BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD DRUKKERIJ ZUIDER BUI1 ENSPAARNE 6. Rubriek voor Vrouwen Jasmijn. 48c 1airgang. ÏA.TERDAS 22 OCTOBER 1910 No. 8884 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM© DAGBLAD KOST f 1.20 PiR 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. AD.wfsTRATIH GROOTE HOUTSTRAAT 5l>. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. De omgang van kind en dier. Voor de ontwikkeling van het kind kan de oorgang met dieren van het grootste belang zijn. De dierenvriend zal dit in de eerste plaats natuurlijk luide toejuichen, maar ook bij elke meer nuchtere beschouwing van de verhouding van mensch bot dier, moet toegegeven worden, dat hier oen opvoedingsfactor van gewicht is. Want hoe hoog wij ook op prijs stel len: den omgang met de ouders, met kameraadjes, met speelgoed, de be trekking, waarin het kind tot die alle staat, is lang niet zoo veelzijdig, als de omgang met een hond bijvoor beeld. Vooreerst is dat dier een eenig- trouwe speelkameraad; dan moet hij op zijn heart weer verpleegd 011 ver zorgd worden en toont daarbij een dankbaarheid en een vriendelijke ge lijkmatigheid van gemoed, die be paald voorbeeldig zijn. Van een ka meraadje bijv., kan een kind nog wel eens minder aardige dingen overne men, van het dier, behalve misschien v.ui den aap, zal het nooit een slech ten invloed ondervinden. Veel vreug de en genoegen beleeft het kind van zi|u voortdurende vriendschap met don hond eu tegelijk leert liet hem plichtsvervulling, als men het kind aansprakelijk stelt voor eenige zor gen ten opzichte van het dier. Die vriendschap kan zelfs later een hoede sttuu worden in het leven en dat dit geen sentimenteel betoogen is, be wijst menig voorbeeld in boeken, maar ook uit eigen ervaring. Laten wij eens den ontwikkelings gang van kind. en hond volgen, van den beginne aan, gesteld dat zij te gelijk groot gebracht worden. Wij nemen nu aan, dat wij het jonge dier tje, met de zes weken, van zijn moe dor weggehaald hebben. Is or nu iels aardigere voor hot jong© kind denkbaar, dan zoo'n klein, mollig morrneldiei-tje, mei, zijn gezellig, wol lig lichaampje, zijn trouwe, goedige Oogjes en dwaas, eigenwijs staartje, Allerlei opmerkingen zo i het kind maken, als liij zijn Ju urnen kameraad ziet loopen en springen, als hij hem hoort blaffen en janken; zich driftig maken op zijn speelgoed, als hij hem ziet slapen, of mei zija dolle, uitgelaten en dikwijls nog onbeholpen bewegingen allerlei guitenstreken ziel uithalen. Van al- le mogelijke speelgoed is zoo'n jong, levend beestje zeker nog wel het meest onderhoudend en amusant. Kn la tor, als het ilier de menschen zoo goed leert verstaan, aan stom, houding en gebaren, ja, als hij zelfs de stemming schijnt te begrijpen en ziet geheel heeft leeren schikken naar do gewoonten en gebruiken van het huisgezin, dan eerst wordt hij de ka meraad der kinderen in den vollen zin van het woord. Dien ontwikke lingsgang volgt het kind ook met de grootste belangstel]ing: met vreugde ziet hij de levendige uitdrukking op het gelaat van hem, die niet spreken kan. Hij leert die onderkennen en tracht mee op te voeden en te onder drukken het al te wilde in zijn vier- voetigen kameraad; hij leert er me dedeelzaamheid en hulpvaardigheid van. Dikwijls heb ik opgemerkt, dat het kind, door den trouwen omgang met den hond, die gewichtig© eigen schap voor geheel het leven heeft ge leerd: de zelfboheerscliing. Want door de klein© wederwaardigheden van liet kinderleven wordt het karakter gevormd; dis zijn van blijveuden in vloed op het menschen gemoed en ei genaardig is het dan ook, hoe de vriendschap met den hond ons later altijd nog levendig in de herinnering blijft, al is het dier ook nog zoo lang dood. Van vele groote mannen is de vriendschap met honden genoegzaam bekend. Denken wij slechts aan Wil lem den Zwijger, Frederik den Groo- teu den bekenden wijsgeer Schopen hauer, wiens naam eerstdaags druk zal worden genoemd. En de vriend schap van den arme en van den blin de met dien gezelligen trouwen ka meraad is overbekend! Nu heeft de hond ook zeker niet zijas gelijke onder de dieren, in ver houding tot de mensch. Toch zijn er nog een aantal andere dieren, waar de mensch en vooral het kind, zich verbazend aan hechten kan. In de eerste plaats volgt nu wel de kat, die ais jong diertje ten minte, ieders hart weet. te stelen, door zijn speelsch© gratie, de zachtheid van zijn tecder, buigzaam lichaampje, do alleraardig ste beweeglijkheid van de kleine, scherpe pootjes. Wat ouder gewordein geeTt de kat een behaaglijke gezel ligheid in huis en als moeder is zij ook weer zoo'n voorbeeld van trou we moederzorg, dat dit het kind dik wijls tot zeer vruchtbaar nadenken stemt. Op het land zijn de kinderen er na tuurlijk veel beter aan toe, wat be treft de veelzijdigheid van den om gang met dieren: eenden en kippon, konijnen, koeien en geiten, schapen en paarden en ezels, ja, die kunnen daar allen de trouwe kameraden wor den van liet kind. Ik herinner mij nog, dat wij een klein eekhorentje hadden gevonden en dat groot gebracht hadden met d© flesch en hoe dat pleegkind ons na derhand alle eer aandeed als trouwe gast in huis: hij liep maar net zoo vrij rond als onze slimme tax en die beide konden het onderling zeer goed vinden. Dit is dus ook een van de voordeden van het buiten doorbren gen der vacanües: dat de kinderen zoovee] nader in betrekking komen tot de dierenwereld, waardoor dus niet alleen de gezondheid bevorderd wordt maar waardoor ook de liefde tot de levende natuur wordt go- k weekt I Geen wonder, dat dichters en schil ders die verhouding tusschen mensch en dier op allerlei wijze bezongen en weergegeven hebben. Denken wij ten slotte aan Robinson Crusoè op zijn verlaten eiland met zijn dirie levende vrienden: zijn hond, zijn kat en zija papagaai! Ja, dien laatste vergaten wij nog bij de opsomming van onze kamera den, maar dat zal ons nog met heel vele zóó zijn gegaan! Intusschen het feit hebben wij nog eens herhaald en er even bij stil gestaan: hoe heilzaam de kameraadschap werkt van kind en dier. MARIE VAN AMSTEL. Bij de menschen mogen dan de hardste schreeuwers het meest krij gen zooals vaak wordt beweerd, al zullen onze straatkooplui het or niet mee eens zijn, bij de vogels is het beslist andersom en de vredelievend heid is recht evenredig met de hoe veelheid zaadjes die kan worden be machtigd. Ook de andere karaktereigenschap pen zijn naar een gunstige zijde ont wikkeld en gezelligheid zit ons dier tje in liet bloed. Dit staat natuurlijk nauw in ver band met den aard van hot voedsel, dal het gebruikt. Een koekoek is gedoemd eenzaam rond te zwerven, zoekend naar aller lei ongedierte om den honger te stil len, een specht, d'ie slechts met in spannend gehamer aan den kost komt, kan geen gasten dulden en de klauwier uit onze duinen en heide velden gaat liefst alleen op zijn g.m- weltochten uit. Met de vinkenfamilie is dat an ders. Zaden en vruchten verweren zich niet. kruipen niet weg en zijn meestal in voldoende hoeveelheid aanwezig om een heel clubje te voe den, dat hongerig en schreeuwend komt neerstrijken. veel mest daar er dan te veel blade ren ontwikkelen. Fuchsia's Laten zich gemakkelijker vermenigvuldigen door stekken dan door zaad. Als u in 't voorjaar een stekje in water zet met een kruimpje zout dan ziet u de worteltjes voor don dag komen. Den Heer G. N. v. N. Uw eenja rige. judaspenningen zullen het vol gend jaar bloeien. Wilt u ze nu nog graag op een andere plaats in den tuin hebben, dan kunt u ze nu zon der nadeel voor de planten op de ge- wenschte plek zetten. H. PEUSENS. Door H. Courths—Mahler. Het Rijke Natuurleven GOUDVINKEN. In deuzelfden tijd, dat de bonte kraaien uit liet Noorden en Oosten gekomen, hier hun eentonig geluid laten weerklanken over zwart-voch- lige weiden en door glimmend kale takken der boomen, verschijnt ook een kleine mooi gekleurde zanger wiens naam hierboven prijkt. Verder hebben deze beide vogels weinig met eik aar gemeen en de een zelvigheid van den eersten, die slechts bij het nijpendst gebrek een vliegtocht door de stad houdt, of par mantig over het ijs 6tapt staat lijn recht tegenover de vriendelijke vrij moedigheid van den goudvink. Het mooie pakje van dezen kleinen zanger behoef ik niet te beschrijven. Alleen wil ik op het zonderlinge van de Hoilandsche namen wijzen. Waar, aan het in tusschen heel prachtige pakje van dit dier, is een enkel gouden puntje te ontdekken? Het zwart van rug en staart ver toont het niet en het bloedrood© borstje doet niemand aan het edel ste onzer metalen denken., terwijl het lieve, vriendelijke vogeltje dat wij roodborstje noemen, slechts «ruinjo veertjes heeft. Niettemin kan het dier tevrederf zijn met zijn naam ofschoon goud hartje beter was en beter de eigen schappen vau den kegalsaiaveUgeii vriend, zou uitdrukken. In liet najaar zwerft de goudvink hier rond, terwijl hij m den winter vaak in gezelscliap van musschen en gewone vinken in onze Stadstuinen Komt, om een zaadje mee te pikken. Hebt gij bet geluk, zoo'n vogeltje bij uw wlntargasten te zien, dan loont het wel de moeite, een karak terstudie van hem te maken. Met den zwarten lijster hoort de goudvink tot de filosophisch aange legde vogels. Kan de eerste een half uur ach tereen stil zitten te neurien op een eenzaam takje, terwijl alles om hein hoon joelt en speelt, de goudvink begrijpt vaak ook niet, waarom zijn neven de musschen zooveel kabaal maken en ernstig en stil zondert hij zich bij de hevige vechtpartijen een weinig af, zonder iets van emotie te laten merken. Dat hij in tusschen deu practischen kant van het leven blijft zien bewijst wei de kalmte, waarmee hij hier en daar zijn zaadjes en kruimpjes blijft wegpikken en als de anderen door het stoeien en schreeuwen honger hebben gekregen, heeft de verstandi ge goudvink zijn buikje gevuld. Magda von Strehlen zat in haar kleine salon voor de schrijftafel. De slanke gestalte was gehuld in een zwart gewaad van fijne stof. liet zonnelicht wierp een gouden glans op het volle, zorgvuldig opgemaakte haar. Het fijnbesneden gezicht met do groote, schitterende blauwe oogvu was zacht rood gekleurd. Droonierig rustte Magda's blik op een klem, ge- Daarbij kunnen zij door het ver-1 0^"d k£lie, dat ze zooeven uit een xnnicrH 1 vuk van de schrijftafel had genomen. optreden de £™ote roovers)Een enkeie bmf Jag erln en daarop vaak op een afstand houden. I een verdroogd takje jasmijn. Even sterk als de zucht tot vrede en i Jasmijn? gewilligheid is bij de goudvinken de 1 NV at steeg de geur tot haar op, nu huwelijkstrouw ontwikkeld M aan vervlogen dagen dacht. Acht Intuaschen. dit lijn wij niet vaal 1"°' ru.slte, d.e tikje in i 1 dit kistje, dat ze niet meer in handen .le gelegenheid, om zelf waar te ha(j gébad. sedert ze als jonge vrouw nomen, want voor zoover mij bekend haar intocht op Strehlen hield. Maar is, hebben ze hier in onze omgeving i zij had er niet van kunnen scheiden, nooit genesteld. Het was, alsof er een stuk van haar Een enkele maal heeft men ze in loven aan hing, het schoonste, zon- oJIrrr4 •mmz t i&swJ-s dan moet de zin voor huiselijkheid ontplooid in het hoogste geluk, in liet voorbeeldig zijn. een karaktertrek, diepste leed. Nu behoefde ze dezen di> trouwens bij de heeJe familie aan- brief niet meer angstig te verbergen, wezig is en waarin zelfs de mus-1 Ho uogen, die hem nooit mochten schen niet achter staan. vinden, waren voor altijd gesloten. In u„+ w,—i j den bloei zijner jaren was haar man liet meest zien we bij ons de goud-, £joor een 0hgtiuk om 't leven gelio- vjnken in gevangen staat en door I men Meer San een jaar geleden, had veel nadenken schijnen ze tot liet be-hij haai uitgenoodigd tot een uutonio- sluit te zijn gekomen, om zich in hetI biello'chtje naar de naburige stad. Zij onvermijdelijke te schikken want er v,as altijd wat tegen hei nieuwe ver- bestaat geea TOS»I, du karte J gevangenscliap met meer ernst en waardigheid in zijn kooi rondspringt dan juist deze. Een sijsje, hoe vriendelijk en tam ook, vliegt zoo nu en dan door de kooi, alsof er geen rust meer zal vol gen en de nijdige korte rukjes aan stokjes en tralies geven vaak duide lijk te verstaan, dat de rijk bevruch te elzentakjes en de neerdwarrelen de berkenvruchtjes slechts noodo worden gemist; een leeuwerik, hoe tevreden ook met zijn beroemd ge werden graszode, kan vaak in groo te onrust midden in den nacht in de kooi heen en weer trippelen, verlan gend naar ruimer terrein en groene velden. Do goudvinken passen zich spoedig aan en beginnen met vreug de hun vroolijke wijsjes te zingen. Dan vertonnen zij spreeuwen- en grauwe lijsters-talenten. Imiteeren kunnen zij als geen ander en de vroolijkste wijsje" zingen zij met het grootste gemak na. Dit alles heeft deze echte roodborst jes tof. dc vrienden van den mensch gemaakt, die ze zelfs allerlei kunst stukjes kan leeren zooaLs op sommi ge kermissen blijkt. De groote aanhankelijkheid der goudvinken weid hun vroeger en misschien nu ook nog wel, vaak noodlottig. Het heette nl. dat onze vogel door op het bed van eon patient rond te wandelen of, bij minder familiariteit, door met de kooi bij het bed te han gen, de kwalen kon overnemen. Er had dan wisselwerking plaats, lie natuurlijk uitliep ten nadeele van het vogeltje daar een diertje, den weg gereden. Maar eens klaps weigerde het stuurtoestel bij I oen bocht in den weg. Met volle i kracht vloog de automobiel tegen den I steenen pijler van een brug De per-1 sonen, die er in zaten, werden eruit geslingerd en Heinz von Strehlen sloeg niet het hoofd op de steenen en was onmiddellijk dood. Men luid geineend, dat Magda eveneens dood was, toen men haar naa^i haar man liggende vond. Doch liet was slechts een diepe bewuste loosheid, die haar omvangen hield. Langtn tijd was ze ernstig ziek ge weest ofschoon ze slechts eenige ori- beduideude huidwomien had gekre gen. Docii haar zenuwen weigerden haar langen tijd haai dienst. Eerst hud men he* voor haar verzwegen, I dat haar man dood was. Maar toen haar vragen naar liem steeds drin gender werden, had haar moeder, die gekomen was, om baar te verplegen, haar voorzichtig de waarheid meege deeld. Het genezingsproces was daardoor echter toen nog vertraagd. Zij had geen lust meer gehad om te leven. Vergeten was in dezo dagen, dat ze haar man niet uit liefde had gehuwd, dat ze alleen in wanhopige» trots om het verlies van een ander zijn aanzoek had aangenomen. Ze ducht er nu alleen maar aan, hoe lief 011 goed Heinz voor liaar geweest was eu hoe hij met onuitputtelijk geduld had getracht baar liefde te winnen. Zij verlangde bijna le sterven. Maar haar krachtige jeugd had ten slolte toch de overwinning behaald. Toen ze eindelijk genezen was, kreeg ze het leven weer lief. Haar vader, overste Malden, had ontslag genomen wijl zijn rheuniuliek hem bovendien daartoe dwong. Sedert dien tijd leef den haar ouders bij haar op Strehlen, dat ze met een groot kapitaal haar man geërfd had. De vader hielp reiner luchten gewoon, m ecu - haar met lihulp van oen flinke» op zichter Strehlen beheeren in den geest van den overledene. Zeg, Magdaatjc, tot er later weer een jongen meester komt, zal mijn kracht nog wel voldoende zijn om de teugels vast te houden, had haar vader gezegd. Magda glimlachte weemoedig bij deze woorden de goede vader hU meende het werkelijk good. Maar ziekenkamer moest gaan kwijnen en vaak sterven. Dat nu en dan de pa tient weer opknapte wen! natuurlijk ten gunste van het kleine si ach tof fer verklaard. Gelukkig is dit bijge loof niet meer zoo verbreid als eer tijds. De vogei-liefhebbers houden nu goudvinken nog sdechts om hun liedjes en de vogelvrienden stellen w^r lromven „iol nog zich tevreden met het bewonderen or eons zonder liefde in het huwelijk. in de vrije natuur. H. PEUSENS. VRAGENBUS. Den Heer M. J. K. Het is vol strekt niet noodzakelijk, uw uitge bloeid© begonia's weg t© doen. Laat u ze maar overwinteren op een koefl plaatsje, neem in het voorjaar d© oudste bladeren weg, maar geef niet En beminnen kon ze toch nooit weer een man. Maar hoe rneer de droefheid over het tragisch uiteinde van haar man aan intensiteit verloor, des te leven diger werden bij haar de herinnerin gen aan het verleden. En heden had ze het kistje voor den dag gehaald en met droeve blikken den inhoud beschouwd. Welk een zonderlinge geur steeg er toch uit die verdroogde jasmiin tot haar op! Ze leunde in haar stoel achterover en sloot de oogen, bet verleden stond voor haar en zag haar met verlan gende oogen, aan. Ze zag zich weer naast Ernst von Dohna door den tuin van het Kur- haus te Wiesbaden luopen. Ze droeg een witte japon en had een jasmijn- takje in den gordel bevestigd. Haar vader had in Wiesbaden ge nezing van zijn rheumatiek gezocht en zij en liaar moeder hadden hem vergezeld. Maar des middags, wan neer haar ouders een poosje rustten ontmoette zij in 't geheim Ernst von Dohna in het park van hel Kurhaus. Daar was liet om dezen tijd stil en eenzaam. Schijnbaar toevallig ont moetten ze elkander daar. Geen van beiden wilde voor den ander erken nen, dat ze alleen door het verlangen naar elkaar hierheen werden gedre ven. En op zekeren dag waren ze op een bank voor een grooten jasmijn struik gaan zitten. De lucht van de eerste zomerdagen had ze zeker moe gemaakt. Of was het het drijvende verlangen naar elkaar? Wat had de t'asmijn gegeurd' Verlokkend en veel belovend had hij de zinnen beneveld. Als in den droom hoorde ze nog he den het moeilijke, trillende ademha len van den man naast haar En daarop hadden ze elkaar, door een onweerstaanbare kracht gedreven in de oogen gezien. Ilun blikken had den in elkaar gerust, alsof de wereld buiten hen niet bestond, de bevende handen omvatten elkaar in onrust En toen had hij haar plotseling in zijn armen getrokken en haar gekust, als een verdorsfende. had onzinnig feeder© woorden gefluisterd en haar daarna weer gekust, alsof hij zich voor altijd moest verzadigen. Bevend had ze in zijn armen gelegen, bevend maar gelukzalig, en ze had zijn kus sen bedeesd en toch vol gloed beant woord. Eindelijk had hij haar met een die pe ademhaling losgelaten en zij' had zich de verwarde lokken van 't voor hoofd gestreken. Wanneer kom je bij mijn oudere had ze gevraagd Ze vond het zoo natuurlijk, dat hij nu hij haar gekust had, hij tiaar ouders om liaar hand kwam vragen. 'l'oen was hij bleek geworden en voor een oogenblik had zich een droe ve uitdrukking op zijn gelaat ver toond. Lieve ik ben immers zoo'n anaë drommel, ik heb niets dan mijn liutenantstractement en een zeer, zeer kleine toelage. Ze had geglimlacht als een kind, dat nog nergens, iets van begrijpt Wat hindert dat, liefste. Wij leven zuinig, wij sparen. Het aller- noodigste zullen mijn ouders toch w.el kunnen geven. Hu keek in de glimlachende, ge- loovige oogen. Maar het hart deed hem pijn. Hij wist, dat Magda's ou ders ook in zeer bekrompen omstan digheden leefden Kind. het zou een zonde zijn, jou aan nuj te binden ik mag niet! Maar zij had zich gelukkig lachend tegen hem aangedrukt. Je hebt mij immere reeds gebon den. ik behoor jou toe voor tijd en eeuwigheid. Weer had hij, door zijn gevoel over mand. haar in zijn armen gesloten. O, waarom ben ik niet voor jouw lieve oogen gevlucht, eer het te laat was, eer ik jouw vrede ver stoorde Zij had uit deze woorden niets ge hoord dan dat hij haar beminde. Wanneer kom je bij mijn ouders had ze hem bij 't afscheid gevraagd. Toen had hij zich met de slanke, gebruinde hand over 't voorhoofd ge streken en angstig had hij de oogen van haar haar afgewend. Morgen zeg hun niets, eer ik kom, had hij geantwoord, en was toen haastig weggegaan. Maar hij was niet gekomen. Den volgenden morgen bracht een kamer meisje van het hotel haar een ruiker vun jasmijn en roode rozen op haar kamer en overhandigd© haar een brief. Liefste! Vergeef me en tracht mij te vergeten. Het zou zonde zijn, dut ik liet leven van jou aan het mijne ging verbinden. Ik kan je nog in lange, lange jaren geen thuis aan bieden. Jouw bekoorlijke jeugd zal niet wegkwijnen in voortdurende» strijd, in nood en zorg. Uoezra ik mijn brein ook inspande om een uitw eg te vinden ik vond er geen. Een verbintenis tusschen ons beiden binnen een afzienbaar tijdsbestek is onmogelijk. Daarom moet ik voor ons beiden verstandig ziju. Ik mag je niet weerzien. Jouw aanblik zou mijn besluit doen wankelen. Als je dezen brief en mijn laatste» bloemengroct ontvangt, ben ik reeds vertrokken. Vergeef me, dat ik niet sterk genoeg was, om mijn liefde te verbergen, maar ik bemin je zoo zeer, lieveling. Vergeef en hoe veel pijn het mij zeiven ook doet, ik moet je vragen vergeet. Nog een laatsten maal Jouw Ernst. Magda had dc laatste woorden tel kens en telkens weer moeten lezen, oer ze alles volkomen begreep. Een man had haar gekust, die niet eer lijk naar haar hand wilde dingen. Haar vrouwelijke trots kwam in op stand bij de gedachte, dat ze ver smaad werd, O, dat ze hem toch kon vergeten! Ze wist iieden niet meer, hoe liet haar gelukt was, kalm te schijnen en liaar ouders te bedriegen. Maar hoe meer ze zich voor 't uiterlijke be- Jiocrschte. des te dieper brandde de wonde van binnen. Nooit was ze zoo schoon geweest als in deze dagen, nu het lijden liaar lief gelaat een edeler uitdrukking verleende. En toen was Heinz von Strehlen twee dagen later bij haai' ouders ge komen en had om haar hond ge vraagd. Zonder bedenken nog altijd verontwaardigd, had ze het aanzoek aangenomen. Ze wist, dat Dohne van haar verloving zou hooren. Hij moest niet denken dat ze om hem treurde. Eerst toen ze een tijdlang de ver loofde van Heinz von Strehlen was en do eerste onstuimige opgewonden heid voor een loodzware vermoeid heid had plaats gemaakt toen had ze haar verloofde verteld, dat ze reeds ©en ander bemind had. Heinz had haar met zijn goedige oogen droevig aangekeken en ge vraagd .- Bemin je hem nog? Ze had driftig ontkennend het hoofd geschud. Hij is dood voor mij. Thans wist ze, dat haar liefde nooit een ander had toebehoort dan Ernst i Dohne. Maar kalmer dacht zij thans daar aan. Haar man dankte zij een beter inzicht in de zorgen en bekommerin gen van andere menschen. Zou zij niet eveneens ellendig en ongelukkig geworden zijn, wanneer niet Ernst Dohne voor hun beiden zoo verstan dig was geweest? Ze zuchtte diep. Waar zou hij thans zijn? Had hij een rijke vrouw getrouwd? Ze had nooit meer van hem gehoord, had ook geen onderzoek naar hem gedaan. Ze wilde 1. immers vergeten. Droomeiide nam ze het takje jas mijn in de handen. En de geur wekte plotseling een hevig verlangen in haar: Nog eenmaal daar in het Kur- hauspark in Wiesbaden de bekende plekjes opzoeken. Zou de pasmijn- struik nog op dezelfde plek staan? Haar vader wilde toch immere van 't jaar weer naar Wiesbaden. Haastig stond ze op cn sloot het kistje met zijn inhoud weg. Daarop zociit ze haai- ouders op en vertelde hen, dat ze met hen naar Wiesbaden zou gaan. Sedert twee weken vertoefde Mag da von Strehlen met haar oudere in Wiesbaden. Evenals voor acht jaar ging ze eiken middag als haar ouders sliepen, naar het park. De jasmijnstruik stond nog op de zelfde plek en was juist nu in vollen bloei. Ook de bank was er nog. Hier rustte ze eiken dag een poosje. Eu dan kregen haar oogen een verlan gende. treurige uitdrukking. Het was een zoele dag m het begin van Juni. Magda ging langzaam door de groote hal van het nieuwe Kur haus. Daarop liep ze over hel groote, met grint bedekte concertplein en boog rechts om den vijver, naar het park. waar thans geen menschen waren. Zoo was ze tot in de nabij Ik id van haar lievelingsplekje gekomen. Plotseling bleef ze slaan. Daar ginds op de bank op haar bank zat een slank heer in reiscostuum. Zijn sterk gebruind gelaat met de gesloten oogen was opwaarts naar den jasmijnstruik gekeerd. En zijn hand had een der twijgen naar zich toe gehaald; waarop hij telkens cn telkens weer eerbiedig zijn lippen drukte. Het hart dreigde Martha stil te staan. Zij drukte de hand op de borst en staarde in de richting van de bank. Er was geen twijfel aan - hij, die daar ginds zat, was Ernst von Dohna. Haar knieën weigerden haar dienst. Ze ging tegen een boom leunen 011 haar oogen hingen mot een hegocii- ge uitdrukking aan zijn gelaat Was het deze blik, dien hij onbe wust gevoelde, die hem uit zijn ge peins wekte? Hij sloeg de oogen op, als iemand, die uit een zworen droom ontwaakt. Maar plotseling verander den zijn trekken. Een donkere blos bedekte zijn scherp gelaat eu de diep liggende oogen begonnen le schitte ren. Magda! Het klonk als een kreet van verras sing en verlichting. Hij sprong op en onmiddellijk daarna stond hij voor haar. Als in een droom tastte hij naar haar handen en drukte ze met diep gevoel aan zijn lippen. Magda stond als aan den grond I genageld, bleek en bevend, j Met geweld beheerschie Ernst Dohna zijn gemoedsbeweging. Met 1 een ruk richtte hij zich in volle leng- I te op en terwijl hij haar handen slap uit de zijne liet vallen, ging hij een stap achteruit. Vergiffenis, mevrouw. Het oogen blik heeft mij tegen mijn wil meege sleept. Ik ben hier slechts op de door reis eenige dagen geleden ben ik uit de koloniën teruggekeerd. Zij wilde hem antwoorden, maar kon het niet. Een angstige, hulp zoe kende blik kwam in haar oogen. Nooit had hij haar zoo schoon, zoo begeerlijk gevonden. Ik was hier gekomen op dezo plek om een herinnering. En toeif ik u zoo plotseling voor mij zag, ver

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 11