g#a m m acmg jareu, nreea van scnouacrs en breed van opvattingen. Ondanks zijn ietwat ruwe gebaren was hij zachtmoedigheid in persoon. Na B< rdcaux zeer schitterende studiën te hebben gemaakt, was hij zich hier in zijn geboortedorp, dat de zijnen sinds zoo lang kende, komen vesti gen. L)e verlokkingen der groote stad en de bekendheid, door zijn professo ren voorspeld, waren niet in staat ge weest hem terug te houden van de plek, waarheen de liefde tot zijn ge- bou/fegrond hem riep. Hij voelde zich op zijn gemak daar te midden van al dio menschen, met wie hij opgegroeid was. Men noemde hem den dokter der armen en ziju toewijding, zijn zelfver loochening en eenvoud maakten hem onder deze arme lieden zeer bemind. Hij beoefende de geneeskunde als een soort van apostolaat en dreef zijn zienswijze en geneesmethode met een »uort van kalme stijfhoofdigheid door. Daar werd aan het einde van den weg een gestalte zichtbaar. Hij her kende aan zijn stap den brievenbestel ler Barnabé. Komt u den ouden Landry bezoe ken Haast u dan maar, of er is niets meer te doen daar ginds. Ze waren heel vertrouwelijk met elkaar, die twee, want ze waren schoolkameraden geweest. Zwijgend knikte do geneesheer bevestigend. Sinds eenige dagen maakte hij een moeilijke crisis door, veroorzaakt door de eenzaamheid en den langen winter, die hem hier nog wachtte. Hif vroeg zich af. of hij wel de kracht zou heb ben zijn werk voort te zetten, of de taak, die hij op zich genomen had, zelfs voor zijn schouders niet te zwaar zon worden. Wat was hij vroeger gelukkig- ge weest, als hij aan den avond van een vermoeienden dag zijn Bertha thuis vond zitten bij den haard, met de lie ve kleine Jeannette op haar schoot Dan lieten zijn geliefden liem zelfs den tijd niet om zijn pels af te doen zijn gevoerde handschoenen uit trekken. Hij moest dan dadelijk de kleine op zijn arm nemen en haar kus geven, al was ziin knevel dan ook stijf bevroren. En als ze dan aan ta fel gingen, dan was het zoo'n heer- 1 '--ilig familie intérieur, dat hun geluk door niets verwoest of zelfs ook maar verminderd scheen te kunnen worden. En toch was het alles plotseling uit. In minder dan zes weken tijds kwam de dood tweemaal bij den heer Mire- poix over den drempel, en ontrukte hem eerst zijn vrouw, daarna zijn dochtertje. Door welke listen had die vreselijke dood de waakzaamheid van den echtgenoot, den vader, den kondigen eeneesheer weten te mislei- d' i> Zooveel vrienden en onbekenden had hii weten te redden en nu moest hu die twee levens, die hem zr tencewoon dierbaar waren, die hem meer trolden dan het zijne, zoo plotse- lintr priiscreven Nog twee jaar later was hij als verdoofd onder dien vree- selijken slag, en dacht er aan, leder OOjCenblik. dat zijn drukke practijk hem vrijliet. In het begin hadden zijn sterke na tuur en de liefde voor zijn ambt hem gered van de wanhoop, die anderen in zijn geval ten verderve zou zijn ge worden. Hij had zich op zijn arbeid geworpen met den ijver van den sol daat, voor wien de strijd alles is. Van den morgen tot den avond bezocht hij zijn patiënten, overal trachtend de ellende to weren of ze althans te ver zachten. Eu als hij dan thuiskwam, was hij zóó vermoeid, dat hij terstond na het avondeten zich ter ruste begaf, ondanks het aandringen der goede Pauline, die wilde, dat hij uitgaan en verstrooiing zoeken zou. Ten langen laatste echter werd hem de inspanning te machtig. Op zekeren dng werd hij wakker met hevig klop pende slapen en gloeiend voorhoofd. Zijn ongesteldheid was van korten duur en week spoedig, maar met zrjn energie was het na dien dag afge daan. Tevergeefs trachtte hij zfch steeds meer voor zijn patiënten te in teresseereu hij deed zijn arbeid nog slechts werktuigelijk. Zijn huiskanjer waar hij zich omring voelde door de herinneringen aan zijn geliefde doo- den, durfde hij haast niet meer bin nentreden. Het gezicht van het speel goed zijner kleine kon hij niet meer verdragen, en de wieg van het lieve kind, die nog steeds bij zijn bed stond moest hij naar den zolder latiti bren gen.. \rme man 1 Het sloeg vier uur op de kerkklok. Hij schrok op. Daar immers, vlak bij den toren, rustten zijn lieve dooden Neen, hij kou het niet langer verdra gen Hij zou, tenminste voor dezen winter, het land verlaten. Zijn vriend Amal, die te Montpellier toch niets te deen had, zou hem gaarne vervangen. Hij zou te Bordeaux gaan uitrusten en niet terugkeeren voor den zomer, els de buitenlandsche reizigers weer kwamen. Zoo peinsde hij onder liet loopen. Dag Jacques, dag Pascal 1 Dag meneer dokter Dag Bcrnadette I Toch voelde hij den moed om heen te gaan zich weer ontzinken, als al die arme lieden hem zoo vriendelijk en dankbaar groetten. Maar hij had immers roem en rijkdom aan de liefde tot zijn geboortegrond opgeofferd zon der er het geluk voor in ruil te ont vangen 1 Wat bleef hem in het leven over t Het huis van den ouden Landry lag aan het einde van het dorp op de hel ling van eeu heuvel. Het was een ar moedig verblijf, bestaande uit twee kamertjes, waar de oude man met zijn zesjarige kleindochter Franpoise een kommervol bestaan leidde. Landry was bitter ongelukkig geweest in zijn loven. Zijn zoon was gesneuveld in Tonkin, zijn dochter was gestorven, zijn schoonzoon krankzinnig gewor den. En zooals meer voorkomt, had de oude man voor al die ellende troost gezocht in den drank en het geld, dat men hem uit medelijden liet verdie nen, werd nu haast tot den laatsten stuiver aan brandewijn besteed. De dokter dirong in den nauwen weg door, waarin de sneeuw dik op gehoopt lag. Sedert den vorigan avond was de weg door niemand be treden. Hij gaf een schreeuw om zijn aankomst te melden. Maar nie mand antwoordde; hij stiet de deur open en vona net aaaromnen pia- donker. Zoo, vader Landry, riep hij, heb je bij die koude nog niet eens kachel aanl Wil Je dan bijgeval ster ven van kou?l Geen antwoord. Kom, waar ben jel Ik zie of hoor niets! Daar klonk een zwakke klacht hem in de ooren, en toen bij ciiör aanstak, bemerkte hij bij den haard, dicht ineengehurkt, diaante van oen kind. Een deken, die bijna aan flarden hing, bedekte haar lichaampje, dat voortdurend door zachte, krampachtige snikken ge schokt werd. Wat scheelt ar aan, beete kind, vroeg de dokter op zachten toon. Waarom schrei je zoo? Wijs me eens, waar je grootvader is, ik kom hem beter maken. Hij had zijn stok al in een hoek gezet en zijn jas uitgetrokken. Maar do kleine bleef onbeweeglijk zitten en schreide inaar al door. Toen stak de dokter een kaars aan, die op den schoorsteen stond, en keek scherp in het vertrek rond. Daar lag de oude man in een hoek, met het hoofd achterover en da bee- nen lang uitgestrekt. De dokter boog zich over hem, luisterde een oogen- blik en sloot toen de starende oogen. llij is dood, sprak de geneesheer eenvoudig. Ik kom dus te laat Daarna wendde hij zich tot het kind met die woorden: Hoe lang ligt je grootvader daar al zoo? Waarom heb je mij niet eer laten roepen? Je weet toch wel, dat ik dadelijk gekomen zou zijnl liet meisje stond op en vlijde zich tegen hem aan. Onwillekeurig nam hij haar in zijn armen en zette haar op zijn knie en voelde een zouderiin- ge aangename gewaarwording zich doordringen, terwijl hij de kleine liefkoosde. En wat ga je nu beginnen, kind? Want je bent nu geheel alleen, niet waar! Ja, antwoordde ze. Hier kan je niet blijven. Waar moet je nu naar toe? Dat weet ik met. Heb je geen oom of tante? Neen. W elnu, wat doen wo dan met je? Het kind begun opnieuw te schreien Nu, nu, sprak de dokter bedarend en troostend, maak je maar niet on gerust. Wij zullen je wel helpen. Hij kende het kind maai' heel wei nig. Van haar karakter wist nij niets de trekken van het bleeke gezichtje kon hij maar nauwelijks onderschei den, hij wist alleen, dat ze Fran- heette. Maar de gedachte, zoo'n zwak, klein wezentje te mogen hel pen en beschermen had iets onbe schrijfelijk bekoorlijks voor hein. Hij had ar bepaald behoefte aan, hier ie mand te helpen, die in hem alleen haar steun kon vinden. Onderwijl hij zoo peinsde, was het kind aan zijn borst in slaap gevallen. Wat zouden Bartha en d» kleine Jeannette wel zeggen, ails ze hem zóó zagen zitten? Zeker zouden ze liet plan, dat in hem begon te rijpen, in den hemel goedvinden. Hij aarzelde niet langer. Luister eens, kleine, sprak hij, toen het kind weer wakker geworden was, ik zal je meenemen. Vind je dat goed? Ja, heel graag. Goed, dan zullen we iemand op zoeken om hij grootvader te blijven, en wij gaan naar mijn huis. Zou je van mij kuuneu houden? Grootvader zei altijd: Dokter Mi- repoix is de dokter der armen, sprak het kind. De geneesheer stond op, nam en ging naar den aanspreker, «lie dichte bij woonde. Vader Landry ia dood, sprak hij tut den man die berrten heette. Maak alles in orde voor de begrafenis en de uitvaart. Da kosten zijn voor mijn rekening. Ik neem het kind mee en kom morgen terug, Adieul Een uur later kwam hij thuis. De tafel was gedekt en de oude Pauline zat in de grootste onrust te wachten. Zet eens gauw „Maar, vriend, hen je niet wijs, óm nog aan de diensturen van den W terstaatsspoorweg te gelooven „Wat willen jelui dan doen ,,Ik ga te voet", zei de een. De ander, voor dit heldhaftige mid del terug schrikkende, besloot eeu rijtuig te nemen, en de derde ging naar het station, begeleid door de twee collega's. Het was precies 1.40. Opeens besloot de voetganger een dappere daad. „Ik wed, dat ik vóór je in Parijs ben", zei nij tot den treinreiziger. „Aangenomen", zei deze. Terwijl de voetganger met groote stappen verdween, ging de spoorrei ziger het station binnen. Al de loketten waren gesloten. Een arbeider had medelijden met hein en vertelde, dat de juffrouwen waren vertrokken. „En de trein van 1.42 „Moet nog komen." „Waar is de chef „In zijn woning." En met groote barmhartigheid voegde hij er bij „gaat u trap B. maar op." Dat deed hij. Boven aan die trap stond een man met zilvergalon. „De trein van 1.42?" „Die komt nog." „Hoe laat wordt, hij verwacht „Dat weet ik niet." „Maar ik heb geen kaartje." „Dat hindert niet, u kan betalen bij den hoofdconducteur." Daarop vroeg de reiziger hem vriendelijk „Wat doet u hier, als u geen kaart jes kunt controleeren of inlichtingen geven „Dat vraag ik mij zelf ook de man, „ik moest al een kwartier in mijn bed liggen." Achter dezen reiziger kwamen twee andere. Angstig vroegen ze „Zullen we ie één uur de correspon dentie met Auteuil nog kunnen ha len r „Ik kan het u niet zeggen", zei de beambte hoogst beleefd. Daarna verschenen twee muzikan- :n, die in den omtrek op een hadden gespeeld. Een hunner klaagde —anhopig „Altijd te laat, ik zal den onder- grondschen spoorweg weer missen en een taxi-auto moeten nemen, die Je helft van mijn verdienste opslikt, ter wijl mijn vrouw zal brommen, dat ik veer aan het feestvieren ben ge veest." Daar stonden ze met hun vijven, zonder kaartje, bijna zonder hoop, te wachten op een lang perron op een trein, die maar niet verkoos te ver schijnen. Eindelijk kwam hij, 1.17. De voet ganger moet al ver weg wezen. „Alleen voor Parijs", roept de conducteur. De trein vertrok. Hij stop te eerst voor de brug van Asnières, als om te onderzoeken of die wel be trouwbaar is. Stellig viel dat onder zoek niet te best. uit. want er werd over de brug gereden met de snelheid van een voorzichtige slak. Daarop vveixl weer gestopt, denkelijk om aail de reizigers gelegenheid te geven, elkaar met den goeden afloop geluk te wenschen. Opnieuw werd de reis voortgezet, het station Clichy Leval- lois voorbijgerend met een snelheid van zes kilometer per uur. Honderd meters verder opnieuw halt Denke lijk werden toebereidselen gemaakt om den somberen tunnel van de Ba- tignolles binnen te dringen, stellig een ernstige zaak. Vierde haltin gang van den tuimel. „Gaan we Gaan we niet raad den de passagiers. Men ging, eindelijk kwam de trein het station St Lazare binnen, één uur acht en dertig. Daar wachtte een beambte, even fraai gegalonneerd als die van As nières. „Uw kaartjes?" „We hebben er geen." ,,U moest, die hebben, het is een bijzondere trein, dus er is geen ver ontschuldiging." De vijf rampzaligen wachtten, tot dat de 83 andere reizigers door de contróle waren gegaan en moesten toen negen stuivers betalen. Eindelijk waren ze buiten, 1.45. Buiten een café zaten de twee an dere „Matin"-redacteuren te wach ten. Die per rijtuig was precies te 1 uur aangekomen. Die te voet 1.22. Die per trein 1.38. Dit verbaal is zeer bevorderlijk voor de kunst van loopen, die in on bruik raakt hij uit. En zoodra we gegeten heb ben, haal je het bedje van Jeannette en zet dut in mijn slaapkamer vo< de kleuie- Dokter Mirepoix was genezen. (L. CL) KOMT PLOTSELING GRIJS-WOR DEN VAN DE HAREN VOOR In de Deutsche medizinische Wo- chenschrift heeft onlang3 Stïeda uit bord bij, riep Konigsbergen deze vraag behandeld Een voetganger wint het van eeu trein. Het verhaal staat in den „Matin" an 23 Augustus. Geen heel geloofwaardige bron, die Matin", maar dezen keer is aan zijn relaas eeu heel stel bijzonderheden toegevoegd, zoodat geloofwaardig wordt, dat een voetganger nog eer der aan zijn doel kwam, dan de trein. Het gevul kwam voor op een lijn van den Wester-Staatsspoorweg, let wel op, dat men ons in Nederland ook met staats-exploitatie gelukkig il maken. Drie redacteurs van den „Matin" ontmoetten elkaar te Asnières in een koffiehuisze dineerdeii daar, weldra was het 's nachts half één. Het spoorboekje «luidde aatn, «later te achttien minuien vóór eenen een trein naar Parijs zou vertrekken. „We komen dus te 2 uur te Parijs", zeklen er twee. „Weineen", vond de derde, „het is immers maar tien minuten, we ko men dus acht minuten vóór eenen te Parijs aan," en in ontkennenden zin beantwoord. Tot dusverre, zoo zegt hij, bestaat er nog niet één deugdelijk geconstateerd geval, dat bewijzend is. Alle tot dus verre in de litteratuur meegedeelde gevallen berusten op onnauwkeurige waarneming of op opzettelijk bedrog. Het beroemde geval van Maria Antoi nette, die in den nacht volgende op hare veroordeeling grijs geworden zou zijn, is reeds door Charcot in twij fel getrokken, ofschoon deze over 't al gemeen geneigd was, het feit mogelijk te achteu. In de historische geschrif ten, zegt hij, wordt het nergens dui delijk bevestigd. Wel was Maria An toinette grijs, toen zij terechtgesteld werd, maar zij was dat reeds vroeger, ook bijv. reeds bij de terechtstelling van den Koning. Stieda citeert een groot aantal door Eble in een bekend boek over do haren verzamelde geval len, wier gebrek aan bewijskracht voor het meerendeel inderdaad al heel duidelijk in 't oog springt. De her komst der mededeelingen wordt bij de meeste in 't gc-heel niet vermeld, of wel het zijn verhalen uit de zooveel ste hand. Stieda stelt twee mogelijkheden van grijs-worden of de donkere haren vallen uit en worden door witte ver vangen óf (minder vaak) in het voort-groeiende haar wordt in het jongere, onderste gedeelte geen pig ment (kleurstof) gevormd het onder ste deel ziet dan wit, en het oudere, hoogere gedeelte blijft donker, tot dat de schaar het werk der natuur te hulp komt. De opvatting, dat eenmaal aanwezig pigment verdwijnt, is vol gons Stieda onjuist. Zulk een werke lijke ontkleuring bestaat niet, en het plotseling optreden er van is dus mogelijk. GEVANGENISYDILLE IN MONTENEGRO. De mooie eenvoud der zeden, die in Montenegro zoo karakteristiek is, strekt zich ook uit over het gevange niswezen. In Cettinje gaan de wegens gewone misdaden veroordeelde ge- \angencu op bepaalde uren 's voor- middags heel gemoedelijk met el kaar om, moken sigaretten en koopen levensmiddelen en dergelijke zaken, die ze noodig hebben, in. Daarbij.blij ven ze niet geheel zonder opzichteen wachter gaat inee en daarenboven wordt een vlucht, bemoeilijkt door groote, zware kettingen aan de voe ten. Deze ketting staat wat groote be treft in verhoudiug tot de begane mis daad en tot de strafsommigen heb ben aan één, anderen aan beide en kels kettingen. Het sleepen der kettin gen maakt een vreemd geluid, maar de gevangenen schijnen dat niet erg te vinden. Op 't oogenblik zijn er slechts een tiental, meest zeer jonge mannen. Maar, hoewel do staat hun opbergt, moeten de mannen zelf voor hun levensonderhoud zorgen en dus werken, maar daarvoor koopen ze ook precies wat zo zelf willen en ze eten wat ze verkiezen. De misdaden, waarvoor «leze gevangenen worden gestraft, zijn misdaden tegen men- schenlevens, nooit diefstal of beroo- ving. In de meeste gevallen betreft het vendetta. Reeds sedert zes jaren s in Montenegro geen enkele inbraak gepleegd diefstal komt in de meeste plaatsen niet voor. Toen eens bij een feest een gast uit den vreemde aan den herbergier den huissleutel vroeg, antwoordde deze lachend „We heb ben geen sleutel, de huisdeur dient alleen voor bescherming tegen de kou de en tegen.... de honden. EEN DRAAIMOLEN DIE NIET STIL WOU STAAN. Een Paiijsch fabrikant kreeg voor eemgeii tijd de opdracht, voor een ondernemer op de Philippijnen om een karoussel met stoomkracht te bouwen. De Karoussel werd geleverd, vergezeld door een Fransch werktuig kundige, die de machine monteeren zou en een inboorling africhten op het bedienen van het toestel. Toen hij meende zijn plicht gedaan te hebben, ging hij terug. Bij de opening van den karoussel stroomde eeu groote menigte er heen om het wonderwerk Euxupeesche techniek aan te ga pen. De notabelen der plaats werden door «ien eigenaar plechtig uitgenöo digd, als <ic eersten de houten rossen te berijden en in de zacht bekleede gondels zich te Laten rondwaren. Ter wijl een stoonulraaiorgel er de nieuw ste Parijsche walsen bij gaf, zette de machine gang en de karoussel begon te draaien. De inboorlingen sloegen van pure bewondering op hun dijen. Na een poosje wilde de machinist stoppen, om ook anderen de gelegen heid te geven, rond te draaien, maai tevergeefs trok hij aan alle krukken en handvatten: de karoussel begon al sneller en sneller te draaien en het orgel gilde als een bezetene. De man kon nl. niet meer vinden, hoe hij de machine moest doen stoppen. En de notabelen suisden, doodsbenauwd de halzen der houten paaiden omklem mend, acht uien achtereen met dui zelingwekkende vaart rond, tot ein delijk alle brandstof op was en de karoussel van zeil moest ophouden. De eigenaar is op de flesch gegaan. De tooneelkoorts is zooals men weet een ziekte, waaraan ook de grootste helden en heldinnen van het tooneel lijden en welke kwaal zoo vreeselijk moet zijn, dat menige tooncclspoler graag alles zou doen om zich van de ze kwaal le bevrijden. Nu is tegen de tooueelkoortó een operatie uitgevon den en dr. Pierre Bonnier zegt, dat de tooneelkoorts hierdoor radicaal erdwijnt. De geneesheer had opge merkt, dat de tooneelkoorts voor komt uil bet sameutrekken van het middenrif, waarvan de spieren in ver binding staan met een gezichtszenuw die in den neus uitkomt. De genezing is dus zeer eenvoudig de bedoelde zenuw wordt in den neus uitgebrand en met de grootste bedaardheid zal dan ook de meest angstige tooneelspe- ler het gevreesde publiek onder de oogen treden. Tegelijkertijd bevrijdt de verwijdering van bedoelde zenuw ook van neuralgie. De vraag is nu maar, en daarover spreekt dr. Bon nier niet, of de neus ook misvormd wordt door de operatie, want ook de meest angstige tooneelspeler zal zich wel niet aan de operatie wagen als zijn rcukorgrfan zichtbare sporen van de behandeling vertoont INSECTENBESTRIJDING IN DE V. S. Het Amerikaansche departement van landbouw maakt er veel werk van, de voor den landbouw schadelij ke insecten mot hun natuurlijke vijan den te bestrijden. Niet alleen worden herhaaldelijk insecten van dezelfde sooft als die, welke men bestrijden uit andere landen betrokken om daarmede ook de natuurlijke vijanden In te voeren en worden zelfs personen uitgezonden om deze te verzamelen, maar ook worden de natuurlijke vij anden kunstmatig aangekweekt. Zoo wordt thans gemeld, dat onlangs op de meloenvelden van Californië niet minder dan 52,000,000 lievenheer- beestjes zijn losgelaten, die de op de ze planten levende bladluizen moeten verdelgen. Deze lievenheerbeestjes zijn gekweekt in een instituut, «lat speciaal voor het vermeerderen van natuurlijke vijanden te Sacramento is opgericht DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. PROBLEEM No. 187. t R 4 6 i i ii k 'm 6 i i Vin i m m m u t. 1 1l Zwart. Schijven op: 7, 8, 'JB, 15, 18, 19, 20, 22, 30, 35 en 36. Wit Schijven op 16, 24, 26, 27, 31, -32, 37, 39, 41, 44, 47, 48 en 19. EINDSPEL No. 188. 1. m iy# 5 gj 'ij - 15 jfe m "H 26 lm iA i! 1# 86 Is# ïm m ii H j§j 46 1 Zwart Schijf op 16. Wit Schijven op 24, 25 en 30. Oplossingen van No. 187 en 188 wor den ingewacht aan bovengenoemd adres, uiterlijk Dinsdag 27 Septem ber e.k. Oplossing van probleem No. 183, Tan den auteur: Wit 25 - 20, 20-15, 43 - 38, 47 38, 30 - 24, 15 41 Oplossing Eindspel No. 184, Tan den auteur Wit 27 - 21, 21 -17, 17 -11 11-7 7 - 2 2 - 30, 30 - 39, 37 - 321 Zwart. 15 - 20, 20 - 24, 24 - 30A, 30 - 34 B, 34 - 39C, 39 - 44, 44 22 Wit 28 - 23, 11 - 7, 7 - 1, 1 - 6! A Zwart 24 - 29, 29 18, 18 - 23, 23 - 28, Wit. 7 -1! B Zwart 30 - 35. PARTIJ, gespeelt! in den Kam- pioens-wedslrijd, tusschen de heeren G. P. Heek, Haarlem, met wit, en C. H. Brookkamp, Amsterdam, met zwart BUITEN-OPENING. Wit. Zwart. 1. 31-26 Deze opening achten wij niet sterk, hoewel het doel, dat zij beoogt, niet kwaad is. Immers, wit tracht onmid dellijk een aanval op zwart's korten vleugel te ontwikkeien, en, indien zwart dit verhindert, met b.v. spoedig af te ruilen, dan speelt hij juist in de kaart van wit. Laat zwart echter het opdringen ongehinderd toe, en tracht hij daartegenover een sterk centrum- spel op te bouwen, dan zal onvermij delijk de minder gunstige positie aan wits zijde komen (zie ..De Damspe ler", bldz. 94) en toetst de daar gege ven theorie eens aan des: partij. Niets toch zal het juiste spel sneller doen begrijpen. 1. 18-23! Het juiste antwoord om voordeel in de positie te krijgen. 2. 36-31 12-18 3. 41-36 7 - 12 4. 47 - 41 Beter dan 46 - 41. omdat zwart al licht het veld 26 zou kunnen berei ken, en het dan gemakkelijker gaat, die lastige schijf weg te nemen. Wij wijzen vooral hierop, omdat in vele gevallen het beter is, eerst 46-41 te spelen, wijl de schijf 47 zoowel het centrum als het hoekveld kan inne men. 4. 20-21 5. 34 - 29? Deze afruiling is beslist fout Zel den is het goed twee voor twee schij ven af te ruilen, ten koste van den korten vleugel, tenzij er onmiddellijk voordeel behaald wordt. Bij aandach tig doorspelen dezer partij, zal het foutieve dan ook spoedig opgemerkt worden. Daartegenover is een derge lijke afruiling bij den langen vleugel steeds gewenscht, wanneer hiermede de korte vleugel van het tegenspel verzwakt wordt De voortzetting met w. 34 - 30, z. 14 - 20, w. 30 - 25, z. 2 - 7, w. 25 34, z. 9 2, ware lictor ge weest, hoewel het minder goede van de positie toch aanwezig blijft, daar zwart over meer vrije zetten beschikt dan wit, tengevolge van den minder gunstigen openings-zet 31 - 26. Wel geven wij toe, dat zwart hierna nog een moeilijk spel zou hebben, om van het positie-voordeel te profiteeren, maar zulte is slechts een kwestie van oefening. 5. 23-34 6. 40 20 15 24! 7. 32- 28 10 - 15 8. 45-40 Op 44 - 40 volgtz. 24 - 29, 19 30, 17 - 21 en 11 35! Zwart tracht dien vleugel nog meer te verzwakken, waarmede tegelijk de kracht van schijf 26 verloren gaat. 11. 37-32 50 - 45, en na den slag voortgaan met 44 - 40 is pok niet goed alles ten gevolge van de foutieve afruiling bij den 5den zet. 39 :30 41-37 43-39 49-43 46 - 41 30 - 25? 25:34 2-7 18-23 12-18 7-12 1-7 10-15 15-20 om vrije zetten 44-40 Beter dan 14-21 te bewaren. 19. 40 - 34 4-10 20. 34 - 30 10 -15 21. 31-27 Om zwart uit te lokken tot de af- iuiling 17-22 enz., hetgeen eveneens foutief zou zijn. (Zie de analyse bij den oden zet van wit). 21. 24 - 291 22. 33 24 20 29 23. 39 - 33 14 - 20 24. 33 24? Veel beter is, eerst 25 14 te slaan, om zwart's centrum-spel nog zooveel mogelijk te verzwakken. 24. 20 :29 25. 27-21 gedw. 16:27 26. 32 21 23 32 27. 38 27 18-23! 28. 37-31 11 -16 29. 42-38 6-111! 30. 50-44 9-14 31 44-39 23-28 Dreigende aanstonds af te rullen met 29 - 23, 17 - 22 en 15 44 32. 39 - 33 gedw. 28 39 33. 43 23 19 28 34. 3Q - 24 3-9 Hier dreigt nogmaals 28 - 33, 17 - 22 en 12 34! 35. 35 - 30! 14-19 30. 41-37 19-23 37. 48-43 9-14 38. 43 - 39 13- 18 39. 27 - 22 18 27 40. 31 33 16 27 41. 39 - 34? Da juiste voortzetting was 37 - 32. 27 - 311 42. 38-32 34 - 29 30 39 33-28 28 - 23 39-34 34-30 17-21 7-11 12 - 41 8-12 23 :34 41 - 47 47 :20 20 - 47 47 - 42 42-26 50. 51. Opgegeven. Van probleem No. 183 en Eindspel No. 184 kwamen goede oplossingen iu van de heeren W. J. Balkenende, H. J. Dijkstra, J. Jacobson Azn., W. J. A. Matla, H. A. Meyll, B. Slokker, J. J. Sonntag, A. Schotte. De Haarlemsche Damclub houdt hare bijeenkomsten lederen Maandag avond van 8 tot 12 uur in het ge bouw „De Nijverheid", Jansstraat 85, alhier. Liefhebbers van het damspel iljn daar steeds welkom.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 14