NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
28e Jaargang. No. 8414
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
ZATERDAG 26 NOVEMBER 1910 D
HAARLEM S DAGBLAD
ABONNEMENTEN ADVERTENTIËN:
per drie maanden: ^an regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Builen het Arrondissement
Voor Haarlem- J 120 Haarlem van 1—5 regels/l.elke regel meer ƒ0.20. Reclames 30 Cent per regeL
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der *^^2?IÉ3*Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
gemeente)130 Advertentiën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing:
Franco per post door Nederlandl.to 50 Cts. voor 3 plaatsingen contant
GeiUusfreerd6 XagSlad, 'voor Haarlem I'.'.!'.!!!!!! I 0.374 Redactie en Administratie: Groote Houtstraat 53.
de omstreken en franco per post „0.45 Intercommunaal Telefoonnnmmer der Redactie 600 en der Administratie 724
Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM. Drukkerij: Zuider Buitenspaarne 6. Telefoonnummer 122.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA
Warmoesstraat 7678, Amsterdam. Telephoon interc. 6229.
VIERDE BLAD.
OM ONS HEEN
No. 1260.
J. B. Schuil.
Met 1 December a.s. gaat de ru
briek „Tooneel", zooals aan do lezers
bekend is, over In de handen van on
zen stadgenoot, den heer J. B. Schuil,
zelt verdienstelijk tooneelschrijver en
zeer gewaardeerd dilettant-acteur".
De naam Schuil doet aan artistieke
garen denken: wo herinneren ons
hoe eenige jaren geleden een operette
van zijn vader, Franchimont
de Marskramer, met groot sue
ces hier is opgevoerd en meermalen
heeft zijn zuster, mevrouw Craandijk-
Schuil ons van haar kostelijken zang
doen genieten.
Toch heelt de heer Schuil geen
kunstvak gekozen: hij werd officier,
ging op zijn 21ste jaar als zoodanig
ujinr Indiê, diende daar achtereen
volgens op Batavia, Telok Betoug,
Tjimahi, Pontianak en Bangkajaug
en keerde zeven jaar later, nu ook ze
ven jaar geleden, naar Nederland te
rug. Thans is hij als eerste luitenant
te Haarlem in garnizoen.
Ik heb een paar maal gezellig met
hem over tooneel en over zijn werk
zitten praten en het resultaat vindt
de lezer hier, waarbij de heer Schuil
sprekend wordt voorgesteld.
„Wanneer je als tooneelschrijver
succes hebt, is dit natuurlijk heel
aardig, maar voor dien tijd heb je
doorgaans een heelen lijdensweg af
gelegd.
Zoodra je, als beginneling, je eer
ste drama het eerste stuk is na
tuurlijk altijd een drama klaar
hebt, dan komen al dadelijk de decep
ties Je loopt met zoo'n stuk van de
eene directie naar de andere, telkens
verfl je heel uederig, dat. je een
tooneelsiuk geschreven hebt, maar
als je het woord „drama" maar uit
gesproken hebt, dan zien ze je al
aan. of je een reiziger bent in pot-
looden en postpapier.
„Zoo, zoo, meneer, een drama zegt
u Hm, ja, we krijgen tegenwoordig
zoo veel stukken, maar enfin, laat 't
maar eens liggen. We zullen 't wel
eens inzien
En een oogenblik later sta je weer
op straat met een gevoel, alsof je de
grootste zonde hebt begaan. ALs je
zoo'n stuk dan na een jaar terug
krijgt" dan mag je heel dankbaar
wezen doorgaans hoor je er niets
meer van en zie je je drama nooit
meer terug. Ik heb op die manier
4 manuscripten verloren, maar ge
lukkig had ik altijd nog een copy
thuis. Waarmee ik weer de boer op
kon gaan. Maar het ongelukkigst
was je er aan toe, als een tooneel-
directeur wel tijd had, want dan
spiegelde hij je gouden bergen voor,
terwijl het resultaat hetzelfde was en
je teleurstelling dus nog maar groo-
ter. Ik herinner mij, dat ik op een
avond na de opvoering van „Tap
toe" Bouwmeester in zijn hotel te
Den Helder aanklampte. „Een Hu
welijk" en „Op haar Kamer" wmen
toen juist door Cremer gespeeld en
door Rössing in liet „Nieuws", en
Riemsdijk in de „Oprechte" gunstig
beoordeeld. Ik met die kritieken naar
onzen grooten acteur Bouwmeester
las ze even vluchtig door, sloeg mij
op m'n knie en zei allerjoviaalst
„Prachtig, meneer, die stukken speel
ik! Als Rössing en Riemsdijk ze goed
vinden en va/Ier Van Gasteren,
dan is het in orde I", en toen
ik hem daarop verleide, dat ik
de stukken ook al aan Brond-
geest en de Ncdorlandsche Tooneel-
vereeniging had aangeboden, en dat
ik er na zes maanden nog niets van
had gehoord, zei hij met de grootste
verbazing „Maar, meneer, waarom
is u niet dadelijk bij mij gekomen?"
Daarop bladerde hij even „Op haar
Kamer" door en zei na een oogen
blikje ,,Nee, maar, da's in orde,
hoor, dat speel ik. Heeft. Van Gaste
ren die rol gespeeld Nou, da's net
een rol voor mij I Binnen zes dagen
krijgt u bericht van me 1"
Ik zag „Bouwmeester" in gedachten
al voor In m ij n stuk, ik zag onze
nomen al op een en hetzelfde aan
plakbiljet Bouwmeester en Schuil,
SchuilBouwmeester, alsof bet zoo
hoorde. Dat is nu 6 jaar geleden en
ik heb nooit meer wat van don groo
ten man gehoord. Maar als ik u
vertel, dai ze bij bet „Neerlandsch"
per jaar gemiddeld 50 oorspronkelijke
stukken ontvangen, en dat de heer
Van der Horst mij eens mededeelde,
dat hij nog 30 manuscripten moest
inzien, dan zult u begrijpen, dat een
jong schrijver al blij mag zijn, als
men zijn stuk leest. En ik geloof ook
wel, dat Bouwmeester, dank zij zijn
groote populariteit, indertijd de
meeste stukken ontving. Een ieder,
die maar wat neer gepend had, stuur
de dat aan onzen grooten acteur. En
daar is dan wat bij 1 Ik heb eens een
oorspronkelijk drama in 9 tafercelcn
onder de oogen gehad, dat Itaiidelde
over Prins Maurits. Elk tafereel was
gemiddeld 7 bladzijden schrift, en
onder de dramatische personen van
het stuk behoorde ook.... Hektor, de
hond van Maurits 1 Aan het slot van
het tweede bedrijf stond vermeld
Hector kwispelt met haar staart (het
was een vrouwtje) en legt haar kop
op een knie van den baas (Prins Mau
rits). Scherm valt
En in bet 4de tafereel stak prins
Maurits het gas aan 1
Toch moet ik u nog «ven een aur-
digen trek van Jaap Haspels vertel
len. Ik had als cadet..een tragedie ge
maakt natuurlijk een militaire, dat
begrijpt u. Ik was nog erg jong, dus
het was in één dag al kant en klaar;
den volgenden avond stuurde ik het
maar dadelijk aan Haspels en bin
nen twee dagen had ik het al weer
franco terug, met een allerhartelijkst
briefje, waarvan de korte inhoud
wastotaal ongeschikt, maar toch
niet goheel zonder talent
Zoo'n prompte vlugge bediening
heb ik later nooit meer gehad, maar
in dien tijd 15 jaar geleden
werd er ook minder geschreven en
aangeboden dan tegenwoordig. In
September 1904 ontving ik rle mede-
doeling van den heer Van Loghem,
dat „GedebalLoteerd" door het „Ne-
derlandsch" was aangenomen. Als je
zoo'n bericht als jong schrijver ont
vangt, denk je natuurlijk, dat Je er
al heolemaal berrtMaar als je wat
meer ondervinding hebt, weet je, dat
dan eerst de tijd van teleurstellin
gen, van angst en beven komt. Het
begint al met de lezing Wanneer
een stuk voor het eerst gelezen wordt,
weten de acteurs en actrices niets
van het nieuwe werk af. Zoo'n lezing
dient eigenlijk alleen, om aan allen
het stuk te leeren kennen en om na
te gaan, of de rollen goed zijn over
geschreven. of alles klopt. Om een
groote tafel bij de Rotterdammers
bijv. in den foyer van den Grooten
Schouwburg zitten ze met mantels
en jassen aan bij elkander en dan
begint hetIn een razend vlug tempo
vliegen ze door je stuk heen, meestal
alleen een accent leggend op het slot
woord van hun clausroef roef 1
roof gaat het. Een ieder denkt ma,ar
één ding, namelijk om zoo gauw mo
gelijk klaar te zijn. Maar als auteur
zit je dan als «en slachtoffer bij de
tafel cn denkt, met schrik Is dat mijn
stuk Als ze aan een gedeelte toe
zijn, dat je zelf nog al aardig of grap
pig vond, kijk je even tersluiks naar
de mcnschefi om je heen, maar allen
kijken verveeld in hun rollen, met
gezichten, waarop te lezen staat
„Allemachtig, wat een flauwe ventl"
En als je na de lezing op straat
kornt, dan weet je maar één ding
heel zeker, namelijk dat je een prul
van een stuk hebt geschreven, en dat
het alleen nog maar voorbestemd is
om te vallen als een baksteen.
Erg veel medelijden hebben de ar
tiesten doorgaans ook niet met een
auteur. Een collega tooneelschrijver
vertelde mij eens, dat één der
acteurs aan het «inde van de lezing
van zijn stuk, waarbij het bericht
binnenkwam, dat de hoofdpersoon ge
storven was, heel hard zuchtte, en
duidelijk hoorbaar zei: „Hè, God
dank, eindelijk, had ze dat maar drie
bedrijven eerder gedaan 1" En dan
word je als auteur nog wel eens be
nijd Ik voor mij heb een duren eed
gedaan, dat Ik nooit meer naar de
lezing van een stuk toe ga Werke
lijk, het is een moderne pijnbank
Na de lezing komen de repetiüên 1
Ook niet altijd even amusantZoo'n
repetitie achter het dichte scherm op
een ongezellig tooneel, met keuken
stoelen en dito tafels en dik
wijls zander conige deur, brengt
je niet bepaald in een erg hoop
volle stemming. Doorgaans zit je
als schrijver met derf regisseur en
den souffleur in het midden van het
tooneel aan een tafeltje. De souffleur
heeft het grootste woord, zoodat je
duizend angsteu uitstaat, dat er niets
van je stuk tereent zal komen. Wan
neer je voor het eerst op zoo'n repe
titie verschijnt, ben je nog zoo naïf
om te hopen en te gelooven, dat de
artiesten eens iets tegen je zullen
zeggen over het stuk of over hun rol.
Later weet jo wel beter en ben je
maar blij. als ze niets zeggen. Want
als ze iets zeggen, is bet doorgaans
,Ja", zei Schulze, „want we mo
gen er in rooken en drinken, en dan
vind ik ©en stuk altijd goed 1"
Ik lachte, maar als een boer die
kiespijn beeft. Later kreeg ik van
een suppoost ook nog eens zoo'n com
plimentje. Hij wist niet, dat ik de
schrijver was en vertelde mij, dat hij
„Gedeballoteerd" een best stuk vond.
En waarom denkt u Omdat liet
om tien uur uit was 1 I
„Ja, meneer", zei bij, „da's een
fatsoenlijke tijd, maar je hebt tegen
woordig van die nare stukken, zoo
als „Oud-Heidelberg" en „Cyrano",
die houden je tot 12 uur in de ko
medie."
Na dien tijd weet ik, hoe een too
neelschrijver de suppoosten te vriend
kan houden.
De generale repetitie is -natuurlijk
ook een gebeurtenis. Bij hot „Neder-
landsch" gaat bij de generale repeti
tie alles echt precies als bij de pre
mière allen in costuums en ge
schminkt. Dit lijkt mij ook wel de
eenige goede manier toe. Bij andere
gezelschappen ik spreek alleen
van de troepen, waarmee ik in aan
schreeuwen Hij vergeet wat't Is
nog veel aardiger, menschen 1
Je zit als het ware te wachten, of
het stuk het hem gaat doen. Je wilt
de menschen hun indrukken wel van
het gezicht lezen. En als je oogen
toevallig een criticus zien, dan weet
je niet lieter, of het is totaal mis.
Critici lachen natuurlijk nooit Dat
wordt voor mij nog 'n moeilijk ding.
Toch heb ik over het algemeen niet
te klagen gehad. Mijn stukken hud-
den bij de première steeds succes.
Bij „Gedeballoteerd' had ik bijvoor
beeld het geluk, dat de eerste voor
stelling voor een bijna uitverkocht
huis ging. Men wist natuurlijk niets
van het stuk, maar alleen de weten
schap, dot het een Indisch blijspel
was, had de menschen naar den
Stadsschouwburg gelokt Dat Indi
sche milieu was een nieuwtjena
„Gedeballoteerd" en de stukken van
Fabricius is voor het publiek het aar
dige er dan ook alweer af. Toch is het
lot van een stuk door het succes bij
een première nog niet beslist Dan
komt voor den auteur en voor de di
rectie nog de angstige spanning, wat
niets goods. Do acteurs en actrices,
die een gioote en dankbare rol heb
ben, vinden je stuk beslist erg mooi,
maar dat zeggen ie niet, omdat ar-
tisten over het algemeen nogal bijge
loovig zijn. Hel geldt als een axioma
bij het tooneel, dat een stuk meestal
valt. als de acteurs denken dat het
een succes zal worden en omgekeerd,
dat 't een schlager wordt, als zij het
tegendeel vreezen. Zij, die groote rol
len hebben, zwijgen dus de misdeel-
den, de menschen, die hopen, dat je
stuk een kort leven zal hebben, zien
je met schele oogen aan en hebben
ook wel eens een of andere scham
pere opmerking aan je adres voor je
over. Voor een opvoering van „Ge
deballoteerd" kwam een acteur mij
vragen, hoe of hij zijn rol toch wel
in 's hemelsnaam moeet sjjelen Ik
erg verwonderd omdat ik altijd had
gemeend, dat de rol vrij goed was
geschreven Maar toen hoorde ik het
anders 't was zóó vaag, zóó sla
zóó nietsbeteekenend, enfin, een cri
ticus kon het mij niet snijdender
zeggen.
Toen het stuk bij de première in
sloeg, waarbij de bedoelde acteur
met zijn rol succes had, was ik in
eens voor hem een ander mensch ge
worden en het stuk was plotseling
een wonder van geestigheid. Na de
première hoor Je pas de opinie van
de artisten over je stuk. De eenige,
die mij eens een pluim gaf, was Cor
Schulze. „Uw stuk Ls een mooi stuk,
meneer. Zoo moet u z« meer schrij
ven."
Ik erg blij natuurlijk en dadelijk
in postuur
„Zoo, vindt u
raking ben geweest doen ze dit
niet altijd zoodat je dan als auteur
do costuums en de „koppen" eerst bij
de première ziet Soms zie je dan ook
wel eens wonderlijke dingen, die je
graag anders had gewild. Ik herin
ner mij, dat ik in een van mijn Indi
sche stukken tot mijn groote verras
sing een officier zag verschijnen, die
eigenlijk op alles leek, behalve op
een Indisch militair. En dan einde
lijk de première. Dat Is een dag van
kwellingen Je zit van 's morgens tot
's avonds in den angst, nog den avond
te voren heeft de directie je al bang
gemaakt, door te zeggen, dat het een
heel slechte tijd is voor premières,
zoo vlak na St Nicolaas en dan met
dat vriezende weer 1 „De menschen
denken alleen maar aan schaatsen
rijden, meneer, ik hen hang, dat er
geen kip komt I"
Zoo'n tooneel directeur moest eens
weten, hoe wreed hij op zoo'n oogen
blik is. Des morgens hoorde je al, dat
het nog lekker vriest en een uur la
ter. dat de hoofdpersoon, waarop je
alles gezet heb, zóó verkouden is,
dat zij nauwelijks kan praten.
Ja, dat gebeurde mij toch bij de
première van „Een Geloovige", toen
mevrouw Tartaud niet dan met de
grootste inspanning kon spelen. En
toch deed ze het subliem, moet ik u
zeggen- Als het scherm voor 't eerst
opgaat, is het of je hart even stil
staat- Het is of je in Je loge op spel
den zit 1 Eiken keer, als een der
medespelenden iets zegt, dat er hee-
lemaal niet staat, gaat er een schok
door je heen, en als hij een gedeelte
natuurlijk altijd een leuk gedeel
te overslaat, dan zou je wel willen
de pers deu volgenden morgen zal
zeggen. Is die slecht, dan kan men
doorgaans het stuk ook begraven is
ze goed, dan hangt het nog van het
publiek af, of het wil komen of niet
Want heel dikwijls gebeurt, dat een
stuk bij de première goed wordt ont
vangen en een mooie pers heeft en
toch niet tiwkt. Ik heb van alles nu
zoo'n beetje ondervinding opgedaan,
een stuk, dat succes bad bij de pers
en het publiek en bij de kas, „Gede
balloteerd", een werk, dat een mooie
pers had, een gelukkige première, en
toch niet zoo trok, als de directie had
gehoopt, „Fatsoen" een tooneelspel,
dat zich staande hield ondanks do
critiek, „Mesalliance", en een drama
dat viel, dank zij de pers en on
danks een geconstateerd succes bij
de première. Alleen uitgefloteu beu
ik nog niet Misschien gebeurt mij
dot eerstdaags, ais „Fatsoen", als
„Die lieben Nachbarn" in Dultsch-
land wordt gegeven. Enfin, ik L>en
nu door de ondervinding wat wijzer
geworden en daardoor gepantserd
Ik beloof u, dat ik u dan eerlijk de
verschillende sensaties van zoo'n
slachtoffer zal biechten.
Het is voor een auteur altijd
een beetje gevaarlijk, om midden in
de zaal te zitten. In Dordrecht maak
te ik eens een ruzie mee tusschen
man en vrouw over mijn eigen werk
(„Fatsoen"). Mevrouw vond het een
gemeen stuk, mijnheer noemde het
aardig en geestig. Eiken keer, als
mijnheer lachte om mijn aardighe
den, werd mevrouw boos, totdat zij
op een gegeven oogenblik zelf in den
lach schoot,
„Zie je nou wel, dat jij het toch
ook aardig vindt 1" zei meneer.
,,lk vind het toch een gemeen stuk.
Ik begrijp niet, dat iemand zoo'n
stuk kan schrijven 1"
Het lieve mensch wis' niet, dat die
iemand vlak vóór haar zat.
En in Leiden heb ik voor de merk
waardigheid eens een opvoering van
„Fatsoen" op het schellinkje bijge
woond, waarbij twee „engelen" mij
m'n opinie vroegen over de waarde
mijn eigen werk. Toen Ik merk
te dat ze het nogal minnetjes vonden,
heb ik mijn eigen kind verloochend
,'n Dun stuk zei ik, om hen tevre
den te stellen, waarop ik ruzie kreeg
met twee stamgasten van het schel
linkje, die „Fatsoen" een echt, fijn
stuk vonden, en het gesprek eindigde
met. de nogal merkwaardige opmer
king „Och, meneer, praat over din
gen, waar je verstand van hebt 1" -
Wat ik wel het liefste
s c h r ij f?
Het blijspel, de Comédie de
i o e u r s. Ik voor mij houd het
meest van het echte, goede blijspel,
vooral van de vlijmscherpe satire.
Maar goede blijspelen zie je zoo
bitter weinig. Meestal ziï i het zoule-
looze kluchten, zander eenigen geest,
en die hebben den smaak van het
publiek bedorven. Wij zijn het goede
blijspel bijna ontwend. Mijn illusie
is, nog eens een goed zedenspel of een
karaktar-oomedio te mogen schrij-
m.
Maar het is zoo moeilijk, het ge
schikte onderwerp ie vinden, een ge-
iven, dat zich leent voor een na
tuurlijke, ongedwongen en humoris
tische behandeling. Je ziet dagelijks
menschen en toestanden, die je zóó
ln een satire kunt zetten, belachelijk
aan alle kanten, maar daarmee maak
Je nog geen goed blijspel. Het gege
ven, 't onderwerp, dat is het ontzag
lijk moeilijke. Let er maar een* op,
hoe weinig goede blijspelen er ver
schijnen I Weet u, wat mij altijd ver
wonderd heeft f Dat Heyerinans nog
maar eenmaal een blijspel („De Groo-
Vlucht") heeft geschreven, en
eigenlijk was dit nog meer een
klucht. Ik geloof anders zeker, del hij
er de gave voor heeft I
Neen, na „Fatsoen" heb ik niet
voor het tooneel geschreven. Ik ben
wachtend en zoekend naar het gege-
voor het blijspel, dat ik hoop te
maken, en in dien tusschentfjd lees
ik altijd maar weer Molière. Als ik
iemand ontmoet, denk ik dadelijk
Ben jij nou de man voor mijn toe
komstig blijspel Maar gelukkig
merken ze dat niet 1
Wel heb ik na „Fatsoen" een jon
gensboek geschreven („Uit den kost
schooltijd van Jan van Beek"), ter
wijl ik een tweede juist heb voltooid.
Er is in bet leven van Jong*3ns en
meisjes zooveel humoristisch en men
vindt in de zoogenaamde jongens
boeken zulke opgeschroefde, onna
tuurlijke en gezochte grappen lees
u voor de aardigheid eens Dik Trom
er op na dat ik meende, op dit
terrein nog iets te kunnen doen. En
het is wel een aardig work I Je voelt
je in zoo'n tijd weer jong, je zit weer.
naast zoo'n Jan van Beek op de
schoolbank, je loopt met hem bver
straat te fluiten. Je hangt met hem
uit het dakraam.... Werkelijk, als ik
dokter was, schroef ik allen hypo
chonders -voor schriif een jongens
boek 1"
Tot zoovei- wal de heer Schuil ver
telde. Dat hij als lid van de bekende
Haagsche vereenlging „FriUi...
meermalen zelf op de planken kwam
en zich zeer erkentelijk toont voor
wat de heer J. II. Rössing voor hem
gedaan heeft, dient bier nog te wor
den vermeld.
Als Ik uit nl het bovenstaande en
uit de gesprekken, die ik met den
heer Schuil hod, ©en conclusie mag
trekken, dan zal het deze zijn
dat hij een talentvol man is, zon
der de arrogantie, die daarmee ge
woonlijk gepaard gaat, een ijverig
werker, en een optimist, die dus op
bouwende critiek geven zal, v.vlke
des te nuttiger en aangenamer zal