BUBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD 27 ]uqu| ZATERDAG 4 JUNI 1910 Ho. 82(4 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST f 1.20 PEB 8 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. SS GROOTE HOUTSTRAAT 5ó. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN ADVERTENTIÊN DOELTREFFEND, ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Rubriek voor Vrouwen Do Vrouw en die Spart. Met voldoening kan de vrouw te rugzien op veel, dat zij op velerlei gebied bereikt heeft. We bedoelen hiermede nu niet dat dwaze doorvoe ren van émancipatie, zooaJs sommi ge „manvrouwen' dat verlangen, maai' de gematigde vooruitgang, dien ook de verstandige man met vreug de moet begroeten. Ook op het gebied van sport heeft zulk een gunstige verandering plaats gehad. Vroeger leefde de vrouw slechts in huis en de Voorbcoldelooze besturing van het huishouden was haar eenige taak; ook de dochter ging geheel op in de uitoefening van huishoudelijke plich ten, want daarin werd dc beste vooz- bereiding gezien voor het eenige la tere beroep: het getrouwd-zijn. Maar nu al zooveol veroordeelen aan kant gezel zijn, moest ook het dwaze idee volkomen uitgeroeid worden, dat de vrouw zich niet met een even goed gervolg zou kunnen toeleggen op li chaamsoefening als de man. Zij heeft cell ter bewezen, dat zij volkomen met hem wedijveren kan op een terrein, waarop de vrouwen van een voor gaand geslacht met gewaagd zouden hebben, een voet te zotten. Het paard rijden was feitelijk de ocnige lichaamsbeweging, die een vrouw nemen mocht, en waarin zij bij een goede leiding kon uitblinken. Maar verder ging men niet, en elke andere lichaamsbeweging werd kort weg als onvrouwelijk, ongezond en ongeschikt op den index geplaatst. Vorwondeiiijkl liet vrouwelijk ge slacht is van ouds altijd liet preda- caat toegekend van schoonheid en heeft zich dat ook altijd zeer goed schiks laten aanleunen. Maai- is schoonheid nu alleen iets door de na tuur geschonken, of is het niet vóór alles gezondheid? En hebben wij het niet zelf in onze macht, onze gezond heid en zoodoende dus ook onze schoonheid te bevorderen. Want het valt tooli niet te betwisten, dat sport een voortreffelijk middel is, om onze gezondheid in liooge mate te bevoT- doren. Met heeft al reeds dat dat hot de menschon in de frisscho vrije buitenlucht brengt. Wij tegen woordige monschen en vooral wij vrouwen zijn oen veel te hokvast geslacht geworden, wij laten ons li- cliaam veel te veel in bureaux, fa brieken, woon- en schoolkamers ver kwijnen. Daarom moot men juist in de vrije natuur komen waar de lon gen zich kunnen uitzetten en de spie ren zich rokken en juist de beweging, die de sport zoozeer verlangt, komt het lichaam ten goede. Elke spierve zel moet uit den toestand van rust, in de hoogste spanning en beweging komen; daardoor juist wordt het lichaam zoo soepel en lenig als noo- dig is voo-r de ontwikkeling van kracht en gezondheid. En nog iets wordt er door gesterkt: de wil; want doordat de algemeene gezondheid dor vrouw verbeterd wordt, lijdt zij minder aan die uit putting of zenuwachtige overspan ning, dlc haar dikwijls tot een toe sta,ivd van gevoelloosheid brengt. Een van de eerste spelen, die aan de beurt kwamen, om in de buitenlucht beoefend te worden, was het cro- quetspcl: de bewegingen waren even sierlijk als het dansen, maar veel minder vermoeiend; het kwam niet zouzeer aan op bracht, als wel op handigheid en het croquetspel heeft den weg gebaand tot het wielrijden, lawn-tennis en zelfs tot het criquet spelen. Het zwemmen was eigenlijk al iets eerder aan de beurt en tfit verdient natuurlijk om meer dan één roden aanbeveling, omdat er ook een waarborg in is voor mee,r;dere veilig heid. Maar uit het oogpunt van ge zondheid spant het zeker ook de kroon; er is geen beweging, waarbij de spieren zoo harmonisch werken en coo flink en rogelinutig in beweging gebracht worden. Behalve de oefe ning en versterking der spieren heeft het zwemmen nog dit voordeel, dat bij deze lichaamsbeweging alle zin tuigen gelijk beziggcbouden warden: de zwemster toch bevindt zich altijd in een meer of min gevaarlijke toe stond; zij moet voortdurend op haar Tioedo wezen en gezicht, gebooir e gevoel zonder ophouden inspannen. Het tennissen is al zoo algemeen i trok, dat liet haast overbodig is, daar toog een woord ten gunste van te keggen; het eenige nadeel bestaat in een al te groots inspanning der arm- Bpiercn, wat wol eens nadeeligo ge volgen kan hebben- Het fietsen met mate is ontegen zeggelijk gezond: veel zwakke vrou wen zijn In krachten toegenomen ten gevolge van matig wielrijden. Het dansen, op zichzelf, ls een ge zonde natuurlijke lichaamsbewe ging; maar de wijze, waarop gedanst wordt: tot laat In den nacht en in slecht geventileerde vertrokken, maakt deze uitspanning bepaald na- deelig voor de gezondheid. Ook de kinderen moet men al vroeg wennen aan de beoefening van sport, want dat heerlijke zich bewe gen in de open lucht heeft een enorm voordeel, uit het oogpunt van gezond heid beschouwd. Jammer maar, dat in onze tegen woordige winters zoo weinig meer van schaatsenrijden komt, want dat was anders een zoo bij uitstek nationaal SDorlvermaak. waarbij ook zoo'n on gedwongen gulle toon kon heerschen bij den omgang onder de jonge lui. MA1UE VAN AMS1EL. Het Rijke Natuurleven DUINGOUD EN RATELAARS. Nu de bloemenvelden om Haarlem al hun pracht hebben verloren en de tulpenbladercn hun groene kleur gaan verliezen, zijn wij wel genood zaakt den wilden bloemen wat meer aandacht te schenken. Gebrek aan materiaal is er niet, weiden en akkers, duinen en bos- seiien bieden ons genoeg te bewonde ren aan. Vooral de duinen beginnen zich nu te tooien. Mooie silenes, en diep kleurige hondstongbloempjes, woeke rende bremrapen en hel getinte San- guisorba's, zij alle leveren het bewijs, dat trots de ontwatering der bescher mende heuvelrijen, de grond toch nog niet van alle vruchtbaarheid is ontbloot. Wel kan bet er vaak droog zijn en dan hebben de planten bet hard te verantwoorden, maar over 't alge meen brengen zij het nog al vrij go- makkelijk tot volkomen ontwikke ling. Dat kleine, gele ding, dat nu ge- heele duinpannen geel gaat kleuiren met zijn gouden sterretjes trekt zich in 't geheel niets van dc ontwatering aan. Telken jare komt het met even veel kracht uit den zandigen bodem op en telkens weer bloeit het in on geëvenaarde pracht. Muurpep ar beet het ofschoon wij Haarlemmers het heter duinpeper konden noemen. De scherpe, prikkelende smaak heeft het plantje den peperoaam ver schaft en liet woordje muur spreekt verder voor ziclizelf. Trouwens ons duinsterretje is niet kieskeurig, lfet groeit overal vraar het maar eonigo korrels zand heeft om wortels te schieten. Zelfs als gij het onder aan de lamp hangt groeit en bloeit het nog, al worden dan de aanwezige voedingsappen ook opge bruikt. De cactusplanten op de tentoon stelling hadden genoeg vocht opge nomen in hun vleezig gewoirdfn sten gels om maanden van droogte to kun nen verdragen. De muurpepertjes hebben een dergelijke functie opge dragen aan de bladeren. Deze staan dicht bijeen zoodat er een klein verdampingsoppen lak is en daarbij zijn zij geheel in dikke kussentjes veranderd. Hebben deze blaadjes al Iets eigen aardigs, iets dat de aandacht trekt, nog veel moor vallen de plantjes op, als alle bloempjes zich hebben ge opend. De vijfbladlge kroon is zacht geel getint, de tien meeldraden staan als gouden knotsjes beschermend om de vijf kleurigo stampertjes. Als dan de zon gaat schijnen koe ren alle muurpepertjes huu gouden kopjes naar de groote warmtebron, en dankbaar schitteren zij in de koes terende struien. De kleine honingdropjes stralen als diamantjes tusschen al dat goud en het behoeft ons niet te verwonderen, dat heel wat vliegjes en zelfs bijen een oogenhlikje op die kleine nectar- schoteltjes te gast gaan. Orohïdeeën worden opgekweekt en vertroeteld door de rijke bloemen vrienden en zelfs door hen die niets voor bloemen voelen, maar ze alleen evenals paarlen en edelgesteenten om de zeldzaamheid zoeken.De vrien den van ons kleine duinplantje zijn het alleen om het natuurlijk schoon, want van zeldzaamheid is geen spra ke. In verhouding tot de eischen le veren de wilde planten altijd moe<r dan de gekweekte, die vaak veel zorg vragen. Muurpeper eisebt evenwel niets en geeft altijd. Ga in dezen tijd wat plantjes ha len, bindt ze om een bloemenmandje en zet daarin wat varentjes. Na ee nige n tijd zult gij de mooie gele bloempjes kunnen bewonderen. Zij kleuren geheel het mandje. Hebt gij een plat dak, dat gij graag wilt laten begroeien, dan be hoeft gij er slechts wat zand op to strooien en daarin de Seclumplantjes te zetten. Het volgend jaar hebt gij dan een prachtig miniatuu,r-bloemen- veld. Zoo sympathiek als deze kleine duinbeevoner is, zoo gehaat is de plant waarmee de weiden aan de Kleverlaan hijna geheel zijn bezet. Ook deze gele juffer is niet van natuurlijk schoon ontbloot, maar dat is ook het eenige goede dat er van kan worden verteld. Voor de rest zijn de ratelaars schadelijke planten, die veel nadeel doen aan onze veenachtige weiden. Voor wie ze niet kent dient gezegd, dat de bloemen in de oksels van diep gezaagde schutbladeren zritten en voor een groot gedeelte zijn opgeslo ten in een zijdelings saamgedrukten, viertandigen kelk. Zij hebben het leouwenbekmodel, terwijl de bovenlip ©enigszins hclm- vormig is. Bij de gToote ratelaar heeft deze lip twee blauwe tanden, de kleine mist deze. De kelk wordt later bruin vliezig en daar hij de vrucht blijft ornsdui ten komen de rijpe zoden eerst in dit krakende hulsel terecht, zoodat bij de minste beweging de planten een ratelend geluid geven. De bloem vertoont verder geen bij zonderheden, die speciaal vermelding verdienen, maar anders is het met de wortels. Deze halen wel wat voedsel uit den grond, maar voor het grootste deel boren zij zich vast op dc graswortels, zuigen daaruit de opgeloste voeding stoffen en zijn zoo oorzaak van do kwijning der aangevallen planten. liet groen der bladeren van de .ra telaars wijst er op, dat zij zelf voed sel bereiden, maar hun parasitisme is toch zoo sterk in hen vastgeworteld, dat de planten, die op een stuk grond waar geen grassen groeien worden uitgezet, niet tot ontwikkeling ko men. Dat de weiden er veel schade ondervinden weet iedere boer, die graag een goeden hooioogst binnen haalt en er zijn genoeg weidehouders, die zeggen dat zij heel wat voor de verdrijving dezer ratelaars over hebben. En toch is de uitroeiing niet zoo lastig als men wel meent. De laatste jaren zijn er heel wat prooven genomen met allerlei kunst meststoffen en zoo heeft men geleerd, dat bij versterking van de te kwee ken planten het onkruid vaak het onderspit delft- Zoo is het ook met de ratolaarwei- den. Tegenwoordig wendt men daarvoor een chloorkaliumbemesting aan, ter wijl toevoeging van slakkenmeel en salpeterzure soda schitterende resul taten heeft doen verkrijgen. Op een proefveld van de heeren De Caluwe en Staes te Gent was de opbrengst aan gras bij genoemde bemesting juist tweemaal zoo groot als die van een onbemest weiland. Met opzet heb ik dit vermeld, om dat er de laatste weken veel over de ratelaars wordt geklaagd. Ieder die ze dus wil verdrijven kan dat nu doem en als er een jaar flink wat chloor kalium in den grond is gebracht, be hoeft het volgend jaar niets te wor den toegediend, rood at tegenover de geringe uitgaven groote winsten ko men te staan. H. PEUSENS. De gele viool. Ik zou wel eens willen weten, zei Bat Scanlon. of die Ysaye zoo'n op gang maakt, omdat hij beter op een viool kan spelen dan de andere snaar ridders, of omdat hij een betere viool bezit. Niemand waagde zich aan een ant woord violen en violisten waren niet bepaald een onderwerp, waar het ge- zolschaD zich veel mede inliet. Ik woonde indertijd op een ka mer naast eeu Duitscher in St. Joe, lier vat te Bat, hij bediende overdag de menschen van koffie en andere dran ken in een klein café, en '6 nachts hield hij me wukker door lange, aan doenlijke zuchten te halen uit een vio loncel. Hij was het, die me het eerst op de hoogte bracht van bet viool- onderwerp en me volpropte met ge dachten over do familie Amati en Jo sef Guarnenus en Antonius Stradiva rius, totdat mijn muzikale opvoeding bijna begon over te loopen. Vóór ik de zen cursus volgde, wist ik niet, dat er zulk een plaats als Cremona be stond maar toen die hartstochtelijke Beier aan het eind was gekomen van zijn uitleggingen, scheen het elk an der dorp van de kaart gedrongen te hebben en was het alsof dichters, wijs- gceren en handelsvorsten alle reden hadden mot droefheid oij hun ver spild leven terug te zien, wanneer dit niet gewijd was geweest aan het ver vaardigen van strijkinstrumenten. Maar het eerste exemplaar van een viool, dat den naam had uit dit be gaafde dorp afkomstig te zijn, kwam onder mijn oogen, toen ik aan het on derhandelen was over een leening op een Zwitsersch horloge bij Folrna, een Mexicaanschen Jood, die in dien tijd met "root succes een bank van lecning dreef in St. Joe. Folrna was geen philanthroop. Hij had weinig eerbied voor het Zwilser- sche werk en aarzelde niet aan zijn opinie lucht te gevenik probeerde hem te bepraten over de toonbank hoen, toen een klant binnenkwam en onze onderhandelingen stoorde. Do klant was een magere man. met een ingevallen borst en een rochelen den hoester was iets aarzelends in zijn optreden en hij had een groen la ken zak bij zich. Folma nam hem op met welwillendheid en zei Wat verlangt u? De magere man stak zijn grijze, klamuitziende hand in den Jaken- schen zak en haalde er een viool uit. Het was een groote, gele, van het soort waarmee men gedresseerde be ren ziet optreden on op den achter kant had iemand een stoomboot ge schilderd. Ik wou een leening hierop slui ten, zei de man. Folma nam de viool en hield ze in de hoogte. Spaanders, schoenspijkers en dekverf, zei Mij. U kunt er anderhal- ven dollar op krijgen en anders kunt u ze weer meenemen. De k' ">t staarde voor zich uit en friemelde aan den lakenschen zak. Anderhalve dollar, zei hij, met een stem d'e toonde, dat hij het niet goed begreep. Zei u anderbalven dol lar Eén vijftig, zei Folma, en ik heb liefst, dat u er me niet aan houdt. De magere man greep naar de viool en stopte ze weer in den zak hij scheen verschrikt en verbaasd, en begon ©en verhaal te doen van zijn leven, dat den loirtmerdhouder deed grinniken. Hij beweerde, dat hij vroe ger aan het hoofd had gestaan van een bloeiende zaak in New-York. Hij had zijn geld verdiend in ingelegd zuur en het uitgegeven aan het aan schaffen van kunstwerken. Gegra- eerde juweelen. scheen bet. waren een geliefkoosde buitensporigheid van hem geweest, en nu en dan was hij zich te buiten gegaan in Hullandsche meesters en bandschriften met minia turen. Maar oude muziekinstrumenten wa ren zijn meest geliefde dwaasheid geweest, en op het eind had dit de zuurindustrie een doedel ijken slag gegeven en den eigenaar er van go- heel aan lager wal gebracht. Maar uat de ruhie had hij de gele viool gered; niettegenstaande hon ger, kou en het gemis van mensche- lijke sympathie had hij het niet over zich kunnen verkrijgen zich er van te ontdoen. Ik ga morgen aan het werk, zei hij, en ik reken dat ik het instrument binnen enkele dagen weer terug kan halen. Anders zou ik ei' niet van hebben kunnen scheiden. Je bent aan t droomen, zei Fol ma; als je uit bed valt zul je een ontzettende bons krijgen. De ander hield met kalme waar digheid de waarheid van zijn ver haal staande, maar het was alles ver- geefsche moeite. - Ik spreek de waarheid, zei hij. De viool is een onbetaalbaar proef stuk van het genie van Guarnerius. Ze is een beetje gebarsten aan den achterkant, dat is waar, maar dat hindert in het minst niet aan den toon. Die barsten echter hebben me weerhouden om er de laag verf af te halen die een onwetend mensch er op gosmoord heeft, en die de fijnheid verbergt die de kunst van den groo- ten Jozef aan het instrument gege ven heeft." Do man zag er erg bleek en zieke lijk uit, en kuchte terwijl hij sprak, en hij hing tegen de toonbank aan om zich een steun te geven.. Folma duwde hem achteruit met een stok, die bij de hand stond. Als je hier komt met een stuk in je kraag, zei de lommerdhouder, moet je niet tegen de dingen aan gaan leunen. Ga maar zoo gauw mo gelijk naar buiten. Zoo meteen krijg je een soort delirium en dan zou je misschien mijn goederen beschadi gen." liet was hard om op die manier op te treden, en toen de arme kerel waggelend naar de deur liep, kon ik me niet weerhouden hem troostend op zijn rug te kloppen. Ik regelde gauw mijn zaak en kwam naai* bui ten met twee een-dollar-briefjes, wel ke Folma's waardeering van Zwit sersch horlogewerk vertegenwoor digden. De man met de viool stond op het trottoir. Daar ik zelf ook aan lager wal was. kon ik niet veel doen; maar ik bood hem aan de twee pa pieren dollars met hem te deelen. Hij nam me een minuut aandachtig op, en nam toen den dollar aan, maar niet voordat hij mijn naam en adres had gevraagd, om het geld te rug te geven zoodra hij daartoe in staat was. Ik deed er twee dagen ovör om mijn overblijvenden dollar op te ma ken en toen begaf ik me weer naar Folma. Achter het winkelraam be merkte ik de gele viool, hangende aan een ijzerdraad en met de schilde ring van de stoomboot goed in het gezicht. Zoo, is de vioolman teruggeko men? zei ik, toen mijn handel afge sloten was. Ja, zei Folma, direct nadat je weg was. De kerel had besloten om do een-vijftig aan te nemen, maar ik zei hem dat hij 't nu met één dollar zou moeten doen, en dat wij anders geuu zaken konden doen. En vond hij dat goed? Zeker. Dat doen zij altijd. Hij heeft ine laten beloven dat ik bet in strument in mijn brandkast bewa ren zou, zei dat het van onschatbare waarde was en een hoop andere din gen; ook dat hij het zeker over en kele dagen zon komen inlossen." Donk je dat hij zal komen? Wel neen. llij zal nooit het geld bij elkaar krijgen; daar zal de drank wel voor zorgen. Ik heb daarom het ding opgehangen voor het raam, tot er een neger langs komt die er zin in heeft en er vijf dollar voor geeft als de tijd verstreken is. Ik kreeg den volgenden dag een karweitje met houtsjouwen, en het duurde een volle maand voor ik weer bij Folma terecht moest komen. Ter wijl ik midden in de onderhandeling was, kwam een zware man met een ontzettenden haardos, een grooten slappen hoed, en een monocle aan een breed lint, de deur binnen en be gon dadelijk te praten. Het was een Hongaar van het type, die het En- gelsch verschrikkelijk radbraakte, en wat aan zijn uitspraak te kort kwam goed maakte met groote geba ren. Llij wilde de gele viool zien, en toen Folma ze aanreikte, meededen- de dat het een pund was, bekeek hij ze alsof hij ze wou opeten. Daarop gaf hij zijn hart lucht. Hij begon niet de wraak te zeggen over het hoofd van den onbekenden man, die er de gele verf op gesmeerd en de stoom boot op geschilderd had; toen gooide hij het over een anderen boeg, en bad voor den maker van de viool, terwijl de tranen in zijn oogen ston den. Het is een Cremona, zeide hij, en er is heiligschennis tegen ge pleegd. Ik wist het zoodra ik zo in het raam zag hangen. Ik ben Girst man, hier is mijn kaartje. Hij legde zijn kaartje neder. Zoo wel de lombardhouder als ik had den gehoord van Girstman, den be roemden violist, d;e toen L streek speelde; en toen hij begon te roepen om een strijkstok, ging Folma er dadelijk een opzoeken zonder een woord te zeggen. De musicus begon aan de snareu te trekken en zo los en aan te schroeven, ai den tijd te gen de viool pratende en ze liefkoo- zende al was ze een ziek kind. Hij nam den strijkstok en streek er mee I over do snaren en zij begonnen tc zuchten en te klagen op een manier die mijn bloed onder mijn buid aan het prikkelen bracht; daarop ging hij over tot een sneller tempo iets woests, iets stormachtigs, iets harts tochtelijks, dat de groene oogen van Folma vonken deed schieten. Ten slotte, met het instrument dicht tegen zijn borst en zijn armen er over gekruist, boog hij zich ovez de toonbank. Ik ben Girstman, zei hij, ik wil deze viool koopen. Folma zag er uit als iemand die langzaam stikte. Hij gaf te kennen, dat het een pand was en dat hij geen recht had er over te beschikken. Maar de ander scheen hem niet te erstaan. Ik zal er u duizend dollar voor geven, zei hij. Ik heb menschen gezien versuft, ver bijsterd, ademloos, in de armen der anhoop, door een enkelen draai m de roulette; en ik bcb andoren gezien, zóó volgepropt met allerlei soort dranken, dat do weg voor hun gedachten vrij wel versperd was; maar waar het betreft een onbe twistbaar en volkomen stilstaan van het geestelijk machinewerk, was Folma hen allen op dat oogenblik verre de baas. De violist dacht ech ter dat dc heeie zaak comedïe was een hoogor bod te krijgen. - Ik wil er tweeduizend voor ge- zei hij, wat harder. Hij wachtte een minuut, vurige blikken werpend naar Folma; toen sloeg hij met zijn vuist op de toonbank: „Ik zal er drie duizend van maken! Hij haalde een bundeltje bankpa- er te voorschijn, bereid om te be talen alvorens de bijna schreiende woorden van den lommerd houder hem den toestand schenen te doen begrijpen. Doch toen hij het be- greep, werd hij verontrustend; hij schudde zijn haar als een kermis- Saxnson, en zwaaide met zijn armen door den heelen winkel heen. Hij vroeg naar den naam van den eige naar en waar deze te vinden was; maar Folma begon langzamerhand zijn geschokte hersenen weer bijeen rapen en weigerde den naam op te geven. Ik kon zien dat hij zich zelf een tooncel voor oogen stelde, waar in een hongerige man met een kost bare viool er slecht afkwam. Maar daar hij niets hiervan zei kon ik moeilijk tusschenbeiden komen. Hij beweerde kalm tegen den mu sicus dat het instrument voor een groote som beleend was en dat het in strijd was met den aard van zijn bedrijf den naam van den eigenaar aan den eersten den beste te noemen* Maar hij zei, dat, als de bewuste persoon kwam om het pand te las sen, hij er overspreken zou en dat, als de viool te koop was, hij het on middellijk zou lateu weten. Toen ik egging, was de musicus opgewon den aan het opgeven waai' hij van plan was de volgende maand con certen te geven en Folma schreef de datums op een stuk papier. Zoovvat een week later ontmoette ik op een avond den lommerdhouder eu hij scheen opgewekt en gelukkig en had een pak onder zijn arm. Het was in een gelegenheid voor koste- looze maaltijden; hij had geld, maar hij was een zuinig heer, en het ging hem aan zijn hart, van zijn contanten te schelden. Ik heb die viool gekregen, zei hij, en ik schreef van morgen aan dien Girstman dat ze te koop was. Hoeveel heb jij er voor gege ven? vroeg ik en hij keek minder ge lukkig. Die vent die er de eigenaar van was had meer verstand dan ik dacht, zei hij. Hij wist alles van de waarde van het ding en wou het in het begin voor geen enkelen prijs verkoópen. Hij zei dat hij de viool beschouwde als zijn vriend, den laatsten dien hij had. Maar ik hield vol en verhoogde telkens den prijs; en ten laatste beet hij toe voor tweeduizend dollar. En Girstman heeft er je drie voor geboden, 2eï ik. Daar heb je een aardige winst aan. Hij zal meer betalen dan drie, zei Folma; ik geloof dat ze vijf waard is. In ieder geval, ik ga even naar dien Duitscher die in hetzelfde huis woont als jij. Ik hoor dat hij alles weet van violen, en misschien kan hij me precies op de hoogte stellen. We liepen samen naar mijn huis. Ik deed juist de deur open, toen de brievenbesteller langs kwam en me een brief gaf; daarop nam ik Folma mee naar boven stelde hem voor aan mijn vriend den violoncellist. De Beier uam de viool in zijn hand, ter wijl ik den brief openmaakte. Wat! lachte de cellist; dit een Cremona! Het is een sigarenkistje met een stok er in. Folma werd zoo geel als de viool. Het is een Guaroerius, zei hij; man, ben je wel goed wijs? Een Guarnerius De Duitscher leunde achteruit en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 11