gelukkig zijn, ik zou al hel noodige
voor het heele gezin kunnen knopen.
De schulden betaald, de ellende uit
huis verdreven, de kalmte er binnen
getreden, een rust die jij zoo noodig
hebt voor je herstel. En ik heb die
beurs in mijn hand gehad, want zij
liet haar op den grond vallen, mee-
uenda ze in den zak te steken. Maar
gelukkig is het niet in mijn hoofd op
gekomen de beurs niet aan de damo
terug te geven.
Je hebt je plicht gedaan, en meer
niet, zei de werkman ernstig. Laten
wij arm en eerlijk blijven, vrouw.
lilj boog zich .voorover om haar een
kus te geven.
Vlug maakte zij toebereidselen tot
deu eonvoudigen maaltijd, gaf den
kinderen bun eten en bracht ze naar
bed.
Toen hielp zij den zieke, en toen al
le werkzaamheden verricht waren,
ging zij zelf ook naar bed.
Zeer vroeg In den morgen was zij
reeds aangekleed en gereed om uit te
gaan.
Ik ga even uit, als de kinderen
wakker worden, zeg dan dat zij nog
niet mooten opstaan
De winkels zijn vroeg open in Pa
rijs de bakkersvrouw was reeds op
hu ar post.
Wat bent u vroeg, juffrouw Der-
tin, zei ze, een goed begin, zal u zeg
gen.
Ik hoop, dat de eerste maanden
van 't nieuwe jaar beter voor ons zui
len zijn dan de laatste van het vo
rige.
Ja, u hebt veel ondervonden,
maar uw man wordt beter, vergeet
dat niet, en hij zal spoedig weer aan
zijn werk kunnen gaan. En dan is er
aan alle ellende een eind.
Nog een maand, zegt de «lokter;
het zal een lange maand voor ons
zijn, die maand Januari.
Ik ben blij, dat ik u zie vanmor
gen ik moet u wat vertellen.
Marie keek de bakkersvrouw aan
en zette groote, onrustige oogen op.
Zou zij niet zeggen „Uw rekening
is reeds opgeloopen tot dertig franc,
wij kunnen u geen crediet meer ver-
leenen als ge niet betaalt wat ge
ons schuldig zijt, dan moet ge maar
naar oen anderen bakker gaan."
Gisteravond is er een mijnheer
hier geweest, een heel nette mijn
heer. 't Was al laat, wij wilden juist
gaan sluiten. Hij kwaro inlichtingen
omtrent u vragen.
Naar mijn man
Uw man u zelf, uw heele fami
lie.
Maar maar waarom
Ja, dal weet ik niet, hij heeft het
niet gezegd. Eerst vroeg hij of ik u
kende en toen ik hem had geant
woord van heel goed, dat ge hier al
tijd brood kocht, toen heeft hij mij
een massa vragen gedaan. Of ge goed
bekend stond in de buurt, of ge kin
deren hebt en fatsoenlijk zijt. Nu, ik
heb dien mijnheer gezegd, dat ge veel
van uw man en kinderen houdt en
ook al de akeligheid, die ge den laat-
Sten tijd hadt gehad. Want ik heb
hern niet verzwegen, dat gij heele
nachten zit te werken door de ziekte
van uw man. Ik heb niets dan goeds
van u gezegd, juffrouw, ik kon im
mers niet tegen mijn hart spreken.
Ik ben er u dankbaar voor, dat
verzeker ik u. Maar wie zou die mijn
heer wezen Waarom moet hij dat al
les weten Ik begrijp er niets van.
Waarschijnlijk omdat hij u werk
wil geven.
O ja, dat zal wel zoo wezen.
En verlegen voegde zij er even la
ter bij
Ik wou u zoo graag wat vragen.
Wat dan
Bevende en met tranen in de oogen
'deelde Marie haar mede, hoe zij in de
verlegenheid zat; zij had presentjes
beloofd aan de kinderen en zij kon
niets koopen. Drie of vier francs zou
zij zoo graag van haar leenen.
De bakkersvrouw glimlachte, haal
de de geldlade open en nam er een
vijffrancstuk uit.
Ge vraagt vier franc, daar hebt
ge er vijfmaak dat de kinderen ple
zier hebbon.
Marie bedankte met tranen in de
pogen. Tranen van vreugde.
De bakkersvrouw deed een stuk of
zes lekkere gebakjes in een zak.
Neem die mee voor de kinderen,
juffrouw.
In plaats van dadelijk naar een
winkel te gaan, ging Marie Bertin
eerst naar hui3, want zij had veel
lust om haar kinderen eerst gauw
een warm gebakje te brengen.
Zij waren juist wakker en vroegen
al waar moeder was en of zij niet
mochten opstaan.
Dadelijk, kinderen I zeide zij.
En zij gaf ieder een taartje, waar
zij met smaak in beten.
Ik heb het geld, zei zij tot haar
man, ik ga gauw naar den winkel,
hou jij ze zoo lang bezig, als je blieft
Zij wou juist uitgaan, toen er aan
'de deux werd getikt. Een man kwam
binnen, met een groot pak beladen.
Woont hier juffrouw Berlin?
Ja, mijnheer.
Hij legde het pak op tafeL,
Dit is voor u.
Maar mijnheer, ik wacht niets,
t moet een vergissing zijn.
Als u juffrouw Bertin heet, dan
vergis ik mij niethet pak Is wel
voor u.
Wat is er in
Dat weet ik niet, kijk zelf maar.
De man vertrok, hij scheen haastte
hebben.
Moeder, doe het dan toch open 1
Iaat eens zien wat er in zit.
Moeder bekeek het pak zeer ver
baasd en durfde er niet aan raken.
Eensklaps riep de kleine And ré
Het zijn onze Nieuwjaarsgeschen
ken, u is vanmorgen uitgegaan om ze
te koopen.
Ja, ja, het zijn onze Nieuwjaars
geschenken I
Zij stonden alle drie tegelijk op en
met bloote voelen, en in nun nachtja
pon kwamen zij om de tafel heen
staan.
Toen nam Marie een schaar en
knipte de touwtjes los.
De kinderen waren in groote span
ning. met opengesperde oogen ston
den zij toe te kijken.
Wat is het vroeg de zieke mar».
De Nieuwjaarsgeschenken voor
<Ie kinderen, man, en 't Is de dame
Van gisteren, die ze gekocht heeften
ze hun zendt
De dame weet ie dat zeker
Wie zou anders zulk© mooie dia
gen hebben kunnen koopen
Met zenuwachtige vingers ver
scheurde zjj de papieren, waar de ver
schillende voorwerpen in gepakt wa
ren een mooi opgetuigd paardje met
een wagentje een kartonnen doos,
waarin twee prachtige babypopjes,
keurig gekleed een wiegje met bedde-
goed er bij ln een andere doos een
hansworst, die de gekste gezichten
trok. Geschenken, mooi genoeg voor
een koningskind.
De drie kinderen klapten in de han
den en sprongen rondom hun moe
der. Zij wisten niet wat zij zeggen
zouden van opgetogenheid en riepen
maar voortdurend
O moeder O vader
En de moeder was misschien nog
gelukkiger dan haar kinderen. Haar
hard vloeide over van dankbaarheid.
Zij legde de kinderen weer te bed
uit angst, dat zij kou zouden vatten
en ging aan de huishoudelijke bezig
heden. Daar werd alweer geklopt. Zij
haastte zich open te doen. Het was
een man.
Ben ik hier terecht bij juffrouw
Bertin
Jawel, mijnheer.
Dit is voor u, juffrouw.
Alweer een pak iets vierkants, heel
zorgvuldig ingepukt. Zonder er een
woord verder bij te voegen, groette
hij en vertrok, terwijl hij de jonge
vrouw sprakeloos van verbazing ach
terliet.
Na verloop van eenige oogenblik-
ken deed zij het blauwe lintje, dat om
het pak gebonden was, voorzichtig
los er kwam een mooi artistiek be
werkte doos uit, zooals men ze te Pa
rijs met bonbons gevuld kan koopen.
Marie ging er mee naar het bed van
haar inan.
Kijk eens wat ik krijg, zeide zij.
Van wie?
Zeker weer van die dame.
Zij deed de doos open. inderdaad
een doos bonbons. Maar midden in
lag een pakje in zijden papier gewik
keld het was de zilveren beurs.
Op een vierkant stukje papier, aan
de beurs vastgemaakt, las zij deze
woorden
„Een goede daad vindt haar beloo
ning".
Toen zij, sidderend van ontroering,
de 20-francstnkken voor haar man
vertoonde, telde zij er 25, dus 500
franc.
Wij zijn gered I riep zij uit.
Als wij den naam maar wisten
van onze weldoenster I
Ja, dat is zoo maar zij schijnt
onbekend te willen blijven.
De edelmoedige weldoenster van de
familie Bertin blijft altijd „de onbe
kende dame".
Moeder.
Naar het Zweedsch.
Sedert vijf Jaar bewoonde de Ieeraar
Sven Holmberg een eenvoudige étage
in een zijstraat der kleine stad en
kende allo menschen. die zich op de
binnenplaats van het groote huis
plachten te vertoonen.
Nu miste hij al bijna een week daar
onder zijn vensters een oud, grijs
hoofd, en bekrompen verhoudingen
hebben zulk een macht, kleine dingen
te vergrooten, dat hij er zich bijna on
gerust over maakte, ofschoon dat
grijze hoofd behoorde aan een wosch-
vrouw. die hem totaal onverschillig
was.
Toen hij den zevenden dag 's och
tends naar de school ging, kon hij 't
met iaten, in de benedengang een der
buurvrouwen te vragen
Wat is er met vrouw Petterson
Ik heb haar verscheidene dagen niet
gezien.
In een kleine gemeenschap kent men
elkaar allen, en zonder verbazing
over de vraag werd geantwoord
Vrouw Petterson is vannacht
gestorven.
't Was zonderling, dat de dood van
die, hem geheel vreemde vrouw, dok
ter Holmberg, die een gezin had en
steeds krap in zijn geld zat, aanlei
ding gaf, in de eenige dagen later be
ginnende Paaschvacantie een reis te
ondernemen naar een klein spoorweg
station in een afgelegen provincie.
't Was den Ieeraar ingevallen, dat
't eene grijze hoofd zoowel als 't an
dere eenmaal moet neerzinken voor
den laatsteu slaap, als 't sinds lang
gerijpt is voor den oogst. Vrouw Pet-
terson's lat herinnerde hem bestendig
aan een auder grijs hoofd, dat zich
vele jaren lang, toen 't nog niet grijs
was, eiken avond had gebogen over
zijn bed, hem later met liefdevolle
zorg had geleid bij zijn eerste schre
den in de wereld en hem nu sinds vol
le zeven jaren lichamelijk uit 't oog
verloren had
Hij was geen onhartelijke zoon. Hij
schreef driemaal per jaar aan zijn
oude moeder, soms viermaal, en dik
wijls lag een bankbiljet in den brief,
klein voor een financier, groot voor
een armen Ieeraar en ontzettend
groot voor een moederoog. Zijn
vrouw schreef vriendelijke groeten op
aardige, kleine Kerstkaarten, en toen
de prentbriefkaarten in gebruik kwa
men. trachtten de kinderen af en toe
grootmoeder 'n voorstelling er van te
geven, hoe heerlijk het te Gropköping
was, en welke paleizen daar stonden.
Maar op de dikwijls herhaalde
vraag van de naaister, die de brieven
schreef voor de oude smids-weduwe,
of ze haar zoon dan nooit meer zien
zou, volgde steeds het korte ant
woord
„Misschien dezen zomer", en met
eiken zomer, die verging, werd de
hoop om hem te zien, zwakker, wer
den de oogen, waarmee ze hem zou
zien, droeviger.
De gedachten-associaties komen als
ze willen en een menschelijk gemoed
ls vreemd geconstrueerd. De beschei
den bevende verzoeken van de moe
der, in de onbeholpen letters van de
naaister, hadden niets vermogen te
gen een schrale beurs en een door
zorg voor de zijnen geheel in beslag
genomen hart. Maar de psalm, die bij
't uitdragen van vrouw Petterson's
lijk gezongen was, klonk hem als een
bevel, op reis te gaan, eer het te laat
was.
Doctor Holmberg klopte op een re-
genachtigen April-avond lang ver
geefs 3an de deur van net kleine
huisje, waar hij ais kind had ge
woond eindelijk werd de deur heftig
opengetrokken, eene ruwe, barsche
stem riep hem toe, dat hij naar de
maan kon loopen en vertelde hem bru
taal, dat de weduwe Holmberg haar
huLs vier jaar geleden verkocht had en
nu bij deu spoorwegarbeider Olsson
inwoonde.
Dit sneed den doctor door de zieL
Het huls verkocht Dat had hij nooit
geweten. Ach I leed zijn moeder ge
brek Hij had toch geloofd, dat de
smederij en de kleinigheid die va
der had nagelaten, vereenigd met de
vlijtige hand van moeder en de arm
zalige penningen, die hij haar zond,
voldoende waren voor haar om te le
ven.
Met beklemd hart klopte hij aan de
reemde deur en weldra had hij
zijn moeder in zijn armen. Hoe oud
en verwelkt was zij geworden I Mager
als een skelet, klein als ©en kind, veel
witter en stumperiger dan vrouw Pet
terson was geweest.
Haar oude hart jubelde van vreug
de, toen ze hem zag, en haar geheele
verschrompelde gestalte sidderde van
ontroering maar over do lippen der
weduwe kwamen slechts de woorden
Kijk, kijk, ben jij 't Sven 't ls
leelijk weer buiten, geloof ik. Ga toch
zitteu, dan zal ik gauw een kop kof
fie voor je zetten.
Moeder, moeder, waarom heb je
mij niet geschreven, eer je 't huis ver
kocht
Wat zou dat gegeven hebben?
Jij had andere dingen genoeg om buu
te denken. De Olssons zijn heel goed
voor mij... Maar wat is 't mooi, dat ik
jou nog eens zie I
Zij blikte bijna angstig rond in de
kleine niet al te propere kamer, waar
vrouw van middelbaren leeftijd
slechts met moeite vier kinderen
stilhield in een hoek, waar ze hen
had gestopt.
Holmberg sloeg de oogen neer en
bloosde over het afgedragen kleed,
dat de magere gestuite omhulde, die
nu juist druk bezig was bij de kachel,
om koffie te zetten.
Slaapt u 's nachts hier, moeder
NeoD ik slaap hiernaast, en de
naaister ook, die altijd de brieven
schrijft, zei het oudje, en met zekeren
trots, wijl zij 't tenminste in één op
zicht beter had dan haar zoon vrees
de, opende zij de deur van een klein
zijkamertje.
Gaat '1 dan.... krijg.... Ik bedoel:
kan je nog wat doen met je oude
handen, nmeder vroeg hij zacht
Met de handen is 't niet zoo
slim als die meuruatiek er maar niet
in zat. Maar... je moet niet boos wor
den, Svende laatste jaren kan ik
niets meer zien.
Het werd hem duister voor de
oogen en met moeite bracht hij uit
Zie je niets Kan je niets
meer zien
Zij streelde met de kleine, bruine
verschrompelde hand zacht langs zijn
mouw en iets, dat een glimlach leek,
gleed over de verwelkte trekken.
—Ja, jou zie ik, Sven, en de zon
de huizen en den trein, als die
voorbij komt. Maar het werk kan ik
niet meer zien. Ik doe nu haast niets
unders meer dan kousen breien....
Hoe oud is je kleinste, Sven
Vier jaar, antwoordde hij met
gebroken stem.
Dan passen ze I riep zij verheugd
trok van de latafel in het kamertje
een lade open, zocht een poos en reik
te hem dan een paar witte wollen kou
sen toe, dik, heel dik.
Heb je die voor haar gemaakt,
moeder vroeg hij, de hand langs
zijn oogen strijkend.
Neen, eigenlijk waren ze voor
Selma, baar zusje, maar die zal er
wel uit gegroeid zijn, denk ik want
je bent immers al dien tijd niet hier
geweest I
Dit was haar eenigste woord van
verwijt, maar ach hoe smartte dat 1
Doctor Holmberg zonk neer op een
stoel in bet kamertje, 't laatste hoek
je van zijn ouderlijk huis, en hoorde
slechts vaag, hoe de naaister thuis
kwam en de drie vrouwen druk bezig
waren, fluisterden en haastig hoen en
weer gingen. Eindelijk legde zich een
tengere kleine hand op zijn schouder,
en uit de oude stem klonk nog duide
lijker dan daarstraks de jubeltoon,
toen zijn moeder vroeg:
Sven, wil je nog eenmaal ln je
leven met je moeder eten
Holmberg zette groote oogen op.
Bij hem thuis ging het zuinigjes elk
dubbeltje moest tweemaal worden om
gekeerd, en niet dikwüls had hij de
middelen voor zulke goede dingen,
als zijn moeder hem hier nu opdisch-
telekker brood, kreeft uit een blik,
uitstekende ansjovis, prachtige kaas,
een biefstukje en bier. Ja, de naaister
had wel twee uur lang ln- en uitge-
loopen, maar de kosten.... vanwaar
had zijn moeder het geld
't Was hem, of de hapjes eten hem
zonderling groot in den mond wer
den, en of de maaltijd heel lang duur
de. Toen die geëindigd was, stond de
oude vrouw op en vouwde de handen;
en 't zou doctor Holmberg onmogelijk
geweest zijn, niet het tafelgebed zij
ner kinderjaren luid uit te spreken,
als in de dagen, toen in de woonka
mer der smederij de papschotel dam
pend op de tafel stond en de oude
Holmberg binnenkwam en zijn
schootsvel aan een spijker hing.
Na 't eten naderde de oude vrouw
haar zoon, bijna angstig en fluis
terde
Sven, 1 ls misschien een schan
de, T je aan te bieden, maar ik zou
je soo vreeselijk graag om Iets vra
gen, dat mij zoo erg, erg veel plezier
zou doen....
Doctor Holmberg voelde, dat het
bloed hem naar de wangen steeg. Ze
ker had de nabijheid van den lang
ontbeerden, geliefden zoon den dam
van haar onderdrukt verlangen doen
bezwijken, haar uit het vreemde huis
te helpen en mee te nemen naar hen,
die hem lief waren. Nu, ziju vrouw
was ©en officiersdochter, zijn huishou
den was armoedig en het ging lang
zaam met 't afbetalen der studie
schulden maar zijn hort riep luid,
dat er in zijn huls een hoekje en aan
zijn tafel een stoel te vinden zou zijn
voor zijn moeder, de smidaweduwe,
als zij het wilde....
Wat is er, moeder fluisterde hij
week en sloeg den arm teeder onder-
eteunend om de magere schouders.
—Ja, zie je. er zijn hier twee heel
fijne hotels, vlak bil t stattenmaar
Lotla de naaister kan bij vrouw Ols
son slapen want Olsson heeft nacht
dienst en ik heb twee goede de
ken 8 en lakensdus als je wilt,
Sven....
Wilt wat, moeder stamel
de hij.
Ja, als Jij nu zou willen slapen
op Lotta's sofa, in mijn kamertje
want dat was mij het zwaarste in de
jaren, sedert het huis verkocht is, dat
je niet b:: mij zoudt kunnen slapen,
omdat ik je geen eigen thuis meer
had aan te bieden.
Doctor Holmberg had een brok in
de keel. Hij keek naar de overblijfse
len van het goede maal. naar 't witte
tafellaken en 't porseleinen bord met
de smalle, blauwe randjes de an
dere drie berden waren gewoon wit
waarvan hij gegeten had, en hij
keek naar binnen, naar de slaapsnfa
met 't helder witte beddegoed Hij
wendde den blik uf, opdat niemand
kon zien, wat er in zijn oogen gebeur
de, eu mompelde
Maar moeder, hoe kan je me toch
zoo fijn en prachtig ontvangen
Ja, jongen, je ziet, dat de winkels
hier niet zoo slecht zijn, en gisteren
was 't juist slachtdag geweestMiua
van den stationschef stond mij haar
eigen biefstuk af, toen zij hoorde, hoe
't hier stond.
En het geld En het porselein en
't tafelgoed en 't mooi beddegoed,
moeder
Zij richtte haar gebogen gestalte op,
zoo goed als 't ging, en haar stem had
weer iels van den vermanenden
klank, waarmee zij hem, toen hij een
kleine jongen was, waarschuwde voor
de spattende vonken van de smidse.
Wat praat je nu toch. Sven Ik
heb immers op je gewacht, al dien
tijd i (Centr.)
dertig degelijke Intelligente hulpre
dacteuren en een in de quaestie
doorkneeden wiskundigen adviseur,
wiens specialiteit in permutatie- en
combinatie-vraagstukken bestaat. On
der diens leiding cathelogiseeren uw
intelligente hulpredacteuren alle be
staande rijmwoorden van de Neder-
landsche taal. Eerst verzamelen ze
de éénlettergrepige, dan do tweelet
tergrepige, vervolgens de drieletter
grepige, enz. enz. enz. Na de zeven-
tienleltergrepige kunnen ze met dat
aanvangswerk wel ophouden, want,
al ben lk veen dichter, ik geloof wel,
dat er geen woorden in het N'eder-
laridsch zijn van meer dan zeventien
lettergrepen, lk ben ook geen wiskun
stenaar, maar ik geloof toch, dat uw
personeel bij een paar milliard van
dergelijke woordgroepeeriugen aan
het einde van haar taak gekomen zou
zijn de bewuste wiskundige advi
seur zal u dat natuurlijk direct uit
kunnen rekenen en van zijn slotsom
zal natuurlijk afhangen hoeveel hulp-
redacteuren u meer en minder hebt
te engageeren. Welnu één enkele
blik op deze, door u langs zuiver-
experimenteel-mechanisclien weg ver
kregen woordgroepen zal u duidelijk
De aitroeiing van het
rijm.
Gistermiddag verscheen op het re
dactiebureau van ons tijdschrift een
man met een lange manteljas. Hij
maakte een aangenomen, vertrou
wen wekkeuden indruk (de man n.l.
niet de manteljas) groote ingezon-
deu stukken schenen niet op ziju lijf
verborgen te zitten en daarom werd
zijn verlangen, om een van de redac
teuren te spreken, terstond ingewil
ligd.
Ik heb iets voor u, begon de
vreemde bet gesprek hij had een
vergenoegde uitdrukking op zijn ge
zicht eu sprak op eenigszins onder
wijzenden toon.
Heel aangeuaam, antwoordde
een onzer. Wat is het, wat u tot ons
brengt Een manuscript
Neen, dat is het niet, zei hij,
aar ik heb een idee voor u.
Onze redacteur spitste de ooren. Die
man beweerde een idee te hebben,
een werkelijk id e el Met manuscrip
ten en teekemngen komen wekelijks
een paar honderd menschen op een
redactiebureau, maar ideeën zijn or
meestal niet in, eu zijn ze er ai, dan
zijn ze meestal zóó zwak en zonder le
venskracht, dat zij reeds bij 't aan
zien sterven.
Eeu idee I herhaalde de vreem
deling, een fenomenaal idee. Maar
eerst een vruag Zoudt u gelukkig
zijn, wauneer er geen rijmen meer
waren
Onze redacteur sprong op.
Maar natuurlijk I riep hij uit
Gelukkig is misschien een beetje
sterk uitgedrukt, maar een verlos
sing, een bevrijding zou het stellig
zijn.
De bezoeker knikte zelfvoldaan.
Dat wist ik. zei hij. Het rijm
een van de verschrikkelijkste ram
pen, die de menschheid ooit bezocht
hebben en speciaal voor een redac
tie moet het verschrikkelijk zijn, alle
verzen te lezen, die haar dagelijks ter
beoordeeliug voorgesteld worden.
Ge kunt u daar inderdaad geen
denkbeeld van maken. Centenaarsge-
wijze komen de verzen in. Lezen moet
men zo allo, want er kon wel eens oen
goed onder door loopen. Maar meest
al behandelen ze do oude, ulgezuugde
thema's, reeds duizendmaal her
haald, eu eiken keer gelooft zoo'n
rampzalige inzender natuurlijk iets
héêi meuas eu moois gemaakt te heb
ben. Eeu tijdlang hebben we een
aparteu rodacteur voor die inzendin-
gou gehau. lltj had niets anders te
lezen ue man is echter zenuwziek
geworden ten slotte dacht hij slechts
ui rijmen. óór hij naai- een gekken
huis ging, probeerde hij nog herstel
te vinden met een reisje in Zwitser
land, en dat redde hem. Hij stond in
Bern voor de berenkuil, wilde na
tuurlijk er een rijm op maken, en
begon
„Hier sta ik bij den berenkuil" en
zie, daar kon hij opeens geen rijm op
vinden, ten minste geen fatsoenlijk.
„Muil", „yuil", die vond hij maar
die achtte hij nu minder in een be
hoorlijk gedicht thuis te hooren. En
aan „ruil" en „zuil" wist hij geen
fatsoenlijke gedachte vast te knoo-
pen. Toen was hij genezen. Ja, en
toen.... maar ai3 ik u vragen mag
welk idee hebt u nu eigenlijk voor dat
rijm
Ik wil de rijmen uitroeien, radi
caal met huid en haar. U zult nooit
weer een enkel versje behoeven te
lezen.
Hoe wilt u dat bewerken
De vreemdeling leunde achterover
op zijn stoel en plooide de panden
van zijn regenjas onachtzaam en niet
temin artistiek over zijn knieën. Hij
zag er nu uit als ©en beeld op een mo
nument.
Mijn idee is even eenvoudig ais
grootsch, sprak hij U neemt in uw
tijdschrift uiteraard slechts orsnnee-
le werken, dingen die nog niet er
gens anders gedrukt zijn. Een vers,
dat reeds verschenen is, komt na
tuurlijk niet voor opneming in aan
merking. U behoeft het niet eens in
te zien. Welnu: nu begint u van he
den af dagelijks alle op elkaar rij
mende woorden, die in de Nedorland-
sche taai maar bij mogelijkheid
vonden kunnen worden, üi uw lijdr
schrift af te drukken. Op het oogen-
blik, dat u daarmee klaar bent, zijn
er natuurlijk voor u geen oorspronke
lijke rijmen meer.
Neen, schud u nu niet het hoofdik
bedoel het nl zoo u verbindt san
uw redactie aanstond* twintig tot
maken of daar nog een nieuw rijm
woord op mogelijk is... Nu, dan drukt
u dat dadelijk af, u vult alle kolom
men van uw tijdschrift ine£ rijmwoor
den in twee of drie jaren zult u
daarmee gereed zijn. Dan zal er in de
Hollandscho taal geen enkel rijm
meer mogelijk zijn, dat u al niet reeds
gehad hebt. Zendt iemand u dan nog
een vers, dan behoeft u dat hcele-
maal niet in te zien. U schrijft er
eenvoudig op „Oude koek" en daar
op zendt u het gedicht aan den afzen
der terug... Nu, wat zegt u van m'n
idee
Op dat oogenblik klonk op den cor-
ridor een rauwe stem.
De vreemdeling verloor zijn monu-
ment-pozehij luisterde verschrikt,
greep naar ziju hoed en verdween
zonder ©eu verontschuldiging of ver
klaring. Onze redacteur sloot onmid
dellijk de deur. zóó, dat de mantel
jas van den bezoeker er nog bijna tus-
schen beklemd geraakte. Pas na ge-
ruimen tijd waagde hij zich buiten.
Waar is de vreemde gebleven
vroeg hij aan den redactiebedlende.
Die is weg die is door zijn op
passer gehaald. (R. N.)
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat
34 Telephoon 1543.
PROBLEEM No. 175,
van
CollombeL
Zwart
■M
-
nu
fÜ
i
1
M
a
0
m
ÉS
Zwart Schijven op 3, 5, 8, 16, 19, 24. 30. 33 en 39.
Wit Schijven op 15, 18, 21, 27, 32, 35. 37. 46 en 49.
PROBLEEM Na 176,
van
Bolzé.
Zwart. Schijven op 7, 8, 10, 14, 18, 19, 22, 23, 24, 28 en 29.
Wit Schijven op 16, 26, 31, 32, 35, 37, 3b, 42, 43, 45 en 48.
Oplossingen van beide probleems
worden ingewacht aan bovengenoemd
adres uiterlijk Dinsdag 16 dezer.
Oplossing van probleem No. 171 van
den auteur: Wit 48 - 43, 44 - 39, 49 40,
42 - 38, 47 20 I
Oplossing van probleem No. 172 van
den auteur: Wit 23 -18, 19 -14, 37 - 31,
30 - 24, 45 3 1
Bolde probleems zijn goed opgelost
door de heeren Joh. 11. Blom, R.
Bouw, J. Dijkstra, P. J. Eijpe, D. G.
Koning, W. J. A. Matla, H. A. Meyll,
H. Schotte. C. Serodini, B. Slokker,
J. Sonntag.
PARTIJ, gespeeld in den Nationa-
len wedstrijd, tusscheu de lie eren
M. Snijders, Amsterdam, met wit, en
S. S. van Baaien, Amsterdam, met
zwartMei 1910.
„ONREGELMATIGE OPENING".
Wit.
Zwart
i.
31-26
20-24
2.
37-31
15-20
3.
41-37
10-15
4.
47-41
4-10
5.
31-27
20-25
6.
24 - 30 1).
25-34
7.
40 20
1524
8.
37-31
17 - 21 2)
9.
26 :17
12 21
10.
31 -26 f
10-15
11.
26 17
11 31
12.
36-27
15-20
13.
41-37
5-10
14.
46-41
10-15
15.
41-36
6-11
16.
37-31
11-17
17.
31 -26 I
7-12
18.
27-21
16:27
19.
32 :21
18-23
20.
21-16
12-18
21.
33 - 28 3)
23 32
22.
38 :27
18-22 T 4)
23.
27 18
13 :22
24.
36 - 31
1-6
25.
31-27
22 31
2.6.
26 -.37
s-12 r
27.
43-38
3-8 2-
28.
49-43
8-13
29.
38-32
13-18
30.
44-40
6 11
31.
16-7
12 1
32.
44-38
17 - 21
33.
50-44
21-26
Stand na den 32sten zet van
«wart
Zwart1, 2, 9, 14. 15, 18/21, 24.
Wit82. 85, 37/40, 42, 45. 48. 50.
34.
38 - 33
9-13 f
35.
33-28
2-7
36.
39 34
7-11
37.
34-30
1-6
38.
32 - 27 1
18-23
39.
28 - 22
11 -17
40.
22 11
6 17
41.
37 -31
26 :37
42.
42 31
13-18
43.
31-26
18 - 22 gedw.
44.
27 :29
24 :33
45.
44 39
33 :44
46.
40 49
20-24
47
49 - 43
24-29
48.
45-40
19-23 1
49.
48-42
29-33
50.
43-39
33 :44
51.
40 .49
15-20
52.
49-43
23-28
53.
43 - 39
28 - 32 l
54.
39-34
14-19
55.
34 29
20-25
56.
30-24
19:30
57.
35 :24
17-22
58.
26-21
22 - 27
59.
29-23
27 16
60.
23.-19
16-21
61.
19 -14
21-26
62.
14-10
25 - 30 1
63.
24 35
32-37
64.
42:31
26 37
Remisel
1) Meermaleh is er op gewezen, dak
een af ruiling aan den eigen korten
vleugel zelden goede resultaten op
levert. en meestal dien vleugel on-
noodig verzwakt Beter was, me*
33 - 28 te vervolgen, in de verwach
ting. dat zwart 2 voor 2 schijven zal
afruilen, waarmede dezelfde ver
zwakking aan de overzijde wordt ver-
krogen.
2) Zie de analyse bij 1 18 - 23 was
het juiste antwoord, met sterk voor
uitspringend spel.
3) Minder sterk. Beter ware, mei
42 37 en 37 - 31 de attaque zoo krach
tig mogelijk te maken.
4) Zeer juist, waarmede de aanval
totaal verbroken wordt Juist om dit
te beletten, hadden wij bij den 21stoa
zet 42 - 87 geprefereerd.
BERICHT.
Wegens de kermis zal de Haarlwn-
sche Damclub a.s. Maandagavond
geen bijeenkomst houden.