g#a
m
m
acmg jareu, nreea van scnouacrs
en breed van opvattingen. Ondanks
zijn ietwat ruwe gebaren was hij
zachtmoedigheid in persoon. Na
B< rdcaux zeer schitterende studiën te
hebben gemaakt, was hij zich hier in
zijn geboortedorp, dat de zijnen
sinds zoo lang kende, komen vesti
gen. L)e verlokkingen der groote stad
en de bekendheid, door zijn professo
ren voorspeld, waren niet in staat ge
weest hem terug te houden van de
plek, waarheen de liefde tot zijn ge-
bou/fegrond hem riep. Hij voelde zich
op zijn gemak daar te midden van al
dio menschen, met wie hij opgegroeid
was. Men noemde hem den dokter der
armen en ziju toewijding, zijn zelfver
loochening en eenvoud maakten hem
onder deze arme lieden zeer bemind.
Hij beoefende de geneeskunde als een
soort van apostolaat en dreef zijn
zienswijze en geneesmethode met een
»uort van kalme stijfhoofdigheid door.
Daar werd aan het einde van den
weg een gestalte zichtbaar. Hij her
kende aan zijn stap den brievenbestel
ler Barnabé.
Komt u den ouden Landry bezoe
ken Haast u dan maar, of er is niets
meer te doen daar ginds.
Ze waren heel vertrouwelijk met
elkaar, die twee, want ze waren
schoolkameraden geweest. Zwijgend
knikte do geneesheer bevestigend.
Sinds eenige dagen maakte hij een
moeilijke crisis door, veroorzaakt door
de eenzaamheid en den langen winter,
die hem hier nog wachtte. Hif vroeg
zich af. of hij wel de kracht zou heb
ben zijn werk voort te zetten, of de
taak, die hij op zich genomen had,
zelfs voor zijn schouders niet te zwaar
zon worden.
Wat was hij vroeger gelukkig- ge
weest, als hij aan den avond van een
vermoeienden dag zijn Bertha thuis
vond zitten bij den haard, met de lie
ve kleine Jeannette op haar schoot
Dan lieten zijn geliefden liem zelfs den
tijd niet om zijn pels af te doen
zijn gevoerde handschoenen uit
trekken. Hij moest dan dadelijk de
kleine op zijn arm nemen en haar
kus geven, al was ziin knevel dan ook
stijf bevroren. En als ze dan aan ta
fel gingen, dan was het zoo'n heer-
1 '--ilig familie intérieur, dat hun
geluk door niets verwoest of zelfs ook
maar verminderd scheen te kunnen
worden.
En toch was het alles plotseling uit.
In minder dan zes weken tijds kwam
de dood tweemaal bij den heer Mire-
poix over den drempel, en ontrukte
hem eerst zijn vrouw, daarna zijn
dochtertje. Door welke listen had die
vreselijke dood de waakzaamheid
van den echtgenoot, den vader, den
kondigen eeneesheer weten te mislei-
d' i> Zooveel vrienden en onbekenden
had hii weten te redden en nu moest
hu die twee levens, die hem zr
tencewoon dierbaar waren, die hem
meer trolden dan het zijne, zoo plotse-
lintr priiscreven Nog twee jaar later
was hij als verdoofd onder dien vree-
selijken slag, en dacht er aan, leder
OOjCenblik. dat zijn drukke practijk
hem vrijliet.
In het begin hadden zijn sterke na
tuur en de liefde voor zijn ambt hem
gered van de wanhoop, die anderen in
zijn geval ten verderve zou zijn ge
worden. Hij had zich op zijn arbeid
geworpen met den ijver van den sol
daat, voor wien de strijd alles is. Van
den morgen tot den avond bezocht hij
zijn patiënten, overal trachtend de
ellende to weren of ze althans te ver
zachten. Eu als hij dan thuiskwam,
was hij zóó vermoeid, dat hij terstond
na het avondeten zich ter ruste begaf,
ondanks het aandringen der goede
Pauline, die wilde, dat hij uitgaan en
verstrooiing zoeken zou.
Ten langen laatste echter werd hem
de inspanning te machtig. Op zekeren
dng werd hij wakker met hevig klop
pende slapen en gloeiend voorhoofd.
Zijn ongesteldheid was van korten
duur en week spoedig, maar met zrjn
energie was het na dien dag afge
daan. Tevergeefs trachtte hij zfch
steeds meer voor zijn patiënten te in
teresseereu hij deed zijn arbeid nog
slechts werktuigelijk. Zijn huiskanjer
waar hij zich omring voelde door de
herinneringen aan zijn geliefde doo-
den, durfde hij haast niet meer bin
nentreden. Het gezicht van het speel
goed zijner kleine kon hij niet meer
verdragen, en de wieg van het lieve
kind, die nog steeds bij zijn bed stond
moest hij naar den zolder latiti bren
gen..
\rme man 1
Het sloeg vier uur op de kerkklok.
Hij schrok op. Daar immers, vlak bij
den toren, rustten zijn lieve dooden
Neen, hij kou het niet langer verdra
gen Hij zou, tenminste voor dezen
winter, het land verlaten. Zijn vriend
Amal, die te Montpellier toch niets te
deen had, zou hem gaarne vervangen.
Hij zou te Bordeaux gaan uitrusten
en niet terugkeeren voor den zomer,
els de buitenlandsche reizigers weer
kwamen. Zoo peinsde hij onder liet
loopen.
Dag Jacques, dag Pascal 1
Dag meneer dokter
Dag Bcrnadette I
Toch voelde hij den moed om heen
te gaan zich weer ontzinken, als al
die arme lieden hem zoo vriendelijk
en dankbaar groetten. Maar hij had
immers roem en rijkdom aan de liefde
tot zijn geboortegrond opgeofferd zon
der er het geluk voor in ruil te ont
vangen 1 Wat bleef hem in het leven
over t
Het huis van den ouden Landry lag
aan het einde van het dorp op de hel
ling van eeu heuvel. Het was een ar
moedig verblijf, bestaande uit twee
kamertjes, waar de oude man met
zijn zesjarige kleindochter Franpoise
een kommervol bestaan leidde. Landry
was bitter ongelukkig geweest in zijn
loven. Zijn zoon was gesneuveld in
Tonkin, zijn dochter was gestorven,
zijn schoonzoon krankzinnig gewor
den. En zooals meer voorkomt, had de
oude man voor al die ellende troost
gezocht in den drank en het geld, dat
men hem uit medelijden liet verdie
nen, werd nu haast tot den laatsten
stuiver aan brandewijn besteed.
De dokter dirong in den nauwen
weg door, waarin de sneeuw dik op
gehoopt lag. Sedert den vorigan
avond was de weg door niemand be
treden. Hij gaf een schreeuw om
zijn aankomst te melden. Maar nie
mand antwoordde; hij stiet de deur
open en vona net aaaromnen pia-
donker.
Zoo, vader Landry, riep hij, heb
je bij die koude nog niet eens
kachel aanl Wil Je dan bijgeval ster
ven van kou?l
Geen antwoord.
Kom, waar ben jel Ik zie of hoor
niets!
Daar klonk een zwakke klacht
hem in de ooren, en toen bij
ciiör aanstak, bemerkte hij bij den
haard, dicht ineengehurkt,
diaante van oen kind. Een deken, die
bijna aan flarden hing, bedekte haar
lichaampje, dat voortdurend door
zachte, krampachtige snikken ge
schokt werd.
Wat scheelt ar aan, beete kind,
vroeg de dokter op zachten toon.
Waarom schrei je zoo? Wijs me
eens, waar je grootvader is, ik kom
hem beter maken.
Hij had zijn stok al in een hoek
gezet en zijn jas uitgetrokken. Maar
do kleine bleef onbeweeglijk zitten
en schreide inaar al door. Toen stak
de dokter een kaars aan, die op den
schoorsteen stond, en keek scherp in
het vertrek rond.
Daar lag de oude man in een hoek,
met het hoofd achterover en da bee-
nen lang uitgestrekt. De dokter boog
zich over hem, luisterde een oogen-
blik en sloot toen de starende oogen.
llij is dood, sprak de geneesheer
eenvoudig. Ik kom dus te laat
Daarna wendde hij zich tot het
kind met die woorden: Hoe lang ligt je
grootvader daar al zoo? Waarom heb
je mij niet eer laten roepen? Je weet
toch wel, dat ik dadelijk gekomen zou
zijnl
liet meisje stond op en vlijde zich
tegen hem aan. Onwillekeurig nam
hij haar in zijn armen en zette haar
op zijn knie en voelde een zouderiin-
ge aangename gewaarwording zich
doordringen, terwijl hij de kleine
liefkoosde.
En wat ga je nu beginnen, kind?
Want je bent nu geheel alleen, niet
waar!
Ja, antwoordde ze.
Hier kan je niet blijven. Waar
moet je nu naar toe?
Dat weet ik met.
Heb je geen oom of tante?
Neen.
W elnu, wat doen wo dan met je?
Het kind begun opnieuw te schreien
Nu, nu, sprak de dokter bedarend
en troostend, maak je maar niet on
gerust. Wij zullen je wel helpen.
Hij kende het kind maai' heel wei
nig. Van haar karakter wist nij niets
de trekken van het bleeke gezichtje
kon hij maar nauwelijks onderschei
den, hij wist alleen, dat ze Fran-
heette. Maar de gedachte, zoo'n
zwak, klein wezentje te mogen hel
pen en beschermen had iets onbe
schrijfelijk bekoorlijks voor hein. Hij
had ar bepaald behoefte aan, hier ie
mand te helpen, die in hem alleen
haar steun kon vinden.
Onderwijl hij zoo peinsde, was het
kind aan zijn borst in slaap gevallen.
Wat zouden Bartha en d» kleine
Jeannette wel zeggen, ails ze hem
zóó zagen zitten? Zeker zouden ze liet
plan, dat in hem begon te rijpen, in
den hemel goedvinden.
Hij aarzelde niet langer.
Luister eens, kleine, sprak hij,
toen het kind weer wakker geworden
was, ik zal je meenemen. Vind je
dat goed?
Ja, heel graag.
Goed, dan zullen we iemand op
zoeken om hij grootvader te blijven,
en wij gaan naar mijn huis. Zou je
van mij kuuneu houden?
Grootvader zei altijd: Dokter Mi-
repoix is de dokter der armen, sprak
het kind.
De geneesheer stond op, nam en
ging naar den aanspreker, «lie dichte
bij woonde.
Vader Landry ia dood, sprak hij
tut den man die berrten heette. Maak
alles in orde voor de begrafenis en
de uitvaart. Da kosten zijn voor mijn
rekening.
Ik neem het kind mee en kom
morgen terug, Adieul
Een uur later kwam hij thuis. De
tafel was gedekt en de oude Pauline
zat in de grootste onrust te wachten.
Zet eens gauw
„Maar, vriend, hen je niet wijs, óm
nog aan de diensturen van den W
terstaatsspoorweg te gelooven
„Wat willen jelui dan doen
,,Ik ga te voet", zei de een.
De ander, voor dit heldhaftige mid
del terug schrikkende, besloot eeu
rijtuig te nemen, en de derde ging
naar het station, begeleid door de
twee collega's.
Het was precies 1.40.
Opeens besloot de voetganger
een dappere daad.
„Ik wed, dat ik vóór je in Parijs
ben", zei nij tot den treinreiziger.
„Aangenomen", zei deze.
Terwijl de voetganger met groote
stappen verdween, ging de spoorrei
ziger het station binnen.
Al de loketten waren gesloten.
Een arbeider had medelijden met
hein en vertelde, dat de juffrouwen
waren vertrokken.
„En de trein van 1.42
„Moet nog komen."
„Waar is de chef
„In zijn woning." En met groote
barmhartigheid voegde hij er bij
„gaat u trap B. maar op."
Dat deed hij. Boven aan die trap
stond een man met zilvergalon.
„De trein van 1.42?"
„Die komt nog."
„Hoe laat wordt, hij verwacht
„Dat weet ik niet."
„Maar ik heb geen kaartje."
„Dat hindert niet, u kan betalen
bij den hoofdconducteur."
Daarop vroeg de reiziger hem
vriendelijk
„Wat doet u hier, als u geen kaart
jes kunt controleeren of inlichtingen
geven
„Dat vraag ik mij zelf ook
de man, „ik moest al een kwartier in
mijn bed liggen."
Achter dezen reiziger kwamen twee
andere. Angstig vroegen ze
„Zullen we ie één uur de correspon
dentie met Auteuil nog kunnen ha
len r
„Ik kan het u niet zeggen", zei de
beambte hoogst beleefd.
Daarna verschenen twee muzikan-
:n, die in den omtrek op een
hadden gespeeld. Een hunner klaagde
—anhopig
„Altijd te laat, ik zal den onder-
grondschen spoorweg weer missen en
een taxi-auto moeten nemen, die Je
helft van mijn verdienste opslikt, ter
wijl mijn vrouw zal brommen, dat ik
veer aan het feestvieren ben ge
veest."
Daar stonden ze met hun vijven,
zonder kaartje, bijna zonder hoop, te
wachten op een lang perron op een
trein, die maar niet verkoos te ver
schijnen.
Eindelijk kwam hij, 1.17. De voet
ganger moet al ver weg wezen.
„Alleen voor Parijs", roept de
conducteur. De trein vertrok. Hij stop
te eerst voor de brug van Asnières,
als om te onderzoeken of die wel be
trouwbaar is. Stellig viel dat onder
zoek niet te best. uit. want er werd
over de brug gereden met de snelheid
van een voorzichtige slak. Daarop
vveixl weer gestopt, denkelijk om aail
de reizigers gelegenheid te geven,
elkaar met den goeden afloop geluk
te wenschen. Opnieuw werd de reis
voortgezet, het station Clichy Leval-
lois voorbijgerend met een snelheid
van zes kilometer per uur. Honderd
meters verder opnieuw halt Denke
lijk werden toebereidselen gemaakt
om den somberen tunnel van de Ba-
tignolles binnen te dringen, stellig
een ernstige zaak. Vierde haltin
gang van den tuimel.
„Gaan we Gaan we niet raad
den de passagiers.
Men ging, eindelijk kwam de trein
het station St Lazare binnen, één
uur acht en dertig.
Daar wachtte een beambte, even
fraai gegalonneerd als die van As
nières.
„Uw kaartjes?"
„We hebben er geen."
,,U moest, die hebben, het is een
bijzondere trein, dus er is geen ver
ontschuldiging."
De vijf rampzaligen wachtten, tot
dat de 83 andere reizigers door de
contróle waren gegaan en moesten
toen negen stuivers betalen.
Eindelijk waren ze buiten, 1.45.
Buiten een café zaten de twee an
dere „Matin"-redacteuren te wach
ten.
Die per rijtuig was precies te 1 uur
aangekomen.
Die te voet 1.22.
Die per trein 1.38.
Dit verbaal is zeer bevorderlijk
voor de kunst van loopen, die in on
bruik raakt
hij uit. En zoodra we gegeten heb
ben, haal je het bedje van Jeannette
en zet dut in mijn slaapkamer vo<
de kleuie-
Dokter Mirepoix was genezen.
(L. CL)
KOMT PLOTSELING GRIJS-WOR
DEN VAN DE HAREN VOOR
In de Deutsche medizinische Wo-
chenschrift heeft onlang3 Stïeda uit
bord bij, riep Konigsbergen deze vraag behandeld
Een voetganger wint het
van eeu trein.
Het verhaal staat in den „Matin"
an 23 Augustus.
Geen heel geloofwaardige bron, die
Matin", maar dezen keer is aan zijn
relaas eeu heel stel bijzonderheden
toegevoegd, zoodat geloofwaardig
wordt, dat een voetganger nog eer
der aan zijn doel kwam, dan de trein.
Het gevul kwam voor op een lijn
van den Wester-Staatsspoorweg, let
wel op, dat men ons in Nederland
ook met staats-exploitatie gelukkig
il maken.
Drie redacteurs van den „Matin"
ontmoetten elkaar te Asnières in een
koffiehuisze dineerdeii daar, weldra
was het 's nachts half één.
Het spoorboekje «luidde aatn, «later
te achttien minuien vóór eenen een
trein naar Parijs zou vertrekken.
„We komen dus te 2 uur te Parijs",
zeklen er twee.
„Weineen", vond de derde, „het is
immers maar tien minuten, we ko
men dus acht minuten vóór eenen te
Parijs aan,"
en in ontkennenden zin beantwoord.
Tot dusverre, zoo zegt hij, bestaat er
nog niet één deugdelijk geconstateerd
geval, dat bewijzend is. Alle tot dus
verre in de litteratuur meegedeelde
gevallen berusten op onnauwkeurige
waarneming of op opzettelijk bedrog.
Het beroemde geval van Maria Antoi
nette, die in den nacht volgende op
hare veroordeeling grijs geworden
zou zijn, is reeds door Charcot in twij
fel getrokken, ofschoon deze over 't al
gemeen geneigd was, het feit mogelijk
te achteu. In de historische geschrif
ten, zegt hij, wordt het nergens dui
delijk bevestigd. Wel was Maria An
toinette grijs, toen zij terechtgesteld
werd, maar zij was dat reeds vroeger,
ook bijv. reeds bij de terechtstelling
van den Koning. Stieda citeert een
groot aantal door Eble in een bekend
boek over do haren verzamelde geval
len, wier gebrek aan bewijskracht
voor het meerendeel inderdaad al
heel duidelijk in 't oog springt. De her
komst der mededeelingen wordt bij
de meeste in 't gc-heel niet vermeld,
of wel het zijn verhalen uit de zooveel
ste hand.
Stieda stelt twee mogelijkheden van
grijs-worden of de donkere haren
vallen uit en worden door witte ver
vangen óf (minder vaak) in het
voort-groeiende haar wordt in het
jongere, onderste gedeelte geen pig
ment (kleurstof) gevormd het onder
ste deel ziet dan wit, en het oudere,
hoogere gedeelte blijft donker, tot
dat de schaar het werk der natuur te
hulp komt. De opvatting, dat eenmaal
aanwezig pigment verdwijnt, is vol
gons Stieda onjuist. Zulk een werke
lijke ontkleuring bestaat niet, en het
plotseling optreden er van is dus
mogelijk.
GEVANGENISYDILLE IN
MONTENEGRO.
De mooie eenvoud der zeden, die in
Montenegro zoo karakteristiek is,
strekt zich ook uit over het gevange
niswezen. In Cettinje gaan de wegens
gewone misdaden veroordeelde ge-
\angencu op bepaalde uren 's voor-
middags heel gemoedelijk met el
kaar om, moken sigaretten en koopen
levensmiddelen en dergelijke zaken,
die ze noodig hebben, in. Daarbij.blij
ven ze niet geheel zonder opzichteen
wachter gaat inee en daarenboven
wordt een vlucht, bemoeilijkt door
groote, zware kettingen aan de voe
ten. Deze ketting staat wat groote be
treft in verhoudiug tot de begane mis
daad en tot de strafsommigen heb
ben aan één, anderen aan beide en
kels kettingen. Het sleepen der kettin
gen maakt een vreemd geluid, maar
de gevangenen schijnen dat niet erg
te vinden. Op 't oogenblik zijn er
slechts een tiental, meest zeer jonge
mannen. Maar, hoewel do staat hun
opbergt, moeten de mannen zelf voor
hun levensonderhoud zorgen en dus
werken, maar daarvoor koopen ze
ook precies wat zo zelf willen en ze
eten wat ze verkiezen. De misdaden,
waarvoor «leze gevangenen worden
gestraft, zijn misdaden tegen men-
schenlevens, nooit diefstal of beroo-
ving. In de meeste gevallen betreft
het vendetta. Reeds sedert zes jaren
s in Montenegro geen enkele inbraak
gepleegd diefstal komt in de meeste
plaatsen niet voor. Toen eens bij een
feest een gast uit den vreemde aan
den herbergier den huissleutel vroeg,
antwoordde deze lachend „We heb
ben geen sleutel, de huisdeur dient
alleen voor bescherming tegen de kou
de en tegen.... de honden.
EEN DRAAIMOLEN DIE NIET
STIL WOU STAAN.
Een Paiijsch fabrikant kreeg voor
eemgeii tijd de opdracht, voor een
ondernemer op de Philippijnen om
een karoussel met stoomkracht te
bouwen. De Karoussel werd geleverd,
vergezeld door een Fransch werktuig
kundige, die de machine monteeren
zou en een inboorling africhten op
het bedienen van het toestel. Toen hij
meende zijn plicht gedaan te hebben,
ging hij terug. Bij de opening van
den karoussel stroomde eeu groote
menigte er heen om het wonderwerk
Euxupeesche techniek aan te ga
pen. De notabelen der plaats werden
door «ien eigenaar plechtig uitgenöo
digd, als <ic eersten de houten rossen
te berijden en in de zacht bekleede
gondels zich te Laten rondwaren. Ter
wijl een stoonulraaiorgel er de nieuw
ste Parijsche walsen bij gaf, zette de
machine gang en de karoussel begon
te draaien. De inboorlingen sloegen
van pure bewondering op hun dijen.
Na een poosje wilde de machinist
stoppen, om ook anderen de gelegen
heid te geven, rond te draaien, maai
tevergeefs trok hij aan alle krukken
en handvatten: de karoussel begon al
sneller en sneller te draaien en het
orgel gilde als een bezetene. De man
kon nl. niet meer vinden, hoe hij de
machine moest doen stoppen. En de
notabelen suisden, doodsbenauwd de
halzen der houten paaiden omklem
mend, acht uien achtereen met dui
zelingwekkende vaart rond, tot ein
delijk alle brandstof op was en de
karoussel van zeil moest ophouden.
De eigenaar is op de flesch gegaan.
De tooneelkoorts is zooals men weet
een ziekte, waaraan ook de grootste
helden en heldinnen van het tooneel
lijden en welke kwaal zoo vreeselijk
moet zijn, dat menige tooncclspoler
graag alles zou doen om zich van de
ze kwaal le bevrijden. Nu is tegen de
tooueelkoortó een operatie uitgevon
den en dr. Pierre Bonnier zegt, dat
de tooneelkoorts hierdoor radicaal
erdwijnt. De geneesheer had opge
merkt, dat de tooneelkoorts voor
komt uil bet sameutrekken van het
middenrif, waarvan de spieren in ver
binding staan met een gezichtszenuw
die in den neus uitkomt. De genezing
is dus zeer eenvoudig de bedoelde
zenuw wordt in den neus uitgebrand
en met de grootste bedaardheid zal
dan ook de meest angstige tooneelspe-
ler het gevreesde publiek onder de
oogen treden. Tegelijkertijd bevrijdt
de verwijdering van bedoelde zenuw
ook van neuralgie. De vraag is nu
maar, en daarover spreekt dr. Bon
nier niet, of de neus ook misvormd
wordt door de operatie, want ook de
meest angstige tooneelspeler zal zich
wel niet aan de operatie wagen als
zijn rcukorgrfan zichtbare sporen van
de behandeling vertoont
INSECTENBESTRIJDING IN
DE V. S.
Het Amerikaansche departement
van landbouw maakt er veel werk
van, de voor den landbouw schadelij
ke insecten mot hun natuurlijke vijan
den te bestrijden. Niet alleen worden
herhaaldelijk insecten van dezelfde
sooft als die, welke men bestrijden
uit andere landen betrokken om
daarmede ook de natuurlijke vijanden
In te voeren en worden zelfs personen
uitgezonden om deze te verzamelen,
maar ook worden de natuurlijke vij
anden kunstmatig aangekweekt. Zoo
wordt thans gemeld, dat onlangs op
de meloenvelden van Californië niet
minder dan 52,000,000 lievenheer-
beestjes zijn losgelaten, die de op de
ze planten levende bladluizen moeten
verdelgen. Deze lievenheerbeestjes
zijn gekweekt in een instituut, «lat
speciaal voor het vermeerderen van
natuurlijke vijanden te Sacramento
is opgericht
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meijer, Kruisstraat
34. Telephoon 1543.
PROBLEEM No. 187.
t R 4 6
i
i
ii
k
'm
6
i
i
Vin i
m m m
u
t.
1 1l
Zwart. Schijven op: 7, 8, 'JB, 15, 18, 19, 20, 22, 30, 35 en 36.
Wit Schijven op 16, 24, 26, 27, 31, -32, 37, 39, 41, 44, 47, 48 en 19.
EINDSPEL No. 188.
1.
m
iy#
5
gj
'ij
-
15
jfe
m
"H
26
lm
iA
i!
1#
86
Is#
ïm
m
ii
H
j§j
46
1
Zwart Schijf op 16.
Wit Schijven op 24, 25 en 30.
Oplossingen van No. 187 en 188 wor
den ingewacht aan bovengenoemd
adres, uiterlijk Dinsdag 27 Septem
ber e.k.
Oplossing van probleem No. 183, Tan
den auteur: Wit 25 - 20, 20-15, 43 - 38,
47 38, 30 - 24, 15 41
Oplossing Eindspel No. 184, Tan
den auteur
Wit 27 - 21, 21 -17, 17 -11 11-7 7 - 2 2 - 30, 30 - 39, 37 - 321
Zwart. 15 - 20, 20 - 24, 24 - 30A, 30 - 34 B, 34 - 39C, 39 - 44, 44 22
Wit 28 - 23, 11 - 7, 7 - 1, 1 - 6!
A Zwart 24 - 29, 29 18, 18 - 23, 23 - 28,
Wit. 7 -1!
B Zwart 30 - 35.
PARTIJ, gespeelt! in den Kam-
pioens-wedslrijd, tusschen de
heeren G. P. Heek, Haarlem,
met wit, en C. H. Brookkamp,
Amsterdam, met zwart
BUITEN-OPENING.
Wit. Zwart.
1. 31-26
Deze opening achten wij niet sterk,
hoewel het doel, dat zij beoogt, niet
kwaad is. Immers, wit tracht onmid
dellijk een aanval op zwart's korten
vleugel te ontwikkeien, en, indien
zwart dit verhindert, met b.v. spoedig
af te ruilen, dan speelt hij juist in de
kaart van wit. Laat zwart echter het
opdringen ongehinderd toe, en tracht
hij daartegenover een sterk centrum-
spel op te bouwen, dan zal onvermij
delijk de minder gunstige positie aan
wits zijde komen (zie ..De Damspe
ler", bldz. 94) en toetst de daar gege
ven theorie eens aan des: partij. Niets
toch zal het juiste spel sneller doen
begrijpen.
1. 18-23!
Het juiste antwoord om voordeel in
de positie te krijgen.
2. 36-31 12-18
3. 41-36 7 - 12
4. 47 - 41
Beter dan 46 - 41. omdat zwart al
licht het veld 26 zou kunnen berei
ken, en het dan gemakkelijker gaat,
die lastige schijf weg te nemen. Wij
wijzen vooral hierop, omdat in vele
gevallen het beter is, eerst 46-41 te
spelen, wijl de schijf 47 zoowel het
centrum als het hoekveld kan inne
men.
4. 20-21
5. 34 - 29?
Deze afruiling is beslist fout Zel
den is het goed twee voor twee schij
ven af te ruilen, ten koste van den
korten vleugel, tenzij er onmiddellijk
voordeel behaald wordt. Bij aandach
tig doorspelen dezer partij, zal het
foutieve dan ook spoedig opgemerkt
worden. Daartegenover is een derge
lijke afruiling bij den langen vleugel
steeds gewenscht, wanneer hiermede
de korte vleugel van het tegenspel
verzwakt wordt De voortzetting met
w. 34 - 30, z. 14 - 20, w. 30 - 25, z. 2 - 7,
w. 25 34, z. 9 2, ware lictor ge
weest, hoewel het minder goede van
de positie toch aanwezig blijft, daar
zwart over meer vrije zetten beschikt
dan wit, tengevolge van den minder
gunstigen openings-zet 31 - 26. Wel
geven wij toe, dat zwart hierna nog
een moeilijk spel zou hebben, om van
het positie-voordeel te profiteeren,
maar zulte is slechts een kwestie van
oefening.
5. 23-34
6. 40 20 15 24!
7. 32- 28 10 - 15
8. 45-40
Op 44 - 40 volgtz. 24 - 29, 19 30,
17 - 21 en 11 35!
Zwart tracht dien vleugel nog meer
te verzwakken, waarmede tegelijk de
kracht van schijf 26 verloren gaat.
11. 37-32
50 - 45, en na den slag voortgaan
met 44 - 40 is pok niet goed alles ten
gevolge van de foutieve afruiling bij
den 5den zet.
39 :30
41-37
43-39
49-43
46 - 41
30 - 25?
25:34
2-7
18-23
12-18
7-12
1-7
10-15
15-20
om vrije zetten
44-40
Beter dan 14-21
te bewaren.
19. 40 - 34 4-10
20. 34 - 30 10 -15
21. 31-27
Om zwart uit te lokken tot de af-
iuiling 17-22 enz., hetgeen eveneens
foutief zou zijn. (Zie de analyse bij
den oden zet van wit).
21. 24 - 291
22. 33 24 20 29
23. 39 - 33 14 - 20
24. 33 24?
Veel beter is, eerst 25 14 te slaan,
om zwart's centrum-spel nog zooveel
mogelijk te verzwakken.
24.
20 :29
25.
27-21 gedw.
16:27
26.
32 21
23 32
27.
38 27
18-23!
28.
37-31
11 -16
29.
42-38
6-111!
30.
50-44
9-14
31
44-39
23-28
Dreigende aanstonds af te rullen
met 29 - 23, 17 - 22 en 15 44
32. 39 - 33 gedw. 28 39
33. 43 23 19 28
34. 3Q - 24 3-9
Hier dreigt nogmaals 28 - 33, 17 - 22
en 12 34!
35. 35 - 30! 14-19
30. 41-37 19-23
37. 48-43 9-14
38. 43 - 39 13- 18
39. 27 - 22 18 27
40. 31 33 16 27
41. 39 - 34?
Da juiste voortzetting was 37 - 32.
27 - 311
42.
38-32
34 - 29
30 39
33-28
28 - 23
39-34
34-30
17-21
7-11
12 - 41
8-12
23 :34
41 - 47
47 :20
20 - 47
47 - 42
42-26
50.
51.
Opgegeven.
Van probleem No. 183 en Eindspel
No. 184 kwamen goede oplossingen
iu van de heeren W. J. Balkenende,
H. J. Dijkstra, J. Jacobson Azn., W.
J. A. Matla, H. A. Meyll, B. Slokker,
J. J. Sonntag, A. Schotte.
De Haarlemsche Damclub houdt
hare bijeenkomsten lederen Maandag
avond van 8 tot 12 uur in het ge
bouw „De Nijverheid", Jansstraat 85,
alhier.
Liefhebbers van het damspel iljn
daar steeds welkom.