l lil a n a i e 0 a a te te te te te te Moderoe treindieven. Do dochter van den rijken fabrikant Langerek kon men in alle opzichten 'Con gelukkig meisjo noemen. Wat Nellie wildo, gebeurde on zoo kwam hot ook, dat ze den man harer keuze kreeg. Kerst had haar vader het anders gewild, maar ten slotte gaf hij zijn toestemming, dat ze met Hendrik Barnes, zijn onder-chef, trouwen zou. En toen het eenmaal zoo ver was, wilde hij Barnes aanstonds een be wijs van vertrouwen schenken. IIij steldé hem een som van vijftien dui zend gulden ter hand, waarmede hij naar St. Petersburg moest reizen, om enkele betalingen te doen en nieuwe overeenkomsten af te sluiten. Ik weet zelf niet, waarom ik zoo tegen je vertrek opzie, zeide Nellie daags voor Hendriks vertrek. Ik weet zelf, dat het dwaas van me Is, maar Ik kan er nu eenmaal niets aan doen. Barnea deed zijn best zijn meisje alle bezwaren uit het hoofd te praten. We zullen gauw weer bij elkaar zijn, zei hij, en deze reis is de bevestiging van ons geluk. Den volgenden morgen ging ze met haar vader naar den trein, om afscheid van Barnes te nemen. Denk aan mij, zei ze, zooals Ik voortdurend nan u zal denken, neem dit aandenken mee, het zal je v aortdurend aan mij herinneren. Ze reikte Hendrik een klein gou den sieraad over, dat den vorm van oen hoefijzer had on met brillonten was versierd. Barnes bevestigde het sieraad aan zijn horlogeketting, en spoorde spoedig daarop weg. Barnes was in Diinaberg aangeko men. Do trein zou hier een uur opont houd hebben. Hij begaf zich in de wachtkamer van het station en nam In een vensternis plaats. Het was warm in het vertrok en Barnes trok zijn overjas uit Plotseling zag hij, dat een man ia zijn nabijheid met groote belangstel ling naai- het aandenken van Nellie keek. Hij bedacht nu, dat het onvoor zichtig was, het kleinood niet beter weg te bergen, deed het dus van zijn horlogeketting, opende zijn reistasch en legde het gouden sieraad in een vakje van zijn leeren portefeuille. Weer wera bet tee kon tot vertrek gegeven. De zaal werd merkbaar Ice- ger. Het was niet zijn trein die ver trok. Hij moest 20 ruin. wachten. Wat duurde dat wachten toch lang. Daar traden uit een ander lokaal een def tig uitziend heer en een beeldschoon meisje, blijkbaar de dochter, binnen. De zakdoek van de jonge dame viel op den grond, zonder dat ze het be merkte. Barnes haastte zich hem op te rapen en aan haar over te reiken. Zij bedankte hem beleefd en de oude heer zei een paar woorden. Spoedig was het gesprek gaande, toen plotse ling het meisje uitriep Ach ja, als we nu maar niet ln een overvollen wagen komen. Mijn beste Diana, ik ben niet in etaat dat te voorkomen, antwoord de hij. Toon na eenige minuten het sein om in te stappen gegeven werd, druk te Barnes den conducteur een zilver etukje in de hand en fluisterde hem iets toe. Deze opende een geheel lee- gen coupé, waarin de drie passagiers plaats namen. De man, die-in de wachtkamer zoo aandachtig naar zijn - kleinood had zitten kijken, liep nog op het perron op en neer. Hij zal toch niet hierin willen komen dacht Barnes. De man scheen dit echter niet van plan te zijn. Hij verdween in den volgenden wagen. We zijn gelukkig alleen, riep Diana uit, en zette zich tevreden la chend neer. Ik moet bekennen, dat ik erg bang ben, men hoort zorneel van de onveiligheid der Russische spoorwegen. Kr zal wel veel overdrijving bij zijn, merkte Hendrik op. Dat wel, maar men is toch niet gerust, vooral als men een groote som geld bij zich heeft, zooals papa. Ik ben blij, dat je dat onvoor zichtige gezegde niet in de wachtzaal je hebt laten ontvallen, merkte de oude heer verwijtend op. Het meisje keek beschaamd voor rich. Ik heb ook een groot bedrag bij m:j en zie cr niets in, dat openlijk te verklaren, zei Barnes, om het meisje te hulp te komen. Mijn tascli verlies ik niet uit het oog en dun kan er niets gebeuren Met deze woorden maakte hij zijn reistasch open en borg er een boek in, dat hij in Dünaburg gekocht had. Hij stak den sleutel in zijne porle- monnaie. U hebt groot gelijk, zeide de oude heer. als men op zijn hoode is, heeft men niets te vreezen. En om ln gevaar te komen, behoeft men ove rigens niet een spoorreis te maken. Ik heb dit eenigen tijd geleden onder vonden Het was Ach, papa, vertel nu die geschie denis niet. Ik ken ze van buiten en u windt zich er maar door op Hoe graag ik het avontuur zou Siooren, zou ik niet willen, dat u zich voor mij van streek bracht, merkte Harnes snel op, en ontving hiervoor een dankbaar lachje van zijn mooie reisgenoote. De ojide heer begon zunder verder Van het meisje notitie te nemen zijn verhaal. Hij vertelde dat hij dokter was cn een zeer groote practijk had. Op ze- koren dag werd hij geroepen naar een zeer afgelegen svijk van de stad zijner inwoning. Hij kende den per soon niet en had diens naam nooit gehoord. Tocli besloot hij er heen te gaan. Daar hij gewoon was zijn be zoeken te voet af te leggen, liep hij er ook nu heen en ging onderweg even b;j oen aj>otheker aan. om een prae- pnraat klaar te maken, waarmede hij proefnemingen wilde doen. Toen hij bij den onbekenden patient «ankwam, werd liij door een bediende .ontvangen, die hem in een kamer bracht, welke als een soort museum was ingericht. Opgezette vogels, schil- nerijen, vreemdsoortige dieren ou der glazen stolpen en talrijke andere ^onderlinge voorwerpen wettigden dit vermoeden. Doch laten we den dokter Jiu zelf aan het woord. Waar is de patiënt vroeg ik Dat ben ik zelf, antwoorddo de man, dien ik voor een bediende had aangezien. Gij vroeg ik, ge lijkt me zoo gezond als een vischje. Sohljn. soliljn, anders niet. De man liep op me toe en fluisterde: Luister, niemand mag het hoo- ren. Zooals go ziet, ben lit natuur onderzoeker, ik ben een ongelukkig man, or is een adder door mijn oor in mijn hoofd gekropen. Versclirikt sprong ik terug en liep naar de deur. Ik begreep, dat ik inet een krankzinnige te doen had. Hij bemerkte mijne bewegingen en trad mij plotseling dreigend in don weg. Ge wilt weggaan, riep lilj uit, gij wilt mij niet helpen I Ik kan datalijden. dat kruipen ln mijn hoofd niet langer uithouden. Papa, windt u toch niet zoo op, riep Diana er tusschen. De oude heer Het zich door zijne herinneringen zoo meeslepen, dat hij in de coupe op en neer liep en al de bewegingen van den krankzinnige na bootste. Onderbreek me niet, riep hij uit en ging dan weer verder. Ik begreep, dat ik voor alles ver mijden moest, den krankzinnige op te winden. Wees bedaard, zei ik, ik zal u genezen, doch daarvoor heb Ik mijn instrumenten noodig, ik zal zo even in mijn woning halen. Binnen een half uur ben ik terug. De man lachte mij boosaardig toe. Dat lieeft er al menigeen gezegd. zei hij, maar niet een is terug gekeerd. Toen sprong hij op de deur toe en sloot deze af. Hier blijven, schreeuwde hij, gij zult niet weggaan, vóór ik vfln deze kwaal genezen ben. Ik wist niet wat ik doen zou. Aan ontkomen viel niet te denken. Ik dacht er aan tijd te winnen, mis schien kwam er intusschen hulp. Aandachtig onderzocht ik het oor, zei wat me het eerste inviel, schreef toen een recept en vroeg hem dit zoodra mogelijk naar den apotheker te stu ren of het zelf te brengen. Hij nam het recept zwijgend aan en ik begon al te hopen. Maar plotseling ver scheurde hij het papier en riep ver toornd uit Om zulke kwakzalverij en medi camenten geef ik niet Gij zijt een be- roemd arts cn kunt mij wel direct halpen als ge wilt Ik geef u een half uur tijd en als dan het dier niet hier voor me op tafel ligt, wurg ik je. Als een tei dood veroordeelde stond ik daar hopeloos en hulpeloos, en weinige schreden van mij af liep de waanzinnige op en neer, nu eens naar mij, dan weer naar de klok ziende, terwijl hij voortdurend telde Nog twintig minuten, nog tien nog vijf nog een De laatste minuut van mijn leven Als door een steeds dichteren nevel zag ik do gestalte van den waanzin nige op mij afkomen. Daar op het laatste oogenblik herinnerde ik mij het recept van den apotheker, een be dwelmingsmiddel. Ik schoot toe, maar neen, wat nu volgde kan ik niet vertellen, ik moet het u laten zien. Diana, uw flacon Maar, lieve papa, wind u toch.... Geen tegenspraak, gauw. Ze zag Barnes van ter zijde aan en glimlachte. Dan haalde ze een flacon van donkerblauw geslepen glas te voorschijn en reikte het den ouden heer toe. Let nu op, zei deze. De waanzin nige kwam van achter naar me toe, zooals ik nu doe. Ik wachtte hem be daard af eu hield het fleschje gereed, zooals nu deze flacon, en had het kleed van een bij mij staande tafel getrokken. Denk maar, dat mijn zakdoek het tafelkleed is. Toen de waanzinnige dicht bij me was, wierp ik hem plotseling het kleed over het hoofd zoo en goot het fleschje er op leeg. Pskow, riep de conducteur. De reizigers naar St. Petersburg moesten hier overstappen. Maar Hen drik Barnes was. ondanks alle roe pen en schreeuwen, niet te wekken. Men droeg hem in de wachtkamer en bracht hem eerst na een uur tot be wustzijn. Nog lang bleef hij onder den indruk der verdooving, eindelijk begon hij zich weer langzaam te her inneren en vroeg naar den ouden heer en de jonge dame. Men had hem alleen in de coupé gevonden. Beiden moesten dus aan aan een vorig sta tion zijn uitgestapt Goede hernel, riep hij uit, mijn reistasch, waar is die gebleven Hier, zei een beambte, hem de tasc.'u overreikend. Hendrik slaakte eon kreet van ver lichting en was heelemaal gerust, toen hij den sleutel nog in zijne por- temonnaie vond. Hij maakte de tasch open en gaf plotseling een luiden schreeuw. Restolen, riep hij uit, Ik ben bestolen, valschelijk bestolen. Zijn belangstelling in het avontuur van don ouden heer kwam hem duur te staan. Thans begreep hij ook diens voorliefde voor een aanschouwelijke voorstelling der feiten. Het Osseumenuei. Het was een gure voorjaarsdag. De zoo vurig verbeide lente maakte nog geen aanstalten om haar Intocht te doen, maar schepte er behagen in haar pracht nog achter een sluier van dwarrelende sneeuwvlokken te verbergen en liaar wintermasker nog voor het gelaat te houden In de Yroolijke sneeuwjacht herken de men nauwelijks het eenvoudige, maar gezellig-deftige huis van Joseph Haydn in Gumpendorf, één der voor steden vanWeenen. Hij woonde daar, sedert hij na liet overlijden van prins Es ter hazy een pensioen van 1-400 florijnen te verteeren had, on der voorwaarde dat hij, zoolang hij iccfdo den titel zal voeren van kapel meester van prins Ester hazy. Joseph Haydn zat nu aan zijn schrijftafel, en zag van de groote par tituren, waaraan hij werkte, op, om de sneeuwvlokken te zien, die in woesten vaart over de kale boomen heenstoven. Hij werkte aan „de jaar getijden,'" zijn laatste oratorium, waarin hij nog eens de pracht van de hem zoo dierbare natuur ln tanen wilde afmalen. Voor zijn geestesoogen verrees de de lente In haar volle pracht, maar de sneeuwstorm daar buiten overstemde de liefelijke melo dieën, die in zijn ziel weerklonken. HIJ kon niet werken. Te vergeefs ver beterde hij herhaaldelijk zijn veeren pen. Te vergeefs ook liep hij af en toe in de kamer op en neder elke po ging om zijn werk weder op te vat ten, mislukte geheel. Eindelijk kwam weer de stem ming. HIJ ging voor de pia no zitten en speelde eenige malen achter elkander een nieuwe melodie. Daarna ging hij naar zijn schrijfta fel toe en schreef, alsof een goede geest het hem dicteerde, achtereen volgens de noten van de beroemde aria: Schon eiiei froh der Ackers- rnann, op. Hij was juist daarmede gereed, toen er aan zijn deur geklopt werd. Joseph Haydn was geen modern kunstenaar, wien iedere stoornis prikkelt. Neen. wanneer het leven, dat hij zoo lief; had, bij hem aanklopte, werd hij zelfs in het componeeren gaarne ge stoord. Daarom dacht hij er nu ook geen oogenblik aan, hoe het mogelijk was, dat zijn huishoudster hem in zijn werk kwam storen, maar riep met zijn klankvolle stem op vriendclijken loon: „binnen". In hot volgende oogenhllk stond een mooi, jong meisje van negentien jaar, vuurrood van verlegenheid, voor hem en zocht, bedremmeld aan haar boe zelaar trekkend, naar woorden. Al was Haydn ook niet voorbereid op oen dergelijk verzoek, toch had hij er schik in. Daarom vergastte do dichter zich oven aan dit liefelijk gezicht, voor hij zeide: Wel zoo, dat is immers Naruier 1 van den slager, die mij altijd zulk lekker vloesch levert? Heb je weder wat gebracht voor den ouden man? Dat je vader ook violoncel speelt en verzot is op mijn menueuen, heeft hij mij zelf reeds gezegd en dat doet mij genoegen. Laat hij nu wellicht bij Papa Haydn een quartet bestel len? Waarom ook niet? Ik schrijf even graag voor den eenvoudigen burger als voor de groote heeren in Parijs of in Londen. Ik ben immers zelf een burgermanskind... Maatr wat is dat? Tranen in de oogen? Ja, Nannerl, als een jong meisje schreit, dan is dat meestal om iels, waar vader Haydn niets aan doen kan. Maar spreek toch, kind." Het meisje wierp hem nu uit haar mooie, groote, blauwe oogen een blik toe, die hem goed deed aan het hairt. Ach, doe ter Haydn glimlachte want op dezen eeretitel was hij ee- nigszins trotsch „vader maakt het mij zoo zwaar. Hij heeft zich name lijk in het hoofd gezet, dat ik met zijn compagnon moet trouwen, opdat do zaak in de familie blijft Daar heeft je vader geen onge lijk Ln, antwoordde Haydn goed ge luimd, want met menuetspelen heeft hij dit mouie huis niet verdiend, maar wel met de slagerij. Wij arme inwo ners vau Weenen moeten toch ieder duurder betalen. Maar ik begrijji de zaak wel. Nawicrl houdt niet van den ouden vrijer, zij houdt meer van een jongen man en vindt het ook niet noodig, dat het een slager is." Hef, meisje zag hem dankbaar aan: „Ja juist, docter, dat is het! En nu dacht ik, omdat vader zoo verzot op muziek is, moest hij wel behagen scheppen Ln een muzikant. Want mijn Frans is een muzikant en schrijft veel mooie stukjes, maar vader zegt, dat daar niets van deugt en dat niemand muziek kent dan mijnheer Haydn. En daarom dachten wij, dat u mis- sch ien wel een goed woordje voor ons zoudt willen doen, als het niet te veel gevergd is. Haydn was naar het raam gegaan en trommelde, in gepeins verdiept, op de ruiten. Eindelijk keerde hij zich om, zeggende: Van koppelarij houdt papa Haydn niet, Nannerl; heelemaal niet. Hij heeft zelf te veel ondervonden op dat punt, want mijn vrouw vvoa een echte feeks en daar om kan ik huwelijksgeluk niet bezingen. Maar als jouw Frans een muzikant is, moet Ik toch eens kennis met hem maken. Jonge col lega's bewijs ik gaarne een dienst. Zend hem maar eens bij mij. Zij begon nu guitig te lachen. Frans staat al buiten, zeide zij met een diepe buiging. Ik dacht, om dat u altijd zoo vriendelijk zijt, kon ik hem wel dadelijk medebrengen? Haydn dreigde haar schertsend met den vinger. Jelui vrouwen zijt toch ons man nen te slim. Roep hem nu maar bin nen en wacht hem nu in de voorka mer op. Ik zal hem niet opeten. Nannerl nam nu afscheid van den ouden man en nauwelijks was zij de deur uit, of Frans Huber trad over den drempeleen jonge man, met vu rig© oogen en een krullebol, maar bleek van kleur, zoodat Haydn dade lijk op de gedachte kwam, dat de ver loving met de dochter van den rijken slager nog niet van ouden datum kon zijn, daar de jonge man anders veel beter gevoed zou zijn. Het Jonge mensch, dat een portefeuille onder den arm had, keek niet minder verle gen, dan het meisje even te voren, want het bewustzijn zich tegenover een zoo groot kunstenaar geplaatst te zien, snoerde hem bijna de keel dicht Maar de ongekunstelde belangstelling die hem uit Haydn's woorden tegen- straalde, schonk hem moed. Hij be antwoordde dan ook d© vragen, die de beroemde meester hem stelde, tot diens groote tevredenheid, speelde dapper twee van zijn composities voor en antwoordde op een vriendelijke lofspraak van den ouden heer met op rechte geestdrift Behalve u, vereer ik niemand zoo zeer als Mozart. Zoodra hij dezen naam noemde, sprong Ilaydn van zijn stoel op. Mozart, Mozart, zeide hij, meer tot zichzelf sprekend dan tot zijn gast, Ja, Mozart dét was ©en genie dat weet ik het allerbest, want ik heb als oude man nog van hem geleerd, en. indien de menschen mijn latere composities loven, dan weten zij niet, hoeveel ik daarbij aan Mozart te dan ken heb. Ik hield zooveel van hem en hij van mij Hier in deze kamer nam hij afscheid van mij, toen ik naar Engeland ging, zeggende Wij zien elkaar niet terug. En hij heeft gelijk gehad, de arme man, hij is ge storven, toen ik daarginder was. Was ik maar hier geweest, dan had ik hem althans de laatste eer kunnen be wijzen en wisten wij nu althans waar zijn graf is. Maar nu hebben zij dezen edelen man, omdat hij in armoede ge storven is. in een graf geworpen met een twaalftal anderen, zcoöat men hem niet eens een krans kan brengen. •Gelukkig is het, dat Beethoven nog leeft. Dien moet ge leeren kennen, dat is ook een genie. Met deze laatste woorden had hij zich wederom tot zijn bezoeker ge wend, wiens oogen vochtig geworden waren, toen hij den ouden man aldus hoorde spreken. Laat die portefeuille maar hier, ik denk wel, dut ik je zal kunnen hel pen. En nu, tot ziens, Nannerl zal wel ongeduldig worden. Nog lang nadat Frans Huber liem verlaten had, kon Joseph Haydn zijn gewone kalmte niet herkrijgen. De herinnering aan Mozarts vroegtijdi- gen dood had hem geheel van streek gebracht, hij had hem zoo oprecht lief gehad. Nannerl bracht nu voortaan iede- ren dag zelf liet vleesch bij den ouden heer Haydn in de hoop, hemzelf nog eens weder te spreken, doch zij zag zich telkens teleurgesteld. Thuis ver telde zij echter hoe vriendelijk de groote meester Frans ontvangen en zijn werk geroemd had en zij bemerk te al spoedig, welk een uitwerking dit op haar vader bad. Na verloop van een week kwam Haydn toevallig langs den winkel van den slager, terwijl deze aan de deur stond, en zijn beroemden klant onderdanig groette. De componist bleef staan en vroeg Nannerl te spre ken. Zoodra de slager zijn dochter ge roepen had, zeide Haydn met een eigenaardigen glimlach Kunt ge morgen Frans Huber bij m© zenden, ik lieb hem wat te zeg gen Deze woorden van den bemin den componist waren voor den violon cel spelenden slager van zooveel ge wicht, dat hij dadelijk daarop met zijn echtgenoote ©en bespreking hield en een uur daarna een flinke lap biefstuk aan Frans zond, zeker om hem kracht te geven voor den dag van morgen. Frans Huber was den volgenden dag stipt op tijd present. Haydn be loofde hein zijn hulp bij zijn studiën en daarna begon hij over de liefde te spreken on waarschuwde den jongen man voor overhaasting, door te zeg gen Wie uit berekening trouwt, komt altijd bedrogen uit en wie het doet uit dankbaarheid voor ontvan gen weldaden, ©venals ik destijds, wordt ook niet gelukkig.... Frans viel hem brutaalweg in do rede Maar dokter, hoe komt u daar op ik wil Nannerl alleen uit liefde trouwen, uit zuivere, innige liefde.... Dan i3 het goed, zeide de oude heer glimlachend, en dan krijgt gij ook een aandenken van mij. Met beide handen nam de jonge man het nlad papier aan dat Haydn hem toestak. Het waren noten van zijn eigen hand met zijn eigen schrift geschreven. JLersl .dansten ze Frans voor de oogen. maar sp.oedig daarop kende zijn vreugde geen grenzen. Hetgeen hij in uc hand had, was een nieuw menuet van den grooten meester en daarboven stond met zijn vaste hand geschreven „Aan den begaafden kun stenaar Frans Huber als een bewijs van bijzondere waaivieering en als een gelukwensch met zijn verloving, opgedragen door J. Haydn". Hoe Frans thuis is gekomen, heeft hij la ter nooit geweten. Hij herinnerd© zich alleen, dat hij den componist oiq don hols was gevallen en dat deze hem de kamer uit had geduwd. Twee dagen daarna wilde Haydn uit zijn huiskamer naar zijn bureau gaan, toen hij eensklaps op de straat muziek hoorde. H. herkende al spoe dig de melodie van de menuet, die hij den jongen kunstenaar had gegeven. Naar het venster gaande, zag hij een zonderlingen optocht aankomen Voorop liep ©en van de Weener straatorkesten, die toen ten tijde zoo dikwijls serenades brachten. Twee violen, een alt, een cello en een clarinet cn een fagot deden voortdu rend het menuet weerklinken, dat zich in deze instrumentale bezetting zoo grappig voordeed, dat de compo nist het moest uitschateren. Daarop volgde, geleid door twee slagersknechts, een prachtige vette os, die rijk versierd was met bloemen cn linten. Achter hem stapten de sla ger en diens echtgenoote en op het oude paar volgde een jonger Frans en Nannerl gearmd. Een zwerm nieuwsgierigen hadden zich bij hen aangesloten en ten slot te bleef de geheele stoet voor de wo ning van Haydn stilstaan. Terwijl de muzikanten onvermoeid het menuet bleven epeien, traden d© beid© paren het huis binnen, alwaar de oude sla ger den componist plechtstatig toe sprak ou eindigde met de woorden Ik heb altijd gedacht, dat Frans een pretmaker was, zooals vele andere JongeluL Nu echter zulk een beroemd man als doctor Von Ilaydn dit Jongmensch een menuet opdraagt, moet hij toch wel een toe komst voor zich hebben en daarom neem ik hem aan als schoonzoon, zelfs als mijn© dochter hem niet heb ben wil. Maar zij wil hem wel hebben, riep Frans nu juichend uit. En da slager ging daarop voort i UIT DEN GOEDEN OUDEN TIJD. Een passagier van de paardentram Veeuwouden--Dokkum vertelt: Reeds oemlgen tijd zaten we in den wegen en wachtten op het vertrek, Plotseling kreeg een der medereizi gers trek in koffie. Och, conducteur, wacht nog even, hé? Nog even 'n lcop koffie drin ken. Kan 't nog wel? 1 Kon nog wel en geduldig wacht ten we tot do hoer zijn koffiedorst ge- lescht had en we kondien vertrekken 'n tamelijk tijdje na den officieelen tijd. Kalm sukkelde 't paardje verder. Op eens hield de wagen weer stal. We dachten minstens een nieuwen passagier te zien binnenkomen, maar we zagen niets... Ja toch, daar aan den kant van den weg stond eenzaam en verlaten een geit Daar stapt de; En, omdat doctor Von Haydn mijn aanstaanden schoonzoon zulk een kostbaar geschenk heeft gegeven, wil Ik nu ook niet achterblijven en bied lk u dezen os als eeregave aan. Haydn was een weinig verbluft over dit groote. levende cadeau, maar hij herstelde zich spoedig, Ik dank u ten zeerste, mijn goede vriend, zeide hij. Dat is pas een. fknk honorarium voor een menuet. Indien uw schoon zoon al zijn composities zoo betaeM krijgt, kan hij ai spoedig een rijk man zijn. Maar daar ik voer dit mcoie dier geen plaats heb in mijn huir. nesb in mijn muug, ben ik voornemens de lenden en eon paar ribben voor mij zelf te houden en de rest aan de armen van Gumpendorf te schenken. En het geschiedde aldus. Dc armen smulden "er heerlijk van eu Haydn ging '8 middags even naar de engag©- mentspartlj. liet jonge paar is zeer gelukkig geworden en vereerde papa Haydn als hun beschermheer. Het menuet echter werd al spoedig in geheel Weenen door jong en oud gezongen, geblazen en gefloten. Het werd later overal bekend en nog he den ten dag© is het als „het cssenme- nuet" beroemd, maar weinigen we ten, hoe het aan dien naam gekemen Nu weet gij het echter. conducteur uit, een melkeminerlje in de hand. Werkelijk, t was om de geit, We stopten, omdat de cortducteuu- 't beestje even moest melken! Ik wist niet wat te doen, lachen om 't komische van 't geval, of huilen om een deu'gclijke nalatigheid? En dan moet je komen uit een stad waar een „eloctrtschu" is! Maar wat nuwe stoppen cl weer geen passagier te zien; slechte een huisje, een eenvoudig, net huk» jo. Daar stapt de conducteur uit. Melkemmertje in dc hand, gaat bij naar het huisje. Oh ju nu was het raadsel op gelost: de conducteur woonde daair, en bracht de versche geileruulk aan moeder de vrouw. MELK BIJ METERMAAT. In Siberië, hel land met zijn eigen- aardig klimaat, wordt in den winter de melk niet per liter, doch per ine» ter verkocht. Men laul de melk daar om slokken bevriezen, leder dezer melkstokken bevat een zekere hoe veelheid van het voedingsmiddel en de klanten nemen, al naar behoefte, een, tvvoe, drie stokken of meer. De, menschen hangen deze stokken bul ten de deur totdat ze gebruikt moeten, worden, oindat de melk in de warm© vertrekken zou smelten. Wanneer echter de voorjamrswarm-. te plotseling invalt, dan loopen de slokken ook ln de buitenlucht gevaair ie smelten. Daarvoor Heeft men cr echter bakken onderstaan, waarin 't vocht wordt opgevangen. Een gevolg hiervan is dat men naar gelang de temperatuur is, in Siberië «preekt van een „stuk" melk en oen „slok" melk. De zoogenaamde melkstokken wor den bij vechtpartijen ook dikwijls ge bruikt en bewijzen dan guede dien sten. DAMRUBRIEK. IIAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephcon 1543. PROBLEEM No. 167 van Payette. t. m a m m m Sb V- Zwart schijven op12, 13, 14, 18, 19, 22, 23 en dam op 17 Wit schijven op21, 29, 30, 31, 34, 35, 37. 38, 48 en 49 PROBLEEM No. 168 van een amateur. 'te: M m m m W te: m te.. vr-:. Zwart schijven opC, 8, 13. 14, 15,16, 18, 19, 21. 23, 24. 25 en 29 Wit schijven op27, 28, 32, 33, 34, 85, 36, 38. 39. 40, 42, 45 cn 48 Oplossingen van deze probleems worden ingewacht aan bovengenoemd adres, uiterlijk Dinsdag 19 Juli e.k. Oplossing van Probleem No. 163 ran den auteur Wit27 - 21. 35 - 30, 30 - 25. 25 1 t Een zéér mooi geconstrueerd pro bleem, ons compliment aan den auteur. Oplossing van probleem No. 164 van den auteur Wit 22 - 18, 26 - 21, 37 - 32. 49 - 43. 48 - 42, 86 - 31, 40 - 35, 85 2, 2 47 I Belde probleems zijn goed opgelost door de heeren W. v. Daalen, P. J. Eype, R. Bouw, D. G. Koning en W. J. A. Matla. DAMNIEUWS. Maandag 4 Juli 1.1. had de 3e Alge- meene Jaarvergadering van de Haar- lemscbe Damclub plaats. Uit het verslag van den secretaris stippen wij aan, dat deze club voort durend ln bloei toeneemt en op dit oogenblik meer dan 30 leden en dona teurs telt. Ook financieel staat de Vereenigin* zeer sterk, zooals uit het verslag van den penningmeester bleek, 't Is dan ook niet te verdonderen, dat het be stuur grootsche plannen maakt voor het najaar, ter herdenking van het driejarig bestaan en tevens tot ope ning van het nieuwe seizoen. De aftredende bestuursleden, d© heeren W. J. A. Matla, J. Meijer ea J. Mulder, werden allen herkozen. Na afloop van de vergadering werd een gezellige trio-wedstrijd gehou den, waarbij de winner van elke groep eene verrassing ontving, terwijl die winners wederom onderling zul len kampen om prijzen, door eender leden en het eerelid. den heer C. H. Broekkamp beschikbaar gesteld. De Haarlemsche Damclub houdt ha re bijeenkomsten lederen Maandag avond van 8 tot 12 uur Ln het Ge bouw „de Nijverheid", Jausstraat 85, alhier. Liefhebbers van het damspel iljn daar steeds welkom.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 12