ft
Él
Wk
SP
üfl
^533
H
SS
ft
gg
fe
MÉ
s
V
SI
^iül
r;
n
te doen, de angst deed mij bijna ver
stijven, e« ik zag het oogenblik nade
ren, dat ik niet meer zou kunnen.
Ik zal zoo ongeveer een 1.ion minu
ten gejaagd hebben, toen ik plotseling
op vier Voiandaramers stuitte, die mot
een kruiwagen, een lantaarn, ecnige
lange latten, waaraan netten verbon
den waren, aan het visschen waren
naar spiering.
Zij keken, alsof de duivel in bun
midden was komen vallen.
De Engelschman hield stand.
Ik vertelde hun. zoo snel ik kon en
het mijn adem toeliet, wat er aan de
hand was en wees tevens op don
man, die daar rustig en kalm ons af-
achtte.
Ik vroeg hen om mij te helpen, dien
man te zien te vangen en voorloopig
in bewaring te houden, om dan wel
in Edam uit te maken, wat dat heer
'toch wilde.
Allo vier waren bereid 011 toen wij
'Ons gereed maakten, om hem van alle
kanten te omringen, keerde hij zich
om en reed snel weg in do onzekere
en voor hem onbekende ruimte.
Ik houd het er vast voor, dat hij
werkelijk in de meening was, dat
het op zijn beurs of zijn loven gemunt
was.
Drie weken later, toen hot ijs ver
dwenen was in do Zuiderzee en de
visschers hun netten naar haringen
uitwierpen, werd een lijk opgehaald,
dat volgens de beschrijving in de cou
ranten, van den verdwenen Engelsch
man moet geweest zijn.
Nooit heb ik meer iets van het ge-
val vernomen. De Volendammers
brachten mij naar hun dorpje, waar
ik hen flink onthaalde, erg dankbaar,
dat zij mij waren te hulp gekomen.
Een korte rit naar Edam, daar op
de tram naar Amsterdam en terstond
naar mijn.kamer en op bed. Ik was
niet in staat een letter op het papier
te zetten, zoodat het verslag een dag
'te laat in de courant kwam.
(„Vad.")
Ja Mamaatje.
Hans Eibers was weer in de stad.
Dokter Hans Eibers zeiden de men-
schen met veel respect, die het ver
der vertelden. Hij had gestudeerd,
was gepromoveerd, had zich een half
jaar geleden ais dokter te Berlijn ge
vestigd en nu was hij ongeveer twee
jaren weg geweest van het kleine
plaatsje, waar hij vroeger gewoond
had.
Zijn moeder, weduwe van den post
directeur, was herhaalde malen bij
haar dochter in de keizerstad ge
weest, had natuurlijk haax zoon ge
zien en vertelde veel van dien zoon,
maar deze zelf scheen nooit tijd ge
had te hebben voor zoo'n verre reis.
Tot men plotselng tijdens de laatste
mooie dagen van dezen zomer hoor
de: „Hans Eibers is er...'
Vreugde was er in de families waar
huwbare dochters waren. De mees
ten hadden als kind met den aardi-
gen, vroolijken jongen gespeeld en
daar het herinneringsfeest van de
stichting van „Concordia", de voor
naamste vareeniging in het stadje,
juist in deze dagen viel, verheugden
de jonge meisjes zich dubbel op den
wolkomen danser.
Lore Hellmann verheugde zich
niet.
Met groote verschrikte oogen zat
zij in de huiskamer naast haar moe
der en hield haar haaknaolden vast
alsof die kapot moesten.
Mevrouw Heliinann, de weduwe
van den inspecteur der telegrafie,
had al ruim een kwartier tegen haar
dochter ge-praat en zij praatte nog.
Zij was warm en rood en opgewon
den geworden en zij begreep niet hoe
een meisje van twintig jairen zoo stijf
en stil kon blijven zitten.
In geen geval gaan wij morgen
caar het feest herhaalde zij nu al
voor de derde maal. „Wij zullen de
menschen eens laten zien, hoe weinig
wij dien Hans Eibers noodig hebben.
Dat laat ik mij maar eenmaal door
die onbeschofte Eibersen zoggen, dat
wij hem zoo in do wacht willen slee
pen. En dat heeft men bijna tien
iaar lang een vriendin genoemd...'
Het aardige meisjeskopje zonk nog
dieper over haar haakwerk heen. Het
was alsof er een lange, diepe snik
door haar geheele lichaam ging.
Maar mevrouw Hellmann bespeur
de daar niets van.
En wanneer er dan eenige re
den tot die praatjes ware geweest.
Wanneer de vriendschappelijke ge
voelens, die jullie voor elkaar hebt,
uit iets anders voortsproten dan uit
kinderlijke genegenheid... ja, dan
zou ik mij er niet zoo over opgewon
den hebben. Jullie hebt met elkaar
gespeeld als alle anderen, beat sa
men aangenomen, hebt samen wel
eens op een bal van Concordia ge
danst, toen bij als student hier was,
maar lieve hemel, die lummel van
een Hans heeft wel andere dingen
aan zijn hoofd gehad dan liefde en
verliefdheid. Geloof jij ook niet, Lo
re?
Ja, mamaatje.
Je behoeft daarom morgen nog
niet thuis te blijven, vervolgde haar
moeder op wat kalmer loon, toen zij
het mooie meisjesgezichtje zonder ee
nige uitdrukking zag. Je kunt b.v.
den geheelen middag naar de bosch
hut gaan. Daar zul je nu wel al den
nieuwen aardbeiwijn kunnen krij
gen; daarvan kun je mij dan eon
flesch halen. En de vrouw van den
boschopzichter zal je dan wel over
het gemis van het feest heen helpen.
Je gaat toch wel gaarne naar haar
toe. Lore?
Ja, mamaatje.
Mevrouw Hellmann was nu volko
men gerust gesteld. Zij legde haar
handwerk neer, zette haar bril af en
wreef zich do oogen uit.
Naar Ik gehoord heb, zeide zl]
na een paar minuten, blijft die dok
ter Eibers maar drie dagen hier. Gis
teren is hij gekomen, morgen is het
feest en overmorgen zal hij wel weer
weggaaa. Je behoeft die paar dagen
nu niet de stad in te gaan. Naar het
bosch kun je achterom langs ie wei
gaan.
Ja, mamaatje.'
Mevrouw Hellmann stond op, keek
toen naar het blondgelokte meisjes
hoofd en zuchtte.
Als je maar niet altijd zoo te
ruggetrokken tegenover alle mannen
was, Lore. De laatste paar jaren ken
ik je niet meer. Hans Hoffmann,
mijnheer von Lemke... wol, jij be
hoeft maar één woord te zeggen, zoo
verliefd als die twee op jou zijn.
Ditmaal zeide Lore niet Jazij
haakte en haakte maar en was blij
dat haar moeder eindelijk zweeg en
de kamer verliet. Nu behoefde zij ten
minste geen moeite meer te doen,
haa-r tranen in te houden cn haar
verlangen naar Hans te onderdruk
ken...
Den volgenden dag was het warm
en zonnig: een echte dag om feest te
vieren buiten.
Des middags tusschen vier en vijf
uur was de hoofdstraat, die naar oen
groote uitspanning leidde, als be
zaaid met feestelijk gekleede men-
schen, in lichte kleeren, de dames
met groote hoeden vol bloemen.
Mevrouw Hellmann die de drukte
uit haar raam had. aangezien, was
heel blij haar dochter zoo rustig en
stil in de boschhut te weten en nu
hadden de menschen niets te praten
en mevrouw Eibers zou zich van
gemis niet weten te bergen.
Vanavond zou liet in het natuurlij
ke leege stadspark wel heerlijk zijn.
Zoo'n dag als vandaag mocht men
niet tihuis blijven zitten.
Mevrouw Hellmann zette haar hoed
op en wandelde naar een bank bij
het gedenkteeken in het park. Toon
zij langzaam en waardig langs den
goed onderhouden weg liep, wandel
de een dame voor haar uit en juist
toen ze op de bank wilde gaan zitten,
deed ook de andere dame dat. Beide
dames keken elkaar aan en de een
werd nog rooder dan de andere.
Het kon niet anders, men moest el
kaar groeten, en bij elkaar gaan zit
ten, wilde men niet onbeleefd wor
den of zich door een vlucht belache
lijk maken.
Ik dacht dat u op het feest van
Concordia zoudt zijn, mevrouw Ei
bers, begon Lore's moeder op een
toon zoo koel als mogelijk was.
Dat dacht ik van u ook, ant
woordde mevrouw Eibers, precies
even koel.
Mevrouw Heil man zat kaarsrecht
Nu kon zij haar groote troef uitspe
len.
Neen, toen wij hoorden dat uw
zoon hel feest zou meemaken, had
Lore geen zin er heen te gaan.
Mevrouw Eibers was wel een beet
je bleek geworden, maar zij wist zich
toch te beheerschen.
Dan ls juffrouw Lore we! veran
derd dat moet ik zeggen. Voor 2
Jaren heeft zij nog bijna dagelijks
met mijn zoon in het stadspark ge
wandeld; ik heb Ansichtkaarten ge
vonden en brieven van uw dochter
nu, u zult het begrijpelijk vinden,
dat ik aan een dergelijke kalverliefde
paal en perk stelde en heelemaal niet
gesteld was op bcaoeken van mijn
zoon hier ln de stad. Hoeveel ik ook
van Lore houd mevrouw Hellmann
ging met een boos gezicht nog wat
verder van de spreekster afzitten
meisje zonder vermogen, neen,
daarvoor heeft toch de studie van
mijn zoon mij ta veel geld gekost
Mevrouw Hellmann had niet dode
lijk een antwoord gereed. Zij knikte
maar en zeide toen:
Bovendien heeft mijnheer uw
zoon een blauwtje geloopen. Mijn
dochter kan in heel andere families
trouwen dan in de uwe. Onlangs nog
hoorde ik hoe mijnheer von Lemke
verliefd is op mijn doohter. Wie weet,
hij gaat vaak naar de boschhut Lo
re ontmoet hem daar misschien van
daag wei-
Zij kon niet uitspreken. Mevrouw
Eibers was zoo heftig opgesprongen
van haar zitplaats, als zag zij eon
spook voor zich.
Lore... uw Lore, Is vandaag naar
de boschhut... nu, vanmiddag?
Ja, zij zou mij een flesch aard
beiwijn balen.
Hans voor mij ookl jammerde diens
moeder bijna weenend.
Ik heb er hem vanmiddag met
opzet naar toegeizonden, opdat hij
niets zou weten van het feest van
Concordia, waar hij uw Lore zou
ontmoeten. Lieve hemel en juist naar
de boschhut, dien eenzamen weg. Is
uw Lore ook langs de wei buitenom
gegaan?
Ja, langs de wei buitenom, zeide
mevrouw Hellmann op doffen toon.
Evenals Hans. Maar dan moet
Ik er dadelijk heen.
Zij behoefde niet verder te spreken,
want mevrouw Hellmann was haar
al vooruitgeloopen.
Zij liepen beiden denzelfden
door het park naar de boschhut Tot
beiden op hetzelfde moment als op
commando bleven staan.
Daarginds te midden van den
avondzonneschijn, Langs den eenza
men weg, kwam een paar menschen
in.
Zij liepen vlak naast elkaar, het
meisje in den rechterarm een flesch,
de iongo- man in de linkerhand een
dito. Tolken» stonden zij stn, terwijl
hun monden elkaar zochten.
Lorei, schreeuwde mevrouw
Helleman.
Hansl brulde mevrouw Eibers.
De belde jonge menschen sten'en uit
elkaar.
En de beido moeders zagen ln bo
gen, die straalden van zaligheid en
liefde, zoodat bij al het verschrikke
lijke een gevoel van warmte ook
over haar kwam. Ja, wie had dat nu
gedacht, wie had dat nu kunnen den
ken, dat do beide Jongelui zóó met
elkaar waren.
Mevrouw Eibers stak het eerst haar
hand uit
Wij moeten maar weer vriend
schap sluiten... dat daar kunnen wij
toch niet veranderen. Wat mijn jon
gen eenmaal vost heeft, laat hij niet
weer los...
Lore was verschrikt van Hans vveg-
goloopen en stond nu half huilend,
half lachend voor de beide vrouwen.
Heb Je dan altijd zooveel van
hem gehouden, Lore? vroeg haan-
moeder met tranen ln de oogen.
Ja, mamaatje.
En toen kwam ook Hans. Die ween
de niet. In zijn jonge geluk omarm
de hij eerst zijn moeder, toen zijn
aanstaande schoonmoeder en ten
slotte drukte hij zijn jonge bruid aan
het bart.
Dat twee oude dames een zoo
mooi plekje voor een liefdesverkla
ring hadden kunnen uitzoeken, dat
zou ik toch niet hebben durven droo
men. En dat zal ik ook nooit verge
ten.
En hij zoomin als Lore kon begrij
pen, waarom de belde moeders zoo'n
verbaasd gezicht trokken.
(Pr. G. Ct)
De Dief.
(Uit het Engelsch).
- Ik laat je de krant hier, Mona,
zei Lionel Radsham, toen hij des
morgens naar de City ging, er
staat niets in.
Niets Het scheen Mona Radsham,
dat de kolommen met louter schrik
kelijke berichten gevuld waren. Men
was werkelijk bang om iets te lezen.
Sedert drie maanden, zoo lang ze
getrouwd was, woonde Mona in de
stille voorstad Hornsey, en het een
zame loven begon haar angstig te
makon. ZIJ wantrouwde de leveran
ciers, de haar onbekende buren, het
dienstmeisjede wereld was immers
zoo slecht I
Zuchtend dronk ze haar thee en las
ondertusschen het volgende
„Talrijke diefstallen van geld-
„taschjes zijn ln don laatsten tijd
„bij dames gepleegd, die ln de
„electrische tram zaten. De poli-
„tie meent een spoor ontdekt te
„hebben. De dief moet In Horn-
„sey wonen."
Hornsey I Maar dat was vreeselijkl
Mona keek nadenkend door het ven
ster op do straat. Misschien herberg
de een der mooie villa's den misdadi
ger. Misschien was het de zonderlin
ge man naast hen, die geen geregelde
uren had om zaken te doen. Gisteren
stond er een politieagent volle vijf
minuten tegenover het huis bij de
lantaren.
Dezen avond kwam Lionel niet op
tijd thuis. Weliswaar slechts tien mi
nuten later, maar het was voldoende
om Mona koortsachtig opgewonden
te maken.
O. Lionel, wat was er gebeurd
De electrische geleiding ver
stoord. Toch niet bang gemaakt,
hoop ik
Hij kuste haar.
Het eten klaar O Ja, ik ruik hel
Ik loop vlug naar boven, om mij te
wasschen.
Mona nam de achteloos op een stoel
geworpen overjas en hing ze op.
Daarbij viel er iets met kletterend ge
luld op den grond. Het was een da
mes-geld toschje, wel wat versleten,
maar goed gespekt met muntstukken.
Ontzet staarde de jonge vrouw op
het voorwerp.
Op dit oogenblik werd de keuken
deur geopend en de keukenmeid ver
scheen met het eten. In haar verwar
ring liet Mona de beurs vlug in baar
zak glijden.
Lionel verwonderde zich aan tafel
over de ongewone stilzwijgendheid
zijner vrouw en deze klaagde toen
over hoofdpijn. Na het eten stond hij
er op, dat ze op de canapé ging lig
gen en zich vochtige doeken om het
hoofd liet wikkelen. Alle vijf minuten
vroeg hij, of T ook beter werd.
Zij sloeg hem in 't geheim gade en
hield schijnbaar de oogen stijf dicht.
Drommels, zei hij plotseling,
en kwam met een ruk van zijn stoeL
Zonder iets te zeggen, ging hij de
kamer uit
Een paar minuten hoorde ze hem
daar ln de vestihule heen en weer
loopen.
Toen hij weer binnenkwam, lag cr
op zijn gelaat oen uitdrukking van
verlegenheid en ontsteltenis. Ver
strooid vroeg hij naar haar hoofdpijn
en ging in een boek van de canapé
zitten.
Mons, zei hij plotseling, -
ons dienstmeisje eigenlijk wel eer
lijk T
Dat zoü ik denken. Je mist im
mers niets
Neen, ten minste niet iets v.
bateeken ls. Ik dacht, dat ik wat geld
in den zak van mijn overjas had. De
ze zijzakken zijn zoo onpractisch,
maar, misschien heb ik er zelfs
heelemaal niets in gedaan. Het was
niet veel niet de moeite waard.
Bij deze woorden nam hij een tijd
schrift op.
Was er nog twijfel aan zijn schuld
mogelijk Hij hield het tijdschrift
verkeerd voor zich, maar las toch.
Mona Radsham sliep dien nacht
slecht Den volgenden morgen scheen
Lionel aan niets bijzonders te denken
en plaagde haar, omdat ze er zoo
slecht uitzag.
Je hoofd is zeker nog niet ge
heel weer in orde, Mona
Ze knikte even toestemmend. Het
leven was voor haar immers toch
verwoest
Toen de postbode klopte, kreeg ze
hevige hartklopping. IIo© lang zou
het nog duren, eer de politie kwam
Zou Lionel in huis gearresteerd wor
den, of op straat, of in de tram Mo
gelijk had ze hem moeten waarschu
wen.
De beurs had ze zorgvuldig verbor
gen, waar de politie niet zou zoeken.
Maar waar waren al de andere beur
zen, waarvan de couranten spraken
Wierp hij zo onder 't loopen weg
Om wat afleiding te hebben, be
zocht ze verscheidene winkels. De
keukenmeid wacbstte haar thuis met
het bericht, dat er in haar afwezig
heid een vreemde heer was geweest
Wat wilde hij
Hij vroeg naar meneer en was
erg verschrikt, toen hij hoorde, dat
meneer niet thuis was. Ik vroeg hem,
of ik een boodschap zou overbrengen,
toen zei hij, dat hij wegens een
geldbeurs kwam. Maar wat scheelt u,
mevrouw
- Niets, Kaatje, niets ik hob
zeker wat te hand geloopen. Wegens
een geldbeurs
- Ja, mevrouw, ik dacht, dat hij
er verkoopen wilde, maar daarvoor
zag hij er ook eigenlijk toch te fijn
uit 0, het maakt niets uit, zei hij, en
je behoeft mevrouw Radsham niets
van mijn bezoek te zeggen.
Mona's tanden klapperden op el
kaar.
Dat zei hij, Kaatje
- Precies dezelfde woorden, me
vrouw, en toen merkte ik dadelijk,
dat hij niets goeds in den zin had.
Dunkt u ook niet
Ja, natuurlijk, Kaatje. Als hij
terugkomt, moet Je mij dadelijk roe
pen.
Dus had do politie den schuldige
gevonden. Nu zou het Lionel wol niot
mogelijk zijn, nog thuis to komcu. Als
ze hem maar niet in een vochtige cel
opsloten. Hij werd zoo licht verkou
den.
Maar hij kwam thuis, stipt op de
minuut En hij gedroeg zich precies
als altijd.
Terwijl hij boven de handen wiesch,
sloop Mona zacht naar da vestibule, i
Alles was stil in huls. De zak was le
dig. Ze tastte in een anderen. Nu
voelde ze iets. Ze haalde het er vlug
uit, bekeek bet en 3tak het er rillend
weer in.
Dat „iets" was een damesbeurs.
Een nieuwe dag brak aan en nog
was Lionel Radshara op vrije voeten.
Als je er vanavond niet beter
uitziet, Mona, zei hij bij het weggaan,
dan moet ik werkelijk den dokter1
halen.
Beter 1 Was het leven nog wel te
dragen 1
Mona besloot een bazar te bezoeken
en daar thoe te drinken. Toen ze e«n
plaats zocht, hoorde ze een stem ach
ter zich en zag Dulcio Courtnay.
Dulcie was Lionels liefste nicht.
Mona mocht haar minder graag. Het
gerucht ging, dat Lionel vroeger
voor zijn huwelijk op Dulcie's ge
zichtje verliefd was gewonden.
Mona, kom aan mijn tafeltje. Ja,
ik ben heelemaal alleen hier. Ho©
gaat het j© We hebben elkander ln
een eeuwigheid niet gezien. Heb je al
iets besteld Niet Thee voor twee
personen en Fransch gebak. H Is good
dat ik je zie, Mona, ik wilde je mor
gen bezoeken, maar nu kan ik die
moeite sparen. Heeft Lionel iets ver
teld
i— Waarvan
Dus niet. Die goeie jongen hij
heeft dus werkelijk woord gehouden.
Wij wilden hot heusch niet voor je
verbergen, maar ik dacht, dat ik het
je zelf moest zeggen en daarom liet
ik hem beloven, dat hij zou zwijgen.
Waar denk jo, dat hij cn ik Dinsdag
namiddag waren
Dat kan ik niet raden.
In den schouwburg. Mijn broer
Richard had twee kaarten voor de
namiddagvoorstelling. Hij en ik wil
den er samen naar toe. Maar des
voormiddags kreeg hij hevige aanval
len van pijn, Je weet wel, zijn oude
leverkwaal. Ik wilde niet gaarne de
voorstelling missen en het was toch
ook jammer, dat het andere kaartje
niet gebruikt werd. Dus telefoneerde
ik Lionel en hij vergezelde mij. Jij
hebt er toch niets tegen in te bren
gen, Mona
Niet het geringste.
- Dat wist ik wel. Wij amuseerden
ons uitstekend. De voorstelling was
Voortreffelijk' maar het werd 1; 'er,
dan we gedacht hadden. Lionel «op-
te mij in een rijtuig, en toon het
verschrikkelijk met mij, stel je voor
ik had geen geld. Toen ik de hand in
den zak stak om den koetsier te be
talen, was mijn beurs weg.
Eon koude rilling liep Mona over de
leden. Lionel bad dus de beurs van
zijn nicht ontvreemd.
O. kijk maar niet zoo verschrikt I
Ze was niet gestolen. Ik gaf ze des
middags aan Lionel, opdat ik er niet
om zou behoeven te denken, en in de
haast ging hij naar huis en hield ze
in den zak. Ik zond den koetsier naar
ons huis om zijn geld te halen het
was zeer onaangenaam voor mij. Gis
teren was ilc nog van streek van al
die onaangenaamheden, daarom zond
ik Richard naar jullie, om te zien,
of hij mijn beurs kon krijgen maar
wat scheelt je
Och ik heb mij aan de heetè i
thoe gebrand.
Vanmorgen kreeg ik van Lionel
eon brief en een pakje. In den brief
stond, dat hij de beurs op den torug-
weg bij ongeluk verloren moet heb
ben. Nu, er was niet veel in. Maar het
pakje bevatte de mooiste geldbeurs,
die ik ooit heb gezien. Hij is gisteren
nog naar de Regentstreet geweest, om
die voor mij ta koopen.
Bijna had Mona «en luiden gil ge
slaakt. De „mooiste geldbeurs" was
dezelfde, die ze in Lionel's zak gevon
den had.
Eer haar echtgenoot thuis kwam,
verbrandde Mona een zekere beurs,
nadat ze vooraf, om haar geweten ge
rust te stellen, den geheelen inhoud
in een busje voor de armen had ge
stoken.
Toen ging ze Lionel met een vroo-
lijk gezicht tegemoet.
Mona. gevoel ja beier
iS, mijn hoofdpijn is over. ITet
moet van hot weer zijn gekomen, Is
er wat nieuws
Niets Of ja, toch De dief is
gearresteerd, je hebt er wel van gele
zen, die met de geldbeurzen I
HOOGE PRIJZEN
VOOR SCHILDERIJEN.
Het gaat met de prijzen, die voor
Holiandsche kunst worden betaald,
nog maar steeds in de hoogte. Dit be
treft zoowel oud werk uls de nieuwe
school.
Bij een verkooping van etsen van
Rembrandt te Stuttgart ging bijv. oen
proefdruk van liet etsje „Rembrandt
teekenend", waarvan slechte 2 exem
plaren bekend zijn, voor 33U0Ü mark.
't Andere exemplaar is in 't Britsch
Museum, liet po. tret van den „Ouden
Haaring" deed -t-iOOO mark, de „Groo
te Jodenbruid" 3500Ü. enz. Te zamen
gingen l il etsen van Rembrandt voor
:M half millioen mark.
In Londen werden de vorige week
nieuwere schilderijen verkocht. Een
doek van Thijs Maris „Slapend Kind"
ging voor 4900 guinea's (een guinjo is
ƒ12.601. Nog oen schilderij van den
zelfde deed 850 guinea's. Van Jozef
Israels bracht een „Panuekoekbak-
ster" 2700 guinea's op. Andere werken
van Jacob en Thijs Marls en van
Izaak Israels gingen voo» 300 a 400
guinea's, och wel aardig© prijzen.
Luitenant (werkzaam in de recru-
tonschool): „Nu, wanneor uw vader
honderd eieren heeft ©n or zijn twin
tig bedorvenen bij, hoeveel verliest
hij er dan?'
Recruut: „Niets, want. hij verkoopt
de bedorvenen ook."
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den Heer J. Meijer, Kruisstraat
34. Telephoon 1543.
Probleem No. 15» van YVES LE
GOFF.
m
25839.
Hl
i
Wk
SÉ
fss
Zwart schijven op 7, 8. 9, 10, 11, 14, 16, 18, 19, 20, 24, 28 en 36.
Wit schijven op 21, 26, 27, 31, 34, 38, 39, 42, 47 en 48.
De oplossing van dit probleem wordt ingewacht aan bovengenoenfl»
adres, uiterlijk Dinsdag 21 dezer.
EINDSPEL No. 160 van C. BLAN
KENAAR,
Zwairt schijf op 26, dam op 36.
Wit dammen op 6, 11 en 47.
Voor de oplossing van dit zeer
moeilijk eindspel, wordt een week
langer dan gewoonlijk den tijd gege
ven, dus tot uiterlijk Dinsdag 28 de-
Oplossing van probleem No. 155
van den auteur: Wit 24 - 20, 48 - 42,
35 - 30, 44 - 39, 49 - 43, 22 - 17, 47 -
41, 37 - 31, 45 - 40, 29 - 24, 23 1,
1 18 of?l
Goed opgelost doo-r de Heer en R.
Bouw, D. G. Koning, W. van Daalen,
P. J. Eype, W. J. A. Matla.
Oplossing van probleem No. 156 van
den auteur: Wit 47 - 36, 36 - 27, 11 -
7, 49 - 43, 43 34, 35 4, 4 2!
Goed opgelost door de Hesren W.
van Daalen, H. Koster, W. J. A. Mat
la.
Verder ontvingen wij, eerst Woens
dag. nog goede oplossingen van do
probleems No. 155 en 156, van de lie*
ren W. J. Balkenende, en J. Jacob-
son Azn.( en van probleem Na 156
van de heeren R. Bouw, en D. G- Ko
ning.
Reeds tweemaal hebben wij er aan
herinnerd, dat oplossingen die na
den gostelden datum inkomen geen
punten geven voor den wedstrijd en,
hoewel het ons leed doet voor do op
lossers, moeten wij ons beslist hier
aan houden.
Met het oog op het moeilijk eind
spel dat wij thans ter oplossing aan
bieden, behandelen wij thans niets
ineer ln de rubriek van heden.
De Haarlemsche Damclub houdt
hare bijeenkomsten lederen Maandag
avond van 8 tot 12 uur in het Gebouw
de Nijverheid, Jansstraat 85, alhier.
Liefhebbers van het Damspel zijp
daar steeds welkom.