ft Él Wk SP üfl ^533 H SS ft gg fe MÉ s V SI ^iül r; n te doen, de angst deed mij bijna ver stijven, e« ik zag het oogenblik nade ren, dat ik niet meer zou kunnen. Ik zal zoo ongeveer een 1.ion minu ten gejaagd hebben, toen ik plotseling op vier Voiandaramers stuitte, die mot een kruiwagen, een lantaarn, ecnige lange latten, waaraan netten verbon den waren, aan het visschen waren naar spiering. Zij keken, alsof de duivel in bun midden was komen vallen. De Engelschman hield stand. Ik vertelde hun. zoo snel ik kon en het mijn adem toeliet, wat er aan de hand was en wees tevens op don man, die daar rustig en kalm ons af- achtte. Ik vroeg hen om mij te helpen, dien man te zien te vangen en voorloopig in bewaring te houden, om dan wel in Edam uit te maken, wat dat heer 'toch wilde. Allo vier waren bereid 011 toen wij 'Ons gereed maakten, om hem van alle kanten te omringen, keerde hij zich om en reed snel weg in do onzekere en voor hem onbekende ruimte. Ik houd het er vast voor, dat hij werkelijk in de meening was, dat het op zijn beurs of zijn loven gemunt was. Drie weken later, toen hot ijs ver dwenen was in do Zuiderzee en de visschers hun netten naar haringen uitwierpen, werd een lijk opgehaald, dat volgens de beschrijving in de cou ranten, van den verdwenen Engelsch man moet geweest zijn. Nooit heb ik meer iets van het ge- val vernomen. De Volendammers brachten mij naar hun dorpje, waar ik hen flink onthaalde, erg dankbaar, dat zij mij waren te hulp gekomen. Een korte rit naar Edam, daar op de tram naar Amsterdam en terstond naar mijn.kamer en op bed. Ik was niet in staat een letter op het papier te zetten, zoodat het verslag een dag 'te laat in de courant kwam. („Vad.") Ja Mamaatje. Hans Eibers was weer in de stad. Dokter Hans Eibers zeiden de men- schen met veel respect, die het ver der vertelden. Hij had gestudeerd, was gepromoveerd, had zich een half jaar geleden ais dokter te Berlijn ge vestigd en nu was hij ongeveer twee jaren weg geweest van het kleine plaatsje, waar hij vroeger gewoond had. Zijn moeder, weduwe van den post directeur, was herhaalde malen bij haar dochter in de keizerstad ge weest, had natuurlijk haax zoon ge zien en vertelde veel van dien zoon, maar deze zelf scheen nooit tijd ge had te hebben voor zoo'n verre reis. Tot men plotselng tijdens de laatste mooie dagen van dezen zomer hoor de: „Hans Eibers is er...' Vreugde was er in de families waar huwbare dochters waren. De mees ten hadden als kind met den aardi- gen, vroolijken jongen gespeeld en daar het herinneringsfeest van de stichting van „Concordia", de voor naamste vareeniging in het stadje, juist in deze dagen viel, verheugden de jonge meisjes zich dubbel op den wolkomen danser. Lore Hellmann verheugde zich niet. Met groote verschrikte oogen zat zij in de huiskamer naast haar moe der en hield haar haaknaolden vast alsof die kapot moesten. Mevrouw Heliinann, de weduwe van den inspecteur der telegrafie, had al ruim een kwartier tegen haar dochter ge-praat en zij praatte nog. Zij was warm en rood en opgewon den geworden en zij begreep niet hoe een meisje van twintig jairen zoo stijf en stil kon blijven zitten. In geen geval gaan wij morgen caar het feest herhaalde zij nu al voor de derde maal. „Wij zullen de menschen eens laten zien, hoe weinig wij dien Hans Eibers noodig hebben. Dat laat ik mij maar eenmaal door die onbeschofte Eibersen zoggen, dat wij hem zoo in do wacht willen slee pen. En dat heeft men bijna tien iaar lang een vriendin genoemd...' Het aardige meisjeskopje zonk nog dieper over haar haakwerk heen. Het was alsof er een lange, diepe snik door haar geheele lichaam ging. Maar mevrouw Hellmann bespeur de daar niets van. En wanneer er dan eenige re den tot die praatjes ware geweest. Wanneer de vriendschappelijke ge voelens, die jullie voor elkaar hebt, uit iets anders voortsproten dan uit kinderlijke genegenheid... ja, dan zou ik mij er niet zoo over opgewon den hebben. Jullie hebt met elkaar gespeeld als alle anderen, beat sa men aangenomen, hebt samen wel eens op een bal van Concordia ge danst, toen bij als student hier was, maar lieve hemel, die lummel van een Hans heeft wel andere dingen aan zijn hoofd gehad dan liefde en verliefdheid. Geloof jij ook niet, Lo re? Ja, mamaatje. Je behoeft daarom morgen nog niet thuis te blijven, vervolgde haar moeder op wat kalmer loon, toen zij het mooie meisjesgezichtje zonder ee nige uitdrukking zag. Je kunt b.v. den geheelen middag naar de bosch hut gaan. Daar zul je nu wel al den nieuwen aardbeiwijn kunnen krij gen; daarvan kun je mij dan eon flesch halen. En de vrouw van den boschopzichter zal je dan wel over het gemis van het feest heen helpen. Je gaat toch wel gaarne naar haar toe. Lore? Ja, mamaatje. Mevrouw Hellmann was nu volko men gerust gesteld. Zij legde haar handwerk neer, zette haar bril af en wreef zich do oogen uit. Naar Ik gehoord heb, zeide zl] na een paar minuten, blijft die dok ter Eibers maar drie dagen hier. Gis teren is hij gekomen, morgen is het feest en overmorgen zal hij wel weer weggaaa. Je behoeft die paar dagen nu niet de stad in te gaan. Naar het bosch kun je achterom langs ie wei gaan. Ja, mamaatje.' Mevrouw Hellmann stond op, keek toen naar het blondgelokte meisjes hoofd en zuchtte. Als je maar niet altijd zoo te ruggetrokken tegenover alle mannen was, Lore. De laatste paar jaren ken ik je niet meer. Hans Hoffmann, mijnheer von Lemke... wol, jij be hoeft maar één woord te zeggen, zoo verliefd als die twee op jou zijn. Ditmaal zeide Lore niet Jazij haakte en haakte maar en was blij dat haar moeder eindelijk zweeg en de kamer verliet. Nu behoefde zij ten minste geen moeite meer te doen, haa-r tranen in te houden cn haar verlangen naar Hans te onderdruk ken... Den volgenden dag was het warm en zonnig: een echte dag om feest te vieren buiten. Des middags tusschen vier en vijf uur was de hoofdstraat, die naar oen groote uitspanning leidde, als be zaaid met feestelijk gekleede men- schen, in lichte kleeren, de dames met groote hoeden vol bloemen. Mevrouw Hellmann die de drukte uit haar raam had. aangezien, was heel blij haar dochter zoo rustig en stil in de boschhut te weten en nu hadden de menschen niets te praten en mevrouw Eibers zou zich van gemis niet weten te bergen. Vanavond zou liet in het natuurlij ke leege stadspark wel heerlijk zijn. Zoo'n dag als vandaag mocht men niet tihuis blijven zitten. Mevrouw Hellmann zette haar hoed op en wandelde naar een bank bij het gedenkteeken in het park. Toon zij langzaam en waardig langs den goed onderhouden weg liep, wandel de een dame voor haar uit en juist toen ze op de bank wilde gaan zitten, deed ook de andere dame dat. Beide dames keken elkaar aan en de een werd nog rooder dan de andere. Het kon niet anders, men moest el kaar groeten, en bij elkaar gaan zit ten, wilde men niet onbeleefd wor den of zich door een vlucht belache lijk maken. Ik dacht dat u op het feest van Concordia zoudt zijn, mevrouw Ei bers, begon Lore's moeder op een toon zoo koel als mogelijk was. Dat dacht ik van u ook, ant woordde mevrouw Eibers, precies even koel. Mevrouw Heil man zat kaarsrecht Nu kon zij haar groote troef uitspe len. Neen, toen wij hoorden dat uw zoon hel feest zou meemaken, had Lore geen zin er heen te gaan. Mevrouw Eibers was wel een beet je bleek geworden, maar zij wist zich toch te beheerschen. Dan ls juffrouw Lore we! veran derd dat moet ik zeggen. Voor 2 Jaren heeft zij nog bijna dagelijks met mijn zoon in het stadspark ge wandeld; ik heb Ansichtkaarten ge vonden en brieven van uw dochter nu, u zult het begrijpelijk vinden, dat ik aan een dergelijke kalverliefde paal en perk stelde en heelemaal niet gesteld was op bcaoeken van mijn zoon hier ln de stad. Hoeveel ik ook van Lore houd mevrouw Hellmann ging met een boos gezicht nog wat verder van de spreekster afzitten meisje zonder vermogen, neen, daarvoor heeft toch de studie van mijn zoon mij ta veel geld gekost Mevrouw Hellmann had niet dode lijk een antwoord gereed. Zij knikte maar en zeide toen: Bovendien heeft mijnheer uw zoon een blauwtje geloopen. Mijn dochter kan in heel andere families trouwen dan in de uwe. Onlangs nog hoorde ik hoe mijnheer von Lemke verliefd is op mijn doohter. Wie weet, hij gaat vaak naar de boschhut Lo re ontmoet hem daar misschien van daag wei- Zij kon niet uitspreken. Mevrouw Eibers was zoo heftig opgesprongen van haar zitplaats, als zag zij eon spook voor zich. Lore... uw Lore, Is vandaag naar de boschhut... nu, vanmiddag? Ja, zij zou mij een flesch aard beiwijn balen. Hans voor mij ookl jammerde diens moeder bijna weenend. Ik heb er hem vanmiddag met opzet naar toegeizonden, opdat hij niets zou weten van het feest van Concordia, waar hij uw Lore zou ontmoeten. Lieve hemel en juist naar de boschhut, dien eenzamen weg. Is uw Lore ook langs de wei buitenom gegaan? Ja, langs de wei buitenom, zeide mevrouw Hellmann op doffen toon. Evenals Hans. Maar dan moet Ik er dadelijk heen. Zij behoefde niet verder te spreken, want mevrouw Hellmann was haar al vooruitgeloopen. Zij liepen beiden denzelfden door het park naar de boschhut Tot beiden op hetzelfde moment als op commando bleven staan. Daarginds te midden van den avondzonneschijn, Langs den eenza men weg, kwam een paar menschen in. Zij liepen vlak naast elkaar, het meisje in den rechterarm een flesch, de iongo- man in de linkerhand een dito. Tolken» stonden zij stn, terwijl hun monden elkaar zochten. Lorei, schreeuwde mevrouw Helleman. Hansl brulde mevrouw Eibers. De belde jonge menschen sten'en uit elkaar. En de beido moeders zagen ln bo gen, die straalden van zaligheid en liefde, zoodat bij al het verschrikke lijke een gevoel van warmte ook over haar kwam. Ja, wie had dat nu gedacht, wie had dat nu kunnen den ken, dat do beide Jongelui zóó met elkaar waren. Mevrouw Eibers stak het eerst haar hand uit Wij moeten maar weer vriend schap sluiten... dat daar kunnen wij toch niet veranderen. Wat mijn jon gen eenmaal vost heeft, laat hij niet weer los... Lore was verschrikt van Hans vveg- goloopen en stond nu half huilend, half lachend voor de beide vrouwen. Heb Je dan altijd zooveel van hem gehouden, Lore? vroeg haan- moeder met tranen ln de oogen. Ja, mamaatje. En toen kwam ook Hans. Die ween de niet. In zijn jonge geluk omarm de hij eerst zijn moeder, toen zijn aanstaande schoonmoeder en ten slotte drukte hij zijn jonge bruid aan het bart. Dat twee oude dames een zoo mooi plekje voor een liefdesverkla ring hadden kunnen uitzoeken, dat zou ik toch niet hebben durven droo men. En dat zal ik ook nooit verge ten. En hij zoomin als Lore kon begrij pen, waarom de belde moeders zoo'n verbaasd gezicht trokken. (Pr. G. Ct) De Dief. (Uit het Engelsch). - Ik laat je de krant hier, Mona, zei Lionel Radsham, toen hij des morgens naar de City ging, er staat niets in. Niets Het scheen Mona Radsham, dat de kolommen met louter schrik kelijke berichten gevuld waren. Men was werkelijk bang om iets te lezen. Sedert drie maanden, zoo lang ze getrouwd was, woonde Mona in de stille voorstad Hornsey, en het een zame loven begon haar angstig te makon. ZIJ wantrouwde de leveran ciers, de haar onbekende buren, het dienstmeisjede wereld was immers zoo slecht I Zuchtend dronk ze haar thee en las ondertusschen het volgende „Talrijke diefstallen van geld- „taschjes zijn ln don laatsten tijd „bij dames gepleegd, die ln de „electrische tram zaten. De poli- „tie meent een spoor ontdekt te „hebben. De dief moet In Horn- „sey wonen." Hornsey I Maar dat was vreeselijkl Mona keek nadenkend door het ven ster op do straat. Misschien herberg de een der mooie villa's den misdadi ger. Misschien was het de zonderlin ge man naast hen, die geen geregelde uren had om zaken te doen. Gisteren stond er een politieagent volle vijf minuten tegenover het huis bij de lantaren. Dezen avond kwam Lionel niet op tijd thuis. Weliswaar slechts tien mi nuten later, maar het was voldoende om Mona koortsachtig opgewonden te maken. O. Lionel, wat was er gebeurd De electrische geleiding ver stoord. Toch niet bang gemaakt, hoop ik Hij kuste haar. Het eten klaar O Ja, ik ruik hel Ik loop vlug naar boven, om mij te wasschen. Mona nam de achteloos op een stoel geworpen overjas en hing ze op. Daarbij viel er iets met kletterend ge luld op den grond. Het was een da mes-geld toschje, wel wat versleten, maar goed gespekt met muntstukken. Ontzet staarde de jonge vrouw op het voorwerp. Op dit oogenblik werd de keuken deur geopend en de keukenmeid ver scheen met het eten. In haar verwar ring liet Mona de beurs vlug in baar zak glijden. Lionel verwonderde zich aan tafel over de ongewone stilzwijgendheid zijner vrouw en deze klaagde toen over hoofdpijn. Na het eten stond hij er op, dat ze op de canapé ging lig gen en zich vochtige doeken om het hoofd liet wikkelen. Alle vijf minuten vroeg hij, of T ook beter werd. Zij sloeg hem in 't geheim gade en hield schijnbaar de oogen stijf dicht. Drommels, zei hij plotseling, en kwam met een ruk van zijn stoeL Zonder iets te zeggen, ging hij de kamer uit Een paar minuten hoorde ze hem daar ln de vestihule heen en weer loopen. Toen hij weer binnenkwam, lag cr op zijn gelaat oen uitdrukking van verlegenheid en ontsteltenis. Ver strooid vroeg hij naar haar hoofdpijn en ging in een boek van de canapé zitten. Mons, zei hij plotseling, - ons dienstmeisje eigenlijk wel eer lijk T Dat zoü ik denken. Je mist im mers niets Neen, ten minste niet iets v. bateeken ls. Ik dacht, dat ik wat geld in den zak van mijn overjas had. De ze zijzakken zijn zoo onpractisch, maar, misschien heb ik er zelfs heelemaal niets in gedaan. Het was niet veel niet de moeite waard. Bij deze woorden nam hij een tijd schrift op. Was er nog twijfel aan zijn schuld mogelijk Hij hield het tijdschrift verkeerd voor zich, maar las toch. Mona Radsham sliep dien nacht slecht Den volgenden morgen scheen Lionel aan niets bijzonders te denken en plaagde haar, omdat ze er zoo slecht uitzag. Je hoofd is zeker nog niet ge heel weer in orde, Mona Ze knikte even toestemmend. Het leven was voor haar immers toch verwoest Toen de postbode klopte, kreeg ze hevige hartklopping. IIo© lang zou het nog duren, eer de politie kwam Zou Lionel in huis gearresteerd wor den, of op straat, of in de tram Mo gelijk had ze hem moeten waarschu wen. De beurs had ze zorgvuldig verbor gen, waar de politie niet zou zoeken. Maar waar waren al de andere beur zen, waarvan de couranten spraken Wierp hij zo onder 't loopen weg Om wat afleiding te hebben, be zocht ze verscheidene winkels. De keukenmeid wacbstte haar thuis met het bericht, dat er in haar afwezig heid een vreemde heer was geweest Wat wilde hij Hij vroeg naar meneer en was erg verschrikt, toen hij hoorde, dat meneer niet thuis was. Ik vroeg hem, of ik een boodschap zou overbrengen, toen zei hij, dat hij wegens een geldbeurs kwam. Maar wat scheelt u, mevrouw - Niets, Kaatje, niets ik hob zeker wat te hand geloopen. Wegens een geldbeurs - Ja, mevrouw, ik dacht, dat hij er verkoopen wilde, maar daarvoor zag hij er ook eigenlijk toch te fijn uit 0, het maakt niets uit, zei hij, en je behoeft mevrouw Radsham niets van mijn bezoek te zeggen. Mona's tanden klapperden op el kaar. Dat zei hij, Kaatje - Precies dezelfde woorden, me vrouw, en toen merkte ik dadelijk, dat hij niets goeds in den zin had. Dunkt u ook niet Ja, natuurlijk, Kaatje. Als hij terugkomt, moet Je mij dadelijk roe pen. Dus had do politie den schuldige gevonden. Nu zou het Lionel wol niot mogelijk zijn, nog thuis to komcu. Als ze hem maar niet in een vochtige cel opsloten. Hij werd zoo licht verkou den. Maar hij kwam thuis, stipt op de minuut En hij gedroeg zich precies als altijd. Terwijl hij boven de handen wiesch, sloop Mona zacht naar da vestibule, i Alles was stil in huls. De zak was le dig. Ze tastte in een anderen. Nu voelde ze iets. Ze haalde het er vlug uit, bekeek bet en 3tak het er rillend weer in. Dat „iets" was een damesbeurs. Een nieuwe dag brak aan en nog was Lionel Radshara op vrije voeten. Als je er vanavond niet beter uitziet, Mona, zei hij bij het weggaan, dan moet ik werkelijk den dokter1 halen. Beter 1 Was het leven nog wel te dragen 1 Mona besloot een bazar te bezoeken en daar thoe te drinken. Toen ze e«n plaats zocht, hoorde ze een stem ach ter zich en zag Dulcio Courtnay. Dulcie was Lionels liefste nicht. Mona mocht haar minder graag. Het gerucht ging, dat Lionel vroeger voor zijn huwelijk op Dulcie's ge zichtje verliefd was gewonden. Mona, kom aan mijn tafeltje. Ja, ik ben heelemaal alleen hier. Ho© gaat het j© We hebben elkander ln een eeuwigheid niet gezien. Heb je al iets besteld Niet Thee voor twee personen en Fransch gebak. H Is good dat ik je zie, Mona, ik wilde je mor gen bezoeken, maar nu kan ik die moeite sparen. Heeft Lionel iets ver teld i— Waarvan Dus niet. Die goeie jongen hij heeft dus werkelijk woord gehouden. Wij wilden hot heusch niet voor je verbergen, maar ik dacht, dat ik het je zelf moest zeggen en daarom liet ik hem beloven, dat hij zou zwijgen. Waar denk jo, dat hij cn ik Dinsdag namiddag waren Dat kan ik niet raden. In den schouwburg. Mijn broer Richard had twee kaarten voor de namiddagvoorstelling. Hij en ik wil den er samen naar toe. Maar des voormiddags kreeg hij hevige aanval len van pijn, Je weet wel, zijn oude leverkwaal. Ik wilde niet gaarne de voorstelling missen en het was toch ook jammer, dat het andere kaartje niet gebruikt werd. Dus telefoneerde ik Lionel en hij vergezelde mij. Jij hebt er toch niets tegen in te bren gen, Mona Niet het geringste. - Dat wist ik wel. Wij amuseerden ons uitstekend. De voorstelling was Voortreffelijk' maar het werd 1; 'er, dan we gedacht hadden. Lionel «op- te mij in een rijtuig, en toon het verschrikkelijk met mij, stel je voor ik had geen geld. Toen ik de hand in den zak stak om den koetsier te be talen, was mijn beurs weg. Eon koude rilling liep Mona over de leden. Lionel bad dus de beurs van zijn nicht ontvreemd. O. kijk maar niet zoo verschrikt I Ze was niet gestolen. Ik gaf ze des middags aan Lionel, opdat ik er niet om zou behoeven te denken, en in de haast ging hij naar huis en hield ze in den zak. Ik zond den koetsier naar ons huis om zijn geld te halen het was zeer onaangenaam voor mij. Gis teren was ilc nog van streek van al die onaangenaamheden, daarom zond ik Richard naar jullie, om te zien, of hij mijn beurs kon krijgen maar wat scheelt je Och ik heb mij aan de heetè i thoe gebrand. Vanmorgen kreeg ik van Lionel eon brief en een pakje. In den brief stond, dat hij de beurs op den torug- weg bij ongeluk verloren moet heb ben. Nu, er was niet veel in. Maar het pakje bevatte de mooiste geldbeurs, die ik ooit heb gezien. Hij is gisteren nog naar de Regentstreet geweest, om die voor mij ta koopen. Bijna had Mona «en luiden gil ge slaakt. De „mooiste geldbeurs" was dezelfde, die ze in Lionel's zak gevon den had. Eer haar echtgenoot thuis kwam, verbrandde Mona een zekere beurs, nadat ze vooraf, om haar geweten ge rust te stellen, den geheelen inhoud in een busje voor de armen had ge stoken. Toen ging ze Lionel met een vroo- lijk gezicht tegemoet. Mona. gevoel ja beier iS, mijn hoofdpijn is over. ITet moet van hot weer zijn gekomen, Is er wat nieuws Niets Of ja, toch De dief is gearresteerd, je hebt er wel van gele zen, die met de geldbeurzen I HOOGE PRIJZEN VOOR SCHILDERIJEN. Het gaat met de prijzen, die voor Holiandsche kunst worden betaald, nog maar steeds in de hoogte. Dit be treft zoowel oud werk uls de nieuwe school. Bij een verkooping van etsen van Rembrandt te Stuttgart ging bijv. oen proefdruk van liet etsje „Rembrandt teekenend", waarvan slechte 2 exem plaren bekend zijn, voor 33U0Ü mark. 't Andere exemplaar is in 't Britsch Museum, liet po. tret van den „Ouden Haaring" deed -t-iOOO mark, de „Groo te Jodenbruid" 3500Ü. enz. Te zamen gingen l il etsen van Rembrandt voor :M half millioen mark. In Londen werden de vorige week nieuwere schilderijen verkocht. Een doek van Thijs Maris „Slapend Kind" ging voor 4900 guinea's (een guinjo is ƒ12.601. Nog oen schilderij van den zelfde deed 850 guinea's. Van Jozef Israels bracht een „Panuekoekbak- ster" 2700 guinea's op. Andere werken van Jacob en Thijs Marls en van Izaak Israels gingen voo» 300 a 400 guinea's, och wel aardig© prijzen. Luitenant (werkzaam in de recru- tonschool): „Nu, wanneor uw vader honderd eieren heeft ©n or zijn twin tig bedorvenen bij, hoeveel verliest hij er dan?' Recruut: „Niets, want. hij verkoopt de bedorvenen ook." DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den Heer J. Meijer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem No. 15» van YVES LE GOFF. m 25839. Hl i Wk SÉ fss Zwart schijven op 7, 8. 9, 10, 11, 14, 16, 18, 19, 20, 24, 28 en 36. Wit schijven op 21, 26, 27, 31, 34, 38, 39, 42, 47 en 48. De oplossing van dit probleem wordt ingewacht aan bovengenoenfl» adres, uiterlijk Dinsdag 21 dezer. EINDSPEL No. 160 van C. BLAN KENAAR, Zwairt schijf op 26, dam op 36. Wit dammen op 6, 11 en 47. Voor de oplossing van dit zeer moeilijk eindspel, wordt een week langer dan gewoonlijk den tijd gege ven, dus tot uiterlijk Dinsdag 28 de- Oplossing van probleem No. 155 van den auteur: Wit 24 - 20, 48 - 42, 35 - 30, 44 - 39, 49 - 43, 22 - 17, 47 - 41, 37 - 31, 45 - 40, 29 - 24, 23 1, 1 18 of?l Goed opgelost doo-r de Heer en R. Bouw, D. G. Koning, W. van Daalen, P. J. Eype, W. J. A. Matla. Oplossing van probleem No. 156 van den auteur: Wit 47 - 36, 36 - 27, 11 - 7, 49 - 43, 43 34, 35 4, 4 2! Goed opgelost door de Hesren W. van Daalen, H. Koster, W. J. A. Mat la. Verder ontvingen wij, eerst Woens dag. nog goede oplossingen van do probleems No. 155 en 156, van de lie* ren W. J. Balkenende, en J. Jacob- son Azn.( en van probleem Na 156 van de heeren R. Bouw, en D. G- Ko ning. Reeds tweemaal hebben wij er aan herinnerd, dat oplossingen die na den gostelden datum inkomen geen punten geven voor den wedstrijd en, hoewel het ons leed doet voor do op lossers, moeten wij ons beslist hier aan houden. Met het oog op het moeilijk eind spel dat wij thans ter oplossing aan bieden, behandelen wij thans niets ineer ln de rubriek van heden. De Haarlemsche Damclub houdt hare bijeenkomsten lederen Maandag avond van 8 tot 12 uur in het Gebouw de Nijverheid, Jansstraat 85, alhier. Liefhebbers van het Damspel zijp daar steeds welkom.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 12