NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. 28e Jaargang. No. 8306. Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. ZATERDAG 23 JULI 191C HAARLEM'S DAGBLAD ABONNEMENTEN AD VERTENTIËN: PER drie maanden: Van 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement Voor Haarlem 1^0 agy^^jr 3 Haarlem van 1—5 regels ƒ1.elke regel meer ƒ0.20. Reclames 30 Cent per regel. Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kora der B'j Abonnement aanzienlijk rabat. gemeente) 1.30 Advertentiën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing; Franco per post door Nederland1.65 >'K: te J -rj 50 Cts" v00r 3 Plaalsi"gen k contant. Geïllustreerd Zondagsblad, "voor Haarlem* I I 1 I I I I I I I 0.37X Redactie en Administratie: Groote Houtstraat 53. de omstreken en franco per post „0.45 Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724. Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM. Drukkerij: Zuider Buitenspaarne 6. Telefoonnummer 122. Tot de plaatsing van advertentiën en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA Warmoesstraat 7678, Amsterdam. Telephoon interc. 6229. DIT NUMMER BESTAAT UIT VEERTIEN BLADZIJDEN. EERSTE BLAD. AGENDA ZONDAG 24 JULI. Bioscoop Theater, Gr. Markt: Voor- Stellingen van 2 uur af. Brongebouw: Zangersfeest. 8 uur. Olyinpia Palace, Zandvoort: „Het Vrije Tooneel," 8 1/4 uur. MAANDAG 25 JULL Zandv. Olympia Pal ace Berliner ljustspiel-Ensemble, 8 1/4 uur. OM ONS HEEN Ne. 1173. Joh*, de Break. Er heeft eens iemand gezegd, dat onze wethouder van Publieke Wer ken, de heer Joh. de Breuk, op Cham berlain gelijkt. Niet innerlijk wel te verstaan, want er is niet de minste overeenkomst tusschen het oprechte gemoed van den wethouder en de historisch-vermaarde leugens over Zuid-Airika van den aarts-Jingo, maar aJleen wat het uiterlijk betreft. Beiden zijn baardeloos, hebben een scherpgeteekenden neus en een oog glas, dat bij den Nederlander een lorgnet aan een kettinkje, bij den En- gelschman een monocle is. zooals een schneidige Pruisische luite nant het draagt. Chamberlain placht zijn knoopsgat te versieren met een orchidee den heer De Breuk kan ik mij niet goed voorstellen met een bloem in zijn knoopsgat en het eenge offer, dat hij in zijn eenvoudige kleeding aan de sierlijkheid brengt, is het witte vest, dat hij des zomers bij voorkeur draagt en waarmee onze photograaf hem dan ook vereeuwigd heeft. Waarop onze wethouder van Pu blieke Werken overigens ook lijken mag, op zijn leeftijd lijkt hij niet. Ik heb het aanvankelijk niet willen ge- loovcn, maar de kiezersliist zegt het toch die kiezerslijst, dio zonder aanzien des persoons allerlei bijzon derheden over de menschen were'd- kimdig maakt dat hij in de eerste dagen van deze maand 58 jaar ge worden is. Op honderd weken na zes tig. Wie zou het hem aanzien, wan neer hij met snellen voet, den wan delstok in de hand, de oogen glim lachend door de blinkendo glazen, van zijn huis in de Jansstraat naar het Stadhuis stapt Niemand is oud, dan die hot wezen wil. De heer !)e Breuk k< :i een goede veertiger wezen, omdat hij jong wil blijven en dat wel op de beste manier, waarmee een mensch dat aangen-one doel bereiken kan door veel te wer ken. Het is wel eigenaardig, dat menschen, die niets uitvoeren, even hard slijten als menschen, die over matig arbeiden en dat de gezette, ge regelde arbeid ons het best in stand houdt. Daarvan is de heer De Breuk liet wandelende bewijs. Allerlei func tie», waaraan veel werk verbonden is, worden doo: hem met tere ver richt. Zijn wethouderschap in de eer ste pleats, dan het ambt van secreta ris-penningmeester van de Al gemeen e Vcreeniging voor Bloembollencultuur en het secretariaat van do Néderd. Hervormde Gemeente. Wel mag de wijsgeer zeggen wie weinig doet, kan weinig doen wie veel doet, kan veel doen. Want terwijl de heer De Breuk on getwijfeld veel schrijfwerk heeft, en daerbij vaak z:jn naam zal moeten zetten, maakt hij zich niet daarvan af met een paraaf, die evengoed voor don naam van zijn buurma'n rechts of .van zijn buurman linies zou kunnen warden aangezien, maar schrijft zijn naam duidelijk neer, in een overvloed van krullen, waarvan het buitenge woon verrassende is, dat ze dcu eenen dag preciis gelijk zijn aan den ande ren. „Da, is geen handteekening, dat is een onderneming", heb ik eens iemand hooren zeggen. Do waarheid is, dat die handteekening stamt uit een vroegere periode. We vinden er soortgelijke terug in oude bijbels en psalmboeken familiestukken van ia- ren her, toen de menschen nog tijd voor hadden, of namen. De heer De Breuk is een zoon van dezen mo dernen tijd, maar die de handteeke- ningen van zijn voorvaderen in aan zien houdt In den dagelijkschen omgang wordt hij gekenmerkt door een zekere ge moedelijkheid. Als de Vereeniging voor Bloembollencultuur een alge- meene vergadering houdt en hij met zijn adjunct de tafeltjes naziet, of wel alles in orde is om de afgevaar digden van de departementen te ont vangen, dan begroet hij vriendelijk glimlachend al deze waardigheids bekleders, naarmate ze binnenko men, met een handdruk en een „dag mijnheer Jansen, hoe gaat het u „dag mijnheer, hoe maakt u het kunnen worden afgeleid, dat de aard van een Raadslid is veel, en die van een wethouder om weinig te zeggen. De practijk van het verschil is deze, dat een Raadslid het woord voert over diverse onderwerpen, terwijl een wet houder zich heeft gespecialiseerd. De rollen in het college van B. en W. zijn verdeeld. Voor den heer De Breuk is de taak weggelegd, om te antwoor den op vragen en grieven, betreffende de afdeeling Publieke Werken, en daar er zittingen voorbijgaan, waar in dat departement niet ter sprake komt, kan het gebeuren, dat de Raad heele Woensdagmiddagen de stem des heeren De Breuk niet hoort en dat deze dus alle gelegenheid heeft, om onder de discussies door, stukken te teekenen. Stadsnieuws De beer Ossendorp tegen 't Ambalantisms. De heer F. L. Ossendorp van Am sterdam, de voorzitter van den Bond van Nederl. Onderwijzers, wiens rede over de politieke neutraliteit in de schóól onlangs zulk een opzien ver wekte, hield hier gisteravond voor de genoodigden van de afd. Haarlem van den Bond een redevoering naar aanleiding van het afwijzend praead- vies van B. en W. onzer Gemeente in zake het verzoek van de Haarlemsche afdeeling om over te gaan tot afschaf fing van het ambulautisme aan de la gere scholen, m. a. w. om aan de waarbij zijn stem zoo volop klinkt, dat je het in den versten hoek van do zaal wel hooren kunt. Als het mijn plan was, in deze ru briek den menschen alleen maar ho nig om den mond te smeren, dan zou ik niet vertellen, dat zijn stem met mooi is. Ik kan mij den heer De Breuk in allerlei qualiteiten denkon, alleen in die van zanger niet Daar voor is minder geschikt wat in de zangkunst het timbre wordt ge noemd. Dat timbre is namelijk wat hard. Het kan geen kwaad in de ver gadering van Bloembollencultuur, het hindert ook niet in de Raadszaal, maar het moet een bezwaar wezen in de wethouderskamer, aie hij met Dr. Kruseman deelt Wanneer er vieren twintig redenen zijn, die een verbou wing van het Stadhuis noodzakelijk maken, data is ie vijf-en-tvvintigstc, dat de heer De Breuk en zijn stem geluid een kamer voor zich alléén be- hooren te hebben. In de Raadsvergadering hooren we die stem evenwel maar zelden. Het schijnt vreemd, maar is waar, dat de groote liefhebberij om liet woord te voeren meer bij het gewone Raadslid, dan Jjij den wethouder huist ei- moeten Raadsleden zijn geweest, die, nadat ze wethouder waren geworden, aan het zwijgen raakten, als een ka narie doet, wanneer een doek over zijn kooi is gelegd waaruit zou De heer De Breuk verheugt zich te Haarlem in de algemeene sympathie, niet alleen omdat, hij een geboren Haarlemmer is, maar ook en wel het meest om de eigenschappen van een voud, arbeidzaamheid en welwillend heid, die hem kenmerken. Terwijl in onze samenleving, waar de een den ander zonder het te willen of zelfs te weten, nietwaar in den weg staat of hindert, iedereen wel ziin vijanden heeft of voor het minst lie den. die hem minder vriendelijk ge zind zijn, heb ik ten opzichte van den heer De Breuk nog nooit een minder heusche opmerking vernomen. Wanneer iemand, na vele jaren van voortdurend ingespannen arbeid, aan de grens van de zestig nog jong is gebleven, dan is er geen enkele reden, waarom hij op zijn zeventigste oud zou zijn. In het belang van cien heer De Breuk en van de colleges en stichtingen, waaraan hij zijn arbeid geeft, hoop ik, dat hij over twaalf jaar met gelijke opgewektheid als nu het apparaat van onzen photograaf mag naderen en ik beloof, althans wanneer ik er zelf nog zijn zal, hem dan opnieuw te zullen laten kieken. J. C. P. schoolhoofden een eigen klasse op te dragen. Dat deze bijeenkomst zoo onmiddel lijk na het verschijnen van 't praead- vfes was uitgeschreven, werd veroor zaakt door 't College van B. en W., zei de afdelingsvoorzitter, de heer D. Peereboom, dat, naar spreker het uit drukte, een zeer groote voortvarend heid had betoond, blijkbaar om den onderwijzers de gelegenheid te geven deze zaak nog vóór do vacantia af te doen Spreker merkte op, dat het ambu- lantisme, dat hier ter slede nog „we lig. tiert" uit vroeger dagen tot ons is gekomen en 't is wel te begrijpen, dat het toen bestond, maar thans acht men het niet meer noodig, zelfs heel wat autoriteiten zijn die meening toe gedaan. Het ambulantisme ondergaat dan ook wel hier en daar inperking, maar uitgebreid, of nieuw ingesteld wordt het stelsel nergens. In Purmerend is het ambulantismo afgeschaft; in Amsterdam wordt een proef er mede genomen en in Gronin gen droeg men den hoofden op elke week 14 uur les te geven. In Haarlem is de Schoolcommissie vrijwel tevreden over ons, zei de heer Peereboom. We lezen in de verslagen van de liefde, de toewijding en de tact waarmee we ons werk vervullen. Dat komt toch niet, merkte spr. op, om- iat er een man achter ons staat, die elke afdwaling van den rechten weg verhindert. Spr. deelde ten slotte mee, dat de Raadsleden De Braai en Kleijnen- berg verhinderd waren te komen. Te genwoordig waren de Raadsleden mr. Thiel, Lasschuit, Schram, Modoo, Bregonje en Middelkoop. De heer Ossendorp, thans het woord verkrijgende, spreekt er zijn verwon dering over uit, dat B. en W. van Haarlem een prae-advies aan den Raad overleggen, dat weinig meer regels druks inhoudt, dan de Memo rie van Toelichting van het onderwij zers-adres bladzijden telt. Spreker gaat thans het aan onze lezers bekende prae-advies na en merkt op, dat B. en W. aan het sloi zeggen, dat er nog verschillende re denen zijn, waarom zij inwilliging van hot verzoek niet wensclielijk ach ten, maar dat die verschillende rede nen niet genoemd worden, zoodat men niet weet, of ze hout snijden. Uit dit prae-advies van B. en W. concludeert spreker, dat B. en W. óf de kwestie zoo bekend achten, dat zij er niet veel meer over willen zeggen, óf het College is van oordeel, dat de Raad zoo volgzaam is, dat hij wel aan zal nemen wat B. en W. zeggen. De heer Ossendorp wil er wel Voor uitkomen, dat de afschaffing van het ambulantisme niet de hoofdzaak is, de hoofdzaak is om het hoofd geheel buiten de school te krijgen. En dat doel beoogt men, daar de taak van den opvoeder in de school belommerd wordt door het hoofd. Maar men strijdt nu tegen het am bulantisme, omdat dat nog meer dan het eigenlijke hoofdschap belemme rend werkt. Spreker merkt hierbij op, dat de Bond steeds dergelijke ver zoeken motiveert en daarom recht heeft, dat er meer notie van zijn adressen wordt genomen, dau hier in Haarlem het geval blijkt tc zijn. De strijd tegen bet ar.ibulautisme is reels oud. In 1894, toen de kwestie te Middelburg ter sprake kwam, gaf de hoer Fabius, inspecteur in de derdo inspectie van het lager onder wijs, dus de op een na de hoogste autoriteit, aan li. en W. onomwonden als zijn meening te kennen, dal het ambulantisme een bederf is voor de school. Een storm van verontwaardi ging is er toen opgegaan tegen deze uitspraak uit de njeu der schoolhoof den. Spreker memoreert de toen opge stelde adressen der hoofden, o. a de brochure „De taalt van liet hoofd eener veelklassige school". Nagaande wat sedert dien tijd is voorgevallen, hekelt de lieer Ossendorp in 't bijzon der liet adres van de Haagsche hoof den, nu twee jaren geleden in 't licht gegeven. De Haagsche hoofden zh'n daarin van oordeel, dat voor de een heid in de school het hoofd niet al leen het gewone leerplan moet vast stellen, maar daarbij van week tot week zelfs moet aangeven, wat cr on derwezen moet worden en dau nog die onderdeelen van het leerplan uit werken. Als men dat nu alles leest, welk denkbeeld moet men dan wel krijgen van een onderwijzer, voor wicn dit alles noodig is. Maar dan moeten de hoofden nagaan, of dat plan wet nauwkeurig wordt nage volgd, ze moeten regelend en voor- zienend optreden bij elke stoornis en ook overleg plegen met onderwijzers en ouders. Als dat nu alles waar was, zegt spr., dau zou toch heusch de naam „onderwijzer van bijstand" den onderwijzer nog te hoog aanslaan. En wanneer de onderwijzers niet meer zijn dan de krullejongena in de timmermanswerkplaats, dau vraagt men zich af, of de taak van het am bulante hoofd werkelijk niet te zwaar is voor één man en komt tot de slotsom, dat er eigenlijk aan elke school nog een tweede ambulant hoofd moet benoemd worden Maar met die argumenten voelen de hoof den zich zwak. Want dan komen ze met do republikeinschc school. In elk geschrift zeggen ze 't Ambulantisme afschaffen Doe 't niet Tegenwoor dig begin je te merken, wat je aan ze hebt. 't Is er hen om te doen, om de republikeinsche school ingevoerd te krijgen. „Nu", zegt spreker, ..als je in ons land, waar we het geluk heb ben. een Koningin te hebben, aan komt met het woord republikcïnsch, ben je verloren. Men vraagt niet eens wat. dat woord beteekent, De school opziener te Rheden klaagde een on derwijzer aan, dat hij tegen wet en verordening was, omdat hij zich ver klaarde voor de republikeinsche school. Nu is die naam niet goed. Wij bedoelen een school, waarin elk. die er aanwezig is, een vaste werkkring is opgedragen, een school zonder hoofd. Ja, daar zijn de onderwijzers vierkant voor. Hoe is de toestand nu De onder wijzers hebben in de school niets te zeggen en in Amsterdam willen ze builen de school ook niets. (Gelach). Spreker bestrijdt dan, dat art. 23 der wet op het lager onderwijs dit voor- schriift. Ook in de Haarlemsche in structie staat De onderwijzer staal onder de bevelen van het hoofd. I.Iili- tairement dus. Of hetgeen het hoofd wil goed is of niet goed, daarnaar iheb je niet te vragen. Je moet doen wat je gezegd wordt. En als men bij de autoriteiten komt met bezwaren tegen 't geen t hoofd doet, dan wordt dat papieren stand punt gehandhaafd. De hoer Ossendorp acht hel in 't na deel van de school, wanneer er krach- ten werken, die niet zelfstandig zijnf omdat men er meer moet doen dan leeren lezen en schrijven, men moet er ook opvoeden. Door de sociale om standigheden moet dat ook in de school gebeuren. En behoef 'k nog te zeggen, dat de opvoeder geheel vrij en zelfstandig moet kunnen zijn, zonder belemmering door 't hoofd, zegt spr. En reeds alleen t feit, dat die man in-de school is, gaat hij voort, werkt al belemmerend, want de kinderen merken 't, dat de onderwijzer 't niet is, maar de „bovenmeneer", die het voor 't zeggen heeft. Tegen dien man zelf hebben we het niet, we willen hem niet buiten de school sluiten, maar we willen hem weer klasse-on derwijzer maken. Dan eerst als alla krachten er werken, zal de school eerst de vleugels kunnen uitslaan. In ons land moet overal gezag zijn. Gaat een genie-soldaat een pakje weg brengen, dan loopt er een korporaal naast. Spr. had eens een gesprek met een wethouder. En deze zeide hem: Maar m'n lieve man, als 'k een sloot laat graven zet 'k er 'n opzichter bij, want anders gaat het verkeerd. En als het niet verkeerd gaat, wei-ken ze niet zoo hard. Zoo zal het met jullie, schoolmeesters, toch ook wel gaan. Daarom hebben jullie ook 'n opzichte? noodig. (Gelach) Spreker wil hier uitdrukkelijk ver klaren, dat de afschaffing van het ambulantisme niet bevordert de invoe ring der republikeinsche school. In verband hiermee wijst spr. er op, dat overal op 't platteland hel ambu lantisme ontbreekt, daar zijn ook wel 12- tot 14-klassige scholen waar het hoofd een klasse heeft en ook daar zucht de onderwijzer nog wel onder 't hoofdschap. Men behoeft zich dus niet bevreesd te maken voor de repu blikeinsche school, wanneer men liet ambulantisme afschaft. Spreker ontkent de juistheid der bewering, van wijlen de heeren Van Rijssen, Dr. Gunning en de Amster- damsche wethouder De Vries, dat lei ding en eenheid alleen in kleiner# scholen door een niet-amhulant hoofd kan gegeven en gehandhaafd worden. Waarom moet het hoofd eenheid en leiding geven Is het hoofd de meer dere in kennis va.n den onderwijzer f Geen hoofd zal dat durven beweren. Natuurlijk zijn er wel hoofden, die uo meerdere zijn ten opzichte vun een onderwijzer, maar spreker bedoell niet den enkeling, maar korps leeen korps. Is de opleiding van het hoofd be ter Die van den onderwijzer ia slecht, maar het hoofd komt van de zelfde akelige kweek- en normaal- schooltjes. De opleiding is dus dezelf de. Is de bevoegdheid grooter Ook' dat ontkent spreker. Is de ervaring grooter Ook dit niet. Ik zet het den hoofden van scholen dan ook, zegt spreker, om ook maar eenigszins aannemelijk te maken, dat zij de meerdere der onderwijzers zijn. Spreker erkent, dat er onder een korps van 13.00U openbare ouderwij zers wel zijn, die het naar school gaan als een droeven plicht beschou wen. Maar over 't. algemeen mug vlot weg gezegd worden, dat de plichts opvatting en plichtsbetrachting vuil den Nederlandsclien onderwijzer zeer hoog staat en niet achter staat bij eenig ander korps van ambtenaren. En men mag dan smalen op den Bond, hij is het, die daartoe heeft meegewerkt Met die plichtsopvatting staan we in de school. Wc kunnen^nog niet ai. les zijn voor de kinderen, maar we streven er toch naar. En daar gaat de deur open. Het hoofd komt binnen. De kinderen voelen, dat duar de man komt, die tegen den onderwijzer kan zeggen, wat hij moet doen. En hoo 'n goed onderwijzer men is, men kan met meer zoo met de kinderen zijn, zoolang het hoofd daar tegen een deurpost staat te leunen. Spreker heeft niet het genoegen den Haarlemschen wethouder van Onder wijs te kennen, maar 't zou kunnen zijn, als spreker dat tegen hem zei, de wethouder zou zeggen „Nou, dan ben je zeker zoo'n goed onderwijzer niet, als je daar niet legen kunt." Een onderwijzer in een provinciestad werd eens het werk uit handen zenomen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 1