BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
DRUKKERIJ ZUIDER BUI1 ENSPAARNE 6.
Rubriek voor Vrouwen
Jasmijn.
48c 1airgang.
ÏA.TERDAS 22 OCTOBER 1910
No. 8884
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM© DAGBLAD KOST
f 1.20 PiR 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
AD.wfsTRATIH GROOTE HOUTSTRAAT 5l>.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
De omgang van kind en dier.
Voor de ontwikkeling van het kind
kan de oorgang met dieren van het
grootste belang zijn. De dierenvriend
zal dit in de eerste plaats natuurlijk
luide toejuichen, maar ook bij elke
meer nuchtere beschouwing van de
verhouding van mensch bot dier,
moet toegegeven worden, dat hier
oen opvoedingsfactor van gewicht is.
Want hoe hoog wij ook op prijs stel
len: den omgang met de ouders, met
kameraadjes, met speelgoed, de be
trekking, waarin het kind tot die alle
staat, is lang niet zoo veelzijdig, als
de omgang met een hond bijvoor
beeld. Vooreerst is dat dier een eenig-
trouwe speelkameraad; dan moet hij
op zijn heart weer verpleegd 011 ver
zorgd worden en toont daarbij een
dankbaarheid en een vriendelijke ge
lijkmatigheid van gemoed, die be
paald voorbeeldig zijn. Van een ka
meraadje bijv., kan een kind nog wel
eens minder aardige dingen overne
men, van het dier, behalve misschien
v.ui den aap, zal het nooit een slech
ten invloed ondervinden. Veel vreug
de en genoegen beleeft het kind van
zi|u voortdurende vriendschap met
don hond eu tegelijk leert liet hem
plichtsvervulling, als men het kind
aansprakelijk stelt voor eenige zor
gen ten opzichte van het dier. Die
vriendschap kan zelfs later een hoede
sttuu worden in het leven en dat dit
geen sentimenteel betoogen is, be
wijst menig voorbeeld in boeken,
maar ook uit eigen ervaring.
Laten wij eens den ontwikkelings
gang van kind. en hond volgen, van
den beginne aan, gesteld dat zij te
gelijk groot gebracht worden. Wij
nemen nu aan, dat wij het jonge dier
tje, met de zes weken, van zijn moe
dor weggehaald hebben. Is or nu
iels aardigere voor hot jong© kind
denkbaar, dan zoo'n klein, mollig
morrneldiei-tje, mei, zijn gezellig, wol
lig lichaampje, zijn trouwe, goedige
Oogjes en dwaas, eigenwijs
staartje, Allerlei opmerkingen
zo i het kind maken, als liij zijn
Ju urnen kameraad ziet loopen en
springen, als hij hem hoort blaffen
en janken; zich driftig maken op zijn
speelgoed, als hij hem ziet slapen, of
mei zija dolle, uitgelaten en dikwijls
nog onbeholpen bewegingen allerlei
guitenstreken ziel uithalen. Van al-
le mogelijke speelgoed is zoo'n jong,
levend beestje zeker nog wel het
meest onderhoudend en amusant.
Kn la tor, als het ilier de menschen
zoo goed leert verstaan, aan stom,
houding en gebaren, ja, als hij zelfs
de stemming schijnt te begrijpen en
ziet geheel heeft leeren schikken naar
do gewoonten en gebruiken van het
huisgezin, dan eerst wordt hij de ka
meraad der kinderen in den vollen
zin van het woord. Dien ontwikke
lingsgang volgt het kind ook met de
grootste belangstel]ing: met vreugde
ziet hij de levendige uitdrukking op
het gelaat van hem, die niet spreken
kan. Hij leert die onderkennen en
tracht mee op te voeden en te onder
drukken het al te wilde in zijn vier-
voetigen kameraad; hij leert er me
dedeelzaamheid en hulpvaardigheid
van. Dikwijls heb ik opgemerkt, dat
het kind, door den trouwen omgang
met den hond, die gewichtig© eigen
schap voor geheel het leven heeft ge
leerd: de zelfboheerscliing. Want door
de klein© wederwaardigheden van
liet kinderleven wordt het karakter
gevormd; dis zijn van blijveuden in
vloed op het menschen gemoed en ei
genaardig is het dan ook, hoe de
vriendschap met den hond ons later
altijd nog levendig in de herinnering
blijft, al is het dier ook nog zoo lang
dood.
Van vele groote mannen is de
vriendschap met honden genoegzaam
bekend. Denken wij slechts aan Wil
lem den Zwijger, Frederik den Groo-
teu den bekenden wijsgeer Schopen
hauer, wiens naam eerstdaags druk
zal worden genoemd. En de vriend
schap van den arme en van den blin
de met dien gezelligen trouwen ka
meraad is overbekend!
Nu heeft de hond ook zeker niet
zijas gelijke onder de dieren, in ver
houding tot de mensch. Toch zijn er
nog een aantal andere dieren, waar
de mensch en vooral het kind, zich
verbazend aan hechten kan. In de
eerste plaats volgt nu wel de kat, die
ais jong diertje ten minte, ieders hart
weet. te stelen, door zijn speelsch©
gratie, de zachtheid van zijn tecder,
buigzaam lichaampje, do alleraardig
ste beweeglijkheid van de kleine,
scherpe pootjes. Wat ouder gewordein
geeTt de kat een behaaglijke gezel
ligheid in huis en als moeder is zij
ook weer zoo'n voorbeeld van trou
we moederzorg, dat dit het kind dik
wijls tot zeer vruchtbaar nadenken
stemt.
Op het land zijn de kinderen er na
tuurlijk veel beter aan toe, wat be
treft de veelzijdigheid van den om
gang met dieren: eenden en kippon,
konijnen, koeien en geiten, schapen
en paarden en ezels, ja, die kunnen
daar allen de trouwe kameraden wor
den van liet kind.
Ik herinner mij nog, dat wij een
klein eekhorentje hadden gevonden
en dat groot gebracht hadden met d©
flesch en hoe dat pleegkind ons na
derhand alle eer aandeed als trouwe
gast in huis: hij liep maar net zoo
vrij rond als onze slimme tax en die
beide konden het onderling zeer goed
vinden. Dit is dus ook een van de
voordeden van het buiten doorbren
gen der vacanües: dat de kinderen
zoovee] nader in betrekking komen
tot de dierenwereld, waardoor dus
niet alleen de gezondheid bevorderd
wordt maar waardoor ook de liefde
tot de levende natuur wordt go-
k weekt I
Geen wonder, dat dichters en schil
ders die verhouding tusschen mensch
en dier op allerlei wijze bezongen en
weergegeven hebben. Denken wij ten
slotte aan Robinson Crusoè op zijn
verlaten eiland met zijn dirie levende
vrienden: zijn hond, zijn kat en zija
papagaai!
Ja, dien laatste vergaten wij nog
bij de opsomming van onze kamera
den, maar dat zal ons nog met heel
vele zóó zijn gegaan! Intusschen het
feit hebben wij nog eens herhaald en
er even bij stil gestaan: hoe heilzaam
de kameraadschap werkt van kind en
dier.
MARIE VAN AMSTEL.
Bij de menschen mogen dan de
hardste schreeuwers het meest krij
gen zooals vaak wordt beweerd, al
zullen onze straatkooplui het or niet
mee eens zijn, bij de vogels is het
beslist andersom en de vredelievend
heid is recht evenredig met de hoe
veelheid zaadjes die kan worden be
machtigd.
Ook de andere karaktereigenschap
pen zijn naar een gunstige zijde ont
wikkeld en gezelligheid zit ons dier
tje in liet bloed.
Dit staat natuurlijk nauw in ver
band met den aard van hot voedsel,
dal het gebruikt.
Een koekoek is gedoemd eenzaam
rond te zwerven, zoekend naar aller
lei ongedierte om den honger te stil
len, een specht, d'ie slechts met in
spannend gehamer aan den kost
komt, kan geen gasten dulden en de
klauwier uit onze duinen en heide
velden gaat liefst alleen op zijn g.m-
weltochten uit.
Met de vinkenfamilie is dat an
ders. Zaden en vruchten verweren
zich niet. kruipen niet weg en zijn
meestal in voldoende hoeveelheid
aanwezig om een heel clubje te voe
den, dat hongerig en schreeuwend
komt neerstrijken.
veel mest daar er dan te veel blade
ren ontwikkelen.
Fuchsia's Laten zich gemakkelijker
vermenigvuldigen door stekken dan
door zaad. Als u in 't voorjaar een
stekje in water zet met een kruimpje
zout dan ziet u de worteltjes voor don
dag komen.
Den Heer G. N. v. N. Uw eenja
rige. judaspenningen zullen het vol
gend jaar bloeien. Wilt u ze nu nog
graag op een andere plaats in den
tuin hebben, dan kunt u ze nu zon
der nadeel voor de planten op de ge-
wenschte plek zetten.
H. PEUSENS.
Door H. Courths—Mahler.
Het Rijke Natuurleven
GOUDVINKEN.
In deuzelfden tijd, dat de bonte
kraaien uit liet Noorden en Oosten
gekomen, hier hun eentonig geluid
laten weerklanken over zwart-voch-
lige weiden en door glimmend kale
takken der boomen, verschijnt ook
een kleine mooi gekleurde zanger
wiens naam hierboven prijkt.
Verder hebben deze beide vogels
weinig met eik aar gemeen en de een
zelvigheid van den eersten, die
slechts bij het nijpendst gebrek een
vliegtocht door de stad houdt, of par
mantig over het ijs 6tapt staat lijn
recht tegenover de vriendelijke vrij
moedigheid van den goudvink.
Het mooie pakje van dezen kleinen
zanger behoef ik niet te beschrijven.
Alleen wil ik op het zonderlinge van
de Hoilandsche namen wijzen.
Waar, aan het in tusschen heel
prachtige pakje van dit dier, is een
enkel gouden puntje te ontdekken?
Het zwart van rug en staart ver
toont het niet en het bloedrood©
borstje doet niemand aan het edel
ste onzer metalen denken., terwijl het
lieve, vriendelijke vogeltje dat wij
roodborstje noemen, slechts «ruinjo
veertjes heeft.
Niettemin kan het dier tevrederf
zijn met zijn naam ofschoon goud
hartje beter was en beter de eigen
schappen vau den kegalsaiaveUgeii
vriend, zou uitdrukken.
In liet najaar zwerft de goudvink
hier rond, terwijl hij m den winter
vaak in gezelscliap van musschen en
gewone vinken in onze Stadstuinen
Komt, om een zaadje mee te pikken.
Hebt gij bet geluk, zoo'n vogeltje
bij uw wlntargasten te zien, dan
loont het wel de moeite, een karak
terstudie van hem te maken.
Met den zwarten lijster hoort de
goudvink tot de filosophisch aange
legde vogels.
Kan de eerste een half uur ach
tereen stil zitten te neurien op een
eenzaam takje, terwijl alles om hein
hoon joelt en speelt, de goudvink
begrijpt vaak ook niet, waarom zijn
neven de musschen zooveel kabaal
maken en ernstig en stil zondert hij
zich bij de hevige vechtpartijen een
weinig af, zonder iets van emotie te
laten merken.
Dat hij in tusschen deu practischen
kant van het leven blijft zien bewijst
wei de kalmte, waarmee hij hier en
daar zijn zaadjes en kruimpjes blijft
wegpikken en als de anderen door
het stoeien en schreeuwen honger
hebben gekregen, heeft de verstandi
ge goudvink zijn buikje gevuld.
Magda von Strehlen zat in haar
kleine salon voor de schrijftafel. De
slanke gestalte was gehuld in een
zwart gewaad van fijne stof. liet
zonnelicht wierp een gouden glans
op het volle, zorgvuldig opgemaakte
haar. Het fijnbesneden gezicht met
do groote, schitterende blauwe oogvu
was zacht rood gekleurd. Droonierig
rustte Magda's blik op een klem, ge-
Daarbij kunnen zij door het ver-1 0^"d k£lie, dat ze zooeven uit een
xnnicrH 1 vuk van de schrijftafel had genomen.
optreden de £™ote roovers)Een enkeie bmf Jag erln en daarop
vaak op een afstand houden. I een verdroogd takje jasmijn.
Even sterk als de zucht tot vrede en i Jasmijn?
gewilligheid is bij de goudvinken de 1 NV at steeg de geur tot haar op, nu
huwelijkstrouw ontwikkeld M aan vervlogen dagen dacht. Acht
Intuaschen. dit lijn wij niet vaal 1"°' ru.slte, d.e tikje in
i 1 dit kistje, dat ze niet meer in handen
.le gelegenheid, om zelf waar te ha(j gébad. sedert ze als jonge vrouw
nomen, want voor zoover mij bekend haar intocht op Strehlen hield. Maar
is, hebben ze hier in onze omgeving i zij had er niet van kunnen scheiden,
nooit genesteld. Het was, alsof er een stuk van haar
Een enkele maal heeft men ze in loven aan hing, het schoonste, zon-
oJIrrr4 •mmz t i&swJ-s
dan moet de zin voor huiselijkheid ontplooid in het hoogste geluk, in liet
voorbeeldig zijn. een karaktertrek, diepste leed. Nu behoefde ze dezen
di> trouwens bij de heeJe familie aan- brief niet meer angstig te verbergen,
wezig is en waarin zelfs de mus-1 Ho uogen, die hem nooit mochten
schen niet achter staan. vinden, waren voor altijd gesloten. In
u„+ w,—i j den bloei zijner jaren was haar man
liet meest zien we bij ons de goud-, £joor een 0hgtiuk om 't leven gelio-
vjnken in gevangen staat en door I men Meer San een jaar geleden, had
veel nadenken schijnen ze tot liet be-hij haai uitgenoodigd tot een uutonio-
sluit te zijn gekomen, om zich in hetI biello'chtje naar de naburige stad. Zij
onvermijdelijke te schikken want er v,as altijd wat tegen hei nieuwe ver-
bestaat geea TOS»I, du karte J
gevangenscliap met meer ernst en
waardigheid in zijn kooi rondspringt
dan juist deze.
Een sijsje, hoe vriendelijk en tam
ook, vliegt zoo nu en dan door de
kooi, alsof er geen rust meer zal vol
gen en de nijdige korte rukjes aan
stokjes en tralies geven vaak duide
lijk te verstaan, dat de rijk bevruch
te elzentakjes en de neerdwarrelen
de berkenvruchtjes slechts noodo
worden gemist; een leeuwerik, hoe
tevreden ook met zijn beroemd ge
werden graszode, kan vaak in groo
te onrust midden in den nacht in de
kooi heen en weer trippelen, verlan
gend naar ruimer terrein en groene
velden. Do goudvinken passen zich
spoedig aan en beginnen met vreug
de hun vroolijke wijsjes te zingen.
Dan vertonnen zij spreeuwen- en
grauwe lijsters-talenten. Imiteeren
kunnen zij als geen ander en de
vroolijkste wijsje" zingen zij met het
grootste gemak na.
Dit alles heeft deze echte roodborst
jes tof. dc vrienden van den mensch
gemaakt, die ze zelfs allerlei kunst
stukjes kan leeren zooaLs op sommi
ge kermissen blijkt.
De groote aanhankelijkheid der
goudvinken weid hun vroeger en
misschien nu ook nog wel, vaak
noodlottig.
Het heette nl. dat onze vogel door
op het bed van eon patient rond te
wandelen of, bij minder familiariteit,
door met de kooi bij het bed te han
gen, de kwalen kon overnemen.
Er had dan wisselwerking plaats,
lie natuurlijk uitliep ten nadeele
van het vogeltje daar een diertje,
den weg gereden. Maar eens
klaps weigerde het stuurtoestel bij I
oen bocht in den weg. Met volle i
kracht vloog de automobiel tegen den I
steenen pijler van een brug De per-1
sonen, die er in zaten, werden eruit
geslingerd en Heinz von Strehlen
sloeg niet het hoofd op de steenen
en was onmiddellijk dood.
Men luid geineend, dat Magda
eveneens dood was, toen men haar
naa^i haar man liggende vond. Doch
liet was slechts een diepe bewuste
loosheid, die haar omvangen hield.
Langtn tijd was ze ernstig ziek ge
weest ofschoon ze slechts eenige ori-
beduideude huidwomien had gekre
gen. Docii haar zenuwen weigerden
haar langen tijd haai dienst. Eerst
hud men he* voor haar verzwegen, I
dat haar man dood was. Maar toen
haar vragen naar liem steeds drin
gender werden, had haar moeder, die
gekomen was, om baar te verplegen,
haar voorzichtig de waarheid meege
deeld.
Het genezingsproces was daardoor
echter toen nog vertraagd. Zij had
geen lust meer gehad om te leven.
Vergeten was in dezo dagen, dat ze
haar man niet uit liefde had gehuwd,
dat ze alleen in wanhopige» trots
om het verlies van een ander zijn
aanzoek had aangenomen. Ze ducht
er nu alleen maar aan, hoe lief 011
goed Heinz voor liaar geweest was eu
hoe hij met onuitputtelijk geduld had
getracht baar liefde te winnen. Zij
verlangde bijna le sterven.
Maar haar krachtige jeugd had ten
slolte toch de overwinning behaald.
Toen ze eindelijk genezen was, kreeg
ze het leven weer lief. Haar vader,
overste Malden, had ontslag genomen
wijl zijn rheuniuliek hem bovendien
daartoe dwong. Sedert dien tijd leef
den haar ouders bij haar op Strehlen,
dat ze met een groot kapitaal
haar man geërfd had. De vader hielp
reiner luchten gewoon, m ecu - haar met lihulp van oen flinke» op
zichter Strehlen beheeren in den
geest van den overledene.
Zeg, Magdaatjc, tot er later
weer een jongen meester komt, zal
mijn kracht nog wel voldoende zijn
om de teugels vast te houden, had
haar vader gezegd.
Magda glimlachte weemoedig bij
deze woorden de goede vader
hU meende het werkelijk good. Maar
ziekenkamer moest gaan kwijnen en
vaak sterven. Dat nu en dan de pa
tient weer opknapte wen! natuurlijk
ten gunste van het kleine si ach tof
fer verklaard. Gelukkig is dit bijge
loof niet meer zoo verbreid als eer
tijds. De vogei-liefhebbers houden nu
goudvinken nog sdechts om hun
liedjes en de vogelvrienden stellen w^r lromven „iol nog
zich tevreden met het bewonderen or eons zonder liefde in het huwelijk.
in de vrije natuur.
H. PEUSENS.
VRAGENBUS.
Den Heer M. J. K. Het is vol
strekt niet noodzakelijk, uw uitge
bloeid© begonia's weg t© doen. Laat
u ze maar overwinteren op een koefl
plaatsje, neem in het voorjaar d©
oudste bladeren weg, maar geef niet
En beminnen kon ze toch nooit weer
een man.
Maar hoe rneer de droefheid over
het tragisch uiteinde van haar man
aan intensiteit verloor, des te leven
diger werden bij haar de herinnerin
gen aan het verleden. En heden had
ze het kistje voor den dag gehaald en
met droeve blikken den inhoud
beschouwd. Welk een zonderlinge
geur steeg er toch uit die verdroogde
jasmiin tot haar op!
Ze leunde in haar stoel achterover
en sloot de oogen, bet verleden stond
voor haar en zag haar met verlan
gende oogen, aan.
Ze zag zich weer naast Ernst von
Dohna door den tuin van het Kur-
haus te Wiesbaden luopen. Ze droeg
een witte japon en had een jasmijn-
takje in den gordel bevestigd.
Haar vader had in Wiesbaden ge
nezing van zijn rheumatiek gezocht
en zij en liaar moeder hadden hem
vergezeld. Maar des middags, wan
neer haar ouders een poosje rustten
ontmoette zij in 't geheim Ernst von
Dohna in het park van hel Kurhaus.
Daar was liet om dezen tijd stil en
eenzaam. Schijnbaar toevallig ont
moetten ze elkander daar. Geen van
beiden wilde voor den ander erken
nen, dat ze alleen door het verlangen
naar elkaar hierheen werden gedre
ven. En op zekeren dag waren ze op
een bank voor een grooten jasmijn
struik gaan zitten. De lucht van de
eerste zomerdagen had ze zeker moe
gemaakt. Of was het het drijvende
verlangen naar elkaar? Wat had de
t'asmijn gegeurd' Verlokkend en veel
belovend had hij de zinnen beneveld.
Als in den droom hoorde ze nog he
den het moeilijke, trillende ademha
len van den man naast haar
En daarop hadden ze elkaar, door
een onweerstaanbare kracht gedreven
in de oogen gezien. Ilun blikken had
den in elkaar gerust, alsof de wereld
buiten hen niet bestond, de bevende
handen omvatten elkaar in onrust
En toen had hij haar plotseling in
zijn armen getrokken en haar gekust,
als een verdorsfende. had onzinnig
feeder© woorden gefluisterd en haar
daarna weer gekust, alsof hij zich
voor altijd moest verzadigen. Bevend
had ze in zijn armen gelegen, bevend
maar gelukzalig, en ze had zijn kus
sen bedeesd en toch vol gloed beant
woord.
Eindelijk had hij haar met een die
pe ademhaling losgelaten en zij' had
zich de verwarde lokken van 't voor
hoofd gestreken.
Wanneer kom je bij mijn oudere
had ze gevraagd
Ze vond het zoo natuurlijk, dat hij
nu hij haar gekust had, hij tiaar
ouders om liaar hand kwam vragen.
'l'oen was hij bleek geworden en
voor een oogenblik had zich een droe
ve uitdrukking op zijn gelaat ver
toond.
Lieve ik ben immers zoo'n
anaë drommel, ik heb niets dan mijn
liutenantstractement en een zeer,
zeer kleine toelage.
Ze had geglimlacht als een kind,
dat nog nergens, iets van begrijpt
Wat hindert dat, liefste. Wij
leven zuinig, wij sparen. Het aller-
noodigste zullen mijn ouders toch
w.el kunnen geven.
Hu keek in de glimlachende, ge-
loovige oogen. Maar het hart deed
hem pijn. Hij wist, dat Magda's ou
ders ook in zeer bekrompen omstan
digheden leefden
Kind. het zou een zonde zijn,
jou aan nuj te binden ik mag niet!
Maar zij had zich gelukkig lachend
tegen hem aangedrukt.
Je hebt mij immere reeds gebon
den. ik behoor jou toe voor tijd en
eeuwigheid.
Weer had hij, door zijn gevoel over
mand. haar in zijn armen gesloten.
O, waarom ben ik niet voor
jouw lieve oogen gevlucht, eer het
te laat was, eer ik jouw vrede ver
stoorde
Zij had uit deze woorden niets ge
hoord dan dat hij haar beminde.
Wanneer kom je bij mijn ouders
had ze hem bij 't afscheid gevraagd.
Toen had hij zich met de slanke,
gebruinde hand over 't voorhoofd ge
streken en angstig had hij de oogen
van haar haar afgewend.
Morgen zeg hun niets, eer ik
kom, had hij geantwoord, en was
toen haastig weggegaan.
Maar hij was niet gekomen. Den
volgenden morgen bracht een kamer
meisje van het hotel haar een ruiker
vun jasmijn en roode rozen op haar
kamer en overhandigd© haar een
brief.
Liefste!
Vergeef me en tracht mij te
vergeten. Het zou zonde zijn, dut ik
liet leven van jou aan het mijne
ging verbinden. Ik kan je nog in
lange, lange jaren geen thuis aan
bieden. Jouw bekoorlijke jeugd zal
niet wegkwijnen in voortdurende»
strijd, in nood en zorg. Uoezra ik
mijn brein ook inspande om een
uitw eg te vinden ik vond er geen.
Een verbintenis tusschen ons beiden
binnen een afzienbaar tijdsbestek
is onmogelijk. Daarom moet ik
voor ons beiden verstandig ziju. Ik
mag je niet weerzien. Jouw aanblik
zou mijn besluit doen wankelen.
Als je dezen brief en mijn laatste»
bloemengroct ontvangt, ben ik reeds
vertrokken. Vergeef me, dat ik niet
sterk genoeg was, om mijn liefde te
verbergen, maar ik bemin je zoo
zeer, lieveling. Vergeef en hoe
veel pijn het mij zeiven ook doet,
ik moet je vragen vergeet. Nog
een laatsten maal
Jouw Ernst.
Magda had dc laatste woorden tel
kens en telkens weer moeten lezen,
oer ze alles volkomen begreep. Een
man had haar gekust, die niet eer
lijk naar haar hand wilde dingen.
Haar vrouwelijke trots kwam in op
stand bij de gedachte, dat ze ver
smaad werd, O, dat ze hem toch
kon vergeten!
Ze wist iieden niet meer, hoe liet
haar gelukt was, kalm te schijnen
en liaar ouders te bedriegen. Maar
hoe meer ze zich voor 't uiterlijke be-
Jiocrschte. des te dieper brandde de
wonde van binnen. Nooit was ze zoo
schoon geweest als in deze dagen, nu
het lijden liaar lief gelaat een edeler
uitdrukking verleende.
En toen was Heinz von Strehlen
twee dagen later bij haai' ouders ge
komen en had om haar hond ge
vraagd. Zonder bedenken nog altijd
verontwaardigd, had ze het aanzoek
aangenomen. Ze wist, dat Dohne van
haar verloving zou hooren. Hij moest
niet denken dat ze om hem treurde.
Eerst toen ze een tijdlang de ver
loofde van Heinz von Strehlen was
en do eerste onstuimige opgewonden
heid voor een loodzware vermoeid
heid had plaats gemaakt toen had
ze haar verloofde verteld, dat ze
reeds ©en ander bemind had.
Heinz had haar met zijn goedige
oogen droevig aangekeken en ge
vraagd .-
Bemin je hem nog?
Ze had driftig ontkennend het hoofd
geschud.
Hij is dood voor mij.
Thans wist ze, dat haar liefde nooit
een ander had toebehoort dan Ernst
i Dohne.
Maar kalmer dacht zij thans daar
aan. Haar man dankte zij een beter
inzicht in de zorgen en bekommerin
gen van andere menschen. Zou zij
niet eveneens ellendig en ongelukkig
geworden zijn, wanneer niet Ernst
Dohne voor hun beiden zoo verstan
dig was geweest?
Ze zuchtte diep.
Waar zou hij thans zijn? Had hij
een rijke vrouw getrouwd? Ze had
nooit meer van hem gehoord, had ook
geen onderzoek naar hem gedaan.
Ze wilde 1. immers vergeten.
Droomeiide nam ze het takje jas
mijn in de handen. En de geur wekte
plotseling een hevig verlangen in
haar: Nog eenmaal daar in het Kur-
hauspark in Wiesbaden de bekende
plekjes opzoeken. Zou de pasmijn-
struik nog op dezelfde plek staan?
Haar vader wilde toch immere van
't jaar weer naar Wiesbaden.
Haastig stond ze op cn sloot het
kistje met zijn inhoud weg. Daarop
zociit ze haai- ouders op en vertelde
hen, dat ze met hen naar Wiesbaden
zou gaan.
Sedert twee weken vertoefde Mag
da von Strehlen met haar oudere in
Wiesbaden. Evenals voor acht jaar
ging ze eiken middag als haar ouders
sliepen, naar het park.
De jasmijnstruik stond nog op de
zelfde plek en was juist nu in vollen
bloei. Ook de bank was er nog. Hier
rustte ze eiken dag een poosje. Eu
dan kregen haar oogen een verlan
gende. treurige uitdrukking.
Het was een zoele dag m het begin
van Juni. Magda ging langzaam door
de groote hal van het nieuwe Kur
haus. Daarop liep ze over hel groote,
met grint bedekte concertplein en
boog rechts om den vijver, naar het
park. waar thans geen menschen
waren.
Zoo was ze tot in de nabij Ik id van
haar lievelingsplekje gekomen.
Plotseling bleef ze slaan. Daar
ginds op de bank op haar bank
zat een slank heer in reiscostuum.
Zijn sterk gebruind gelaat met de
gesloten oogen was opwaarts naar
den jasmijnstruik gekeerd. En zijn
hand had een der twijgen naar zich
toe gehaald; waarop hij telkens cn
telkens weer eerbiedig zijn lippen
drukte. Het hart dreigde Martha stil
te staan. Zij drukte de hand op de
borst en staarde in de richting van
de bank. Er was geen twijfel aan -
hij, die daar ginds zat, was Ernst
von Dohna.
Haar knieën weigerden haar dienst.
Ze ging tegen een boom leunen 011
haar oogen hingen mot een hegocii-
ge uitdrukking aan zijn gelaat
Was het deze blik, dien hij onbe
wust gevoelde, die hem uit zijn ge
peins wekte? Hij sloeg de oogen op,
als iemand, die uit een zworen droom
ontwaakt. Maar plotseling verander
den zijn trekken. Een donkere blos
bedekte zijn scherp gelaat eu de diep
liggende oogen begonnen le schitte
ren.
Magda!
Het klonk als een kreet van verras
sing en verlichting. Hij sprong op en
onmiddellijk daarna stond hij voor
haar. Als in een droom tastte hij
naar haar handen en drukte ze met
diep gevoel aan zijn lippen.
Magda stond als aan den grond
I genageld, bleek en bevend,
j Met geweld beheerschie Ernst
Dohna zijn gemoedsbeweging. Met
1 een ruk richtte hij zich in volle leng-
I te op en terwijl hij haar handen slap
uit de zijne liet vallen, ging hij een
stap achteruit.
Vergiffenis, mevrouw. Het oogen
blik heeft mij tegen mijn wil meege
sleept. Ik ben hier slechts op de door
reis eenige dagen geleden ben ik
uit de koloniën teruggekeerd.
Zij wilde hem antwoorden, maar
kon het niet. Een angstige, hulp zoe
kende blik kwam in haar oogen.
Nooit had hij haar zoo schoon, zoo
begeerlijk gevonden.
Ik was hier gekomen op dezo
plek om een herinnering. En toeif
ik u zoo plotseling voor mij zag, ver