BUBLADVAN HAARLEM'S DAGBLAD
^OPTRTBAAMDEM ÏÏBSS&™ GROOTE HOUTSTRAAT 5o. advertent,ên_doeltrepfeno.
2Tb
Hu. 8270
in haarlem's dagblad zun
OF 10 CEHT PER WEEK. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. 0nze ^^den opgemerkt.
Rubriek voor Vrouwen
Goedkoope, doelmatige zo-
mertoiletten.
Het natto voorjaar heeft de meeste
rouwen langer dan gewoonlijk doen
aarzelen om met hun zomertoilet
voortgang te maken; waartoe ook do
ongunstige weersgesteldheid van den
vorigen zomer niet weinig heoft bij
gedragen. Men denkt alliolit dat men
het er nog mee doen kan, doch nu de
maand Juni ons een ware zomer
warmte brengt, komt men tot de con
clusie, dat hel weer in ons kikker
landje al even wispelturig is als me
vrouw mode. -We zien ons dus ver
plicht onze gardé-robe nog eens ter
dege na te zien en met het een of an
der aan te vullen; daar gelaten het
moderniseoren ^an reeds bestaande
toiletten. Op het oogenblik maakt
men bovendien reeds plannen voor
de a.s. zomervacantie, men wikt en
weegt of men die aan zee of in de bos-
Bchen zal doorbrengen; want hoe een
voudig onze levensomstandigheden
ook zijn mogen, eenige dagen van
ontspanning wil men zichzelve en zij
ne kinderen toch gaarne gunnen.
Vooral zij, die het geheele jaar in de
steden vertoeven hunkeren er naar
hun longen eens met zuivere, fris-
sche zee- of boschlucht to vullen;
eens een oogenblik tot zichzelf te ko
men, ver van het eeuwig jagende, ze-
nuwafmattende stadsgewoel, met zijn
electrische trams, auto's, vrachtwa
gens, rijtuigen enz.
Voor deze genotvolle vacantie-dar
gen, kan ik nujiie geachte lezeressen
niets beters aanraden dan een paar
linnen toiletten; ze zijn weinig kost
baar, frisch en doeimutig in het dra
gen, ze bleeden flatteus en wat nog
het voornaamste is, men kan ito uit
stekend wasschen.
De linnen tuiletten nu, zijn wat de
modellen betreft, sedert den vorigen
zomer geheel veranderd. Men zag
toen geplooide rokken, die de heupen
nauw omsloten, doch wijd van onde
ren waren. De mantels werden zeer
lang gedragen.
De moderne linnara toiletten hebben
korte jacquets en de rokken, die mèt
of zonder piooiengruepen zijn inge
richt, worden door patten, biais of
bandon als het were bijeen gehou
den. Men kan die banden van een
afstekende kleur linnen, of zoo men
wil van foulard-zijde nemen. Deze
gamee ringen welke dan met druk
st uitingen worden ingericht, kan men
op verschillende japonnen bonutten.
Ook voor de wascb verdient het aan
brengen vun z.g. losse ^arneering
alle aanbeveling.
Het behoeft, na hetgeen ik over de
moderne rokken reeds schreef, zeker
geen betoog, dat een plooirok van het
vorige jaar gemakkelijk te moderni
seren is. De plooien worden dan aan
de binnenzijde op een baud golieoht
en wel zóó, dat men er aan de buiten
zijde niets van bespeurt; men ver
doolt over de geheele lengte drie A
vier rijen band. De onderste band
moet minstens 25 c.M. van den rok-
zooiu worden aangebracht om den
gang niet te belemmeren. Op dezelf
de hoogte brengt men aan de buiten
zijde de garneering aan, Als een
plooirok met smalle voorbaan is in
gericht moet de garneerende band of
biais aan wterszijden van die voor
baan oindigen en daar met drie of
vier knoupen, al naar gelang van de
breedte der gameering, worden afge
werkt, zoodat men den indruk krijgt,
alsof de band er los is opgeknoopt.
De mantels kan men nam verkie
zing mèt of zonder voering inrichten.
Indien gevoerd, wordt hiervoor veel
al serge of huif zijde gebezigd. Behal
ve het gekleurde linnen zal men dit
jaar veel écru linnen zien dragen. Op
de mantels brengt men gekleurde zij
den kragen, die evenals do overige
garncoring met druklmoopen worden
aangebracht.
Een doelmatige kleeding voor kinde
ren, die de vacantia buiten gaan
doorbrengen is ccd jurk van dunne
serge of mousseline met ncteldoek-
sche ouderblouses. Vele moeders toch
zien er tegen op om voor korten tijd
veel bagage te moeten meenemen.
Met katoenen waschjurken is dit na
tuurlijk het geval; doch door boven
bedoelde practische jurken is hieraan
tegemoet gekomen. Men heeft dan
niets anders noodig dan .één gekleed
jurkje en dito manteltje
Voor een verblijf aan zoo zijn de
z.g. strandschoentjes met rubber zo-
Ion aan te bevelen. Ze laten geen wa
ter door, zijn gemakkelijk en goed
koop on men spaart de laorsles. wel
ke vooral aan zee veel te lijden heb
ben, daar het leder door zeewater
hard wordt en springt.
De halzen der danicsblouses, zoo
mede die van de kinderjurken wor
den rond afgewerkt en met fijn ge
plooide lingerie-kragen gedragen. Dit
is wel is waar zeer luchtig, doch voor
een verblijf aan zee weinig aan te be
velen voor vrouwen en kinderen met
een gevoelige huid, tenzij men aan
een blanke teint weinig of geen waar
de hecht
MARIE VAN AMSTEL.
Het Rijke Natuurleven
EKSTERS.
De gemoedelijke Cats was in zijn
alom bekende, veel gelezen en veel
besproken gedichten toch heusch niet
altijd vervelend.
Wij mogen hem dan langwïjligheid
ten laste leggen en hem er van be
schuldigen, dat hij met een soort epi
curisme van de meest kiesche onder
werpen lekkere schoteltjes trachtte te
maken, een feit is het, dat hij in zijn
kleine gedichtjes vaak heel aardige
dingen wist te vertellen. Een er van
kwam mij weer in de gedachte toen
ik laatst een vlugge ekster in gevecht
zag met een vinkenpaar.
Als Cats vertelt:
,,De Spin kan niet alleen de kleine
muggen vangen,
Men siert ook bijen selfs in hare net
ten hangen,
Maer in haar meeste jacht, siert daar
een hagedis
Die valt haar op het lijf terwijl zij
bezig is.'
dan heeft bij de groote natuurwet
van eeuwigen strijd en eeuwige ver
nietiging in rijm gebracht, dan beeft
hij aangetoond, dat de strijd om het
bestaan voortdurend en overal in het
dierenrijk op bloedige wijze wordt
gevoerd.
Voorbeelden behoeven wij niet te
zoeken. Ze zijn voor het grijpen en
sinds het is gebleken, dat do vos de
passie preekte zonder het te meenen
is de kans op vrede in het dierenrijk
voor goed verkeken.
Onze vinkenfannlie zou er anders
wel bij zijn gevaren. Wellicht hadden
ze dan het genoegen gesmaakt, in het
cirkelrond bemost wiegje, dat zoo be
hendig op den ronden kant van een
kastunjetak was bevestigd, volwassen
jongen te zien.
Met de Viaamsche gaai is de ekster
wel de meest geduchte roover onder
de kraaiengroop. Een gewone eier-
dïef is hij echter niet.
Hij is getooid met een staalblauwen
mantel, een blinkend borstkuras en
niet minder mooie witte epauletten.
Hij is een edelman., onder de die
ven, hij is een roofridder.
Want als gij hem ziet, hetzij op een
boomtak of in de vlucht, zoudt gij
niet aan hem zeggen, dat hij al van
zijn prille jeugd of als eerste gerecht'
op zijn menu hoeft staan: „Paté de
petits oiseaux assassinés" of vogel
pastei.
Hij heeft geen krommen snavel,
zooals zijn collega de sperwer, hij
heeft geen haakvormige klauwen
evenals de nachtroovers de uilen,
niets van dal alles.
Zijn geheele uiterlijk teekent vrede
en goedheid al staan zijn oogen dan
ook wat lévendig in zijn mooi ge-
vormden kop en al blijken de pooten
bij nauwkeurige beschouwing dan
ook steviger te zijn dan gij ze u had
gedacht.
Al vroeg in het voorjaar, vaak al
in 't begin van Maart, trekt het ek-
sterpaar rond. Er is lang gezocht om
een geschikte plaats voor het vredes
paleis te vinden, er wordt niet min
der moeite gedaan om een geschikte
gelegenheid voor het toekomstige'
moordenaairsliol te ontdekken en
evenals de roofridders der middel
eeuwen hun burchten het liefst op
bijna onbereikbro rotsen bouwden,
zoo nestelt het eksterpaar ook bij
voorkeur in hoogo boomeu en moeten
wij bij een systematische indeeling
van gymnastische oefeningen het uit-,
halen van een eksternest bij de groep:
„halsbrekesde toeren' indeelen.
Een en ander neemt niet weg, dat
er jaarlijks met behulp van klimspo-
ren nog heel wat eksterpaleizen wor
den overrompeld wat wij van eon
materieel standpunt uit bekeken
niet anders dan gelukkig kunnen
vinden al wordt op die manier de
voor een dool wel sympathieke vogel
met uitroeiing bedreigd*
Dat uithalen is intusschen nog lang
niet ieders werk. In de eerste plaats
is de Toofridderburcht geheel omge
ven door stevige muren waarvoor on
ze vogel alle materiaal geschikt vindt j
en dan nog bouwt hij hoog.
Takken vormen wel het hoofdbe
standdeel, maar daartusschen door
vlecht hij alles wat maar stevigheid
kan geven en als afschrikwekkend
middel kan dienen.
Het is meermalen voorgekomen,
dat de ekster met echt roover-vernuft
een stuk prikkeldraad tusschen de
takken inwerkte.
Ook de fundamenten zijn vaak zoo
stevig, -dat een schot hagel allo uit
werking mist, ook al krijgt het nest
de volle lading.
Zoover gaat soms zijn slimheid,
dat er stukken blik als ondoordring
baar ondervlak worden gebezigd al is
dit natuurlijk geen regel.
Toch zou hij zoo, hoe goed ook te
gen inenschelijke aanvallen bevei
ligd, niets tegen andere eierdic-ven
als gaaien, sperwers en valken uit
richten als hij ook niet voor aanval
len van boven de noodtge verweer
middelen had aangebracht.
Om ook de luchtroovers te weren,
voorziet hij zijn huis van een stevig
dak van tukken zoodat er nog slechts
een opening over blijft juist groot ge
noeg om hem zelf door te laten.
Wat verder nog een kijkje wil ko
men nemen stuit op den stevigen
snavel van den sihnmen eigenaar,
die geen huiszoeking toestaat.
Als het half dozijn groene, gespik
kelde eieren is uitgekomen, heeft het
ouderpaar druk werk.
In 't eerst, als de toekomstige roo-
vers nog klein zijn, worden de wijd
geopende moordkuïltjes gevuld met
wonnen, slakken en kevers, maar dat
zijn slechts de voorloopers van het
teil doode opgeschreven legertje lat
noodig is om het kroost groot te krij
gen.
Weldra begint de groote slachting
onder de kleine zangers, die met het
uitvliegen der. jongen niet ophoudt,
maar niet vernieuwde kracht wordt
voortgezet.
Gelukkig zijn er dan geen blikbo-
dems en prikkeldraad versperringen
meer om het jonge gedoe te bescher
men- Er zou dan gauw in een streek
waar eeu eksterfamilie regeerde geen
enkel zangvogeltje meer te vinden
zijn, terwijl het kleine, lastige en
schadelijke ongedierte in aantal sterk
zou vermeerderen.
Waar de eksters niet worden ver
volgd, deze plaatsen zijn intusschen
zeldzaam, kennen de dieren weinig
vrees. Daar wagen zij zich in de na
bijheid onzer woningen, daar vergas
ten zij ons op hun vreemd geluid.
Goede vliegers zijn de eksters niet.
De vleugels zijn veel te kort en kwam
de staart niet te hulp, dan ging het
nog slechter.
Dil laatste lichaamsdeel is eon sie
raad voor den vogel. Hij is lang,
mooi staalblauw gekleurd en van een
sierlijken vorm.
Als hij dan plotseling opvliegt bij
onze nadering om zich op een hoogen
boomtak in veiligheid te brengen is
de vogel zoo mooi, dat het ons altijd
spijt, dat deze fraaie dieren ons tot
vervolging noodzaken, dan zijn wij
verplicht om bij al het kwade dat wij
van hem hebben opgesomd toch ook
te erkennen, dat er niet altijd jonge
vogels, maar ook veel rupsen en slak
ken door dezen roofridder worden
verdelgd.
H. PEUSENS.
VRAGENBUS.
Don Heer A. te H. Uw Meidoorn
bloeit niet, terwijl alle levensomstan
digheden volgens u gunstig zijn. De
moidoornstammen moeten vrij, dus
niet te kort bij een schutting staan.
Vorder raad ik u aan een paar keer
por maand den grond er om heen
met een schop of hooivork los te ma
ken. Er komt dan lucht bij de wor
tels.
Verder moet de boom in het voor
jaar wat patentkali hebben ongeveer
een ons per vierk. M. en wat. super-
phosphant. In het najaar wat kalk.
Dan moet er op tijd gesnoeid wor
den. Het dichte binnenhout moet er
wat uit. De Mahonia moet ook wat
hout missen en een zonnig plekje heb
ben. Bemesting als boven is goed of
schoon slappe koemest hier ook wel
helpt.
Den Heer S. te H. Mieren ver
drijft u door hun nest te zoeken, daar
benzine in den grond te gieten en
daarna den grond goed aan te cbmk-
ken. Denk echter aan het spoedige
vlam vatten dus geen vuur in de nar
bijheid.
H. PEUSENS.
Een angitige tocht.
(Uit de herinneringen van een jour
nalist).
Het was in den strengen winter van
1894 op 95, toon alle kanalen en ri
vieren (licht lagen, het verkeer te wa
ter opgehouden had, en alles per
spoor, per tram of per vrachtwagen
moest worden vervoerd.
De couranten hadden al dagen ach
tereen geschreven over de voorstelling
van een Marker-bruiloft op de Gouw
zee, die de Monnikendammers, met
behulp van den welbekenden oranje
man, die in Amsterdam bij de oranje
feesten altijd zoo vooraan staat, en
zich daarvoor zoo inspant, op hun
ijsterrein zouden geven. De voorstel
ling zou nog wel op een Zondag plaats
hebben
Ik'vroeg aan de redactie den dag te
voren, of ik daarheen zou gaan, en
dan tevens even naar Volendam en
Edam door te rijden, om te zien hoe
of het daar met de banen gesteld was
en'of er naar Edam ook zooveel men-
schen-stroomden als naar Monniken
dam.
Jelui weet zeker wel, dat er altijd
een zekere prikkelbaarheid bestaat
tussclièn de bewoners dier twee kleine
stadjes, dat vooral uitkomt in win
ters, dut rnen over het ijs Monniken
dam en Marken kan bereiken. Van
weerszijden spant men zich in om
volk te lokken, en hoewel in Edam
alles mooier en ordelijker toegaat,
toch komt Edain niet in vergelijking
wat de duizenden betreft, die als door
een magische kracht naar het meer
democratische Monnikendam en het
door vele Amsterdammers nog nooit
bezochte eiland Marken worden heen
getrokken.
Den volgenden morgen trok lk ÏJ-
waarts naar de Kettingboot, natuur
lijk denkende, dadelijk overgezet te
kunnen worden. Maar dat was mis.
Een ontzaglijke menigte stond
reeds ,te wachten op de aankomst van
de boot. Eeu ontzettend gedrang
heerschto daar, allen met hetzelfde
doel -.'naar de Marker bruiloft op de
Gouwzee. De politie kon ternauwer
nood de orde bewaren en niet dan
met behulp van 10 stedelijke rustbe
waarders, gesteund door het perso
neel van do boot, gelukte het, om zon
der ongelukken, dc groote ketting
boot te vullen.
Op vertoon van mijn perskaart
kwam ik er nog op, maai- honderden
moesten blijven wachten tot de vol
gende boot, waarvoor eveneens eene
breede opening in het ijs, met moeite
werd opengehouden. Sommigen ga
ven er de brui van en gingen met liet
kleine havenbootje naar de overzijde,
orn verder per N.-H. tram de Ansjo-
visstad te bereiken.
Aan de overzijde aajigekomen zocht
ik de kleine slooten en ijswegen op,
die gemakkelijk te vinden waren,
daar een stroom van rijders den weg
aanwees.
Het was mooi ijs, bij uitzondering
een goed geveegde baan. Wel stonden
er tal van baanvegers, om de 200 pas
had je «r een, maar ze hadden goed
werk gemaakt.
Ik reed langs Zünderdorp, het
Schouw, Broek in Waterland en
kwam ongeveer half twaalf in het
dien dag met vreemdelingen bezaai
de stadje. Daar was de zetel van bij
na alle bestuursleden der vereenSging
Olympia, die dat jaar en in 1891 zoo n
furore hadden met hun opgedreven,
wel wat poëtisch opgesmukte be
schrijvingen over de ijsfeesten op de
Gouwzee.
Ritsen gezelschappen met een stok
op den schouder, waaraan schaatsen
hingen, liepen zingende, lachende en
pretmakende door de destijds nog
vrijheidlievende stad, niet gestoord
door waarschuwingen van politic,
veldwachters of maréchaussée.
Trouwens er was cok maar één
rustbewaarder, die daarbij de eigen
aardigheid had, om, wanneer er een
enkelen keer niet kermis b.v. een op
stootje was, onvindbaar te zijn. De
bevolking begreep ook, dat zij zelf,
ter wille van do feesten en ook voor
het voordeel, dat aan het bezoek vau
die massa verbonden was, voor de
orde moest zorgen, wat haar uitste
kend gelukte.
Op het groote ijsvlak, dat zich van
Monnikendam naar Marken uilstrek-
te, zag men reeds tal van menscheu,
de een zwierend, de ander rechtuit
met forschen streek, een derde weer
krabbelend met voorovergebogen
hoofd den door rietpluimen afgezet-
ten weg volgen. On zee was hei nu
niet zoo heerlijk glad, als wel was
voorgesteld, maar een fluike rijder
had er geen last vau.
Het eersto werk was natuurlijk het
bestuur op te zoeken, om zoodoende
meer bekend te worden met de men
scheu, die de Marker bruiloft zouden
voorstellen en de eigenaardigheden
te beschrijven ,die met zoo*n plechtig
heid gewoonlijk samengaan.
Maar wat was het geval Er fun
geerden voor bruid en bruidegom
geen echte Markers, maar de man,
die in Amsterdam de Oranjefeesten,
vooral ni de Willemstruut, leidde en
opdreef. Door zijn kennis met som
mige Markers, had hq gedaan ge
kregen, dat een achttal Markers en
Markerinnetjes hem zouden bijstaan.
Een vriend van hem zou voor burge
meester spelen.
Beide heeren werden aan mij voor
gesteld mij werd ook een lange pijp
met papieren bloempjes aangeboden
en daarna spoedig de brandewijn met
rozijnen gepresenteerd.
Nadat ik zoo ongeveer een uur
tusschen de vroolijke, lachende en
pret makende Markerinnetjes gezeten
had, wilde ik toch ook do andere
feestelijkheden gaan zien.
Maar wat was dat tooneel veran
derd, toen ik vrij stond en het geheele
ijsveld kon overzien.
Beschut door de tent; waarin de
bruiloft werd gehouden, aan de an
dere zijde door de honderden men
scheu, die toch het vreemde der ver
tooning, de bonte Zondagsche klee
ding, de hooge hoeden van vreemden
vorm of ettelijke jaren oud, de ver
sierde pijpen wilden zien, kon ik niet
bevroeden, dat in dat uur het tooneel
zoo veranderd was.
Eeu rutschbaan, waar naar ringen
werd gestoken, het ijspaleis, waar
binnen zoogenaamde Samojeden een
primitief concertje gaven, eeu draai
molen, dien men in beweging tracht
te te brengen, en dien men den weid-
scheu naam van „moulin glacial" had
gegeven, het hoofd van Jut, tal van
kramen, koekkramen en in de verte
siadswaarts de gierslee, waar met
angstige snelheid de aan een paal
met een touw verhouden slede in een
grooten cirkel ronddraaide, omstuwd
door eeu geweldige niassu kijkers, on
bewust van het gevaar, dut hun te
wachten stond, wanneer het touw los
kon schieten.
Op den weg, zijwaarts der baau,
waren eenige ijsschuiijes, zachtjens
voortgedreven door den ka linen Oos
tenwind, bezig zich voor te bereiden
voor den wedstrijd,- die den volgen
den dag ouderling zou plaats hebben.
lk zal daar ongeveer eeu uur routl
gekeken en genoteerd hebben, toen
een man, gekleed in korte broek, pel
en wollen trui, mij aanklampte en m
het Eogelsch vroeg, welken weg hij
moest hebben, om naar Volendam te
rijden. Het was een stoere, zware ge
bouwde Amerikaan, althans daar
voor hield ik hem. Hij vertelde mij,
dat hij door de „New-York Herald"
was uitgezonden, om een beschrijving
dor ijsfeesten in Holland te geven, en
zoo was hij dien dag, aangelokt door
de adverteiiUen en aanplakbiljetten,
hierheen getogen.
Hoewel ik het Engelsch tamelijk
machtig was, kon ik hem toch soms
niet goed begrijpen, wat dan dadelijk,
tot mijn bevreemding, een toornigen
trek op zijn gelaat deed komen.
Wanneer ik hem oen verkeerd ant
woord gaf, vroeg hij mij, of ik hem
voor den gek hield, wat ik natuurlijk
hartgrondig ontkende. Het scheen mij
toe, alsof hij zeer oploopend, kort
van stol was en bovendien met erg
te spreken over de feesten, die hij als
klein spul, flauw gedoe en akelige
humbug betitelde, wat ik wel eenigs-
zins moest toegeven maar ik liet
toch uitkomen, dat de Hollanders
toch ook wel aardige volksfeesten
konden op touw zetten, zonder dat zij
veel geld kosten.
In dien tijd was het vier uur ge
worden, zoodat het geraden was, den
weg naar Volendam in te slaan, wel
ke weg onder toezicht van een hotel
houder aldaar in gereedheid was ge
bracht en eveneens afgebakend.
Ik ga ook mee naar Volendam,
riep mr. Oppenham, zoo had hij
zijn naam opgegeven.
Best, antwoordde ik, hoewel
ik toch maar liever gewild had, dat,
hij op het terrein was gebleven.
Een angstig voorgevoel maakte zicli
allengs van ih:- meester, toen hij op
stelligen, bijna bevelenden toon dat
meegaan naar Volendam uitsprak.
Reeds op het terrein had hij aller
lei vreemde dingen uitgehaald. Hij
had o. a. onder aanbieding van geld
een orgeldraaier zijn orgel afgeno
men, en zoo liep hij daar wel een tien
minuten draaiende en zingende rond,
tot groot vermaak van de massa jon
gelui, die zich als 't ware om hem
verdrongen.
Later zag ik hem tusschen allerlei
slag van jongens op de rutschbaan
raar den ring steken en bracht hij
hel bestuur soms in zeer moeilijke en
pijnlijke oogenblikkei). Hij ontzag
zich ook niet om hardhandig op te
treden.
Toen een der jongens hem bij de
jas trok, gaf hij dezen zulk een ge
weldigen oorveeg, dat de jongen op
liet ijs viel en zich danig bezeerde.
Toen de menigte daarna spoedig par
tij trok voor den jongen en het hem
te benauwd werd. nam hij een hand
vol klein geld en strooide het over de
menigte heen. wat natuurlijk een
vreeselijk gekrabbel cn gevecht ver
oorzaakte. Met zulke gegevens kan
men zich best voorstellen, dat ik
maar liever gewild had, dat hij was
weggebleven.
In een half uur zouden wij er kun
nen iijn en dus nog tijd genoeg heb
ben om eens te kijken of te informee-
ren wat er te Edara te doen was ge
weest.
Wij zullen een minuut of vijf gere
den hebben, hij steeds op eenige me
ters afstand, toen plotseling een zwa
re dikke mist kwam opzetten.
Ja dat kan je soms hebben, boven
het water, dat na een zonnigen dag,
je in een paar minuten rondom in
den mist zit, zoodat je geen drie pas
vooruit kunt zien.
Verrast door de snelle opkomst,
had ik verzuimd den afgebakenden
weg in liet oog te houden en was in
eens het spoor, waarop gereden en
geloopén was, kwijt.
Op mijn vraag aan mijn tijdel ij
ken reisgenoot, of hij niet op het
spoor gelet had, duwde hij mij on
vriendelijk toe
Ik weet van geen spoor af.
Lichten waren noch van Edam,
noch van Monnikendam of Marken te
zien, alleen een ver verwijderd ge
druis, gelijk het ruischen der zee, be
reikte mijn oor en was waarschijn
lijk afkomstig van het vertrek der
joelende menigte, die het feestterrein
verliet. Geen sterveling kwamen wij
tegen.
Ik zocht, met den neus bijna op den
grond, naar eenig spoor van riet- of
schaatsenafdruk niets zag ik, niets
dan grijs hobbelig ijs, afgewisseld
door gladde vlakten.
Ik werd een beetje benauwd. De
Engelsehman, die steeds dichter bij
mij reed, schold voortdurend, nu en
dan latende doorschemeren, dat ik
wel het spoor wist, maar niet wilde
aanwijzen.
Op eens vroeg hij mij barsch, waar
het Oosten was. maar dat kon ik hem
onmogelijk zeggen. Door het zig-zag
rijden om den goeden weg weer té
zoeken, kon ik zelfs in de verte niet
gissen, of wij in de richting van Vo
lendam, Iloorn, Marken, dan wel
naar de kust van Harderwijk reden.
Toon ik hem aanraadde voorzich
tig te zijn cn langzaam te rijden, om
dat er vele open, niet dicht gevroren
gaten, zoogenaamde wakken, in het
ijs waren, waaruit het uiterst moei
lijk was iemand te redden, bleef hij
plotseling stil staan, greep mij met
zijn krachtige hand bij den schouder
en vroeg of ik hem expres van den
weg had genolpen, om hem in een
wak te laten rijden en zoo te verdrin
ken, zonder dat e; iemand iets van
bespeurde.
Ben je wel gek, antwoordde lk
bruusk, wie zou dat nu doen f
Wanneer ik het doel had, om je te be-
rooven, dan zou dat nog raison heb
ben maar lk ben net als jij maar oen
journalistje, die voor zijn dagelijksch
brood moet werken.
Dat lieg je, brulde hij uit.
Tk heb wel gezien, dat jij bij dien
mijnheer met bet oranjelint om lang
hebt staan praten, dat je toen her
haaldelijk naar mij wees en een
spottend gezicht zette, tevens met je
vingers een beweging maakte, alsof
je geld lelde Maar dat zeg ik Je
je wijst mi] binnen twéé minuten den
weg en anders zal ik je net zoo lang
ranselen, tot je den weg weet. Ik ge
loof niets van jouw praatjes over dat
afdwalen. Jij zoudt hier in je land,
dicht bij Amsterdam, den weg niet
weten Maak dat den duivel wijs,
maar mij niet
Nu had ik werkelijk met den psen-
do-burgemefster, met zijn oranjelint
om, eenigen tijd staan praten en mis
schien ook wel met mijn hand naar
een richting gewezen, maar verder
was ik mij van niets bewust. Ik begon
zoo langzamerhand te beseffen, dat
ife wellicht met een krankzinnige t«
doen kon hebben. Bij die gedachte
brak mij liet angstzweet uitwan
neer ik die forsche figuur, vergroot
door den omringenden mist, daar bij
mij zag staan, begreep ik, dat bij een
eventueel gevocht, ik het spoedig zou
afleggen.
Ik hield eenige oogenblikken 3til,
en toen op goed geluk af maar in één
richting doorrijdende, met de zware
hand van Oppenham steeds op mijn
schouder, hoopte ik maar, dat er op
de een of andere wijze hulp of ver
lossing zou komen opdagen. Onder
het bedenken naar verdedigingsmid
delen, iel mij in de gedachte, dat ik
een politicfluit en een rnes in mijn
zak had, welk laatste meer door sier
lijkheid dan svel door stevigheid uit
muntte, zoodat ik gerust kon zeggen,
weerloos tegenover den bullebak to
staan.
Wij hadden, naar schatting, in die
vreemde houding, alsof ik opgebracht
werd, een paar minuten gereden, of
daar had je 't al. De Engelschman
reed in een wak, wel niet groot, zoo
dat hij, toen hij halverwege in het
water terecht kwam, terstond zijne
handen op het ijs sloeg en zich spoe
dig weer op het ijs wrong.
Door den schrik had hij mij los
moeten laten en schoof ik eenige me
ters zijwaarts van het wak vooruit.
Met zijn halfnatte lichaam snelde hij
naar mij toe en greep mij om mijn
middel. Een korte, krachtige ruk en
ik was vrij, en toen ging het over
het ijs. alsof wij aan een wedstrijd
bezig waren. Hoewel ik een flink rij
der was. won ik toch fcïjna niets op
hem. Steeds ontzettende bedreigingen
uitslootcnde, volgde hij mij hijgend
op de hielen. Toen kwam mij de po
liticfluit in de gedachte. Drie korte
stootcn liet ik over de mysterieuss
vlakte gieren, in de hoop, dat' dc een
of ander dat zou hooren en helpen.
Maar geen geluid of antwoord of roep
werd gehoord. Steeds achtervolgd
door den woedenden reus, reed ik zoo
hard als ik maar kon niijn voeten
begonnen door het hobbelige ijs pijn