RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD l' 1 5 Oplosslngefi van bolde probleem» worden ingewacht aan bovengenoemd adres uiterlijk Dinsdag 9 Augustus aanst.i Oplossing van probleem No. 169 van den auteur Wit 39 - 33, 21 - 17, 22 - 17, 27 - 22. 32 21, 25 - 20, 20 7, 47 - 41, 41 32, 32 51 Oplossing van probleem No. 170 Van don auteur Wit 30 - 24, 84 - 80, 33 - 23, 28 8, 38 - 33, 31 2, 2 24 Goede oplossingen ontvangen van beide probleems, van de heeren R. Bouw, D. G. Koning, W. J. A. Matla, II. A. Meyll, B. Slokker, J. Sonntag, H. Schotte, J. Dijkstra en C. Sero- iflini. GEWIJZIGDE CENTRUM* OPENING., Het verheugt ons den dom-liefheb- bers nu reeds te kunnen mededeelen, dat de studie van den heer C. H. Broekkamp, over ,,de Gewijzigde Cen trum-Opening" spoedig In boekvorm zal verschijnen. De groote belang stelling, die zich hiervoor meer en meer openbaart, vooral bij de dam mers, heeft den heer Broekkamp doen besluiten tot het uitgeven van zijn prachtige studie. Later hierover meer. CORRESPONDENTIE, S. te A. Zeker kan men den stand van een eindspel van een tegen drie dammen zoodanig wijzigen, dat de oplossing toch op dezelfde grondre gels berust. Nemen wij b.v. een be kend eindspel van Van Embden, nL OplossingWit 21 49, 49 - 44, 39 - 30, 44 - 49, 49 40 l Zwart 2 - 16a. 16 - 2b. 2 85. 35 44, Wit 39 - SÓ enz. 1 aZwart 2 tot 24, Wit 39 - 43 enz. I bZwart 16 tot 38, Nu kan men de dammen ook als volgt plaatsen: Zwart 49 OpL Wit 30 - 2, Zwart 49 - Wit 11. 12. 30 Wit 2 - 7 enz. 1 Of: Zwart 16 Wit 8, 34, 44 Opl. Wit 8 - 35. Zwart 16 - 2 Wit 35 - 40 enz. I Of: Zwart 35 Wit 7, 17, 43 Te gelegener tijd zullen wij daar- L., te II. Wij zijn 't volkomen met eens de kolommen van een dam- rubriek moeten iets nuttigs en leer zaams voor de dammers bevatten en geen „kletspraat", zooals U hot te recht noemt. Wij willen er ons even wel, niet mee bemoeien en plaatsen uw stukje daarom niet OpL Wit 43 - 16, Zwart 35 - 49 Wit 16 - 11 enz. I van eens eenige voorbeelden geven. De Ilaarlemsche Damclub houdt hare bijeenkomsten lederen Maandag avond van 8 tot 12 uur in het Gebouw de Nijverheid, Jansstraat 85, alhier. Liefhebbers van het Damspel zijn daar steeds welkom. Raadsels (Deze raadsels zijn alle Ingezonden door jongens en meisjes, die „Voor Onze Jeucd" lezen. De namen der kinderen, die mij vóór Donderdagmor gen goede oplossingen zenden, wor den in het volgend nummer bekend gemaakt). IEDERE MAAND WORDT ONDER DE BESTE OPLOSSERS EEN BOEK IN' PRACHTBAND VERLOOT. Hierbij wordt gelet op den leeftijd In verband met het aantal oplossin gen en op de netheid van het werk. 1. (Ingezonden door Aaltje Huizinga.) Ik besta uit 19 letters en ben in Am sterdam. 5 7 8 9 10 is kostbaar. 15 17 2 is groente. 16 13 2 is toespijs. 7 8 9 10 is een voorzetsel. I 12 13 14 2 is een dans. 17 18 15 19 is om iets heen. II 4 3 1 is een stadje. 6 18 15 is een vogel. 2. (Ingezonden door Wim Heijl.) o- c f O ■O 1 s 1 2 zr <9 a cT I 1 1 2. tri D P 3 •a 5' 1 O. s. Cl P O a <R a 1 pak i c_ cr s 3 a o_ c 1 2. P 5 a 5" 3 3 5 tn o a. a O. f CL C o 5 2 D cr s Kunt ge hiervan een versje van 8 regels maken 8. (Ingezonden door Jenlien Been.) Ik ben een lekkernij. Verander mijn 1ste letter en ik bo- hoed voor afkoeling. 4. (Ingezonden door Jan Hendrik Bruijn.) Welk onderscheid is er tusschen een hoed, een bijenkorf en de erfenis van een overleden oom of tante 5. (Ingezonden door Cornelis de Laat.) Mijn geheel bestaat uit 12 letters en ls een Spaansch koopman uit den 80- Jarigeu oorlog. 8 9 11 10 is een vrucht. 1 2 7 8 9 5 doen wij, waar wij ook neen willen. 5 2 7 3 is een man uit het Noorden van Europa. 11 6 11 1 is ecu viervoetig dier. 2 2 3 4 5 heeft ieder mensch aan 't hoofd. 12 6 7 10 is een hondennaam. 6. (Ingezonden door Jacoba Remmé.) agh vlij dn od gt ood en ei bro tra maar tbr Welke spreuk van twee regels vormt ge hieruit 7. (Ingezonden door Willy Germc- raad.) Het hoort van mij en toch gebruikt een ander het meer dan ik. Wat is het? 8. (Ingezonden door Mary Meeuwig.) Mijn geheel bestaat uit 27 letters en behoort bij het leger. Een 2 20 ziet men in den winter. 15 3 22 21 is een vervoermiddel, li 12 20 10 komt van het hout 4 17 1 19 9 is een getal. 11 8 18 17 27 15 5 19 9 is ook een ge tal. 25 7 7 27 is een huisgenoot 13 7 3 is een verkorte meisjesnaam. 26 10 ziet men iu den winter. 23 24 16 is bitter. 6 7 8 15 is een smaak. 9. (Ingezonden door Bertha Clausing.) Plaats naast elkaar Iets, dat warmte geeft, een insect, een voegwoord, en ge krijgt iets, dat men aan kust ziet 10. (Ingezonden door Jan Bos.) Mijn eerste deel is een andere naam voor vader. Als ge bij mijn 2de ge deelte nog een letter voegt, krijgt ge een zeldzame spijs. Mijn geheel is een stad. 11. (Ingezonden door Willem O ver meer.) Mijn 1ste is een jongensnaam. Mijn 2de is een rivier. Mijn geheel is een plaats in Zuid- Holland. 12. (Ingezonden door Johan Rieden.) Ik ben een woord van 14 letters en men hoort mij dikwijls in de kerk. 1 2 3 4 5 is een muziekinstrument 2 12 13 14 is een sieraad. 9 1 11 1 is een waterspel. 9 1 9 is speelgoed. 6 7 5 zit aan een huis. 5 10 9 4 5 is een artikel uit het huis houden. 8 1 7 9 is lekker en voedzaam. Raadseloplossingen De oplossingen der raadsels van de vorige week zijn: 1. Chamberlain. Ham man Clara bier bril. 2. Wagenweg. 3 Kon3tantinopel. 4. De pot verwijt den ketel, dat hfj zwart ziet Dirk ijzer hok pol ketel rijwiel paard kat koe zwart veter dit 5. Hoe kaler jonker, hoe grooter pronker. 6. Rob rib. 7. Juliana<iorp. Drop uil laan nar Juni rand. 8. Paterswolde. 9. Amocr Atuer. 10. Een trommeL 11. Gulden Ekster Ruit Apeldoorn Neus lep Utrecht Muis GERANIUM. 12. Drie October. Tor bier Co drie riet tobbe boer. STRIKVRAGEN. (Ingezonden door Bertha Clausing.) 1. Wie kan in zijn hart bijlen 2. Welken naam draagt ieder graag? 3. In welke pot kan men niet koken? 4. Wat ontbreekt aan een mes, om er een half dozijn van te maken 5. Waarom gaan de menschen Daar 't buitenland? 6. Waar is de 1ste spijker geslagen? 7. In welke school brandt nooit een kachel 8. Welke spiegel zit niet in een lijst? 9. Welke bloemen hebben geen wor tel 10. In welke couranten staat nooit nieuws BEGRAVEN EILANDEN EN PLAATSEN. Antwoorden. 1. Urk. 2. BalL 3. Ameland- 4. Elba. 5. 'lexel. 6. Java. 7. Bangka. 8. Sloten. 9. Diemon. 10. Edam. 11. Gent. 12. Weenen. 13. Aken. 14. TieL Een Vacantie-weddrijd Dit is ©en wedstrijd, om jullie in de vacantie, wat te doen te geven want al zijn er veel jongens en meisjes die uit logeeren gaan, dogenen, die thuis blijven, hebben juist extra den tijd voor onze rubriek. Maar het is zomer en jullie moogt niet altijd Iu huis zit ten. Daarom geef ik jullie op MAAK EEN VERZAMELING VAN GEDROOGDE BLADEREN, Of TREK DE OMTREKKEN VAN BLA DEREN NA EN MAAK EEN VER ZAMELING VAN GETEEKENDE BLAD VORMEN. Wie dus netjes tusschen vloeipapier drogen kan, gaat naar huiten en zoekt een "■naf exemplaar van zooveel mogelijk verschillende soorten blade ren. Heb je z© netjes gedroogd, dan plak je ze voorzichtig met reepjes pa pier in een oud boek, of schrift, of op eenige velletjes papier cn schrijft er de namen bij en de plaats, waar je ze gevonden hebt. Ook mag je ze op een groot vel pa pier in den verm van een rand of fi guur, of bouquet opplakken. Maar dan ook weer de namen cr bij, of als je die niet weel, alleen de plaats, waar je ze gevonden hebt. Wie niet veel van drogen houdt, of er veel moeite mee heeft, mag ook de bladeren plat op een stuk papier leg gen, de omtrekken voorzichtig natrek ken, het blad wegnemen, de nerven er in teekeuen en dan ook de namen en de plaats, waar je ze gevonden hebt., er bij schrijven. Ik ben nieuwsgierig, wie mij de aardigste verzameling zendt Behalve de bekroonde, mag ieder na afloop van den wedstrijd zijn (of haar) verzameling terug komen ha len, want het is misschien aardig voor jullie, om ze naderhand nog eens wat uil te breiden, of aan te vullen. De 1ste prijs is EEN PLANTENPERS OF HERBARIUM. De 2de prijs bestaat uit EEN BOTANISEER! HUMMEL OF TUBE VERFDOOS. Er is dezen keer maar één afdee- ling, want de grooteu, zoowel als de kleintjes kunnen hierauu meedoen. Iedere iuzenuing moet voorzien zijn van naam, leeftijd en adres van den inzender of de inzendster. Bij de inzending moet vermeld zijn, of liet werk met of zonder hulp ge maakt is. Alle inzendingen moeten in mijn be zit zijn, vóór of op 7 September 1910. Van het Sijsje en xoodboiitje. het 't Was jaren her een blijde tijd, Het sijsje was nog jong Zoo vroolijk als zij danste En zoo lieflijk ais zij zong! 't Roodborstje werd op haar ver liefd. Want ridderlijk was hij En voor het sijsje boog hij zich Eu vroeg baar „Hoor naar mij." „Mijn liefste sijsje", sprak hij toen, „Wilt gij de mijne zijn ,,'k Trakteer u dan op kersentaart „En frisschen bessenwijn. „Als 'n goudvink mag uw kleeding zijn „Of als de fraaie pauw 1 „Wilt ge me hebben, noem mij dan „Den dag van ondertrouw." Het sijsje bloosde van plezier En sprak „Ik heb je lief „En trouwen mag je me gerust, „Reeds morgen, hartedief 1 „Ja, ik ben dol op kersentaart „En frisschen bessenwijn. „Maar 'k draag liefst een eenvoudig kleed, „Wat minder chic en fijn." En 'sandren daags ontwaakte hij Toen 't licht werd in 't verschiet, Eu vlug vloog hij naar "Ijsjes huis En zon? zijn ochtendlied. Hij ontmoette reeds den haan en hen En riep „Vertel het gauw. „Dat ik vandaag de bruigom ben „En 't sijsje wordt mijn vrouw 1" De haan blies fluks op zijn trompet, Luid galmde hij het uit, De vogels wilden dat wel zien Zoo'n bruidegom en bruid. Het eerst verscheen de wijze roek. Met bril en zwarte jns Eeu boekdeel droeg hij in zijn poot, Waaruit hij ernstig las. De leeuwrik volgde daarna Met zoet gekwinkeleer, ?,oodat men hem als klerk verkoos, Dat was een heele eer. Hij zong van 't heerlijk huwelijk Van 't roodborstje en de sijs. Steeds weer herhaalde hij zijn lied Op een gansch andre wijs. Dn ook de goudvink snelde toe, En huwlijkte baar uit Bruidsmeisje zou de vlasvink zijn, Zij liep dicht bij de bruid. Toen fluisterde z' haar zachtjes toe: „Wilt mij gelooven. kind „t Roodborstje in een beste man, „Door elk van ons bemind." De merel, lijster, nachtegaal, Die 's nachts zoo heerlijk slaat. Zij haastten zich erbij te zijn, Zoodat hun niets ontgaat. De spreeuw, het kleine koolmeesje, Wie waren daar niet al Ze kwamen voor het feest bijeen, Wel twaalf in getal. Het vinkje kwam op roodborst toe. En piepte hem in '1 oor „Zeg, vrindje, kijk die goudvink eens, „Wat stapt ze ons deftig voor 1 „Maar wezenlijk, ik geef geen duit „Om al dat praalvertoon, „Hoe sober ook de bruidstooi is „Haar eenvoud spant de kroon I" Toen volgden bruid en bruidegom. Verlegen bloosde zij. Haar wangen gioeiden purper-rood Zijn borst zag bleek erbij. Doch roodborst stelde haar gerust „Kom bruidje, wees niet bang, „Als w' eenmaal zijn getrouwd, zijn w' ook „Gelukkig, jarenlang." „Welnu", vroeg toen de dominee, „M ie geeft haar aan haar man „Ik", riep de goudvink en de gift, „Die 'k haast niet dragen kan." Een zak met vele soorten graan En wat niet bovendien Wie heeft zoo'n jong, gelukkig paar Ooit wel eens meer gezien „Kom roodborstje, neem jij de sijs „Als eerste een' ge vrouw", „Dat doe ik", zei het roodborstje, „En 'k zweer u, 'k blijf haar trouw." „En wil je bera hebben, sijsjelief, „Als je eigen, trouwen man?" „Dat zou ik meenen", zei de sijs, „En heiu minnen, wat ik kan." Toen schoof de bruigom aan haar poot Een rin- van zuiver goud. De leeuwrik hief een feestlied aan, Het paartje was getrouwd. „Geluk zij dezen twee bedeeld. Wees van ganscher hart verblijd, O, dat geen vogel, mensch, of beest Dit vooglenpaar ooit scheidt l" En daarop volgde een diner. Met 'n vriendenschaar zóó groot Want zoowel de roodborst als de sijs. Hadden er veel genood. Zij smulden toen van kersen taart En frisschen bessenwijn. Zoo i groot festijn. Ze zaten of ze stonden daar Eu ieder at en dronk. Ze kwinkeleerden lustig voort, Terwijl men wijn hen schonk. En allen ledigden een gla9, Of zeiden een hart'lijk woord, Daar was zoo'n echte brüilufsvreugd In jaren niet gehoord. Toen het diner ten einde was Zong elk die zingen kon; En overal leek 't of in 't bcwch Een groot concert begon. Toen hadden alle vogels schik, Want ieder slreefd'er naar, W ie of t mooiste zingen kon Voor 't jonge bruiloftspaar. Doch daar kwam de koekoek, Zoo wild en zoo wreed Hij pakte liet sijsje Zoo pijnlijk beet. De roodborst was woedend, En de spreeuw1 ijlings vloog Weg om te halen Zijn pijlen en boog. Hij mikte op den vijand. Maar mikte verkeerd. Hij was zeker niet rustig Of had hij 't verleerd? Want ach niet de koekoek. Maar do roodborst viel dood Toen treurden de vogels. Dat de spreeuw zoo slecht schoot - En 't arme sijsje. Dat haar bruigom verloor Bracht de rest van dien zomer In treurigheid door. Een Ganzenh'storie. Kennen julie de treurige geschie denis van mooie Lieze, die zichzelf zoo voornaam vond en op zoo'n treu rige wijze om het leven kwam Neen, nu dan zal ik jullie eens gauw de historie vertellen. Maar weten jullie eigenlijk wel, wie Lieze was? Een meisje? Wel neen, hoe kom je er bij Lieze was een mooie, witte gans, 't eigendom eener arme weduwe, die buiten haar niels anders bezat, dan 'n lammen spreeuw en een grijzen kater. De spreeuw, een bescheiden vogel tje, zat iu een kooitje voor het raam, de kater was oud en bemoeide zich weiuig met wat er om hem heen ge beurde, en zoo werd Lieze vanzelf de hoofdpersoon in huis. Op het plaatsje bezat ze een eigen villa, door Freerk en Leentje, de kin deren der weduwe, zelf in elkaar ge flanst Het was werkelijk een aller liefst huisje, die ganzenwoning en Lieze voelde er zich dan ook volko men op haar gemak. Trouwens, het moet gezegd worden, van haar jeugd af had ze niet anders dan liefde ondervonden, en lederen morgen brak er als het ware een nieuwe feestdag voor haar aan. Op een mooien Augustusmorgen werd Lieze wakker en begon onmid dellijk van louter vreugde te snate ren. Vriendelijk scheen de zon door de reten hnrer woning, en nauwelijks had ze zich doen hooren of Freerk en Leentje kwamen onmiddellijk met den etensbak aangesneld. „Zoo gaat het goed", snaterde Lie ze. „Die kinderen weten wat een gans toekomt. O, je zult zien, ik krijg het nog beter." Buiten was het iu één woord heer lijk en ondanks het vroege morgenuur scheen de zon al zóó fel, dat zelfs de steenen van het plaatsje lekker warui aanvoelden. „Mooi weer om een bad te ueruen, snaterde Lieze, en meteen begaf ze zich oj) weg er heen. Op het bleekveld ontmoette ze de grijze kip van buurman Hendriks. De schuur, waarin dit dier verblijf hield, grensde aan Lieze's villa, en doordat er een groot gat in den muur was, hadden ze volop gelegenheid gehad kennis niet elkaar '.e maken. Mooi was de kip niet bepaald Ze droeg een eenvoudig kleedje, dat zelfs hier en daar vlekken vertoonde, en de vuile, roode muts, die op haar bol prijkte, was lang niet volgens de laat ste mode. Je behoefde maar naar haar ver warde staartveeren te kijken, om te weten, dat ze in alle hoekjes en gaat jes kroop, zonder om haar klceren te denken. Als Lieze er wat van zei, beweerde buurvrouw altijd, dat ze dat wel voor de kinderen moest doen en dat ze zich niet om haar kleedij kon bekommeren, zoolang die nog hulp noodig hadden Eerlijk gezegd. geneerde Lieze zich een beetje voor haar vriendin en toen ze haar op dien mooien zomermTgen ontmoette, dacht ze er over, stilletjes voorhij te l^nppn maar aan den an deren kant was 't toch ook wel srezel- lig, een aansnraakje te hebben, en, omdat er toevallig niemand in de buurt. was. voor wie ze zich zou moe ten schamen, stevende Lieze op de kip af en zei neerbuigend vriendeliik „Hoe staat het leven, buurvrouw Nog altiid druk met de kinderen 9 Me dunkt, ze zijn nu toch groot genoeg, om alleen te kuuuen wandelen. Lieve deugd, wat is die Kukeleku eeu lang end .geworden, en zoo mager, zoo mager „Vindt u hem te mager vroeg moe der kip, niet eenigen angst haar oud sten zuou aankijkend. „Ik verzorg hem anders goed en zit er altijd achter aan, dal ie vroeg naar het uest gaal. Maar hij is zoo speelsch. dat ie dik wijls vergeet, om behoorlijk te eteu. „Maak je 't leven toch zoo moeilijk niet. zei Lieze, goedig. Heusch, die kinderen zuilen wel voor zichzelf zor gen. „Dat kunt u niet begrijpen, juf frouw Lieze. Geen sprake van, hoor! Ze zijn nog veel te onvoorzichtig. Stel u voor, vanochtend moest ik mijn drie jongens maar eventjes van den hooizolder halen, 't Was me een klau teren en een zoeken, hoor mijn Ja pon scheurde aan alle kanten." „Ja dat hoeft u warempel niet te vertellen; foei. foei, wat riet n er uit", klouk het spottend uit Lieze's mond. terwijl ze nuffig om de kip heendraaide. „Kijk eens aan. daar zitten warem pel nog spinnewehben ook Moeder kin werd min of meer ver legen onder Lieze's minachtende blik ken, en zei vergoelijkend „Ja. als je kinderen hebt, kun je Je niet met je kleeren bemoeien, maar daarom zie je wel graag, dat anderen netjes zijn. Den geheefen tijd heb Ik u al in stilte bewonderd, juffrouw Lieze. Keu rig, hoor, in eén woord keurig, zoo zacht en zoo wit en zoo glad en zoo mooi." Lieze draaide intusschen als een pauw heen en weer en zorgde er voor, dat do zonnestralen precies op haar donzen kleedje vielen. O. ze wist wel, dat ze mooi wasmaar het deed haar toch goed, het nog eens weer te hoo ren bevestigen. „Ja, buurvrouw, ik beu altijd net jes op mijn kleerenmaar ik moet zeggen, dat er ook goed voor me ge zorgd wordt. Och. zie Je, Ik ben in huis de hoofdpersoon, dat is altijd wel aardig." Moeder kip zuchtte eens „Ja, ja, dat geloof ik. 't is gek in de wereld verdeeld. De een heeft alles wat zijn hartje begeert en de ander moet maar ploeteren en zwoegen. Maar ik gun het u van ganscher harte, juffrouw Lieze werkelijk, ik gun het u. Och, u bent ook nog zoo jong. he Wie weet. wat u in de toekomst nog te wachten stuntmaar neemt u me niet kwalijk, juffrouw, ik moet naar d« kinderen. Lieve deugd, daar zijn ze me weer allemaal op hun eigen hout je er vanaoor gegaan. Kuikelien;je. Kukeleku. Klok-kiok, waar zitten jullie toch weer Een en al opgewondenheid snelde de kip weg Lieze min of meer ver drietig achterlatend. „Zoo'n stom beest, snaterde ze te gen zichzelf, wat bazelt dat nou toch van de toekomst Alsof ik het niet al tijd leuk en goed zou hebben Stel je voor, ik, de mooiste ean? uit heel het dorp. Heb Ik niét een villa voor mij alleen en word ik niet verzorgd als een prinses Niets anders dan af gunst va-i die oude kakelaarster. Idio te kip, alt'id met haar kindergezanik Weet je wat, ik laat haar in het ver volg links liggen. Ik zal wel zorgen, dat ik andere kennissen krijg Den kop fier in de lucht, waggelde Lieze verder, en toen ze bij den vijver kwam. waar de eenden en \erige ganzen uu liet dorp zich onder elkaar vermaakten, merkte ze niet een zeke re zelfvoldoening, dat ze baai alle maal vul bewondering aankeken och, ja, ze wist bet wel, dal ze Ue mooiste, sierlijkste gans uit heel «Jen omtrek was. Zonder tegenspoed, prett.g en aan genaam ging de tijd voorbij 's Mor gens nam Lieze een bad en 's mid dags, als de kinderen vrij vaa scm-ol waren, ging ze met Freerk en Leeutje wandelen. Dan had de jougeu een stok in de hand, en wee den husd of de kat, die 't waagde in Lieze s nabij heid te komen. Leentje zocht onder wijl lekkere hapjes voor haar Een vetten worm, eeu sappig grashaiuip- j'e en meer van die heerlukheuen. Ja, ja, de kip had wel gelijk, Lieze leidde een nnusesseleventje In September, toen de regendagen tot thuis blijven dwongen, knoopte Lieze de oude vrieodschansh.mden r aan. Je kon toch heusch wel e© noeglijk met de kip redeneeren cu het was zo oleuk. iemand bij Je ie hebben, die je altiid en eeuwig bewonderde De kinderen waren nu al volwos sen en m ieder kip kon alleen op <1e wandeling gaan Veel netter zag ze er echter niet uit- De pints tat nog steeds scheef en ook de japon was Q"g lang niet zóó, als ie in Lieze* notnn diende te zijn "t Is waar. de stnm- perd moest ook nu nog hard zwoegen voor het dagelijksch hapje eten. Als het voer gestrooid werd, kwamen van alle kanten kippen, eenden en dui ven, ja. zelfs musschen opdngpn. pn. omdat de grauwe kip van nature uiterst bescheiden was. drong ze nooit het eerst naar voren, wat ten gevolge had dat ze dikwijl? niet ge noeg kreeg Dan moest ze in den tuin. tusschen struiken en planten, de resi ophalen och ja, een benijdenswaar dig leven had ze niet. Op eeu mooien herfstochtend, toen Lieze een eindje won gaan wandelen, riep buurvrouw haar aan. „Wel, juffrouw Lieze. gaat u er op uit Groot gelijk hoor, 't is lekker weertje Je zou haast lust krijgen mee te gaan." ,Nou, waarom zou je 't niet doea, mensch. Je bent de kinderen toch kwyt licht, dat je nu ook eens van je leven gunt genieten." Moeder kip keek verlegen voor zich uit, schoof heen en weer op het nest en zei toen min of meer beschaamd 't Kan niet. juffrouw Lieze. De plicht gebiedt me hier te blijven De vrouw des huizes heeft nog eenige eieren in 't nest gelegd, die u»oet ik uitbroeien." „Wat i9 dat?" snaterde Lieze». .Be gint dat kindergezeur nu nog eens opnieuw. Neen. maar. buurvrouw, dat wordt nu toch-te bar Moet dat nou maar altijd zoo doorgaan Wa rempel. op die manier heb je niks arui je leven." ,,'t Is waar", zuchtte de kip, ,'t ls laat in den lijd, maar waf zul je er aan doen. 't Is nu eenmaal zoo en niet anders, en wie weet of ik juist aan deze kinderen niet bijzonder veel plezier zal beleven. Licht zooveel als aan de anderen", spotte Lieze. „Ben je nu al al den last en de zorgen weer vergeten, die <lie ondankbare bende je veroorzaakte Nu zijn zc volwassen, maar hebben ze ooit getoond, dankbaar te zijn, voor wat je in hun belang hebi ge daan Kuu je begrijp.-u 1 De lekker ste beetjes happen ze je voor den neus weg, en als Kuikelientje, uat trotsche ding, Je legen komt, schaamt ze zich bijna haar moeder goeden dag te zeggen." (Wordt vervolgd). De volgende week worden alle brief es weer beantwoord. Mevr. VENEMA—VAN DOORN, Wagenweg 88. 10 Juli 191(1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 15