fe I" a 1 1 Jt i jg 1 Ëi 6 1 s tel vorstin rijdt met de electrischë voor bij en buigt liet schoone hoofd vol majesteit... Vorstinnen rijden niet In de electrische, weerlegde re. U had ar niet hoogmoediger uit kunnen zien, wanneer u in uw eigen auto had gereden. Vertel me eens. Juffrouw, waaraan ontleenen de vrou wen het recht om onbeleefd te zijn, terwijl bet den man als een groote zonde wordt aangerekend? Is dat de beroemde gelijkstel ling? Dat zijn overoude privilegies, gaf ze driest ten antwoord. Tradities worden tegenwoordig over boord geworpen, vooral de goe de. Zou men ooit niet de slechte kun nen afschaffen? Of denkt u, juffrouw, dat de macht der schoonheid groot genoeg ls om een man tot slaafsche gehoorzaamheid te dwingen? Ik geef toe, dat u mij betoovert. Uw nobele manier van handeion, uw zeldzaam fijn gevoel, de losse toon, die een en kelen keer voor den dag komt, dat allee geeft een brillont mengsel. Maar toch, hij liet zijn stokje over moedig door de lucht suizen aan de lijn moogt u mij niet nemen, juf frouw. Wie honden kan opvoeden, verstaat ook menigmaal de kunst om vrouwen op te voeden. Een ijskoude blik trof hem Maar hij hield dien uit, de zijne was geen enkele graad warmer. Daarop zeiden ze elkaar heel koel vaarwel en Traute wist heel goed, dat hij niet terug zou komen. Ze schoof het eten weer van zich als op den avond toeai Barry weg was. Dit verlangen was nu overwon nen, maar een ander, een grooter wa ser voor in de plaats gekomen. In koortsachtige spanning zag ze den volgenden avond tegemoet. Haar blik overzag het plein, waarop twee trouwe hondenoogen en twee teedere mannenoogen haar zoo dikwijls be groet hadden. Ledig. Traute zag in, dat de zaak voor haar toch meer was geweest dan een vroolijke episode. Met de haar eigen energie schikte ze zich in het onver anderlijke. Een practisch doel'zou de flirt toch niet gehad hebben, trachtte ze zich te troosten: assesso ren staan hoog in koers en kunnen aan andere deuren kloppen. Des te varbaasdar was ze, toen hij den volgenden Zondag aan haar deur klopte. Barry nam zijn gewo nen aanloop en dimikte haar tegen den wand. Op eerbiedigen afstand, deftig in gekleede jas, stond do asses sor en maakte een diepe buiging. Ik kom om afscheid te nemen, Juffrouw. De schrik verlamde haar voor een oogenblik. Maar in de kleine salon, waaraan wapenen en jachttrofeeën een bijzonder karakter verleenden, gevoelde zo zich weer geheel Wald- traut von Keszler. Voornamo geslo tenheid en glimlachende beleefdheid. U wilt Berlijn verlaten, meneer de assessor? Morgen in de vroegte. Men heeft mij naar Dingsda verplaatst- Waar Dingsda ligt? Hij streek zich zuch- tend over het voorhoofd. Regeerings- dïstrict Bromberg, 4998 inwoners. Als ik er met Barry bijkom, zijn er juist 6000. Er is een postkantoor van den tweeden rang, een hoogere meisjes school, een abattoir en een stroop- fabriek. Zijn humor stak haar aan. Maar het huisje dat ik van mijn voorganger overneem, schijnt een waar tusculum te zijn. Voor de deur een prieel van jasmijn, waarin men eventueel... Kan dwepen. Achter het huis aardbeziën en aspergebedden, een duiventil en een hoenderhok. Daar pas ik niet bij. Traute keek glimlachend voor zich uit, ze stelde zich de zaak veel poë tischer voor dan hij ze beschreef. Een huisje rondom in het groen, ruischen- de boomtoppen, de« morgens het ge jubel van den leeuwerik. Heerlijk, riep ze al droomende. O, het wordt nog heerlijker, juf frouw, als ik over twee jaar aan het kantongerecüt kom, waarop ik a spraak mag maken. Gnesen. Groote stad. Postkan ioor van den eersten rang. Heeft een historischen dom. Trouwens, geen Lunapark en geen ijspaleis. Hebt u dat beslist noodig? De hemel beware me. Ik laat bet meer achter mijn hias dichtvriezen en organiseer een ïjsfeest. Natuurlijk voor mij au een. Want zoo'n spotvo gel zal bij de menseden in Dmgsda wel niet in de gunst komen. Waarom laat u zich dan daar heen verplaatsen, meneer de assessor? Om mij een bestaan te scheppen, juffrouw. Leeft u dan daar in Schlachten- see niet heel goed? Het spijt nie wel. Maar sedert ik verstoken ben van het genot, mij om 6 uur 20 op de Leipziger Platz te mo gen posteeren, heeft Berlijn mets aan trekkelijks meer voor mij. In Dings da richt ik mij gezellig in. Als dienst is afgeioopeu, hang ik de buks over den schouder, pif pafl Des Zon dags verbouw ik mijn kooi. bezichtig mijn wijnkelder, en op schoone avon den, als de kikkers kwaken, de kre kels sjirpen en de mooie meisjes van Dingsda een vensterparade voor mij maken... Man steigl nachman steigt nacht begon bij te neuriën. Flink en vroolïjk stak ze hem de hand toe. Ik mag u dus feliciteeren, me neer de rechter. Nog niet juffrouw W aid trant. Zei u nfet morgenochtend, me neer de assessor? Volkomen juist. Maar het kan uw scherpzinnigheid niet ontgaan zijn, dat er in mijn verhaal eenige pa gin gen waren. Wat ontbreekt er in den tuin, in de keuken, tuaschen de ooft- boomen en bovenal ln de werkkamer van den beer doe huizes? Dat moet u toch weten. Wat heeft een jonge rechter in de eerste plaats noodig? Die verschrikkelijke verlegenheid gunde hij haar van harte en hij haast te zich volstrekt niet met haar te huip te komen. Het trot.sche meisje moest nu zelf maar weten, waar ze het gloeiende gezichtje heen wilde wenden. Ja, Juffrouw, een natuurwet be veelt den jongen rechter, dat hij een vrouw moet nemen. Dat is ge-en be nijdenswaardige positie. Want een flinke rechtersvrouw moet niet alleen het opzicht houden over honden, hoenders, en dienstboden, maar ze moet haar man ook dat kunnen ge ven, wat hij anders aan geestelijke genietingen ontbeert Alleen een ver standige vrouw kan men ln de een zaamheid gebruiken een meisje, dat zich laat leidea, als het goed ge leid wordt. En nog iets, Waldtraut, voegde hij er zacht bij, boven zijn twee zonnige kamertjes, een aange naam verblijf voor de weduwe van een houtvester. Uit den blik, die hem thans zocht, schitterden geluk en dankbaarheid. Nu was het uit met zijn plagerij. De slanke gestalte lag in zijn armen, het schoone, verlegen gelaat rustte op zijn schouder. Doelt een onzicht bare macht viel hem Lu den rug aan en bracht hem bijna ten val Foei, Barry- Hier... koestl Gehoorzaam ging Barry liggen en knipoogde slechts in het geheim naar de twee, die elkaar omarmd hielden. Hij begreep alles. (N. v. 't N.) De diepte in bet Ravijn Een verhaal uit N. Australië. Nu ik den koop heb gesloten, en de zaak in orde is, zei ik, terwijl ik Griscom aanzag, mug ik gerust zeggen, dat het precies is, wat ik zocht. Hij knikte zonder veel opgewekt heid, en zijn blik zwierf, als de mijne, over het landschap, dat vóór ons lag. De avondzon bescheen uitgestrekte, malsche weidegronden, de zilveren vlakte van Horseshoe Lake, en m de verte de scherpgeteekende randen der Chamberlain Hils. Links schemerde vaag een donkerblauwe streep, de zee. Mijn hart sprong op, toen ik bedacht, dat ik dit alles mijn eigendom mocht noemen. Was er in heel Australië iets dergelijks te vinden Mij dacht van niet. Eén ding zou ik toch willen we ten. zei ik. Waarom gaat al het werkvolk met u heen U gaat toch immers nergens anders opnieuw be ginnen Het kwam mij voor, dat zijn bleek gezicht nog bleeker werd. Ze willen eeus weer wat anders, zei hij- Niet gewend aan de streek. Dat verwonderde mij. Ik wil goede arbeiders met plei- zier goed betalen, ging ik voort Vooral Charlton, den opzichter, had ik graag hier gehouden. Hij gaat trouwen, vertelde hij mij. Zijn vrouw zou ons van dienst kunnen zijn. wan neer mijn vrouw overkomt Opeens keerde Griscom zich om, en stak als afwerend beide handen voor uit. Uw vrouw, zei hij schor. U wilt uw vrouw hierheen bren gen hier Ik zag hem verbaasd aan. 't Is vooral om haar gezondheid, zei ik, dat ik naar het Noorden ben gekomen. Zon en droge lucht heeft zij noodig Hij wankelde en klemde zich aan mij vast. Uw vrouw.. I riep hij op nieuw. U hebt mij niet gezegd... ik wist niet.... Plotseling zakte hij ineen, en lag bewusteloos voor mijn voelen op den houten verandavloer. Toen Charlton en ik hem een week later in het hospitaal te Port Darwin achterlieten, was hij nog mei bij kennrs. Ik reisde terug, hei hoofd vol gedachten. Natuurlijk begon ik na te vragen. liet allereerst bij Charlton. Ik bood hem een aanmer kelijke verhooguig van salaris, als hij bij mij m drenst wilde blijven Hij lachte maar dat klonk niet VTOQÜjK Neen, mijnheer, zei hij. Ik heb goede vooruitzichten in Queens land. Ik zag hem scherp aan. Is dat de ware reden voor je ver trek vroeg ik. Neen, zei hij kortaf. Al boodt u mij driemaal zooveel, ik deed het niet. Wil je niet zeggen, wat de re den is Hij aarzelde Toen kwain hij los. Angst is het, zei hij norsch, anders niet. Ongetrouwd kon ik het nog uithouden. Maar als getrouwd man wil ik het niet onder de oogen zien. Angst herhaalde ik. Zijn jelui bang? Voor wat? Hij haaide de schouders op. Uitleggen kan ik het niet. Maar ik kan u wel vertellen, waarom mijn heer Griscom in het hospitaal ligt j Hij had gedacht, dat u, als man al leen, gerust zijn onderneming kondt overnemen. Maar toen hij dat hoor de.' van uw vrouw, toen dacht hij aan de zijne I lk huiverde. Beteekende die praat jes. dat ik er in geloopen was Dat ik de helft van mijn toch al niet groot vermogen had verloren, door bedrog Wat is het dan riep ik drif tig. Wat staat mij in den weg Wilt u feilen hooren zei hij bedaard. Goed. De beesten ver dwijnen hier van deze plaats. Scha pen. kalveren, veulens. En twee maanden geleden verdween de vrouw van Griscom, met haar kind. Verdwijnen vroeg ik, inwen dig verlicht Waarheen Weet ik het bromde hij. gc- ergwd over mijn ongeloovige hou ding. Ik vertel geen praatjes. Weg zijn ze, en weerom komen ze niet De negers opperde ik. De MvalLs Dat dachten wi] ook, natuurlijk. Het spreekt van zelf, dat schapen en kalveren niet veilig zijn, zonder poli tie in de buurt Als je een veulen of een jongen stier door een speerworp gedood vindt, dan vloek je, al helpt het niet Maar wat hier verdwijnt, laat geen sporen achteT. Hij wees naar de bergen, die de verre groene vlakte begrensden. Daar zijn ze heengegaan, in die bergkloven. Ze zeggen, dat er oude vulkanen zijn 't kan waar wezen. Al wat ik weet is, dat een vijftig stieren zijn weggeraakt, op een ter rein, waar geen steen ligt, groot ge noeg om een dingo te verbergen. Er zijn spleten in den grond, bodemloos dien maar waarom zouden ze in die diepte springen, als ze niet... Geroofd, zei ik. Waarom niet Uit een hinderlaag. Geroofd I riep hij verachtelijk. Menschen en vee (vóór Mrs. Griscom verdween de Chineesche kok) geroofd, op kale rotsen, waar niets groeit dan een paar wilde vijgen en wat plukken gras van een handbreed.' Ze gingen niet naar het Zuiden, naar den kant van de jungle. Naar t Noor den gingen ze, de bergen in en weg, voor goed. Wanneer gebeurde 't vroeg ik. Dat Mrs. Griscom ging? Twee maanden geleden. En hij heeft het gezien. lk zog hem strak aan. Gezien riep ik. Hij knikte. --Ze ging uit om wilde cichorei te zoeken, en nam het kind mee. I-Iaar man zag haar hard loopen hij dacht, dat ze het kind naliep maar hij was een halve mijl ver weg, te ver om goed te zien. Hij reed erheen, sprong van het paard en zocht tus- schen de rotsen, op de plek, waar hij meende haar gezien te hebben. En hii vond haar niet. Geen spoor Geen enkel. Hij zocht uren lang. Toen het donker werd vloog hij in galop naar huis om ons te halen, met lantaarns. Zes dagen lang zijn we blijven zoeken, te vergeefs. Wie zal zeggen, wat het is, dat niensch eu dier daar in liet verderf zoekt te lok keu Mijn gezicht werd strak. Ja. Charlton, zei ik droogjes, op dat punt zijn we het waar schijnlijk met eens. Maar ik heD te veel geld ui den boel gestoken oju het er bij te laten zitten. Die arme vrouw zal wel inet haar kind in deu afgrond gevallen zijn. Anders is het niet te verklaren. Jawel. zei hij bitter. Dat SDreeiü. En die schapen en kalveren ook. En de veulens. En Tom Cash. Allemaal voor hun pleizier naar be neden gesprongen Ik haaide de schouders op. Ik zal mijn vrouw waarschuwen, dat ze uit die buurt moet blijven, lot ik de zaak heb onderzocht, zei ik. En wal hel vee betreft, als liet land zoo goed blijkt, ais ik verwacht, dan is het de moet te wel waard, daar aan dien kant een omheining te zetten. Dat geeft niets, z«.i hij. Dat ding is toch niet buiten te houden. Maat ga u uw gang u mag den hemel denken, als het u met meer kost dan een pair stuks vee. U zult nu in elk geval niet kunnen zeggen, dat ik u niet heb gewaarschuwd. lk ben itoppïg, zegt men. Al vijf en dertig jaar heb ik dat moeten hooren: maar wat mi) nu bezielde, was meer dun koppigheid. Mijn toekomst huig in dt waagschaal. En als ik keek naar die menigte bunders goed be sproeiden vruchtbaren grond, dan be greep ik. dat ik dien zonder strijd niet mocht in den steek laten, en, wat meer was. dat Nell dat met mij eens zou zijn Dus liet ik Charlton en zijn lui in vrede trekken, en telegrafeerde aan mijn ouden opzichter, George Bonn, die niet een kudde vee uit Perth moest komen, dat hij een stuk of zes flinke arbeiders moest meebrengen. Ik be taalde een pond in de maand extra, (dat kon er af. nu ik den grond goed koop gekregen had), en ik wist, dat ik op hem. aankon. Binnen de drie weken had ik mijn volkje bij elkaar, en een dag of wat later kwam Nell. George Bean had zoo'n pleizier in die beesten, die we letterlijk onder onze oogen zagen vet worden in dot malsche gros. dat hij het verhaal van Charlton als een grap opvatte en er zoo goed ais geen notitie van nam. Maar toen begon het Jim Morgan, de onder-opzichter, hield met nog een man de wacht, in een hut. die voor hem gebouwd was aan de uiterste grens van mijn weide- BTonden. Twee maal in de week kwa men ze voorraad halen, en brachten bericht, iioe liet stond by hen. Op een goedeu morgen zagen we Jou als eeu dolleman komen aanhol len. Twee jonge stieren weg, baas, riep hij onder het afspringen mij toe. twee, en mijn hond Tip. W eg vroeg ik. Hoe kan dat Ik weet liet niet, zei hij. Het lijkt wel of ze in de lucht zijn ge vlogen, of door den grond gezonken. Maar verdwenen zijn ze in elk geval. Je hebt die mallepraat gehoord natuurlijk, die hier in or.Joop is, zei ik streng. Waarvoor betaal ik je ie loon Om beesten te vinden, die afgedwauld zijn niet om mij te ko men vragen, of ik je wil helpen zoe ken. Ik verzeker u, meneer, zei de man. dat ze verdwenen zijn en zoo goed ais onder mijn oogen is het ge beurd. Ik zag ze heel bedaard en al grazende den kant van de bergen op gaan. Ik reed ze na en joeg Tip voor uit. om ze den pas af te snijden. Bei de beesten en de hond raakten uit het gezicht achter rotsen. Ik meende, dat ik Tip nog hoorde blaffen. Toen ik op de plek aankwam, was er niets te zien. U kent die smalle kloof, dieo tot in bet hart van het gebergte loont D a a r was het en er was geen levende ziel te bespeuren in den hee- lan omtrek. Ik kende die kloof en ik zag George Bean aan. We zeiden geen van beiden een woordr maar gingen bedaard onze paarden zadelen. Hij wist even goed als ik, dat men uit dat ravijn niet kon omhoog klimmen. Wat daar in verdween, bleef er, of.... Ik gaf mij de moeite niet, eene an dere mogelijkheid te overwegen. De diepten, waarvan Charlton gespro ken had, lagen in die kloof. Met Parsons. Jim Morgan's kame raad. zochten we de Canyon af. Aan beide zijden rezen steile gladde wan den omhoog, en er lagen verstrooide steenen genoeg maar die waron te klein, om een volwassen stier te ver bergen. Ann den mond van de kloof was een diepe, zwarte poel, en daar naast wel 8jx>ren van hoeven, maar die waren voorbijgegaan. Do beosten, als het de onze waren, hadden niet stil gestaan om te drinken. In ging terug naar den rand van de grootste spleet en zag naar bene den. Het kon wel uitkomen in York shire. aan den anderen kant, zeide George Bean, die naast mij stond. Geen grond te zien. In de schaduw van de rotsen ver loor zich de nauwe onening in on doordringbare duisternis. Ik rilde. Daarin weg te glijden, tot in de in gewanden der aarde, mocht men wel zeggen, als dit. zooals ik vermoedde, oen der openingen was van een vroe- geren vulkaan. "t Is waar. zei ik, noch stie ren, noch menschelijke wezens sprin gen zonder dringende noodzaak in zoo n gatmaar het zal toch niet kwaad wezen, om naar de zij \an die verleidelijke kloof een omrastering te zetten lk reed naar huis en schreef naar Port Darwin, om 5000 meter prikkel draad. loen vertelde ik de geschiede nis aan Nell want, ik mocht de zaak gelooveu ol niet, ik verkoos niet, dal zii Mre. Grisoom's voorbeeld zou vol- Nell nam het nogal luchtig op en stelde voor, aan de Psychical Re search Society te schrijven dan stuurden ze misschien iemand om het geheim op te helderen. Daar verheug de ze zich op. Voorloopïg is oppassen de bood schap, zei ik, en als de omraste ring klaar is, moet ik je verzoeken, geen voet daarbuiten te zetten. We kregen er bijna ongenoegen over. tot ze het beloofde, als ik haar dan eens wou meenemen, om de plek te zien Dat beloofde ik. maar ik nam zat. We begrepen, 'dat een 'der Myalls, verdreven door zijn 6tam, zich tus- schen de rotsen verscholen had ge houden, en uit kwaadaardige terg- zucht de beesten in den val had we ten te drijven. Hoogstwaarschijnlijk hadden zoowel de kok als mevrouw Griscom hem betrapt en nagezet, evenals ik, doch zonder, zooals ik, aan het dreigend gevaar te ontsnap pen. Ten overvloede ontdekte Par sons een dag of wat later in de buurt van het ravijn eon „rock-salt lick", waardoor de drang naar die plek van het vee. dat dol op zout ie, genoeg zaam werd verklaard. Wij waren gerust. De dief had zijn verdiende loon. Zoo kwam het, dat ik mijn belofte aan Nell nog diezelfde week vervulde. Ze wou zelfs thee drinken op die plek, die ze roman tisch vond wegens het onthulde ge heim. Toen ik met haar neerzag in de donkere diepte, huiverde ze en werd stiL Maar ik leidde haar af, door op de mooie omgeving te wijzen, het vuurtje aan te leggen voor ons thee water, en kreeg haar met een zoet lijntje naar den ingang van het ra vijn, waar we op een afstand een paar boomstompen zagen, die allicht wat dorre takken konden leveren. Frantic, onze kleine terrier, snuf felde tuaschen de steenen naar denk beeldige dingos. Opeens hoorde ik het beestje brommen, em daarop volgde een heftig gekef. Wat heeft hij riep ik tegen Nell, want ik dacht, dut hij misschien een slang gevonden had. Toen ik geen antwoord kreeg, kwam ik te voorschijn van achter de struik, die Nell aan mijn gezicht onttrokken had, en zag haar, reeds vrij ver weg, haastig achter Frantic aanloopen, in de richting van het raviin. Ik rende haar na, met een gevoel, alsof ik slikken zou. Ze floot een paar maal, maar de hond liep door. Toen ik den hoek van de rotsen omsloeg, waar de poel in 't gezicht kwam, stond mijn mij meteen voor, die belofte nog wel hart stiL Twee donkere gedaanten eens te hernieuwen. Nu in bijzonderheden te vertellen, hoe we onze beesten erder kwijtraak ten en in welke volgorde, is vrijwel overbodig. Meestal waren "t kalveren, soms schapen, ook wel eens een veu len. een enkele maal. We werden zenuwachtig. Morgan en Parsons deden bijna geen oog meer dicht. En ik zag in, dat een honderd stuks per jaar als verloren geboekt mochten worden, wanneer dut zoo voortging. Toen kwam iizerdraad. stonden aan den rand, en wierpen met hun knuppels naar ons arme hondje, dat dood bleef liggen. Mijn vrouw gaf een gil. Ik geloof niet, dat de schavuiten haar nog hadden op gemerkt. maar bij dien kreet snelden ze op haar toe. Ik schreeuwde hot uit van wanhoop, en liep zooaJs ik nog nooit geloopen had, met mijn revolver in de vuist, j Ik kón niet schieten op die drie wor- We sloten den grond aan de zijde j stelende gedaanten. Wie zou ik tref- van de kloof terdege af, en een week fen j lung ging alles goed. Bean en ik wa ren in onze nopjes. Eén ding alleen wns vreemd hii buien drongen de beesten in troepen tegen de omraste ring aan. en stonden met uitgerekte halzen te loeien naar het gebergte, uren achtereen. En op een nacht was het iizerdnad stuk. Parsons zwoer, dat hy een uur ge- ledon alles nog in orde had gevonden, uiaar toon by terugkwam, was de helft van het vee buiten de omüeiniug eu drie slieren waren weg. De bees ten konden heel goed zelf de versper ring nebben doorgebroken. Dal was niet mei zekernenl te zeggen. l'oen besloot ik door te zetten. Een week lang liet ik de piek dag ca nuciii bewaken, eu den achtsten nacht lueld ik. de wacht, maar zoo, dat ik niet kon worden gezien. Met een revolver in mijn gordel zat ik op de hurken achter een steen, vanwaar vk het volle gezicht hud up de kloofzoowat een steenworp van den zwarten poel Er dreven wolken langs de maan, maar het was licht genoeg, om vrij goed te zien. Een uurtje voor zonsopgang on geveer schrikte ik op door een licht gedruisch. 'het kletteren van een steentje langs de rotsen, meende ik. en ik verbeeldde mij een zwak geplas te hooren. Toen ik scherp naar de oppervlakte van den poel koek, zag ik tiet water rimpelen in hel maan licht. en midden in die rimpels eene zwarte plek. Een oogenblik later kroop een zwarte gedaante uit het water, en Liep ongelooflijk snel do helling af en de vlakte in. Ik volgde on niijn tennisschoenen zonder ge druisch te maken. Hoe dat wezen uit den noel had kunnen opduiken, was mii een raadsel, maar ik zag nu toch met eigen oogen, dat ik te doen had met een van de Myalls, aan 't vee rooven als gewoon. Geen twee tel len later zag ik niets meer. Of «ie man mij bespeurd had, en plat op den grond was gaan liggen, wist ik niet maar ik had hem uit het gezicht ver loren. loen ging ik terug naar den in gang van liet ravijn en wachtte af, wat gebeuren zou. Hei duurde niet lang, of ik hoorde hei snuiven en stampen van een troep slieren, die hun vaart vertraagden, waar de rotsen begonnen. Een van de diereu zette zijn weg voort, juist in mijn richting. Ik hurkte laag achter den steen, want het begon nu licht te worden. Een paar steentjes vielen kletterend neer, en een donkere ge daante kwam in het gezicht, een der tig nieter achter het beest, dat bij een nieuwen steenworp sneller voort- draafde, op het ravijn af. Wie de dief ook was, thans zou hij mij niet ontsnappen. In de kloof had hij geeu uitweg. Ik zette hem na, en als het geluid van mijn voetstappen hem niet had aangespoord, had ik hem mogelijk kunnen inhalen. Nu was hij mij te vlug af- Ik schoot on der het loopen, en miste. Weer wil de ik schieten, mikte goed, en... zag geen doelwit meer. Verdwenen. En ikik viel, gleed, klemde mij krampachtig vast aan steenen en struiken, en bleef liggen aan den rand van de diepte, waarin de vluch teling, dien ik vervolgde, verzonken was. Geen uur later wist mijn gehecic personeel, hoe de vork in den Bteal Ze grepen haar, lichtten haar op, droegen haar voort, ongelooflijk snei, naar die plek Teeen de donkere rotsen fladderde rog een seconde haar witte kleedje, eer zij in den gapenden afgrond ver dween. En ik Met een kreet van wan hoop en razernij holde ik voort, en sprong haar na de diepte in Onder mij voelde ik krakend gerit sel viel opnieuw, stuitte op iets veerkrachtigs, dat meegaf, stortte weer verder, zonder mijn bewustzijn te verliezen, voelde, als in een droom die zonderlinge gewaarwording zich meermalen herhalen, tot mijn val overging in een glijden, welks snelle vaart gaandeweg vertraagde, tot ik op een hoog droog rijs liggen bleef. Half bedwelmd door den schok richt te ik mij op en zag bij hei licht van een paar toortsen angstig wegkrui pende de zwarte gedaanten van een menigte negervrouwen, die gillend van schrik zich trachtten te verschui len voor mijn revolver, die ik in mijn val niet had losgelaten. En, tot mijn onuitsprekelijke vreugde, zag ik ook andere gedaanten, in het wit, mijn vrouw, die mij ongedeerd en snik kend van blijdschap, in de armen viel, een tweede blanke vrouw, een kind, en daar was ook Griscom's Chi neesche kok, Tom Cash 1 Hoe we er uit kwamen? Ja, dat was eenvoudig genoegdoor den poel. Langs een van buiten af nauwe lijks zichtbare, begroeide opening in de rots, even hoven de oppervlakte. Die heele ondergrondsche schuil plaats, het eerst ontdekt door een weggeloopen negervrouw, was lang- zaam-aan een soort kolonie gewor den ze hadden daar zooïets als een vrije vrouwenbeweging op touw gezet en leefden er al een jaar of wat ver genoegd en wol van iscom's vee. 't Kind hodden ze uit domme nieuws gierigheid naderbij gelokt, en toen de moeder verscheen, moesten ze haar wel gevangen houden, uit vrees voor ontdekking. De kok was bij toeval in dat gat verzeild geraakt. Slecht behandeld waren ze niet. maar het kostte hun voorloopig toch moeite, vrijuit te spreken over wat ze die maanden hadden doorgemaakt Griscom, de arme kerel, slortte weer in, toen hij hoorde van ziin vrouw's redding. Maar hij boterde toch op den duur en kwam terug naar zijn oude bezitting, als mijn compagnon. Want ik begreep wel. dat we met meer kapitaal nog twintigmaal meer voordeel konden halen uit de zaak. En dat is waarheid gebleken, 't Gaat ons goed. Maar den kant naar die bergen gaat Griscom nooit meer op, en één onderwerp is er, dat noch zijn vrouw, noch wij ooit aanroeren. Dat is de diepte in het ravijn. DAMRUBRIEK. HAABLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. PROBLEEM No. 173 van Weis. i» c 9 iÜ ft Ir JU m s m j.® m g m m e IÉ p. 81 m m wart schijven op3, 4. 5, 12, 15, 17, 18, 19, 22. 23 en 26 Wit schijven op 20, 30, 32, 33, 36. 37, 39. 41. 45. 4G. 47 en 50 PROBLEEM No. 174 van M. té. m 5 m 16 m S& m m 86 m - 46 m §r; m Zwart schijven op: 4, 11, 12, 14, 20, 22, 25 en 27 Wit schijven op13, 23, 30. 31, 34, 35, 43 en 47

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 14