgeslo
ten in een zijdelings saamgedrukten,
viertandigen kelk.
Zij hebben het leouwenbekmodel,
terwijl de bovenlip ©enigszins hclm-
vormig is.
Bij de gToote ratelaar heeft deze
lip twee blauwe tanden, de kleine
mist deze.
De kelk wordt later bruin vliezig
en daar hij de vrucht blijft ornsdui
ten komen de rijpe zoden eerst in dit
krakende hulsel terecht, zoodat bij
de minste beweging de planten een
ratelend geluid geven.
De bloem vertoont verder geen bij
zonderheden, die speciaal vermelding
verdienen, maar anders is het met de
wortels.
Deze halen wel wat voedsel uit den
grond, maar voor het grootste deel
boren zij zich vast op dc graswortels,
zuigen daaruit de opgeloste voeding
stoffen en zijn zoo oorzaak van do
kwijning der aangevallen planten.
liet groen der bladeren van de .ra
telaars wijst er op, dat zij zelf voed
sel bereiden, maar hun parasitisme is
toch zoo sterk in hen vastgeworteld,
dat de planten, die op een stuk grond
waar geen grassen groeien worden
uitgezet, niet tot ontwikkeling ko
men.
Dat de weiden er veel schade
ondervinden weet iedere boer, die
graag een goeden hooioogst binnen
haalt en er zijn genoeg weidehouders,
die zeggen dat zij heel wat voor de
verdrijving dezer ratelaars over
hebben.
En toch is de uitroeiing niet zoo
lastig als men wel meent.
De laatste jaren zijn er heel wat
prooven genomen met allerlei kunst
meststoffen en zoo heeft men geleerd,
dat bij versterking van de te kwee
ken planten het onkruid vaak het
onderspit delft-
Zoo is het ook met de ratolaarwei-
den.
Tegenwoordig wendt men daarvoor
een chloorkaliumbemesting aan, ter
wijl toevoeging van slakkenmeel en
salpeterzure soda schitterende resul
taten heeft doen verkrijgen. Op een
proefveld van de heeren De Caluwe
en Staes te Gent was de opbrengst
aan gras bij genoemde bemesting
juist tweemaal zoo groot als die van
een onbemest weiland.
Met opzet heb ik dit vermeld, om
dat er de laatste weken veel over de
ratelaars wordt geklaagd. Ieder die
ze dus wil verdrijven kan dat nu doem
en als er een jaar flink wat chloor
kalium in den grond is gebracht, be
hoeft het volgend jaar niets te wor
den toegediend, rood at tegenover de
geringe uitgaven groote winsten ko
men te staan.
H. PEUSENS.
De gele viool.
Ik zou wel eens willen weten, zei
Bat Scanlon. of die Ysaye zoo'n op
gang maakt, omdat hij beter op een
viool kan spelen dan de andere snaar
ridders, of omdat hij een betere viool
bezit.
Niemand waagde zich aan een ant
woord violen en violisten waren niet
bepaald een onderwerp, waar het ge-
zolschaD zich veel mede inliet.
Ik woonde indertijd op een ka
mer naast eeu Duitscher in St. Joe,
lier vat te Bat, hij bediende overdag de
menschen van koffie en andere dran
ken in een klein café, en '6 nachts
hield hij me wukker door lange, aan
doenlijke zuchten te halen uit een vio
loncel. Hij was het, die me het eerst
op de hoogte bracht van bet viool-
onderwerp en me volpropte met ge
dachten over do familie Amati en Jo
sef Guarnenus en Antonius Stradiva
rius, totdat mijn muzikale opvoeding
bijna begon over te loopen. Vóór ik de
zen cursus volgde, wist ik niet, dat er
zulk een plaats als Cremona be
stond maar toen die hartstochtelijke
Beier aan het eind was gekomen van
zijn uitleggingen, scheen het elk an
der dorp van de kaart gedrongen te
hebben en was het alsof dichters, wijs-
gceren en handelsvorsten alle reden
hadden mot droefheid oij hun ver
spild leven terug te zien, wanneer dit
niet gewijd was geweest aan het ver
vaardigen van strijkinstrumenten.
Maar het eerste exemplaar van een
viool, dat den naam had uit dit be
gaafde dorp afkomstig te zijn, kwam
onder mijn oogen, toen ik aan het on
derhandelen was over een leening op
een Zwitsersch horloge bij Folrna,
een Mexicaanschen Jood, die in dien
tijd met "root succes een bank van
lecning dreef in St. Joe.
Folrna was geen philanthroop. Hij
had weinig eerbied voor het Zwilser-
sche werk en aarzelde niet aan zijn
opinie lucht te gevenik probeerde
hem te bepraten over de toonbank
hoen, toen een klant binnenkwam en
onze onderhandelingen stoorde.
Do klant was een magere man. met
een ingevallen borst en een rochelen
den hoester was iets aarzelends in
zijn optreden en hij had een groen la
ken zak bij zich. Folma nam hem
op met welwillendheid en zei
Wat verlangt u?
De magere man stak zijn grijze,
klamuitziende hand in den Jaken-
schen zak en haalde er een viool uit.
Het was een groote, gele, van het
soort waarmee men gedresseerde be
ren ziet optreden on op den achter
kant had iemand een stoomboot ge
schilderd.
Ik wou een leening hierop slui
ten, zei de man.
Folma nam de viool en hield ze in
de hoogte.
Spaanders, schoenspijkers en
dekverf, zei Mij. U kunt er anderhal-
ven dollar op krijgen en anders kunt
u ze weer meenemen.
De k' ">t staarde voor zich uit en
friemelde aan den lakenschen zak.
Anderhalve dollar, zei hij, met
een stem d'e toonde, dat hij het niet
goed begreep. Zei u anderbalven dol
lar
Eén vijftig, zei Folma, en ik heb
liefst, dat u er me niet aan houdt.
De magere man greep naar de
viool en stopte ze weer in den zak
hij scheen verschrikt en verbaasd, en
begon ©en verhaal te doen van zijn
leven, dat den loirtmerdhouder deed
grinniken. Hij beweerde, dat hij vroe
ger aan het hoofd had gestaan van
een bloeiende zaak in New-York. Hij
had zijn geld verdiend in ingelegd
zuur en het uitgegeven aan het aan
schaffen van kunstwerken. Gegra-
eerde juweelen. scheen bet. waren
een geliefkoosde buitensporigheid van
hem geweest, en nu en dan was hij
zich te buiten gegaan in Hullandsche
meesters en bandschriften met minia
turen.
Maar oude muziekinstrumenten wa
ren zijn meest geliefde dwaasheid
geweest, en op het eind had dit de
zuurindustrie een doedel ijken slag
gegeven en den eigenaar er van go-
heel aan lager wal gebracht.
Maar uat de ruhie had hij de gele
viool gered; niettegenstaande hon
ger, kou en het gemis van mensche-
lijke sympathie had hij het niet over
zich kunnen verkrijgen zich er van
te ontdoen.
Ik ga morgen aan het werk, zei
hij, en ik reken dat ik het instrument
binnen enkele dagen weer terug kan
halen. Anders zou ik ei' niet van
hebben kunnen scheiden.
Je bent aan t droomen, zei Fol
ma; als je uit bed valt zul je een
ontzettende bons krijgen.
De ander hield met kalme waar
digheid de waarheid van zijn ver
haal staande, maar het was alles ver-
geefsche moeite.
- Ik spreek de waarheid, zei hij.
De viool is een onbetaalbaar proef
stuk van het genie van Guarnerius.
Ze is een beetje gebarsten aan den
achterkant, dat is waar, maar dat
hindert in het minst niet aan den
toon. Die barsten echter hebben me
weerhouden om er de laag verf af te
halen die een onwetend mensch er
op gosmoord heeft, en die de fijnheid
verbergt die de kunst van den groo-
ten Jozef aan het instrument gege
ven heeft."
Do man zag er erg bleek en zieke
lijk uit, en kuchte terwijl hij sprak,
en hij hing tegen de toonbank aan
om zich een steun te geven.. Folma
duwde hem achteruit met een stok,
die bij de hand stond.
Als je hier komt met een stuk
in je kraag, zei de lommerdhouder,
moet je niet tegen de dingen aan
gaan leunen. Ga maar zoo gauw mo
gelijk naar buiten. Zoo meteen krijg
je een soort delirium en dan zou je
misschien mijn goederen beschadi
gen."
liet was hard om op die manier op
te treden, en toen de arme kerel
waggelend naar de deur liep, kon
ik me niet weerhouden hem troostend
op zijn rug te kloppen. Ik regelde
gauw mijn zaak en kwam naai* bui
ten met twee een-dollar-briefjes, wel
ke Folma's waardeering van Zwit
sersch horlogewerk vertegenwoor
digden. De man met de viool stond
op het trottoir. Daar ik zelf ook aan
lager wal was. kon ik niet veel doen;
maar ik bood hem aan de twee pa
pieren dollars met hem te deelen.
Hij nam me een minuut aandachtig
op, en nam toen den dollar aan,
maar niet voordat hij mijn naam en
adres had gevraagd, om het geld te
rug te geven zoodra hij daartoe in
staat was.
Ik deed er twee dagen ovör om
mijn overblijvenden dollar op te ma
ken en toen begaf ik me weer naar
Folma. Achter het winkelraam be
merkte ik de gele viool, hangende
aan een ijzerdraad en met de schilde
ring van de stoomboot goed in het
gezicht.
Zoo, is de vioolman teruggeko
men? zei ik, toen mijn handel afge
sloten was.
Ja, zei Folma, direct nadat je
weg was. De kerel had besloten om
do een-vijftig aan te nemen, maar ik
zei hem dat hij 't nu met één dollar
zou moeten doen, en dat wij anders
geuu zaken konden doen.
En vond hij dat goed?
Zeker. Dat doen zij altijd. Hij
heeft ine laten beloven dat ik bet in
strument in mijn brandkast bewa
ren zou, zei dat het van onschatbare
waarde was en een hoop andere din
gen; ook dat hij het zeker over en
kele dagen zon komen inlossen."
Donk je dat hij zal komen?
Wel neen. llij zal nooit het geld
bij elkaar krijgen; daar zal de drank
wel voor zorgen. Ik heb daarom het
ding opgehangen voor het raam, tot
er een neger langs komt die er zin
in heeft en er vijf dollar voor geeft
als de tijd verstreken is.
Ik kreeg den volgenden dag een
karweitje met houtsjouwen, en het
duurde een volle maand voor ik weer
bij Folma terecht moest komen. Ter
wijl ik midden in de onderhandeling
was, kwam een zware man met een
ontzettenden haardos, een grooten
slappen hoed, en een monocle aan
een breed lint, de deur binnen en be
gon dadelijk te praten. Het was een
Hongaar van het type, die het En-
gelsch verschrikkelijk radbraakte,
en wat aan zijn uitspraak te kort
kwam goed maakte met groote geba
ren.
Llij wilde de gele viool zien, en
toen Folma ze aanreikte, meededen-
de dat het een pund was, bekeek hij
ze alsof hij ze wou opeten. Daarop
gaf hij zijn hart lucht. Hij begon niet
de wraak te zeggen over het hoofd
van den onbekenden man, die er
de gele verf op gesmeerd en de stoom
boot op geschilderd had; toen gooide
hij het over een anderen boeg, en
bad voor den maker van de viool,
terwijl de tranen in zijn oogen ston
den.
Het is een Cremona, zeide hij,
en er is heiligschennis tegen ge
pleegd. Ik wist het zoodra ik zo in
het raam zag hangen. Ik ben Girst
man, hier is mijn kaartje.
Hij legde zijn kaartje neder. Zoo
wel de lombardhouder als ik had
den gehoord van Girstman, den be
roemden violist, d;e toen L
streek speelde; en toen hij begon te
roepen om een strijkstok, ging Folma
er dadelijk een opzoeken zonder een
woord te zeggen. De musicus begon
aan de snareu te trekken en zo los
en aan te schroeven, ai den tijd te
gen de viool pratende en ze liefkoo-
zende al was ze een ziek kind. Hij
nam den strijkstok en streek er mee
I over do snaren en zij begonnen tc
zuchten en te klagen op een manier
die mijn bloed onder mijn buid aan
het prikkelen bracht; daarop ging hij
over tot een sneller tempo iets
woests, iets stormachtigs, iets harts
tochtelijks, dat de groene oogen van
Folma vonken deed schieten.
Ten slotte, met het instrument
dicht tegen zijn borst en zijn armen
er over gekruist, boog hij zich ovez
de toonbank.
Ik ben Girstman, zei hij, ik wil
deze viool koopen.
Folma zag er uit als iemand die
langzaam stikte. Hij gaf te kennen,
dat het een pand was en dat hij geen
recht had er over te beschikken.
Maar de ander scheen hem niet te
erstaan.
Ik zal er u duizend dollar voor
geven, zei hij.
Ik heb menschen gezien versuft, ver
bijsterd, ademloos, in de armen der
anhoop, door een enkelen draai
m de roulette; en ik bcb andoren
gezien, zóó volgepropt met allerlei
soort dranken, dat do weg voor hun
gedachten vrij wel versperd was;
maar waar het betreft een onbe
twistbaar en volkomen stilstaan van
het geestelijk machinewerk, was
Folma hen allen op dat oogenblik
verre de baas. De violist dacht ech
ter dat dc heeie zaak comedïe was
een hoogor bod te krijgen.
- Ik wil er tweeduizend voor ge-
zei hij, wat harder. Hij wachtte
een minuut, vurige blikken werpend
naar Folma; toen sloeg hij met zijn
vuist op de toonbank: „Ik zal er drie
duizend van maken!
Hij haalde een bundeltje bankpa-
er te voorschijn, bereid om te be
talen alvorens de bijna schreiende
woorden van den lommerd houder
hem den toestand schenen te doen
begrijpen. Doch toen hij het be-
greep, werd hij verontrustend; hij
schudde zijn haar als een kermis-
Saxnson, en zwaaide met zijn armen
door den heelen winkel heen. Hij
vroeg naar den naam van den eige
naar en waar deze te vinden was;
maar Folma begon langzamerhand
zijn geschokte hersenen weer bijeen
rapen en weigerde den naam op te
geven. Ik kon zien dat hij zich zelf
een tooncel voor oogen stelde, waar
in een hongerige man met een kost
bare viool er slecht afkwam. Maar
daar hij niets hiervan zei kon ik
moeilijk tusschenbeiden komen.
Hij beweerde kalm tegen den mu
sicus dat het instrument voor een
groote som beleend was en dat het
in strijd was met den aard van zijn
bedrijf den naam van den eigenaar
aan den eersten den beste te noemen*
Maar hij zei, dat, als de bewuste
persoon kwam om het pand te las
sen, hij er overspreken zou en dat,
als de viool te koop was, hij het on
middellijk zou lateu weten. Toen ik
egging, was de musicus opgewon
den aan het opgeven waai' hij van
plan was de volgende maand con
certen te geven en Folma schreef de
datums op een stuk papier.
Zoovvat een week later ontmoette
ik op een avond den lommerdhouder
eu hij scheen opgewekt en gelukkig
en had een pak onder zijn arm. Het
was in een gelegenheid voor koste-
looze maaltijden; hij had geld, maar
hij was een zuinig heer, en het ging
hem aan zijn hart, van zijn contanten
te schelden.
Ik heb die viool gekregen, zei
hij, en ik schreef van morgen aan
dien Girstman dat ze te koop was.
Hoeveel heb jij er voor gege
ven? vroeg ik en hij keek minder ge
lukkig.
Die vent die er de eigenaar van
was had meer verstand dan ik dacht,
zei hij. Hij wist alles van de waarde
van het ding en wou het in het begin
voor geen enkelen prijs verkoópen.
Hij zei dat hij de viool beschouwde
als zijn vriend, den laatsten dien hij
had. Maar ik hield vol en verhoogde
telkens den prijs; en ten laatste beet
hij toe voor tweeduizend dollar.
En Girstman heeft er je drie
voor geboden, 2eï ik. Daar heb je een
aardige winst aan.
Hij zal meer betalen dan drie,
zei Folma; ik geloof dat ze vijf waard
is. In ieder geval, ik ga even naar
dien Duitscher die in hetzelfde huis
woont als jij. Ik hoor dat hij alles
weet van violen, en misschien kan
hij me precies op de hoogte stellen.
We liepen samen naar mijn huis.
Ik deed juist de deur open, toen de
brievenbesteller langs kwam en me
een brief gaf; daarop nam ik Folma
mee naar boven stelde hem voor aan
mijn vriend den violoncellist. De
Beier uam de viool in zijn hand, ter
wijl ik den brief openmaakte.
Wat! lachte de cellist; dit een
Cremona! Het is een sigarenkistje
met een stok er in.
Folma werd zoo geel als de viool.
Het is een Guaroerius, zei hij;
man, ben je wel goed wijs?
Een Guarnerius
De Duitscher leunde achteruit en