fes
(SR
§8
;f'
HP
R
a
si
Hp
0
Éi!
fed
fgg
"s
ÉS
sfei
1
gat ik voor 0011 oogenblik', dat me
vrouw von Strehlen voor mij stond.
Vergeef me. Ik zal heengaan. Als uw
echtgenoot In de nabijheid is, zou ik
niet in uw gezelschap gezien wen-
schcn te worden.
Hij nam den hoed ai en maakte
een buiging. Magda was in twee
strijd met zichzelve. Een groote angst
maakte zich van haar meester, toon
hij heen wilde gaan.
Mijn man is dood, reeds sedert
ruim een jaar. zei ze haastig met
hnlfverstikte stern. Het was, of hem
o9n schok door zijn lichaam ging.
Hij bleef staan, en maakte een be
weging, alsof hij een zwaren last van
zich afwierp.
0, dan heeft niemand meer een
recht op jou, zei hij, heesch van op
gewondenheid. En toen hij zag hoe
er een schaduw over Magda'a gelaat
vloog, vervolgde hij haastig:
Vergeef me, maar ge weet niet,
wat ik om u geleden heb. Dat ge de
vrouw van een ander werd zoo
spoedig, nadat ik vertrokken was
dat heeft me naar Zuidwest-Afrika
gedreven. Ik zocht den dood. Maar
hij spaart degenen, die hem zoeken.
Magda.... hoe kondt ge mij dat aan
doen na dat uur hier bij den jas-
mijnstruik?
Magda's hart trok zich krampach
tig samen.
Ge vergeet, meneer von Dohna,
dat gij het waart, die zich van mij
losmaakte. Uw gedrag geeft u geen
recht om mij verwijtingen te doen.
Hij streek zich over het voorhoofd.
Mijn gedrag? Maar weet ge dan
ook, wat dit gedrag mij gekost heeft?
Voor mij zeiven vluchtte ik, om het
mij onmogelijk te maken, u met mij
in nood en ellende te storten bij
den hemel, het liefst liad ik het ge
daan. Het viel mij niet gemakkelijk
heen te gaan.
Ze sloot de oogen en boog het
hoofd achterover. Met een hortstoch-
telijken blik zag hu haar aan en ver
volgde op halfluiden toon:
Magda, ik heb geen rust gevon
den, hoever ik ook gevlucht ben. Ik
heb u bemind, zooals nog nooit een
vrouw bemind is geworden, en ik
bemin u heden zooals toen. Dat moet
ik u zeggen, daar het lot ons nog een
maal op deze plek bij elkaar heeft ge
bracht .Als ik u ooit leed heb berok
kend ik heb het duizendvoudig aan
mij zeiven ondervonden. Vergeef
Hij vatte opnieuw haar hand. Wil
loos liet ze hem die houden en zag
hem aan. Hun blikken ontmoetten
elkander, eerst zoekend en onderzoe
kend, daarna opvlammend in heeten
gloed, als voorheen. Ze beefden bel
den. De jasmijngeur streek verlok
kend om hen heen en streelde hun
zinnen. En daar had hij haar ook
reeds in zijn armen als voorheen.
Eerst na geruimen tijd liet hij haar
los en keek haax vol teederlieid in
de vochtige oogen.
En nu o, liefste, wat wordt er
van ons? vroeg hij zacht.
Zij keek door haar tranen heen
glimlachend tot hem op.
Wil je mij weer ontvluchten?
Neen, mijn Magda, door een
tweeden keer heb ik daartoe niet de
kracht
Nu houd ik je vaat en laat je niet
meer los. En als het niet anders gaat,
dan moet je ook met mij een leven
vol zorgen deelen.
Zij drukte haar wang tegen de
zijne.
Ik ben immers rijk, Ernst, rijk
genoeg voor ons beiden.
Zijn gelaat betrok.
De rijkdom komt van je man,
zei hij heesch.
Ze omvatte zijn handen.
Niet voor niet zul je daarin dee
len. Strehlen heeft een meester noo-
dig: Mijn vader wordt oud en de
rheumatiek verhindert hem vaak te
werken. Jij zult werk vinden en niet
voor niets je brood eteu.
Nu begonnen zijn oogen te schit
teren en hij scheen grooter te wor
den.
Den hemel zij dank. Alleen als
ik je dienen kan, heeft het leven nog
waarde voor mij. Geef mij veel werk,
liefste, en veel, zeer veel liefde ik
heli beide noodig.
Ze zag hem teeder aan.
Aan beide zal het niet ontbre
ken. Maar kom nu mee naar rnljn
ouders voor de tweede maal laat
ik je niet weer ontsnappen.
Hij kuste haar het guitige glimlach
je van de lippen. Toen gingen ze
naar den jasmijnstruik en braken er
beiden een Elein takje af. Daarmee
tooiden ze elkaar wederkeerig en za
gen elkaar met een gelukkige uitdruk
king aan.
De jasmijnstruik heeft ons sa
mengebracht, hij heeft mij gelokt,
zoodat ik hier moest komen, zei
Dohna zacht.
Mij ook, antwoordde Magda ge
lukzalig. En toen traden ze zij aan
zij het lachende leven tegemoet
(„N. v. 't N.")
Wij zijn de baas
Grotesk© uit het Amerikaonsche die
venleven door F. BOUTET
Een groot, met alle comfort van
den laatsten tijd gemeubeld kantoor,
telefoon, brandvrije kast, schrijfma
chine, boekenplanken, bijeede, met
leer bekleed© stoelen.
Aan een massieve eikenhouten
schrijftafel werkte oen voorname,
kleine, oude heer met een gouden
bril op den neus. Hij maakte eon
heel deftigen indruk en zag er uit
als een chef de bureau: vlijtig, so
lide, eerbiedwaardig. De antiek©
marmeren pendule op 't ebbenhou
ten tafeltje in den hoek sloeg twaalf
en op hetzelfde oogenblik verspreid
den de electrlsche lampjes langs
den wand haar licht: middemachtl
De deftig© heer legde den vulpen
houder uit de hand en raakte den
knop van de alectrisclie bel aan.
Ontvangtijd! zei hij tot den bin-
nentredenden bediende. Wie is er de
eerste in de voorkamer?
Een vreemde heer, die zijn
naam niet wil noemen, maar hei
schijnt wat bijzonders te zijn, zea de
aangesprokene.
Ja, ja, ik weet liet al. Ze zijn
allen gelijk met hun naieve voor
zichtigheid. Nu, laat hem binnen
komen.
Een groote, krachtig gebouwde
man met een vollen, zwarten baard
verscheen ten tooneele. Hij zag er
zeer vastberaden uit en in zijn fon
kelende oogen lag de uitdrukking
van een gevoel van meerderheid.
Kom nadear en neem plaats,
meneer, verwelkomd© de oude heer
Item hoffelijk.
Pardon ik heb me ongetwij
feld vergist
De bezoeker scheen zijn gevoel van
zelfbewustzijn plotseling verloren te
hebben.
Dat is hier toch niet
Wed zeker, wel zekerl zei de
oude heer op heel kalmen toon, het
is volkomen in orde.
Wat is in orde?
De stem van den man met den
zwarten baard klonk ©enigszins bru
taal, alsof hij ar voor wilde waar
schuwen, dat men hem niet voor den
gek moest houden.
Hier is het internationale die-
venagentschap van Chicago, welks
directeur gij wenscht te spreken. Ik
ben de directeur. En gij zijt het
hoofd van de bende in Melbourne.
Zoo is het immens, niet waar?
Voor den drommel! Hoe wei
dat?
De bezoeker was van zijn stoel op-
Blijf als 't u belieft bedaard
zitten!
De directeur maakte een kailmee-
rende beweging.
Ik weet het. En dat is voldoen
de.
Des te beterl
De man met dien zwarten baard
was weer geheel zich zelf.
Maar bent u ook de directeur
in eigen persoon?
lk zei het u reeds. Twijfelt
aan mijn woorden?
Neen, volstrekt niet.
De sierke man lachte.
Ik dacht echter niet
Een grijsaard te vinden, zooals
ik ben, vulde de directeur heel kalm
pjes aan, welks heldere oogen achter
de brilleglazen listig fonkelden.
- Hm misschien
De chef uit Melbourne draalde
met verder te gaan.
Maar ik begrijp de zaak volko
men, u werkt natuurlijk niet zelf, u
bent alleen maar de directeur.
AJs ge 't zoo wenscht op te vat
ten, ja. Maar laten we over u spre
ken. Ge hebt de reis naar hier onder
nemen, om ons te zien
Zeker, om u te zien Maar nu
moet ik toch zeggen, dat we in Mel
bourne menschen van een heel an
der slag zijn. Wij hebben waarlijk
geen huip bij ons werk noodig. Wij
verstaan ons handwerk, dat kunt u
van mij gelooven. Als zakkenrollers
bijvoorbeeld overtreffen we de beste
van uw specialiteiten.
- 't Is mogelijk.
- Ziet u, ik heb zooeven den chef
van de politie, die mij juist had ge
arresteerd, van alles beroofd en ik
ben hem ontsnapt.
Niet kwaad, niet kwaadl
De directeur scheen erg verstrooid.
Laten we er een eind aan ma
ken, zei de man met den zwarten
baard, geërgerd door de weinige op
lettendheid, welke men hem hier be
toonde, ik zie, dat ik u verveel. En
buitendien zullen we elkander, naar
ik thans geloof, toch niet begrijpen.
U bent nu eenmaal niet precies dat-
e, wat we ons voorstelden. Ik
mag wel veronderstellen, dat u om
zoo te zeggen als directeur-titulair
aau 't hoofd eener organisatie staat,
weike uw voorgangers hebben ge
schapen. lk was gekomen...
Ge waart gekomen, viel de di
recteur hem met dezelfde kalme
stem in de rede, om mij te verzoeken
tegen een procentsgewijze vergoe
ding de papieren van waarde de
gestolen papieren van waarde die
ge in Melbourne niet kunt verkoo-
pen, over te nemen en op het vaste
land aan den nian te brengen.
De bel van de telefoon verhinder
de den directeur verder te spreken.
Hij nam den ontvanger van de tele
foon in de hand.
Hallo! hallo: Ja, ik ben het!
Een oogenblikjo!
En zich tot zijn bezoeker wenden
de:
Wilt gij den anderen ontvanger
nemen? We zijn nog aan 't werk. De
zaak zal u misschien Interesseeren.
De man met den zwarten baard
deed, wat hem gezegd was.
Meneer de directeur, klonk het
door het toestel, wij, Joe, Pat en ik,
zijn bij den juwelier Pick land, zoo-
als u hebt bevalen. Ik telefoneer met
zijn toestel. Overeenkomstig uw
aanwijzing zijn wij uit den kelder
door den vloer in het magazijn ge
drongen Pickland ligt in zijn bed
doet, alsof hij 3laapt, maar de
tanden klapperen hem van angst op
elkaar. Wij kunnen nu het diaman
ten halssnoer van de hertogin, dat
hij hier heeft om te repareeren, niet
vinden. Zullen we hem de voeten
warmen om hem tot spreken te
dwingen?
Neen, werkt op zijn gevoel.
Korte pauze.
Weer hoorde men dezelfde stem:
Meneer de directeur, we hebben
nu het halssnoer. We vertelden Pick
land, dat het ons leed zou doen, wan
neer we hem moeeten pijnigen. Toen
gaf hij het halssnoer. Het lag in een
zeepbakje op de waschtafel. Natuur
lijk brengen we ook het overige.
Natuurlijk! zei de directeur en
vervolgde: Ge ziit toch gemaskerd?
1 Ja, meneer de directeur.
Pleeg dan geen moord. Zeg den
man maar, dat hij moet zwijgen of
sterven.
Goed, heer directeur.
Ik dank je.
De directeur belde af.
Maar nogmaals klonk het belletje.
Weer dezelfde stem.
Neem ons niet kwalijk, meneer
de directeur. Zullen we eon heel
mooie pendule van Meiszner porce-
lein meenemen, die men Pickland in
bewaring heeft gegeven?
Is ze echt?
Ze is afkomstig uit het nationaal
museum.
Dan moet ze onecht zijn. Laat 't
prul staan.
Weer belde hij af.
Mijn mannen weten te werken,
dat verzeker Ik u, zei hij op eenvou-
digen toon tot den bezoeker, die ver
baasd luisterde. Dat waren m ij n
mannen I Dezelfden, die een jaar
leden de verzameling juweelen uit
de kunstgalerij hebben ontvreemd.
Dezelfden, die ze® maanden geleden
de verloofde van Josue Filsch, den
conservenkaning ontvoerden. En hij
moest honderdduizend dollars los
geld betalen, de parvenu! Ais ik mijn
mannen zei, dat ze mij den minister
van financiën moesten halen, of het
hoofd van den staat, ze zouden g
oogenblik aarzelen, mijn bevel uit te
voeren.
Eenige oogenblikken von beklem
mend stilzwijgen.
Laten we nu op onze zaak terug
komen, zei de kleine heer bedaard.
Als we een nieuwe verbintenis met
vreemde menschen aangaan, moeten
ze ons van alle zaken, die ze zonder
ons doen, 25 procent betalen; 40 pro
cent, als het er op aankomt van een
zaak het grootst mogelijke voordeel
te trekken, 65 procent, alls wij 't plan
leveren en de mannen aan het werk
zetten.
Dat is buitengewoon, zeer bui
tengewoon I zei de man met don zwar
ten baard diep zuchtend. Ik weet niet,
of ik op dat voorstel mag ingaan.
De directeur lachte spottend.
Ik zeg Immers niet als gij, maar
als ik er op inging.
En steeds spottend lachend ver
volgde hij:
En eer ik beslis, of ik u aan
neem, moet ik eerst weten, wat ge
kunt doen. Ge hebt veel over uw han
digheid gesproken, maar welk bewijs
heb ik, dat ge kunt werken?
Welk bewijs?
De MeJbourner riep het op triom
fantelijken toon.
Zoo pas, mijnheer de directeur,
terwijl u telefoneerde, heb ik u uw
horloge en uw brieventasch ontsto
len, zonder diat u het bemerkte?
Ha, Inderdaad dat is niet kwaad.
Heel goed! Maar wees thans zoo
goed mij die voorwerpen terug te
geven.
De chef van de Melbourner bende
stok de hand In den zak. Maar op
hetzelfde oogenhlik sprong hij ver
bluft op, bleek en ontsteld.
De kleine oude heer lachte weer
met zijn bekende, welwillende glim
lach:
Hier. zei hij, en noemde elk
voorwerp, dat hij op de tafel legde.
Hier mijn brieventasch en mijn hor
loge, vervolgens uw brieventasch en
uw horloge, uw sleutelbos, uw porto-
monnaie, uw pennemes, uw revolver
en uw valsche gouden tand uit de
onderkaak rechts...
De chef uit Melbourne stond 'n oogen
blik als verdoofd. Toen boog hij bij
na tot den grond:
Ik verwacht uw bevelen, stamel
de hij.
En achteruit loopencLe ging hij het
kantoor uit, heel eerbiedig, met het
respect, dat men voor het genie heeft.
Hei duel.
Het is in den vroegen morgen.
Kurt Felsing, een knappe, jonge of
ficier, staat tegenover een gebruin
de» en gebaarden kameraad. Zij staan
op dertig pas afstand van elkaar.
De secondanten geven het teeken.
Beiden richten de pistolen. De schoten
knallen, een rilling gaat er door de
aanwezigen. Kurt slaat met de ar
men in de lucht, zijn knieën buigen,
hij valt
Daar ligt hij in de sneeuw met
doorschoten hoofd, zijn bloed kleurt
de natte sneeuw donkerrood. De se
condanten snellen toe, tillen hem op,
de dokter constateert den dood en de
eere-kwestie is opgelost.
liet eerste wat nu moest gebeuren
was het 't regiment mee te deelen, en
Kurt's oude moeder op het voorgeval
lene voor te bereiden zijn moeddr
die van haar eenigen steun is be
roofd.
Beling werd opgedragen zich zoo
goed mogelijk van deze taak te kwij
ten.
Mevrouw Felsing had juist aan de
theetafel plaats genomen, toen Beiing
somber en wanhopig de kamer bin
nenkwam.
Nee maar, hoe aardig is dat U
drinkt toch een kop thee met me U
komt zeker voor Kurt riep de oude
dame verheugd uit, toen haar matl-
~Buse bezoeker binnen kwam.
Beling stond verpletterd.
Neen ik wou slechts en pas
sant eventjes komen inkijken.
Kurt slaapt nog. Ge moet hem
dit niet kwalijk nemen. Vannacht
heeft hij voortdurend zijn kamer op
en neer geloopen, ikbeb bevolen, dat
men hem niet moest wekken het is
immers Zondag. Hebt u misschien
iets voor hem
Neen volstrekt niet lk....
Maar zal Ilc hem toch maar weS-
ken
Neen, dank u, doet u geen
moeite.
Beling balde vertwijfeld de handen,
zonder te weten, hoe hij moest begin
nen.
Mevrouw Felsing liet zich nu toch
niet langer terughouden.
Wat denkt u, jonge man, zeide zij
goedig, toen zij uit de kamer van
haar zoon terugkwam, ik zit hier en
pas er voor op, om ook maar met een
kopje te rinkelen, om hem niet in den
slaap te storen en daar is de vogel
reeds lang uitgevlogen. Maar gaat
u toch zitten en drink een kop thee
met mij.
Zij glimlachte en voegde er zacht
aan toe
Wat is er bij ons in den laatsten
tijd veel nieuws gebeurd. Kurt, die het
hart steeds op de tong heeft, heeft u
zeker alles verteld. Toon hij vannacht
niet slapen kon, heeft hij weer
voortdurend over zijn Lisa gefanta-
seord....
Altijd als hij 's nachts zoo aan het
fantaseeren is, gaat hij den volgenden
morgen naar haar toe.... Om één ding
bid ik voortdurend, dat hij mij in
mijn oude dagen vreugde zal brengen.
Ik geloof zeker, dat in het oogenblik,
dat Kurt en Lisa man en vrouw wor
den, al mijn wenschen vervuld wor
den. Hoe vroolijk en gelukkig zal ik
dan zijn. Buiten Kurt heb ik niets
noodig. Het kostelijkste voor mij is
zijn geluk. Herinnert u zich al die
moeilijkheden met het geld Nu is
alles in orde. lk heb mijn jongen het
noodige verschaft, zoodat zij daarom
morgen wel trouwen kunnen. En Lisa
heeft mij een brief geschreven zulk
een mooien brief. Wat een allerliefst
meisje is zij toch.
Dat alles hoorde Beling aan en het
was hem of hij op naalden zat. Hij
wilde haar in de rede vallen, haar
zeggen, dat alles voorbij was, dat al
haar verwachtingen binnenkort weg
zouden zijn, dat Kurt zou worden
doodgeschoten maar hij zweeg. Als
hij in die edele trouwe oogen keek,
dan werd zijn keel als toegeknepen
hij kon niet.
De oude vrouw merkte niets geheel
met haar eigen gedachten bezig, ging
zij voort
Ik heb ook voor u een groet Zij
mag n zoo gaarne. Wilt u den brief
hooren
Voorzichtig haalde zij den brief uit
het couvert en begon te lezen
„Lieve mevrouw von Felsing. Nu
zal eindelijk de tijd komen, dat ik u
mijn lieve, geliefde moeder noemen
kan. Ik verlang daar zeer naar en
hoop, dat het spoedig zijn zal...."
Ze hield op en keek met vochtige
oogen glimlachend tot Beling op.
Dat ziet gij, zei ze. Maar tegelij
kertijd bemerkte ze, dat z'n oogen
vochtig werden. Ze stond op, legde
haar bevende hand op z'n hoofd en
kuste hem behoedzaam op de wang.
Ik dank je, mijn lieve Beling, zei
ze geroerd. Ik heb altijd wel gewe
ten, dat gij en Kurt niet alleen vrien
den, maar ook broeders zijt... Vergeef
hot mij.... Ik ben zoo onuitsprekelijk
gelukkig.
En stil rolden de tranen de oude
vrouw over de wangen.
Belïng verloor geheel zijn zelfbe-
heersching- Hij greep haar magere
hand en bedekte ze met kussen de
tranen dreigdeu Item te verstikken
geen woord kon hij uitbrengen. Had
niet hij, zijn vriend, het lijdzaam toe
gelaten, dat men de pistolen op
Kurt's borst richtte Had hij. zijn
broeder, niet zelf den afstand afgeme
ten en de wapens geladen Dat alles
had hij koud en rustig kunnen doen.
En nu zat hij daar, de „vriend en
broeder", en hij vermocht niet zijn
plicht te doen.
Hij verachtte zich zelf maar hij
kon deze vreeselijke waarheid niet
uitspreken. Zoo zot hij daar de tijd
verliep.... en steeds meer verlieten
hem de krachten, om z'n moeder van
deze laatste gelukkige minuten te be-
rooven.
Wat zou hij haar zeggen Hoe zou
hij haar voorbereiden
Duizendvoudig vervloekte hij alle
duels en alle heldhaftigheid. Zwij
gend greep hij haar hand, drukte ze
nogmaals aan z'n lippen, liep, z'n ge
laat in de handen verborgen, de deur
uit, trok zijn jas aan en rende het
huis uit, zonder iets te zeggen.
De oude vrouw staarde hem ver
baasd na en dacht
Misschien bemint hij haar zelf
wel De arme 1
En toen verzonk ze weer in gepeins
over hel groote, zoo dichtbijzijnde ge
luk van haar zoon, een geluk, dat
haar zoo onwankelbaar zeker en vol
maakt toescheen....
EEN KOSTBAAR BOEK,
Het zeldzaamste Chineesche boek
heeft men thans kunnen verwerven
voor de O osL Aziatische afdeeling
van het museum voor volkenkunde
te Berlijn. Het is een boek in groot
folioformaat, welke de boeken 4908
en 4909 van de reuzen-encyclopedie
Joeng-ec-tatien bevat. Dit werk, dat
meer dan 2000 deelen bevatte, kon
wegens de hoog© kosten niet gedrukt
worden, doch werd één- of tweemaal
overgeschreven. Het eenige tot nog
toe behouden gebleven exemplaar is
bij den brand ven de Hau-lin-acade-
mie te Peking vernietigd. De nu ver
kregen band is een der weinigen, die
gered werden.
VOOR HET KANTONGERECHT.
De rechter. Man, man nu
worden je toch al 42 diefstallen ten
laste gelegd
Do delinquent. Nee, perdon,
Edelachtbare, zóóveel bonne 't niet
nou kamt uwe me toch wel wat
op 1
DAMRUBRIER.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meijer, Kruisstraat
34. Telephoon 1543.
Probleem No. 197
van Raphael.
Jtwart schijven op 4, 6, 7, 8, 9, 13, 15 en 26
Wit schijven op 16, 22, 25, 30, 31, 38, 39 en 47
Eindspel No. 198
van Féraud.
Zwart schijf op 39
Wit schijven op 16, 17 en dam op 26
Oplossingen worden ingewacht aan
bovengenoemd adres uiterlijk Dins
dag 1 November 1910.
Oplossing van probleem No. 193,
in den auteur Zwart 9 - 13, 25 - 30.
30 - 34, 8 - 12, 4 42 1
pi' ssing van probleem No. 194,
van den auteur Wit 23 - 19, 18 - 12,
"i - 22, 37 - 31. 41 21 I
Goede oplossingen ontvangen van
de heeren R. Bouw, J. Dijkstra, D.
G. Koning, J. Lycklama, W. J. A.
Matla, H. A. Meyll, A. Schotte, C. Se-
rodini, B. Slokker, J. Sonntag, J.
Jacobson Azn.
Van de partij WeissDe Haas, die
door den heer C. H. Broekkamp als
voor kampioenen „zeer zwak ge
speeld" werd genoemd, hetgeen hij
bewee3 door zijn analyse in „de Am
sterdammer" van 18 Sept. 1.1., vinden
wij in „De Courant" van Zaterdag
avond 8 dezer een analyse van Fabrc,
welke beneden het alledaagsch is. Wij
vinden het daarom niet overbodig
hier de analyse van den heer Broek
kamp over te nemen, dan kunnen de
dammerB eens een vergelijking ma-
PARTIJ
gespeeld te Parijs, door de heeren J.
de Haas, wit, en J. Weiss, zwart.
Wit Zwart
1. 33 - 28 19 - 24
2. 39 - 33
Wij willen niet spreken van de po
sitie-fout bij den 2en zet van wit,
daar dit ten slotte een kwestie van
opvatting blijft. Echter, 31 - 27 ware
o. i. veel sterker, juist om het opspe
len van 14 - 19 thans te beletten,
terwijl zwart toch niet met 2 voor 2
schijven mocht afruilen, wegens de
onnoodlge verzwakking van zijn spel.
2. 14 - 19
3. 44 - 39
Het ondeugdelijke van dezen als
3en zet, zal het boek „de HaasBut-
tefeld" wel voldoende beantwoorden.
Ook hierover kunnen wij dus zwijgen.
3. 10 - 14
4. 31-27 18-23
5. M - 29
Deze o. i. uultelooze en den korten
vleugel verzwakkende afruiling. is we
derom als een kwestie van opvatting
te beschouwen.
liet „1" achter den 15en zet, is vat»
den inzender der partij in het „Han
delsblad" van 5 Aug. LI.
De opmerking, „vooral de 15e zet,
het opspelen van de kroonschijf, ia
zeer interessant", en het daarbij ge
plaatste „1", beschouwen wij maar ala
a slip of the pen van den inzender.
Trouwens, het verkeerde van dien zet
openbaart zich al bij den volgenden
zet, waar wit niet veel beter te doen
is overgebleven.
16. 7 - 1»
16. 81 - 26 17 - 22
17. 28 - 17 11 81
18. 86 27 12 - 17
Waarom zwart zich hier zelf op
sluit, met een te veel verzwakten vleu
gel op den achtergrond, is ook niet
duidelijk. Een gelijktijdig aanvallen
met 2-4 - 30 enz. ware o. i. toch veel
sterker. Trouwens, bij den 44en zet
profiteert wit nog van datzelfde inge
sloten spel.
Hieruit blijkt dus afdoende het ver-
keerde er van.
19.
24.
41 - 36
87 - 3i
42 - 87
86 24
49 - 44
£7 1»
47 - 48
1 - 7
7 - 11
24 - 30
19 8Ü
18 - 28
18 22
44 - 40
86 - 31
41 - 86
46 4L
89 - 84
43 - 89
23 84
b - 10
20 - 26
15 24
10 - 16
17 - 21
12 - 17
7 - 12
12 - 18
2-7
Waar wij echter met kracht tegen
op komen, is do slechte zet w. 43 - 39
en het daarop gegeven foutieve ant
woord z. 2 - 7. Beschouwen wij eerst
goed den stand, dus vóór den zet 2 - 7,
en spelen dan het volgendez.
25 - 30, w. 34 25. z. 24 - 29. w.
33 24, z. 19 30. w. 25 34 gedw.,
zw. 18 - 22, w. 27 18, z. 13 44, w.
32 - 27 of z. 21 43, w. 48 50. Nu
behoeft men niet veel damkennis te
bezitten om op te merken, dat het
spel van wit totaal verbroken is. en
dat zwart met een weinig beleid "spe
lende, hiervan zeker voordeel zal
trekken. Wij gelooven dan ook, dat
vorder er op ingaan, geheel overbodig
is.
15, 48-431
Ten slotle willen wij nog even wij
zen op den o. i. totaal waardoloozen
2f)on zet 47 - 42, waardoor wit bij dien
vleugel geheel krachteloos komt te
staan, terwijl met 47 - 41 juist het
omgekeerde zou plaats hebben, cu
zwart's spel gedwongen werd, het cen
trum te verlaten, b.v. z. 8-13 'min
of meer gedw.) w. 32 - 27, z. 21 32,
w. 38 18, z. 13 22. w. 37 - 32, met
zeer krachtig spel. Ook andere voort
zettingen waren goed.
26.
9 - 13
26.
84 - SU
80 - «6
27.
40 - 84
14 - 20
28.
82 - 28
21 - 27
29.
46 - 40
20 24
80.
29 20
16 24
81.
84 - S3
13 - 19
89.
39 20
25 14
83.
40 - 34
14 - 20
84.
84 l 29
4 - 9
36.
39 - 34
8 - 18
36.
48 - 89
16 - 21
87.
44 - 40
85 44
88.
8» 50
9 - 14
89.
29 - 23
18 - 24
40.
28 - 18
3 - 8
41.
18 9
14 8
42.
60 - 46
3 - 9
43.
46 - 40
- 18
44.
23 - 29
22 33
46.
81 22
17 28
46.
26 17
11 22
47.
£9 - 28
88 19
48.
88 29
£4 38
49.
42 86
83 81
60.
86 9
8 - 18
51.
9 18
6 - 11
62.
18 - 12
Remis»,
1-Iet was uitsluitend naar aanleiding
van het opschrift boven deze partij in
het „Handelsblad", tweede blad van
5 Aug. 1.1., waar wij lezen „Volgens
Fransche meesters behoort deze par
tij tot de belangwekkendste van don
laatsten tijd", dat wij in do rubriek
van 14 Aug. aankondigden, nog eens
bierop terug te komen, daar o. L de
partij in zijn geheel in geen geval
sterk is gespeeld, in aanmerking ge
nomen de spelers, die voor het bord
zaten. Bovenstaande beknopte analy-'
se (er zijn maar enkole punten behan
deld, hoewel met sommige andere zet*