RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD
l'
1
5
Oplosslngefi van bolde probleem»
worden ingewacht aan bovengenoemd
adres uiterlijk Dinsdag 9 Augustus
aanst.i
Oplossing van probleem No. 169 van
den auteur Wit 39 - 33, 21 - 17,
22 - 17, 27 - 22. 32 21, 25 - 20,
20 7, 47 - 41, 41 32, 32 51
Oplossing van probleem No. 170
Van don auteur Wit 30 - 24, 84 - 80,
33 - 23, 28 8, 38 - 33, 31 2, 2 24
Goede oplossingen ontvangen van
beide probleems, van de heeren R.
Bouw, D. G. Koning, W. J. A. Matla,
II. A. Meyll, B. Slokker, J. Sonntag,
H. Schotte, J. Dijkstra en C. Sero-
iflini.
GEWIJZIGDE CENTRUM*
OPENING.,
Het verheugt ons den dom-liefheb-
bers nu reeds te kunnen mededeelen,
dat de studie van den heer C. H.
Broekkamp, over ,,de Gewijzigde Cen
trum-Opening" spoedig In boekvorm
zal verschijnen. De groote belang
stelling, die zich hiervoor meer en
meer openbaart, vooral bij de dam
mers, heeft den heer Broekkamp
doen besluiten tot het uitgeven van
zijn prachtige studie. Later hierover
meer.
CORRESPONDENTIE,
S. te A. Zeker kan men den stand
van een eindspel van een tegen drie
dammen zoodanig wijzigen, dat de
oplossing toch op dezelfde grondre
gels berust. Nemen wij b.v. een be
kend eindspel van Van Embden, nL
OplossingWit 21 49, 49 - 44, 39 - 30, 44 - 49, 49 40 l
Zwart 2 - 16a. 16 - 2b. 2 85. 35 44,
Wit 39 - SÓ enz. 1
aZwart 2 tot 24,
Wit 39 - 43 enz. I
bZwart 16 tot 38,
Nu kan men de dammen ook als volgt plaatsen:
Zwart 49 OpL Wit 30 - 2, Zwart 49 -
Wit 11. 12. 30 Wit 2 - 7 enz. 1
Of:
Zwart 16
Wit 8, 34, 44
Opl. Wit 8 - 35. Zwart 16 - 2
Wit 35 - 40 enz. I
Of:
Zwart 35
Wit 7, 17, 43
Te gelegener tijd zullen wij daar-
L., te II. Wij zijn 't volkomen met
eens de kolommen van een dam-
rubriek moeten iets nuttigs en leer
zaams voor de dammers bevatten en
geen „kletspraat", zooals U hot te
recht noemt. Wij willen er ons even
wel, niet mee bemoeien en plaatsen
uw stukje daarom niet
OpL Wit 43 - 16, Zwart 35 - 49
Wit 16 - 11 enz. I
van eens eenige voorbeelden geven.
De Ilaarlemsche Damclub houdt
hare bijeenkomsten lederen Maandag
avond van 8 tot 12 uur in het Gebouw
de Nijverheid, Jansstraat 85, alhier.
Liefhebbers van het Damspel zijn
daar steeds welkom.
Raadsels
(Deze raadsels zijn alle Ingezonden
door jongens en meisjes, die „Voor
Onze Jeucd" lezen. De namen der
kinderen, die mij vóór Donderdagmor
gen goede oplossingen zenden, wor
den in het volgend nummer bekend
gemaakt).
IEDERE MAAND WORDT ONDER
DE BESTE OPLOSSERS EEN
BOEK IN' PRACHTBAND
VERLOOT.
Hierbij wordt gelet op den leeftijd
In verband met het aantal oplossin
gen en op de netheid van het werk.
1. (Ingezonden door Aaltje Huizinga.)
Ik besta uit 19 letters en ben in Am
sterdam.
5 7 8 9 10 is kostbaar.
15 17 2 is groente.
16 13 2 is toespijs.
7 8 9 10 is een voorzetsel.
I 12 13 14 2 is een dans.
17 18 15 19 is om iets heen.
II 4 3 1 is een stadje.
6 18 15 is een vogel.
2. (Ingezonden door Wim Heijl.)
o-
c
f
O
■O
1
s
1
2
zr
<9
a
cT
I
1
1
2.
tri
D
P
3
•a
5'
1
O.
s.
Cl
P
O
a
<R
a
1 pak i
c_
cr
s
3
a
o_
c
1
2.
P
5
a
5"
3
3
5
tn
o
a.
a
O.
f
CL
C
o
5
2
D
cr
s
Kunt ge hiervan een versje van 8
regels maken
8. (Ingezonden door Jenlien Been.)
Ik ben een lekkernij.
Verander mijn 1ste letter en ik bo-
hoed voor afkoeling.
4. (Ingezonden door Jan Hendrik
Bruijn.)
Welk onderscheid is er tusschen
een hoed, een bijenkorf en de erfenis
van een overleden oom of tante
5. (Ingezonden door Cornelis de Laat.)
Mijn geheel bestaat uit 12 letters en
ls een Spaansch koopman uit den 80-
Jarigeu oorlog.
8 9 11 10 is een vrucht.
1 2 7 8 9 5 doen wij, waar wij ook
neen willen.
5 2 7 3 is een man uit het Noorden
van Europa.
11 6 11 1 is ecu viervoetig dier.
2 2 3 4 5 heeft ieder mensch aan 't
hoofd.
12 6 7 10 is een hondennaam.
6. (Ingezonden door Jacoba Remmé.)
agh
vlij
dn
od
gt
ood
en
ei
bro
tra
maar
tbr
Welke spreuk van twee regels vormt
ge hieruit
7. (Ingezonden door Willy Germc-
raad.)
Het hoort van mij en toch gebruikt
een ander het meer dan ik. Wat is
het?
8. (Ingezonden door Mary Meeuwig.)
Mijn geheel bestaat uit 27 letters
en behoort bij het leger.
Een 2 20 ziet men in den winter.
15 3 22 21 is een vervoermiddel,
li 12 20 10 komt van het hout
4 17 1 19 9 is een getal.
11 8 18 17 27 15 5 19 9 is ook een ge
tal.
25 7 7 27 is een huisgenoot
13 7 3 is een verkorte meisjesnaam.
26 10 ziet men iu den winter.
23 24 16 is bitter.
6 7 8 15 is een smaak.
9. (Ingezonden door Bertha Clausing.)
Plaats naast elkaar
Iets, dat warmte geeft,
een insect,
een voegwoord,
en ge krijgt iets, dat men aan
kust ziet
10. (Ingezonden door Jan Bos.)
Mijn eerste deel is een andere naam
voor vader. Als ge bij mijn 2de ge
deelte nog een letter voegt, krijgt ge
een zeldzame spijs.
Mijn geheel is een stad.
11. (Ingezonden door Willem O ver
meer.)
Mijn 1ste is een jongensnaam.
Mijn 2de is een rivier.
Mijn geheel is een plaats in Zuid-
Holland.
12. (Ingezonden door Johan Rieden.)
Ik ben een woord van 14 letters en
men hoort mij dikwijls in de kerk.
1 2 3 4 5 is een muziekinstrument
2 12 13 14 is een sieraad.
9 1 11 1 is een waterspel.
9 1 9 is speelgoed.
6 7 5 zit aan een huis.
5 10 9 4 5 is een artikel uit het huis
houden.
8 1 7 9 is lekker en voedzaam.
Raadseloplossingen
De oplossingen der raadsels van de
vorige week zijn:
1. Chamberlain. Ham man
Clara bier bril.
2. Wagenweg.
3 Kon3tantinopel.
4. De pot verwijt den ketel, dat hfj
zwart ziet Dirk ijzer hok pol
ketel rijwiel paard kat
koe zwart veter dit
5. Hoe kaler jonker, hoe grooter
pronker.
6. Rob rib.
7. Juliana<iorp. Drop uil laan
nar Juni rand.
8. Paterswolde.
9. Amocr Atuer.
10. Een trommeL
11. Gulden
Ekster
Ruit
Apeldoorn
Neus
lep
Utrecht
Muis
GERANIUM.
12. Drie October. Tor bier Co
drie riet tobbe boer.
STRIKVRAGEN.
(Ingezonden door Bertha Clausing.)
1. Wie kan in zijn hart bijlen
2. Welken naam draagt ieder graag?
3. In welke pot kan men niet koken?
4. Wat ontbreekt aan een mes, om
er een half dozijn van te maken
5. Waarom gaan de menschen Daar
't buitenland?
6. Waar is de 1ste spijker geslagen?
7. In welke school brandt nooit een
kachel
8. Welke spiegel zit niet in een lijst?
9. Welke bloemen hebben geen wor
tel
10. In welke couranten staat nooit
nieuws
BEGRAVEN EILANDEN EN
PLAATSEN.
Antwoorden.
1. Urk.
2. BalL
3. Ameland-
4. Elba.
5. 'lexel.
6. Java.
7. Bangka.
8. Sloten.
9. Diemon.
10. Edam.
11. Gent.
12. Weenen.
13. Aken.
14. TieL
Een Vacantie-weddrijd
Dit is ©en wedstrijd, om jullie in de
vacantie, wat te doen te geven want
al zijn er veel jongens en meisjes die
uit logeeren gaan, dogenen, die thuis
blijven, hebben juist extra den tijd
voor onze rubriek. Maar het is zomer
en jullie moogt niet altijd Iu huis zit
ten.
Daarom geef ik jullie op
MAAK EEN VERZAMELING VAN
GEDROOGDE BLADEREN,
Of
TREK DE OMTREKKEN VAN BLA
DEREN NA EN MAAK EEN VER
ZAMELING VAN GETEEKENDE
BLAD VORMEN.
Wie dus netjes tusschen vloeipapier
drogen kan, gaat naar huiten en
zoekt een "■naf exemplaar van zooveel
mogelijk verschillende soorten blade
ren. Heb je z© netjes gedroogd, dan
plak je ze voorzichtig met reepjes pa
pier in een oud boek, of schrift, of
op eenige velletjes papier cn schrijft
er de namen bij en de plaats, waar je
ze gevonden hebt.
Ook mag je ze op een groot vel pa
pier in den verm van een rand of fi
guur, of bouquet opplakken. Maar
dan ook weer de namen cr bij, of als
je die niet weel, alleen de plaats, waar
je ze gevonden hebt.
Wie niet veel van drogen houdt, of
er veel moeite mee heeft, mag ook de
bladeren plat op een stuk papier leg
gen, de omtrekken voorzichtig natrek
ken, het blad wegnemen, de nerven
er in teekeuen en dan ook de namen
en de plaats, waar je ze gevonden
hebt., er bij schrijven.
Ik ben nieuwsgierig, wie mij de
aardigste verzameling zendt
Behalve de bekroonde, mag ieder
na afloop van den wedstrijd zijn (of
haar) verzameling terug komen ha
len, want het is misschien aardig voor
jullie, om ze naderhand nog eens
wat uil te breiden, of aan te vullen.
De 1ste prijs is
EEN PLANTENPERS
OF HERBARIUM.
De 2de prijs bestaat uit
EEN BOTANISEER! HUMMEL
OF TUBE VERFDOOS.
Er is dezen keer maar één afdee-
ling, want de grooteu, zoowel als de
kleintjes kunnen hierauu meedoen.
Iedere iuzenuing moet voorzien zijn
van naam, leeftijd en adres van den
inzender of de inzendster.
Bij de inzending moet vermeld zijn,
of liet werk met of zonder hulp ge
maakt is.
Alle inzendingen moeten in mijn be
zit zijn, vóór of op 7 September 1910.
Van het Sijsje en
xoodboiitje.
het
't Was jaren her een blijde tijd,
Het sijsje was nog jong
Zoo vroolijk als zij danste
En zoo lieflijk ais zij zong!
't Roodborstje werd op haar ver
liefd.
Want ridderlijk was hij
En voor het sijsje boog hij zich
Eu vroeg baar „Hoor naar mij."
„Mijn liefste sijsje", sprak hij toen,
„Wilt gij de mijne zijn
,,'k Trakteer u dan op kersentaart
„En frisschen bessenwijn.
„Als 'n goudvink mag uw kleeding
zijn
„Of als de fraaie pauw 1
„Wilt ge me hebben, noem mij dan
„Den dag van ondertrouw."
Het sijsje bloosde van plezier
En sprak „Ik heb je lief
„En trouwen mag je me gerust,
„Reeds morgen, hartedief 1
„Ja, ik ben dol op kersentaart
„En frisschen bessenwijn.
„Maar 'k draag liefst een eenvoudig
kleed,
„Wat minder chic en fijn."
En 'sandren daags ontwaakte hij
Toen 't licht werd in 't verschiet,
Eu vlug vloog hij naar "Ijsjes huis
En zon? zijn ochtendlied.
Hij ontmoette reeds den haan en
hen
En riep „Vertel het gauw.
„Dat ik vandaag de bruigom ben
„En 't sijsje wordt mijn vrouw 1"
De haan blies fluks op zijn trompet,
Luid galmde hij het uit,
De vogels wilden dat wel zien
Zoo'n bruidegom en bruid.
Het eerst verscheen de wijze roek.
Met bril en zwarte jns
Eeu boekdeel droeg hij in zijn poot,
Waaruit hij ernstig las.
De leeuwrik volgde daarna
Met zoet gekwinkeleer,
?,oodat men hem als klerk verkoos,
Dat was een heele eer.
Hij zong van 't heerlijk huwelijk
Van 't roodborstje en de sijs.
Steeds weer herhaalde hij zijn lied
Op een gansch andre wijs.
Dn ook de goudvink snelde toe,
En huwlijkte baar uit
Bruidsmeisje zou de vlasvink zijn,
Zij liep dicht bij de bruid.
Toen fluisterde z' haar zachtjes toe:
„Wilt mij gelooven. kind
„t Roodborstje in een beste man,
„Door elk van ons bemind."
De merel, lijster, nachtegaal,
Die 's nachts zoo heerlijk slaat.
Zij haastten zich erbij te zijn,
Zoodat hun niets ontgaat.
De spreeuw, het kleine koolmeesje,
Wie waren daar niet al
Ze kwamen voor het feest bijeen,
Wel twaalf in getal.
Het vinkje kwam op roodborst toe.
En piepte hem in '1 oor
„Zeg, vrindje, kijk die goudvink
eens,
„Wat stapt ze ons deftig voor 1
„Maar wezenlijk, ik geef geen duit
„Om al dat praalvertoon,
„Hoe sober ook de bruidstooi is
„Haar eenvoud spant de kroon I"
Toen volgden bruid en bruidegom.
Verlegen bloosde zij.
Haar wangen gioeiden purper-rood
Zijn borst zag bleek erbij.
Doch roodborst stelde haar gerust
„Kom bruidje, wees niet bang,
„Als w' eenmaal zijn getrouwd,
zijn w' ook
„Gelukkig, jarenlang."
„Welnu", vroeg toen de dominee,
„M ie geeft haar aan haar man
„Ik", riep de goudvink en de gift,
„Die 'k haast niet dragen kan."
Een zak met vele soorten graan
En wat niet bovendien
Wie heeft zoo'n jong, gelukkig paar
Ooit wel eens meer gezien
„Kom roodborstje, neem jij de sijs
„Als eerste een' ge vrouw",
„Dat doe ik", zei het roodborstje,
„En 'k zweer u, 'k blijf haar trouw."
„En wil je bera hebben, sijsjelief,
„Als je eigen, trouwen man?"
„Dat zou ik meenen", zei de sijs,
„En heiu minnen, wat ik kan."
Toen schoof de bruigom aan haar
poot
Een rin- van zuiver goud.
De leeuwrik hief een feestlied aan,
Het paartje was getrouwd.
„Geluk zij dezen twee bedeeld.
Wees van ganscher hart verblijd,
O, dat geen vogel, mensch, of beest
Dit vooglenpaar ooit scheidt l"
En daarop volgde een diner.
Met 'n vriendenschaar zóó groot
Want zoowel de roodborst als de
sijs.
Hadden er veel genood.
Zij smulden toen van kersen taart
En frisschen bessenwijn.
Zoo
i groot festijn.
Ze zaten of ze stonden daar
Eu ieder at en dronk.
Ze kwinkeleerden lustig voort,
Terwijl men wijn hen schonk.
En allen ledigden een gla9,
Of zeiden een hart'lijk woord,
Daar was zoo'n echte brüilufsvreugd
In jaren niet gehoord.
Toen het diner ten einde was
Zong elk die zingen kon;
En overal leek 't of in 't bcwch
Een groot concert begon.
Toen hadden alle vogels schik,
Want ieder slreefd'er naar,
W ie of t mooiste zingen kon
Voor 't jonge bruiloftspaar.
Doch daar kwam de koekoek,
Zoo wild en zoo wreed
Hij pakte liet sijsje
Zoo pijnlijk beet.
De roodborst was woedend,
En de spreeuw1 ijlings vloog
Weg om te halen
Zijn pijlen en boog.
Hij mikte op den vijand.
Maar mikte verkeerd.
Hij was zeker niet rustig
Of had hij 't verleerd?
Want ach niet de koekoek.
Maar do roodborst viel dood
Toen treurden de vogels.
Dat de spreeuw zoo slecht schoot -
En 't arme sijsje.
Dat haar bruigom verloor
Bracht de rest van dien zomer
In treurigheid door.
Een Ganzenh'storie.
Kennen julie de treurige geschie
denis van mooie Lieze, die zichzelf
zoo voornaam vond en op zoo'n treu
rige wijze om het leven kwam Neen,
nu dan zal ik jullie eens gauw de
historie vertellen.
Maar weten jullie eigenlijk wel,
wie Lieze was? Een meisje? Wel
neen, hoe kom je er bij Lieze was
een mooie, witte gans, 't eigendom
eener arme weduwe, die buiten haar
niels anders bezat, dan 'n lammen
spreeuw en een grijzen kater.
De spreeuw, een bescheiden vogel
tje, zat iu een kooitje voor het raam,
de kater was oud en bemoeide zich
weiuig met wat er om hem heen ge
beurde, en zoo werd Lieze vanzelf de
hoofdpersoon in huis.
Op het plaatsje bezat ze een eigen
villa, door Freerk en Leentje, de kin
deren der weduwe, zelf in elkaar ge
flanst Het was werkelijk een aller
liefst huisje, die ganzenwoning en
Lieze voelde er zich dan ook volko
men op haar gemak.
Trouwens, het moet gezegd worden,
van haar jeugd af had ze niet anders
dan liefde ondervonden, en lederen
morgen brak er als het ware een
nieuwe feestdag voor haar aan.
Op een mooien Augustusmorgen
werd Lieze wakker en begon onmid
dellijk van louter vreugde te snate
ren. Vriendelijk scheen de zon door
de reten hnrer woning, en nauwelijks
had ze zich doen hooren of Freerk en
Leentje kwamen onmiddellijk met
den etensbak aangesneld.
„Zoo gaat het goed", snaterde Lie
ze. „Die kinderen weten wat een gans
toekomt. O, je zult zien, ik krijg het
nog beter."
Buiten was het iu één woord heer
lijk en ondanks het vroege morgenuur
scheen de zon al zóó fel, dat zelfs de
steenen van het plaatsje lekker warui
aanvoelden.
„Mooi weer om een bad te ueruen,
snaterde Lieze, en meteen begaf ze
zich oj) weg er heen.
Op het bleekveld ontmoette ze de
grijze kip van buurman Hendriks. De
schuur, waarin dit dier verblijf hield,
grensde aan Lieze's villa, en doordat
er een groot gat in den muur was,
hadden ze volop gelegenheid gehad
kennis niet elkaar '.e maken.
Mooi was de kip niet bepaald Ze
droeg een eenvoudig kleedje, dat zelfs
hier en daar vlekken vertoonde, en de
vuile, roode muts, die op haar bol
prijkte, was lang niet volgens de laat
ste mode.
Je behoefde maar naar haar ver
warde staartveeren te kijken, om te
weten, dat ze in alle hoekjes en gaat
jes kroop, zonder om haar klceren
te denken. Als Lieze er wat van zei,
beweerde buurvrouw altijd, dat ze
dat wel voor de kinderen moest doen
en dat ze zich niet om haar kleedij
kon bekommeren, zoolang die nog
hulp noodig hadden
Eerlijk gezegd. geneerde Lieze zich
een beetje voor haar vriendin en toen
ze haar op dien mooien zomermTgen
ontmoette, dacht ze er over, stilletjes
voorhij te l^nppn maar aan den an
deren kant was 't toch ook wel srezel-
lig, een aansnraakje te hebben, en,
omdat er toevallig niemand in de
buurt. was. voor wie ze zich zou moe
ten schamen, stevende Lieze op de kip
af en zei neerbuigend vriendeliik
„Hoe staat het leven, buurvrouw
Nog altiid druk met de kinderen 9 Me
dunkt, ze zijn nu toch groot genoeg,
om alleen te kuuuen wandelen. Lieve
deugd, wat is die Kukeleku eeu lang
end .geworden, en zoo mager, zoo
mager
„Vindt u hem te mager vroeg moe
der kip, niet eenigen angst haar oud
sten zuou aankijkend. „Ik verzorg
hem anders goed en zit er altijd achter
aan, dal ie vroeg naar het uest gaal.
Maar hij is zoo speelsch. dat ie dik
wijls vergeet, om behoorlijk te eteu.
„Maak je 't leven toch zoo moeilijk
niet. zei Lieze, goedig. Heusch, die
kinderen zuilen wel voor zichzelf zor
gen.
„Dat kunt u niet begrijpen, juf
frouw Lieze. Geen sprake van, hoor!
Ze zijn nog veel te onvoorzichtig. Stel
u voor, vanochtend moest ik mijn
drie jongens maar eventjes van den
hooizolder halen, 't Was me een klau
teren en een zoeken, hoor mijn Ja
pon scheurde aan alle kanten."
„Ja dat hoeft u warempel niet te
vertellen; foei. foei, wat riet n er
uit", klouk het spottend uit Lieze's
mond. terwijl ze nuffig om de kip
heendraaide.
„Kijk eens aan. daar zitten warem
pel nog spinnewehben ook
Moeder kin werd min of meer ver
legen onder Lieze's minachtende blik
ken, en zei vergoelijkend „Ja. als
je kinderen hebt, kun je Je niet met
je kleeren bemoeien, maar daarom
zie je wel graag, dat anderen netjes
zijn. Den geheefen tijd heb Ik u al in
stilte bewonderd, juffrouw Lieze. Keu
rig, hoor, in eén woord keurig, zoo
zacht en zoo wit en zoo glad en zoo
mooi."
Lieze draaide intusschen als een
pauw heen en weer en zorgde er voor,
dat do zonnestralen precies op haar
donzen kleedje vielen. O. ze wist wel,
dat ze mooi wasmaar het deed haar
toch goed, het nog eens weer te hoo
ren bevestigen.
„Ja, buurvrouw, ik beu altijd net
jes op mijn kleerenmaar ik moet
zeggen, dat er ook goed voor me ge
zorgd wordt. Och. zie Je, Ik ben in
huis de hoofdpersoon, dat is altijd wel
aardig."
Moeder kip zuchtte eens „Ja, ja,
dat geloof ik. 't is gek in de wereld
verdeeld. De een heeft alles wat zijn
hartje begeert en de ander moet maar
ploeteren en zwoegen. Maar ik gun
het u van ganscher harte, juffrouw
Lieze werkelijk, ik gun het u. Och,
u bent ook nog zoo jong. he Wie
weet. wat u in de toekomst nog te
wachten stuntmaar neemt u me niet
kwalijk, juffrouw, ik moet naar d«
kinderen. Lieve deugd, daar zijn ze
me weer allemaal op hun eigen hout
je er vanaoor gegaan. Kuikelien;je.
Kukeleku. Klok-kiok, waar zitten
jullie toch weer
Een en al opgewondenheid snelde
de kip weg Lieze min of meer ver
drietig achterlatend.
„Zoo'n stom beest, snaterde ze te
gen zichzelf, wat bazelt dat nou toch
van de toekomst Alsof ik het niet al
tijd leuk en goed zou hebben Stel je
voor, ik, de mooiste ean? uit heel het
dorp. Heb Ik niét een villa voor mij
alleen en word ik niet verzorgd als
een prinses Niets anders dan af
gunst va-i die oude kakelaarster. Idio
te kip, alt'id met haar kindergezanik
Weet je wat, ik laat haar in het ver
volg links liggen. Ik zal wel zorgen,
dat ik andere kennissen krijg
Den kop fier in de lucht, waggelde
Lieze verder, en toen ze bij den vijver
kwam. waar de eenden en \erige
ganzen uu liet dorp zich onder elkaar
vermaakten, merkte ze niet een zeke
re zelfvoldoening, dat ze baai alle
maal vul bewondering aankeken
och, ja, ze wist bet wel, dal ze Ue
mooiste, sierlijkste gans uit heel «Jen
omtrek was.
Zonder tegenspoed, prett.g en aan
genaam ging de tijd voorbij 's Mor
gens nam Lieze een bad en 's mid
dags, als de kinderen vrij vaa scm-ol
waren, ging ze met Freerk en Leeutje
wandelen. Dan had de jougeu een
stok in de hand, en wee den husd of
de kat, die 't waagde in Lieze s nabij
heid te komen. Leentje zocht onder
wijl lekkere hapjes voor haar Een
vetten worm, eeu sappig grashaiuip-
j'e en meer van die heerlukheuen.
Ja, ja, de kip had wel gelijk, Lieze
leidde een nnusesseleventje
In September, toen de regendagen
tot thuis blijven dwongen, knoopte
Lieze de oude vrieodschansh.mden
r aan. Je kon toch heusch wel e©
noeglijk met de kip redeneeren cu het
was zo oleuk. iemand bij Je ie hebben,
die je altiid en eeuwig bewonderde
De kinderen waren nu al volwos
sen en m ieder kip kon alleen op <1e
wandeling gaan Veel netter zag ze
er echter niet uit- De pints tat nog
steeds scheef en ook de japon was Q"g
lang niet zóó, als ie in Lieze* notnn
diende te zijn "t Is waar. de stnm-
perd moest ook nu nog hard zwoegen
voor het dagelijksch hapje eten. Als
het voer gestrooid werd, kwamen van
alle kanten kippen, eenden en dui
ven, ja. zelfs musschen opdngpn. pn.
omdat de grauwe kip van nature
uiterst bescheiden was. drong ze
nooit het eerst naar voren, wat ten
gevolge had dat ze dikwijl? niet ge
noeg kreeg Dan moest ze in den tuin.
tusschen struiken en planten, de resi
ophalen och ja, een benijdenswaar
dig leven had ze niet.
Op eeu mooien herfstochtend, toen
Lieze een eindje won gaan wandelen,
riep buurvrouw haar aan.
„Wel, juffrouw Lieze. gaat u er op
uit Groot gelijk hoor, 't is lekker
weertje Je zou haast lust krijgen mee
te gaan."
,Nou, waarom zou je 't niet doea,
mensch. Je bent de kinderen toch
kwyt licht, dat je nu ook eens van
je leven gunt genieten."
Moeder kip keek verlegen voor zich
uit, schoof heen en weer op het nest
en zei toen min of meer beschaamd
't Kan niet. juffrouw Lieze. De
plicht gebiedt me hier te blijven De
vrouw des huizes heeft nog eenige
eieren in 't nest gelegd, die u»oet ik
uitbroeien."
„Wat i9 dat?" snaterde Lieze». .Be
gint dat kindergezeur nu nog eens
opnieuw. Neen. maar. buurvrouw,
dat wordt nu toch-te bar Moet dat
nou maar altijd zoo doorgaan Wa
rempel. op die manier heb je niks arui
je leven."
,,'t Is waar", zuchtte de kip, ,'t ls
laat in den lijd, maar waf zul je er
aan doen. 't Is nu eenmaal zoo en
niet anders, en wie weet of ik juist
aan deze kinderen niet bijzonder veel
plezier zal beleven.
Licht zooveel als aan de anderen",
spotte Lieze. „Ben je nu al al den last
en de zorgen weer vergeten, die <lie
ondankbare bende je veroorzaakte
Nu zijn zc volwassen, maar hebben
ze ooit getoond, dankbaar te zijn,
voor wat je in hun belang hebi ge
daan Kuu je begrijp.-u 1 De lekker
ste beetjes happen ze je voor den
neus weg, en als Kuikelientje, uat
trotsche ding, Je legen komt, schaamt
ze zich bijna haar moeder goeden dag
te zeggen."
(Wordt vervolgd).
De volgende week worden alle brief
es weer beantwoord.
Mevr. VENEMA—VAN DOORN,
Wagenweg 88.
10 Juli 191(1