HAARLEM'S DAGBLAD. TWEEDE BLAD. ZATERDAG 15 JUNI 1910 Haarlemsche Handelsvereeniging Qoedgeb. bij Kon. Besl. van 12 Nov. II De Haarlemsche HandeLsverceiii- ging bier ter stede, opgericht 10 Mei 1802, beeft in den loop van den tijd wel haar recht van bestaan bewezen. In zeer vele gevallen, zaken van ver schillenden aard betreffende, ia zij opgetreden en dikwijls met groot tuccès. Jamuier echter, dat men alge meen niet meer blijk geeft, dit te waardeeren, door als lid der Vereeni- ging too te treden. Er zijn wel meer dan 600 leden, maar dat is niet vol doende. Elk handelaar, neringdoen de, ja zelfs particulieren, moesten lid .worden, om ten minste te laten gevoe len, dat men het werk op prijs stelt, dat de Haarlemsche Handelsvereeni ging steeds opneemt, als doende, wat hare hand vindt om te doen. De voordeelen, die de Vereeniging buitan hare bemoeiingen van ver schillenden aard, baren leden aan biedt, zijn zeer vele en zeer groote tegenover de geringe j aarlij ksche contributie van 3.60, die gevraagd wordt. De Haarlemsche Handelsvereeni ging bemoeit zich ln de eerste plaats er mede, de belangen van hare leden te bevorderen, door onwillige beta lers voor hen tot betaling aan ie manen en informatlën voor ben in te winnen. Bovendien hebben de leden het recht, het bun gratis te verstrek ken advies van den rechtsgeleerden adviseur der Vereeniging te vragen, die ook in proceduren en faillisse menten gratis voor hen optreedt, na tuurlijk alleen voor zaken betreffende den handel en liet bedrijf der leden. Als proef kunnen voortaan nieuwe leden voor een half jaar worden aan genomen, doch slechts het 2e halfjaar (van 1 November tot en met 30 April) ad 1.75 de halve contributie. Rechtsgeleerde adviseurs der Ver eeniging zijn de heeren Mrs. Th. de Haan Hugealiollz en A. H. J. Merens, Spaarne 94, alhier, die voor de leden alken werkdag van 24 uur des na middags zijn te spreken. Hei bureau der Vereeniging is ge vestigd Jansweg 11. Voor incasso's door bemiddeling der Vereeniging wordt een vast recht van 5 pet der vordering bere kend. Bovendien moet 10 oent voor port steeds worden bijgevoegd, bij inzen ding van vorderingen door bemidde ling der advocaten te innen. De kosten van informatlën naar builen de stad woonachtige personen bedragen 60 ets. per informatie, plus vijf cents porto-vergoeding. Informa tion naar binnen de stad wonende personen worden gratis verstrekt. Pretentiën op buiten de stad wo- nendo personen worden niet behan deld, wanneer niet 10 ets. voor porto-- vergoeding is toegevoegd. Ruim 1748 informatlën en rechts geleerde adviezen werden in het af- geluopen jaar gegeven. In April en Mei 1910 zijn 55 vorde ringen tot een tedirag van 1768.18 1/2 betaald; 18 vorderingen worden afbe taald, 14 vorderingen zijn uitgesteld Volgens art. 7 dient het geheim der lijsten van wanbetalers ongeschon den te blijven. Alle brieven, aanvragen, reclames of wat ook, moeten worden geadrea seert aan het Bureau, dat geopend is verdere inlichtingen zijn te bekomen. Het Bestuur beeft bemerkt, dat men soms meent, dat men, boe wel geen lid der H. H. V., toch van haar Infor matlën kan bekomen, en brengt nu nogmaals en uitdrukkelijk ter kennis dat alleen aan leden der Vereeniging informatlën door haar worden strekt, en dat voor Information op hier ter stede woonachtige personen nooit betaling mag worden gevor derd. HET BESTUUR. Ovar Aansprekers en Lijkbezorgers. ii. *k Zat weer ln een scheerstoel. Ter wijl de barbier Ijverig bezig was, om me met kwast en mes te bewerken, vertelde hij over z'n ondervindingen als aanspreker-lijkbezorger: As je dat zoo nagaat, dan komen we met veel ellende ln aanraking. Eigenlijk hebben we 't onplezierigste baantje, dat er te bedenken Is. Neem b.v. een dokter. Hij vindt de men- schen ook in de narigheid, maar bij heeft altijd nog de kans, om de zie ken beter te maken en dan ziet hij blije gezichten tot dank. En wy? As w ij geroepen worden, is er niks meer an te doen. 1 Eenige waarmee we de bedroefden kunnen troosten Is... dat we voor een nette begrafenis zullen zorgen. We leeren heel wat soorten droef heid kennen. Echt gemeend verdriet, maar ook aanstellerij, wat wij noe men: reclame-verdriet. Dadelijk as je ln een sterfhuis komt, zie je al, hoe de zaakjes er bij staan. Je heb zo, die o zoo hard huilen en 1 amen toeren, maar er toch niks, of een heel klein beetje van meenen. De naaste familie-leden huilen, maar de buurvrouw doet hard mee, alsof óók haar de grootste ellende bezorgd is. Soms lijkt 't wel een wed strijd in 't huilen... 3 ergert je wel eens an zulke aan stellerij. 't Is geweest, dat 'k ln een huis kwam waar de man was over leden. 'k Kon de menscben heel goed; 'k wist, dat de man een leeg- looper en een eerste klasse drinke broer was, zoodat de vrouw en de kinderen eigenlijk een hekel an hem hadden. As ze over hem spra ken, don was "t altijd: „die nare vent,'' of „die dronkaard"... Toen ie dood was, zaten ze allemaal bij z'n lijk te hu den en beweerde de vrouw an ieder die 't hooron wou, dat *t zoo n goeie man was geweest, dat zij" en de kinderen zooveel van 'm gehouden hadden... 'k Dacht er 't mijne vanl Maar, 'k weet 't nog veel erger! k Liep eens rond te zieggen, toen er een man op me af kwam. Hij vroeg: wil je een begrafenis hebben? 'k Zei natuurlijk Ja en wou weten, waar 'k moest zijn. Wat 'k toon hoorde, daar stond Mc verstomd van. 1 Was: „Ja, zie je, m'n schoonmoeder ligt op ster ven. Ze ls nog wel niet dood, maar de dokter zei, dat zo 't geen paar uur meer kan maken. Kom vanmiddag an m'n huls, 'k woon daar en daar, dan zal 'k het zaakkie wel met je af spreken. Dood gaat ze toch..." zoo zei de man. 'k Vond het een schan daal en was het met me zelf niet eens, of 'k naar hem zou gaan, ja of nee. Enfin, 'k dacht: ,,'t is een maal m'n broodje" en 'k ging 's mid dags naar 't genoemde adTes. De man stond al an de deur, wenkte me en zei: ,,'t is al in orde hoor..." Dat ls 't ergste geval van onver schilligheid, dat 'k heb meegemaakt De man was blij, dat 't ouwe mensch dood was. Als je zoo over de moeder van Je eigen wouw denkt, dan... Misschien was er nog wat van d'r te halenl As er wat te erven is, dan zijn de lui er altijd as de kippen bij. 't Is wel geweest, dat 'k met paar familieleden over de zorgen van de begrafenis stond te spreken en dat de anderen al half ruzie hadden over de verdeeling van de huismeubeltj' In zoo'n geval willen ze allemaal een endenken van den gestorvene, maar... ze zoeken elk voor zich 't beste uitl De overledene heeft an den een d i t be loofd, an den ander dat; soms wil len ze je doen gelooven, dat zo alle maal aanspraak hebben op de klok, op de tafel, of op een ander stuk van waarde, 'k Denk .wel eens: as gestorvene nog kon spreken, wat zou ie er velen tot leugenaars maken! Eens heb 'k 't meegemaakt, dat de treurenden 't zoo bont maakten, dat 't een beele ruzie word en Ik er tus- schen moest komen, anders was het misschien nog wel tot een kloppar tijtje gekomen. Onverschilligheid vind Je ook veel, as er kinderen uit een groot gezin sterven. H Is dan: „o, we houden er nog genoeg over, om daar den kost voor te verdienen..." Gelukkig zijn niet alle menschen zoo onverschillig; óók Ls er nog wel echt verdriet... As Je ln zulke hui zen komt, dan raak je, ook al heb je zelf nög zooveel ellende gezien en meegemaakt, toch onder den indruk. Je heb meelijden met de stakkers en as je kon zou Jo helpen. Maar ach!... 'k Kwam een paar maanden gele den bij een Jonge vrouw, die een jaar gelukkig getrouwd was en nu bij 't lijk van d'r man zat. t Menschje was op van "t verdriet. Huilen kon ze niet meer, af en toe wierp ze zich over 't lijk en riep maar: „Jan, sta toch op, hoor je je vrouw dan niet..." 't Was ellendig om t 'an te zien! Ze wou maar niet gelooven, dat d'r man dood was; al door riep ze, dat hij moest opstaan... Toen 't lijk in de kist was, bleef ze dV maar naast zit ten; een heel en nacht lang. En op den begrafenisdag hebben we veel moei te gehad, om haar van de kist van daan te krijgen. Ze zei maar: „Jan slaapt, straks wordt-ie wakker..." 't Was of de stumper krankzinnig werd. Dezelfde narigheid heb 'k eens ge had bij een vrouw, wier eenig kindje, een meisje van een jaar of zes, ge storven was. Ook zij was niet bij het lijkje vandaan te halen en wilde niet eten of drinken. Om d'T man gaf ze in die dagen niks, alleen 't kindje bestond voor haar. Ze praatte met d'r Marietje, gaf haar lieve naampjes en zei, dat zo toch naar moesje moest luisteren Na de begrafenis ls 't arme mensch je zwaar ziek geworden, bij den dood af geweest. Treurig is ook, as met den vader ook de kostwinner van een gezin de kist Ingaat. As een vrouw met vijf of kleine kinderen achterblijft, dan is je dat een toestand. Op zoo'n oogenblik, getroffen door 't sterven en T gemis van d'r man, beseft zoo'n vrouw de ellende nog niet ten volle, maar ik denk dan wel eens na en be klaag zoo'n schepseltje. Hoe zal ze later voor zich en d'r kinderen het brood verdienen?... 't Wordt uit wer ken gaan, slaven en elooven den ge- heelen dag. "k Heb 't bij zoovolen ge zien; knappe vrouwen, wier gezin in enkele jaren geheel verwaarloosd werd. Bij mannen kan je 't verdriet niet zoo gauw zien als bij vrouwen. Eens heb 'k evenwel een man as een kind zien huilen... Hij was eenige Jaren ge trouwd en nu zou de wensch van het jonge paar vervuld worden. Eir werd een kleintje verwacht... Maar alle hoop werd verijdeld en hij zat bij 't lijk van z'n vrouw. Welk een ver- schill De arme kerel was troosteloos... Overal waar de dood ls gekomen, heerscht eenige verwarring. De men schen hebben te veel (echt of ge maakt) verdriet, om zich met de we- reldsche beslommeringen en de zor gen voor een begrafenis te bemoeien, 't Wordt in den regel dan ook heele- maal aan den lijkbezorger overgela ten. Maar, die moet toch weten, hoe veel kosten er gemaakt mogen wor- om te beslissen of ln de 1ste, 8de, 4de of 5de klasse begraven zal worden. In de begrafenissen ls veel verschil. Bij de 5de of laagste klasse wordt al les op een koopje gedaan, een gewoon houten kist, weinig dragers, enz. Zoo klimt 't op, tot men ln de 1ste klasse 't volmaaktste heeft; volgrljtuigen met twee paarden, met een palfre nier, enz. Aan de klasse-afscheiding wordt streng de hand gehouden, 'k Ben in de monsterkamer van een grooten aan nemer van begrafenissen geweest, waar de verschillende soorten dood kisten naast elkaar waren uitgestald. Wel griezelig om te zien... Met het meest alledaagsche gezicht stond de man te vertellen; dat is 3de, dit 2de, dit 1ste klasse 't Mooiste exemplaar doodkist, dat hij voorhanden had, was een gepoli toerde mahoniehouten kist met zil veren beslag en van binnen gewat teerd en bekleed met witte zijde. Terwijl we stonden te praten, wa ren in een aangrenzende werkplaats eenige timmerlieden druk bezig met zagen, schaven, enz. Den geheelen dag was men daar be zig doodkisten te maken... Alles wordt gewoonte, maar 't moet m. L toch geen aangenaam werrk zijn... In de volgendo schels weer het woord aan een lijkbezorger om avon turen te vertellen. Later ook Iets meer over de flnancleele quaestie van 't begraven. KEES. Van de Residentie en taai- bewoners. LXII. Dinsdag toen te Lelden, tijdens de lustrumfeesten de Intocht gehouden werd, waren de straten hier als uitge- gestorven. Dat is teekenend vootr het leven hier in de residentie; het bewijst hoe druk vele menschen het hier hebben. Het was zoo vreemd, den Haag als een kalme provincie-stad zoo stil. Op straat geen heir van flaneerende knapen met al de overgangen tot de Jeunesse forcée, ln de café'6 geen vroege stamgasten, geen blertjes-men- schen, die drie uur blijven plakken voor 15 centen zonder fooi; de bar rooms en taartjes-gelegenheden een zaam en verlaten, de trams leeg, de winkels alleen het personeel. Het leek wel of een volksverhuizing had plaats gehad. De meeste menschen hebben hier dus wel druk: bij een feest in andere plaats kunnen ze allemaal te genwoordig zijn. Niemand wordt door bezigheden verhinderd, niemand zoo bezet dat' hij zich niet een gei len dag kan vrijmaken. De trein ver voerde een 30.000 personen, in auto's, met fietsen, ln brikken en met de stoomtram gingen er nog heel veel heen, zoodat we gerust mogen reke- dat alleen van hier een 40.000 menschen den intocht hebben bijge woond. Op een bevolking van 256 000 zielen kunnen op een werkdag liefst 40.000 menschen naar een andere plaats gaan, zonder dat een kantoor geslo ten behoeft te worden, een ministerie geen ambtenaar- heeft. Zonderen we van de 256.000 nog de kinderen bene den de twaalf Jaa-r uit, dan wordt de verhouding nog dwazer. We weten dus nu dat het getal nietsdoeners, absolute nietsdoeners in onze stad een 30.000 bedraagt, een cijfer waar we werkelijk trotseh op mogen zijn. Let wel dit zijn de absolute baan- tjesloozen, niet do verdienstelijke re- geerings-ambtenairen, die aan de de partementen vergrijzen bij het zware werk van wachten .op den dood van hun voorganger. Dezen doen nog Iets en hooren daarom tot een andere ca tegorie, die van de werkEloozen en telden we hun getal bij de 30.000, alle *ier de nullen zouden door andere cij fers vervangen worden. Ik zal geou oogenblik beweren dat aan de ministeries ook geen Ijverige, knappe menschen arbeiden, die het meenen met wat ze doen en werkelijk voelen een plicht jegens het land te vervullen te hebbeu, maar ze vormen helaas de minderheid. De meerder heid loopt over van gewichtigheid en is volkomen overtuigd, dat Holland dankbaar mag zijn, omdat tij een deel van het belastinggeld als salaris willen opstrijken. Ieder welopgevoed mensch behoort dan ook bij het voorbijgaan van een departement een gevoel van eerbied te ondervinden. Bij het binnentreden bevangt iemand een schroom bij het aanschouwen van zooveel deftigheid en ernst. Het begint al bij den portier. Is er een mensch, die zich meer vun zijn waardigheid bewust ls, dan een por tier Yan een departement van alge meen bestuur Hij is immers de man, waar alles om draait. Ontvangt hij niet alle menschen, die daar komen, om bezoeken te maken of inlichtingen te vragen Moeten niet zelf6 de meest hooggeplaatsten langs hèm heen als zij een conferentie gaan houden Is hij dan niet de man, die officieel ont vangt, di6 officicele Staatsreceptie houdt, en zou zoo gewichtig een per sonage zich niet mogen voelen En dan de boden I Vormen zij niet het fundament van den Regeerings- arbeid, rust op hen niet dc groote verantwoordelijkheid van overbren gers van stukken van groot gewicht Welk een internationale verwikkelin gen zouden niet geboren kunnen worden, als zij eens een bezoeker, die zijn vriend, een 2e klerk, kwam uit- noodigen om een partijtje te gaan biljarten, ln een verkeerde kamer lie ten, waar hij ln plaats van een twee den een eersten klerk aantrof, en hoe veel interpellaties zouden in de Ka* mer niet geboren worden, als een in* vitatie vau een hoofdcommies aaneen collega voor een tochtje naar Scheve- ningen belandde mij een adjunct- commies Is het niet meer dan natuurlijk, dat ze ieder niet al te keurig gekloed mensch, die het waagt de heilige Hallen binnen te treden, bejegenen uit de hoogte, waarop hun maat schappelijke positie hen geplaatst heeft? Zij zijn immers de vliegwielen aan de Staatsmachinezij dragen toch ook een el goudlint met franje, dat zelfs een minister niet bezit, die het maar met een gekleede Jas en hoogen hoed moet doen Ook hen past dus een goede dunk van eigen- waardigheid. Zoo heer, zoo knechtzoo bode, zoo ambtenaar en is bet wonder, dat dit voelen van eigen belangrijkheid vooral aan de lagere goden in deze wereld van papier en inkt eigen is Het is een feit, dat de beleefdheid, waarmee bezoekers ontvangen wor den, stijgt met de positie van den ambtenaar, wat velen aan hoogeren, dan commiezen inlichtingen doet vra gen, die in de lagere regionen ook ie krijgen waren geweest. Niet dat allen, wier hoofd naar de hoogo zije staat, zoo beleefd zijn. Daar heb ik eens een aardig staaltje van ondervonden. Ik moest aan een departement zijn, gangen. Een bode Was nergens te be kennen het eenige levende wezen, dat mijn pad daar kruiste was een meneer, een zestiger, die begekleede- jasd en gehoogehoed statig voort schreed, niets om zich heen ziende, op het voorhoofd geduclitenplooien een stijf geworden stuk gewichtig heid. Ik nam mijn hoed in de hand, druk te me tegen den muur en toen dit opperste maaksel van ambtelijke voornaamheid me voorbij schreed, waagde ik de woorden „Mijnheer, zoudt u mij soms kunnen zeggen, waar kamer 29 is Het levende stuk staatsbelang stond een oogenblik stil, liet zijn blik over me heen glijden en schreed toen zwijgend verder, een beeld van diepe verontwaardiging over zoo brutaal een vraag. Voor mij was dat tóch een heerlijk oogenblik geweestik had een paar seconden geleefd onder de oogen van de geïncarneerde wijsheid. Is het nu niet schreeuwend on rechtvaardig, ais van dergelijke maaksels van bureaucratie gezegd wordt, dat ze net zoo goed naar huls konden gaan, zonder dat 'e lands be lang schade zou lijden Ook in de lagere rangen zijn pronk stukken van ijver. Zoo klaagde mij eens een aan een departement gede tacheerde surnumerair, dat hij het zóó druk had, dat hij soms 's avonds zelfs moest werken, maar hij vergat er bij te zeggen, dat dit kwam door- dat hij 6teeds ln plaats van om half 10, om 11 uur op bureau verscheen. Zijn chef was met hem bevriend, en maakte later nooit eanmerking als hij hem liet roepen op een uur, dat mijnheer thuis nog aan het ontbijt een eitje lepelde. Maai- niemand zal onzen surnu merair een onverdienstelijk ambte naar willen noemen, omdat hij ln 'b lands belang zorgde, dat hij vol doende nachtrust genoot Als hij 25 jaar ln dienst is, krijgt hij de Oranje-Nossau 1 De serie ongelukken, elk seizoen van Scheveningen te vermelden, waar onvoorzichtige baders zich te ver in zee wagen, is geopend. Een onderwij zer, die zonder toezicht baadde, werd door den stroom meegetrokken, en niet dan met groote moeite slaagden twee zwemmers er in, hem weer aan land te brengen. De politie, die den laatsten tijd hier begrüpelijk onpopulair wordt, heeft bij deze gelegenheid een aardig staal- Haarlemmer Halletjes EEN Z4TKI! DAGAVONDPRAATJE. Vau ecu b';zonderen berichtgever beli ik een uitvoerige mededeeling ge kregen over een vergadering, die de herten en reeén in den Hertenkamp Donderdagochtend hebben gehouden. „Ik hadzoo schrijft hij mij, „in den nacht van Woensdag op Donder dag slecht geslapen en was daarom tegen drie uur. toen het dag was, den Hout ingewandeld. Op de plaats waar dc li tuten tijdens do bloemen tentoonstelling zijn ondergebracht, heerschte groote drukte voortdurend hoorde ik een soort van gehinnik, stelso matig en geregeld, alsof er een dier aan 't woord was. Naarmate ik dichterbij kwam, worden de klanken duidelijker en verstaanbaarder, en toen ik vlak bij het hek was gekomen, begreep ik volkomen wat ze zeiden. Hoe ik zoo plotseling de hertentaal had geleerd Ik kan het niet zeggen, maar het bleek me alweer, dat de morgenstond goud in den mond heeft. Om de dieren niet te verschrikken, keek ik voorzichtig om een hoekje. Het was duidelijk, dat ze vergader den. De voorzitter, het mooiste hert met het grootste gewei, stond met de voorpooten op een omgekeerden voe derbak. om liet gezelschap beter te overzien, rechts en links stonden (op den grond, daar er toch verschil van stand dient te wezen) de twee op hem volgende mooiste herten, en de overi gen stonden in een kring, waarbij de reeën het bescheiden gezicht trokken, dat naar mijn oordeel de vrouw in een vergadering zoo goed staat (1). (1) Deze anti-feministische opmer king blijft geheel voor rekening van den correspondent F. De voorzitter had het woord, hij sloeg met zijn rechter voorpoot op de voederkist, om stilte te gebieden, wat volkomen onnoodig was, maar heel deftig stond, precies als bij de menschen, en zei „Aan de orde is ons aanstaand ver trek naar het groote terrein. Wie van de aanwezigen verlangt daarover het woord „Mijnheer de voorzitter", zei een van de herten, terwijl hij zijn voor poot ophief, om met gebarenspel zijn betoog te verduidelijken, „ik wensch hier te verklaren, dat naar mijn oor deel de mensch een onwetend we zen is." „Ik verzoek den gcachlen spreker, niet over algemeen bekende dingen het woord te voeren", zei de voorzit ter. „Onze vergadering dient tot on derlinge voorlichting en onderrich ting." „Voor de jongeren onder ons, mijn heer de voorzitter, leek het mij goed, dit hier nog even vast te leggen. De menschen zijn onverstandig, zooals pas gisteren weer gebleken la In- plaats van zelf in ons pracht'ge ter rein te gaan wandelen, zetten zij er weer hekken om, zoodat niemand er in kan en geve» ons de lieele plek te rug. Ik hen daar blij om, maar noem het onverstandig." De aanwezigen sloegen hun voor pooten tegen elkaar, wat blijkbaar een herten-applaus beduidde. „De geachte spreker heeft gelijk", zei de voorzitter deftig. „De mensch is een schepsel, dat ons medelijden moet opwekken. Hij loopt maar op twee pocten....^ (Toestemmend gemurmel in de ver gadering). ..kan daardoor nauwelijks loopen en in 1 geheel niet springen (Sterker gemompel van instemming bij de aanwezigen.) en is zelfs niet eens met een ge wei versierd, waardoor zijn hoofd klein en onaanzienlijk ls. Hoe zou het dan mogelijk wezen, dat hij daar in wel ontwikkelde hersens heeft Algemeen applaus. Nu kwam een ree naar voren, die met een piepstemmetje verklaarde, dat ze dankbaar was voor alles, wat de menschen voor het hertenvolk de den, maar ze kon nauwelijks uitspre ken, want er ging een algemeen af keurend gesis op, dat in toejuiching overging, toen de voorzitter waardig „Een moderne vergadering dient alleen om te crltlsceren en niet om dankbaarheid uit te spreken. Moppe ren is het parool." Onbegrijpelijk genoeg was er nog een andere ree, die zij het dan ook met groote schuchterheid het woord nam om te zeggen, dat zij graag had willen voorstellen om den architect van den Hout en de plant soenen, uit erkentelijkheid voor de behartiging van hun belangen, een serenade te doen brengen door de pauw. Maar al de aanwezigen 6óhudden him koppen. De pauw, die ik nu pas op een kleinen afstand van den kring zag zitten op een lagen boomtak, schreeuwde dat ze er niet aan dacht, omdat de menschen toch niet in staat waren, haar gezang op de rechte waarde te schatten. „Als de pauw", zei de voorzitter gestreng, „die hier maar geïntrodu ceerd is, niet kan zwijgen zooals haar past, dan zal zij met den sterken peet verwijderd worden." Daarop ging hij verder „In onze vorige algemeene bijeen komst heb ik de vrees uitgesproken, dat do menschen, wanneer ze een maal aan het wandelen op ons terrein gewend waren geraakt, daarvan geen afstand meer zouden willen doen. Zóó gaat het ln onze herten-samenle ving wat wij eenmaal goeds hebben veroverd, behouden wij Daverend klapten de voorpooten te gen elkaar. „De menschen". vervolgde de voor zitter, „hebben dat niet gedaan. Ze zetten zichzelf van ons prachtige ter rein af en laten ons daar weer op. Dit is een teeken van onverstand, waarvan wij niet dankbaar behoeven te wezen, maar dat ons Integendeel tot nieuwe eisohen moet aansporen. We moeten uitbreiding van ons ter rein verlangen 1" Het enthousiasme nam toe. „De Binnenweg moet voor het men- schenverkeer worden afgesloten zij hebben aan den Wagenweg genoeg en bij ons terrein gevoegd. De Buitensocletelt dient voor ons tot nachthok te worden ingericht, de oude fontein met haar omgeving dient tevens te worden geannexeerd." De geestdrift steeg ten top in zijn pogingen om stilte te krijgen sloeg de voorzitter met zijn voorpoot den hee- len bodem uit de voederkist „Mijnheer de voorzitter 1" riep het hert rechts naast hem, blijkbaar de secretaris, „het dient hier maar eens voor al te worden gezegd de Haar lemmerhout is voor de herten en niet voor de menschen." Het applaus, gehinnik en ge schreeuw, dat hierop volgde, gaat alle beschrijving ver to boven. Deze ver klaring, die zoo Juist het inzicht van al de aanwezigen vertolkte, bracht den geest van saaruhoorigheid, van eensgezindheid, kortom de solidari teit, tot eene ongekende hoogte. De laatste spreker had geen pooten ge noeg, om die hem werden toegestoken te drukken. De voorzitter, anders zoo streng, lkt de vergadering een oogenblik ge heel aan haar geestdrift over en ik zou allicht nog meer wetenswaardigs vernomen hebben, wanneer niet op dat oogenblik een plantsoenwachter voor den dag was gekomen. Met een laatsten slag op de voederkist sloot nu de voorzitter de vergadering, de aanwezigen verspreidden zich en gin gen meerendeels rustig grazen. Al leen de laatste spreker, wiens gevleu geld woord zoozeer de algemeene in stemming verworven had, wandelde trotsch het terrein rond en deed alsof hij niet zag, hoe de pauw, vol bewon dering voor zooveel geleerdheid, haar best deed door het telkens uitspreiden van haar staart, zijn aandacht le trekken." Tot zoover de mededeeling van mijn berichtgever, van wien ik zeggen mag, dat hij zich altijd als een be trouwbaar man heeft doen kennen. Het eenige dat wat zonderling schijnt in zijn verhaal, is, hoe hij zoo plotse ling de hertentaai heeft leeren .ver staan, maar daar hij altijd grooten aanleg voor talen heeft bezeten, mag ook dit deel van zijn mededeeling niet in twijfel worden getrokken. Boven dien is er alle gelegenheid, dit punt nader te onderzoeken. Zoodra het herten-request bij den Raad aanhan gig wordt gemaakt, kan door het College immers het advies worden ge vraagd van een professor, waarop de Raad nu eenmaal (en zeer terecht) dol ls natuurlijk In dit geval van een professor ln de zoölogie. Van andere, niet minder vertrouw bare, zijde verneem ik, dat bewoners van Heilo Vrijdagmiddag een Jong hert hebben gezien, komende uit do richting Haarlem, dat in galopspron gen naar Alkmaar ging. Wie het bo venstaande gelezen heeft, begrljj>t licht, dat dit een boodschapper was van de Haarlemsche herten aan de broeders en zusters in den Alkmaar- derhout, met verzoek om adhaesie op het in te dienen verzoek. Dientengevolge moet ook in dat rustige stadje de hertenwereld in rep en roer gekomen zijn. Het zou niij niet verwonderen, wanneer ook lu den Alkmaarderhout dezelfde strijd kreet door de herten werd aan geheven „de Alkmaarderhout is voor de herten en niet voor de men schen". Ontzaglijk is toch de kracht van een gevleugeld woord, wanneer dat uit een diep gevestigde overtuiging voortgekomen is. Hoe dit alles eindigen zal Ik waag mij niet aan voorspellingen. Alleen weet ik uit nog weer een andere goe de bron (de zomer is eenmaal de beste tijd voor het ontspringen van bronnen), dat het bestuur van Trou moet Blycken in spoedeischende ver gadering bijeen ls geweest en eene commissie ad hoe heeft benoemd, om met de Maatschappij tot exploitatie van Stoalwaterbronnen te onderhan delen over aankoop van het Bronge bouw, om daarin de bultensocieloit (e vestigen. Verschillende sprekers wa- rea op die vergadering van meening, dat het geen tien Jaar meer zal du ren, of de heele Hout is Hertenkamp geworden en de Haarlemmers mogen alleen nog maar bulten de hekken wandelen en kijken naar de wegert en paden, waarop zij vroeger gingen, en die dan ook aan de herten zullen zijn afgedaan I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 5