ouden man in zijn gezicht; er ont
stond een gevecht en belden hadden
messen. Nu i- de oude man stervend
hij was niet zoo erg oud en nog
heel sterk en gaan zo straks den
moordenaar naar de Mairie te St.
Chevrasses brengenKijk daar ko
men ze al uit het postkantoor!
Er was eon kleine opstopping voor
de deur van het vierkante gebouw en
het volk stoof uiteon om plaats te ma
ken voor drie mannen, die er uit kwa
men.
Het waren twee kleine gendarmes,
gewichtig en voornaam doend in hun
uniformen: ioder hi«?ld den arm vast
van een gebonden, langen man. die
rustig tusschen hen in liep. Zij kwa
men naar het hotel en Joséphine drong
naar voren om beter te kunnen zien
en haar ontzettende angst werd be-
waordheid: „hij" was het.
Zij staarde hem aan, onbekommerd
voor wie het zien zou. Hij outmoette
haar blik en eene seconde lang be
stonden zij slechts voor elkaar. Voor
hen was het een oogenblik van eeuwig
heid, een oogenblik van diep gevoel,
dat alle rekening met tijd uitsloot;
voor de toeschouwers was het niet
meer dan eene seconde. Toen wend
de hij zijn hoofd af, snel en vastbera
den en zij wist, alsof hij haar gezegd
had dat het was om haar te behoeden
voor praatjes. Toen marcheerde hij
verder tusschen zijne belde bewakers.
(L. en V.)
Komedie,
We hadden weer eens ruzie. Mijn
man wilde volstrekt iets „doen"
hoewel wij het heelemanl niet noodig
hadden en hij had zijn zinnen ge
zet op een beroep, dat mij in het ge
heel niet aanstond: acteur.
Na een poosje kibbelen, zei ik zoo
kalm en verzoenend als mij mogelijk
,was:
Hoor eens, jongen, praat geen
onzin. Er is ahsoluut geen reden voor
jou, om den kost te verdienen, aange
zien ik meer dan genoeg heb voor
ons tweeen. Maar als je volstrekt 'n
baantje wilt hebben, zag ik je toch
liefst een beroep kiezen, waarbij je
niet je gezicht behoeft te verven en je
mal aanstellen. Buitendien (ik daoht
aan eenige vertooningen van Henri
in zijn dilettantenclub) je kunt niet
acteeren.
Als ik hem voor dief of lafaard had
gescholden, had Henri niet nijdiger
kunnen worden. Een oogenblik dacht
ik. dat hij iets heel onaangenaams
ging doen; maar hij bedwong zich en
zei:
Binnenkort, mevrouw, zal ik je
eens laten zien, dat ik spelen kan.
Hier wer dons gesprek afgebroke'n.
Ik verwenschte nog eens In stilte
'de dilettantenclub en Henri's malle
sympathie voor al, wat tooneel en
tooneelspelers betrof.
Ongelukkig voor mijn gemoedsrust
had de club, waarin Henri meewerk
te als leider een beroepsacteur, en
door dien man die beter behoorde
te weten kwam Henri voor 't eerst
op 't idéé, aan het tooneel te gaan.
Wat dien acteur bewoog tot zijn ad
vies, begrijp ik niet, of 't moest zijn,
dat de beroepstooneelspelers enkel
zulke lui aansporen, om collega te
worden, van wier concurrentie zij
niets te vreezen hebben.
Tot dusver had ik door zeer tyran-
nieke bedreigingen mijn echtgenoot
teruggehouden, maar zijn gril was
een voortdurende hindernis voor den
huiselijken vrede. Het was inderdaad
een opluchting te denken, dat de zaak
nu eindelijk tot een beslissing zou ko
men.
Dien avond na het eten las Henri
de courant.
Luister eens, zei hij eensklaps.
Wat is er? Een schouwburg afge
brand?
Hm... een inbraak... hier in onze
straat, geen tien deuren van hier, bij
mevrouw Anstey.
Henri vertelde verder uit de cou
rant;
Ze kwamen 's avonds, toen me
neer Anstey naar de club en er dus
geen man in huis was.
De schurken dreigdeh haar met
hun revolver, riep hij verontwaar
digd, en dwongen haar te wijzen
waar het zilver lag.
Zoo'n dom schaap, zei ik. Die is
zoo dom als een kraai. Ik zou zoo'n
inbreker wel wat anders wijzen.
Poeh! wat ben Je nu dapper, om
dat je weet, dat ik er ben; maar je
zou doodsbenauwd zijn, als ik een I
half uurtje naar de club ging.
Wat kan dat schelen. Als ze
maar niet bij ons komen, antwoord-
de ik, onbewogen, want ik had een
hekel aan die buurdame. Ik had er I
zelfs een beetje pleizier in, dat haar
huis door inbrekers was uitverkoren.
Dat was een handige manoeuvre
van Henri. Hij begreep wel, dat ik
raadde, wien hij hoopte te ontmoe-1
ten in de club; den jongen Tozer, die
beloofd had hem voor te stellen aan
den directeur van het Mercury The-
atre. Onder gewone omstandigheden
zou ik alles gedaan hebben, om die
ontmoeting te beletten; nu moest ik
Henri wel laten gaan, of mij zelf een
brevet van bangheid geven.
Ga naai- de club, als je lust hebt,
zei ik zoo onverschillig mogelijk, ik
ben heusch niet bang om alleen thuis
te blijven.
Henri trok zijn jas aan.
Als de inbreker een visite brengt,
terwijl ik uit ben, geef hem dan de
piano die kunnen wij missen.
En als die jongen van l'ozer je
vertelt, dat je beter speelt dan Har
vey, leen hem dan geen vijf gulden
'die kan je niet missen, was mijn
geestig antwoord.
Toen Henri weg was, nam ik, bij I
gebrek aan beter, een van zijn too-
neelschriiten op, om eens te zien,
wat daar eigenlijk voor interessants
aan was; maar ik viel er gauw bij In
slaap eh droomde droomde, dat ik
Hcnri zag in 't costuum van den ver
maarden struikroover Bill Slkes, bui
gend voor een razend applaudisee-
xeivd publiek.
Hij richtte het oog op mij, die in 't
hoekje van een loge zat, en zei tri
omfantelijk: ,,Ik heb je immers ge
zegd, dat ik je toonen zou, dat ik spe
len kan."
Het eerste, wat ik mij daarna her
inner is, dat ik een kouden tocht voel
de in mijn nek. Ik keerde mij om en
zag, dat de glaze i deur tusschen ser
re en tuin open was, en - dat er 'n
kerel voor mij stond, het gemeenste
schurkentype, dat ik ooit heb gezien:
dat wil zeggen/ wat zijn kleeding er
zij'n geheele voorkomen betrof; want
zijn gezicht was voor mij verhangen
onder een masker.
Een deel van een seconde was ik
verschrikt. Als ik Henri niet gezien
had, pogende zoo'n rol te spelen op 't
tooneel, zo uik volkomen misleid zijn,
zoo volmaakt was zijn grime.
En hij begon te spreken met echt,
plat straataccent:
Geef geen kik, of ik sla je lam.
Zie je dit? ,,Dit" was een revolver,
op mij gericht.
Ik dacht er over, of ik Henri dade
lijk zou laten merken, dat ik hem
herkend had onder de vermomming,
of het spelletje laten uitspelen,
besloot tot het laatste, dan kon hij
meteen zien, dat Ik veel meer coura
ge had, dan hij dacht.
Wat wil je? vroeg ik flink.
Wat ik wil? Zie ik er uit, of ik
om die rammelkast kom?
Dat vond ik een zwak punt van
Henri. Die toespeling op de dooT hem
gehate piano moest dadelijk mijn ver
moedens wekken.
Ik zou maar wat voorzichtig zijn
man, sprak ik; er is een heer in
huls.
Is het waar? Och kom! Dan moet
jij je man maar eens roepen, als dat
zoo is. Doch nog geen half uur gele
den heb ik dat kleine mannetje van
jou de deur uit zien gaan.
't Is verbazend, welk een offer een
tooneelspeler brengt aan de kunst!
Anders kon Ilenri het niet uitstaan,
dat er gezinspeeld werd op zijne ge
ringe lengte. Ik kon mijn lachen nau
welijks bedwingen.
Wat wil je? vroeg ik, nog steeds
dapper.
Waar heeft je man zijn geld?
Op de bank, denk ik. Als u eens
wilt terugkomen, als hij thuis is, zal
hij u beter kunnen inlichten dan ik.
Henri's vertoon van woede over dit
antwoord was inderdaad heel realis
tisch.
Klets nou niet. Ik kom hier om
geld en wil het hebben.
Geef het jouwe dan maar. Hoe
veel heb ie bij je?
Hou ie kop dicht! riep de inbre
ker beleefd, ik heb nooit zoo'n snater
bek gezien. Praat geen onzin, maar
zeg gauw, waar de zilveren lepels zijn
O, in de eetkamer. Wil ik ze even
halen?
Neen, dat zal je niet schreeuwde
hij en dreigde weer met de revol
ver, toen ik naar de deur wilde gaan.
Hier blijven! Je lepels heb ik niet noo
dig. Dat zal wel namaak zijn.
Hier verklapte Henri zich weer;
want hij heeft altijd wat aan te mer
ken op ons tafelzilver, een heel mooi
huwelijks-cadeau van mama.
Hij be^oii nu plotseling roerig te
worden en keek de kamer rond naar
draagbare artikelen van waarde.
Ik zal dit nemen, zei hij, bij een
gouden ciearetten-étui, dat hij op zijn
verjaardag had gekregen van zijn
zuster.
't Behoort u toe. zei ik met bijna
Spaansche hoffelijkheid.
Dat lieg je, was 't vriendelijke
antwoord, 't Is van je man. Dat kan
je niet schelen, wel? Je zult wei an
ders kijken, als ik iets van je eigen
spullen meepak.
Hij keek naar de afschuwelijke pen
dule, een cadeau van Henri's tante,
ik liad altijd het land gehad aan dat
ding, maar 't nooit laten merken, uit
delicatesse. Nu was 't echter een goe
de gelegenheid om er af te komen.
Neem maar mee, zei ik. Al is 't
een leelijk ding 't heeft toch waarde.
Ik heb 't nooit goed op gang kunnen
krijgen; misschien lukt u dal.
Ilenri schoen gepikeerd. Hij hrom-
de:
'k Heb jou raad niet noodig, juf
fie. Ik neem, wat ik wil. Als ik wat
van je weten wil. zal ik wel vragen.
Zwijgend volgde ik zijn blik, die
rondging door de kamer. Een collec
tie portretten van acteurs en actrices,
waaraan Ilenri veel hechtte, ging hij
minachtend voorbij (goed gespeeld!);
maar hij greep een waaier, die be
hoord had aan Josephine Benuharnais
voor mij het dierbaarste op aarde
na mijn man natuurlijk. Nu was 't
oogenblik daar, om Henri te toonen,
hoe dapper ik kon zijn.
Laat liggen! beval ik scherp, an
ders bel lit en stuur om de politie
Henri legde den waaier neer, maar
de nabootsing van wreedheid in zijn
blik was onnavolgbaar. Neen, hij kon
toch werkelijk acteeren
Als je aan de bel raakt, ben je
gepiept.
Dat was 't moment, vond ik, om
Henri te toonen, hoe ongelukkig zijn
malie sympathie voor het tooneel mij
maakte, lly had er blijkbaar nog geen
idee van, dat ik zijn vermomming
doorzag en zou ai wat Ik zei voor
echt nemen.
Zonder knipoogen keek ik naar de
revolverloop.
Schiet maar. Ik vind den dood
beter dan het leven, dat mijn man mij
aandoet.
Zijn handen beefden en hij liet 't
wapen zakken. Wat maanden van
kibbelarij en sarcasme niet konden
bewerken, gebeurde in dit oogenblik:
Henri gevoelde, hoe dieD ziin gedrag
mii griefde.
Arm wijf.... Wat scheelt er aan?
Ranselt hij je?
Neen, meneer de dief, dat doet hij
niet. Maar 't is veel erger. Hij stelt
zich aan als een gek en maakt zich
belachelijk met zijn gezeur om aan 1
tooneel te gaan.
Nu, wat zou dat?
't. Zou, dat hij niet spelen kan,
al maken zijn vrienden hem dat wijs.
Maar die weten even goed als fk, dat
hij geen idee heeft van komedie spe
lingen....
Öp dit oogenblik ging de bel van de
voordeur en I' rl logenstrafte on
middellijk mijn sijöI door het prachr
tigste spel van plotselinge schrik.
Donders! de inerissenl Verraad
mij niet, juffrouw; ik heb ook vrouw
en kinderen.
Ik had geen lust, de meid getuige
te laten zijn van Henri's gek komedie
spel; daarom zei ik haastig:
Heel mooi. Henri. 'k Wist dadelijk,
dat jij 't was. Maai- laat Betsy je nu
niet zien. Ga de tuindeur uit en wacht
tot ik je een wenk geef, dat de baan
vrij is.
Hij sloop naar buiten, zonder een
woord.
Betsy kwam zeggen, dat er iemand
van den horlogemaker was, om de
pendule uit de salon. Ik moest ©en
vertelseltje verzinnen, dat meneer zelf
de klok had moegenomen.
Toen ging de meid aan 't zeuren
ove rden inbraak bij mevrouw Anstey
en hield me een half uur aan den
praat.
't Was onderwijl gaan regenen en
Henri moest 't zeer onprettig hebben
daar in den tuin. 't Zou hem dat ko
mediespelen wel afleeren.
ik ging m den tuin en riep zacht:
HenrilGeen antwoord. Hij was ze
ker door de achterdeur binnen geslo
pen, terwijl Betsy in de kamer was.
Daarom'keek ik een beetje vreemd op,
toen ik ,weer binnen gaand, hem bij
den schoorsteen zag staan, in avond-
kleeding, zonder een spoor van den
dief.
Dat heb je vlug geleverd, riep ik
uit.
Ik ben blij, dat je 't zegt. ant
woordde hij, ik was al bang, dat je
denken zou, dat ik lang weg was ge
weest.
O, neen. 'k Dacht, dat je wel
twee uur werk zou hebben, om al die
vuiligheid van je gezicht to krijgen.
Hij keek mij aan, of hij niets be
greep.
Welke vuiligheid?
Die schmink natuurlijk.
'k Werd boos, toen hij doorging zich
totaal onwetend te houden. Henri
kan soms verbazend kinderachtig zijn.
Ik ging voort:
Je was heel goed gegrimeerd en
je deed de stem goed na. Maar je over
dreef een heel klein beetje. Geen
mensch zou je voor eenechten inbre
ker houden.
Henri keek mij aan met een ang
stige uitdrukking op zijn gelaat.
Weet je wel zeker, dat je goed in
orde bent? vroeg hij bezorgd.
Blijkbaar begon ziin geweten hem te
kwelien over de grap.
Ik ben volmaakt wel.antwocrrdde
ik geruststellend. Je hebt mij heele-
maal niet doen schrikken, zelfs 't eer
ste oogenblik niet.
Mijn echtgenoot vertoonde alle
teekenen van ongeduld.
Mag ik vragen, zei hij koel, of
dit weer een nieuw spelletje is? Tk be-
griin niets van die toespeling op .die
ven" en mijn „overdrijving" en
dat je heelemaal niet verschrikt was.
In mijn harte begon een vreeselijke
verdenking te rijzen.
Henri! bracht ik met moeite uit,
Je wilt toch niet zeggen, dat jij 't
heusch niet geweest bent?
Henri zal mij nog dikwijls herinne
ren aan dat oude cigaretten-étui en
die pendule. Als je hem hoort, zou Je
zeggen, dat die allebei eenig in bun
soort waren. Ik hoop het. Hij heeft
de geschiedenis nu zeker al tien dui
zend keer verteld aan ieder, die bet
hooren wilde. En legt er dan altijd'
nadruk op. dat 't juist zijn eigendom
was, dat ik den inbreker opdrong.
Geen woord er van, hoe koelbloedig en
flink ik geweest ben. Iloe ondank-
baarl
(Centr.)
Over Heksenprocessen.
Onlangs heeft de heer J. de Koning,
Commissaris van Politie te Hihersum
in een vergadering van den Alg. Ne-
derlands.chen Politiebond, (afdeeling
„Kennemerland") een voordracht ge
houden over heksenprocessen. De heer
Koning, is zoo vriendelijk geweest ons
zijn redevoering af te staan, waardoor
wij in de gelegenheid zijn het een-en-
ander aan deze interessante voor
dracht te ontleenen.
Het woord „heks" duidt in 't alge
meen een vrouw aan, die in betrek
king staat tot den duivel.
Echter voor het begin onzer tijd
rekening waren er al dergelijke hek
sen. Oorspronkelijk waren het hier te
lande de vrouwen, die, ondanks de
kerstening dezer gewesten, aan het
heidendom getrouw bleven. Omdat
godsdienst-belijden naar den heiden-
schen trant streng verboden was,
kwamen zij des nachts samen.
Die omstandigheden leidden er toe,
dat men die vrouwen als gezellinnen
van den duivel beschouwde.
Ondanks de kerk in jaar 750 alle
heksengeloof strafbaar stelde, nam
dit zoo toe, dat tenslotte eigenlijk
iedereen aan 't bestaan dier wezens
geloofde.
Allerlei verhalen deden de ronde,
o.a. over de Heksensabbatten. Dit wa
ren feesleu door Satan, meestal in
den nacht van 30 April op 1 Mei. ge
geven, waaraan de duivelen en de
heksen deelnamen.
In Goethe's „Faust" is een derge
lijke heksensabbat, daar „Walpur-
gisnacht" geheeten, beschreven.
Op een bezemsteel gezeten, op een
bok of een wijfjeszwijn komen de hek
sen naar het galafeest van den dui
vel. Te midden van vlammen en dam
pen wordt er dan pret gemaakt en
gedanst en vóór de heksen huis-toe
gaan krijgen zij van Satan een doosje
zalf, wuarmede zij het kwaad ver
richten.
De vrees voor die onnatuurlijke we
zens, was de oorzaak, dat men de hek
sen ging vervolgen. Toch dagteekenen
de eerste heksenprocessen eerst uit
1480. toen men deze In Zuid-Dultsch-
land begon. Twee eeuwen lang heb
ben zij toen het westelijk Europa be-
heerscht Gedurende die twee eeuwen
zijn er door rechterlijke dwalingen
honderden mannen en vrouwen ter
dood gebracht. Want er waren ook
mannelijke heksen, die men weerwol
ven noemde. In Duitschland ontstond
langzamerhand zelfs eene afzonderlijk
strafwetboek tegen de heksen, dat de
naam van „Do Heksenkamer" droeg.
Naar dat wetboek werden de heksen
processen afgewikkeld, ook hier te
lande, doch hier werd het maar zel
den ln zijn volle strengheid toegepast.
Het eerste deel van de „Heksenka
mer" behandelde de hekserij in 't al
gemeen, het tweede bevatte de be
schrijving van verschillende soorten
van hekserij en de middelen ter af
wering van de nadeelige gevolcen,
terwijl het derde deel de strafproce
dure regelde. Dit laatste deel bestond
weer uit tien hoofdstukken.
Wie een heks wilde aanklagen,
mocht dat anoniem doen. Bij 't Raad
huis, waar tevens het gerecht zetelde,
was daarvoor een kist geplaatst, waar
men het papier kon inwerpen, dat de
beschuldiging bevatte. Die kist werd
om de 15 dagen geopend en dan nam
bet proces onmiddellijk een aanvang.
Er was niet veel toe noodig om aan
geklaagd te worden wegens hekserij.
Men had bijv. zijn buurman uitge
scholden, Wilde nu 't geval, dat de be-
.loedigde plotseling onwel werd na die
scheldpartij, dan stelde de geneesheer
dier dagen al spoedig vast, dat de
zieke door 't „booze oog" getroffen
was. Een vrouw was langs 't land ge
komen waar een koe graasde. Het
beestje gaf minder melk dan anders.
Natuurlijk had dan de vrouw 't beest
behekst. Een vrouw, die bij onweer
in 't open veld was geweest, was een.
belts!
Op die manier kon men zich ge
makkelijk ontslaan van iemand, op
j wien men wraak wilde nemen. In En-
I geland pasten de mannen dit kunstje
toe .wanneer zij een goed oogje had
den op een anderen vrouw dan hun
eigene, om van hun echtgenoote af te
komen.Zii beschut-Heden hun vrouwen
van hekserij en waren dan binnen
weinig tiid weduwnaar.
Wie nog in zijn doodsuur wraak
wilde nemen, beschuldigde zijn vijand
van dergelijke tooverij, want een ver-
I klaring op 't sterfbed afgelegd, gold
Ivoor onomstootelijk.
Vooral bemiddelde personen ston
den bloot aan vervolging, omdat de
gerechtsdienaren een deel kregen van
de verbeurd verklaarde goederen.
De vrouw, die als heks was aange
klaagd, had het hard te verantwoor
den, als zij ontstoken oogen had, of
een bochel bezat. In 't eerste geval
heette 't, dat zij door den „duivels-
brand" was aangetast, in het tweede,
dat zij „geteekend" was.
En al kon men bewijzen, dat men
't ten laste gelegde feit niet bedreven
had, dan werd men toc-h veroordeeld.
Zoo werd een vrouw beschuldigd van
het lijk van haar kind, heksenzalf ge
maakt te hebben. Het bleek, dat het
lijkje nog ongeschonden in het graf
lag. Toch werd de vrouw veroordeeld.
Immers, de duivel had het lijkje weer
in den ongeschonden staat terugge
bracht)
Werd de vrouw-in-kwestie gevangen
genomen, dan volgde er meteen huis
zoeking om bewijsmateriaal te verza
melen.
Dan volgde de rechtszitting. De
schout fungeerde als officier van Ju
stitie en de schepenen als rechters
Nadat het zitting nemen met vee! ce-
remonieel geschied was, werd de be-
i klaagde binnengeleid.
Om te beginnen werden haar 13 vra
gen gedaan. Gevraagd werd, welken
eed zij had afgelegd aan de verdoemde
geesten en met welk ceremonieel dit
geschiedde; wat, zij den duivel beloofd
had en wat Satan haar toegezegd had,
waaruit de tooversmeer bestond waar
mee zij menschen. vee en vruchten be
schadigde, waarvan de tooverzalf ge
maakt werd; wie zij ontmoet had bij
de heksensabbatten, hoe het daar toe
ging en of zij te voet of door de lucht
naar de plaats van samenkomst ging.
Dan werden vele strikvragen gesteld
waarna men vaak overging tot de wa
terproef, ook wel genoemd heksen-
bad.
Der heks werd vooraf zorgvuldig de
I haren en de nagels afgeknipt want
anders zou zij, wel heksenzalf aan den
lijve kunnen verbergen en dat zou
haar in staat stellen, om door het slot
van de deur weg te vliegen.
De ongelukkige werd dan met haar
duimen kruiselings aan de groote tee-
nen gebonden en door middel van een.
touw in het water neergelaten. Zonk
zij dan was zij onschuldig. In Oude-
vvater had men een „heksenwaag",
daar werden zij eenvoudig op een
schaal gezet, om te zien, of zij het
normale gewicht had. Hoeveel dit ge
wicht was, is niet bekend, daar al de
daarop betrekking hebbende stukken
in 1575, bij de verwoesting der stad,
vernield zijD
Als de waterproef de onschuld niet
bewezen had. werd de aangeklaagde
op de pijnbank gebracht. Als zij daar
bij flauw viel van pijn, dan noemde
men dit den „hekseuslaap", bezweek
zij onder de pijniging, dan had de
duivel haar uit medelijden den nek
gebroken. Het gevolg van deze vreese
lijke pijnigingen was, dat de heksen
maar alles bekenden, wat men wilde.
Uitvoerig beschreven de ongelukkigen
den duivel vóór- en nadat het bond
genootschap gesloten was en gaven
lange verhalen over de heksensabbat
ten. Moesten zij namen van mede
plichtigen noemen, dan gaven zij dik
wijls maai' de namen van haar bloed
verwanten op, 't geen weer tot nieuwe
processen aanleiding gaf. Op deze
wijze werden in een Duitsch dorp, al
le vrouwen, op drie na verbrand.
De bekentenis werd aam herhaald
„builen pijn en banden", daar de ver
oordeeling niet mocht volgen, luideus
de oude rechtspraak, op bekentenissen
op de pijnbank afgelegd.
Daarna volgde de terechtstelling
door verdrinking of verbranding.
Dat er vrouwen waren, die zichzelf
aanmelden kwamen als heks. wordt
hierdoor verklaard, dat zij aan een
acute zenuwaandoening leden, die
men tegenwoordig hysterie noemt, of
zich te buiten gingen aan een zeker
geestrijk vocht, in dien toestand wa-
ren zij zeer vatbaar voor allerlei hal
lucinaties. Dan zagen zij zulke vreem
de dingen, dat zij er zelf wel van over
tuigd waren, dat zij behekst waren.
Had de volkswaan het meerendeel
van da menschen bevangen, toch zijn
er al van den beginne af personen ge
weest, die er tegen geprotesteerd heb
ben, dat men volmaakt onschuldigen
lor dood bracht, ln ons land o.a. door
Abraham Pallngh, en Johannes Wier
en vooral door den beroemden Baltha-
sar Bekker, die ln 1634 te Metsla wier
in Friesland geboren werd. Hij had
reeds de stoutigheid gehad te beweren
dat kometen geen onheilen veroor
zaakten. Dat bezorgde hem al veel
vijanden. Doch. toen hij in 1691 in
zijn bekend werk „De betooverde we
reld" alle geloof aan heksen loochen
de, werd de predikant scherp aange
vallen. Hoewel hij het bestaan van
booze geesten erkende, zoo betoogde
hij ln zijn verweerschrift, ontzeide hij
dien geesten de macht over heksen en
toovenaara 't Slot was, dat hij door
de Synode als predikant werd ont-
slagen.
Toch bracht „De betooverde wereld"
dat hl vele talen werd overgezet, een
ommekeer teweeg in de volksmeeoing
men mo" zelfs veronderstellen, dat
dit werk de grootste stoot heeft gege
ven, tot de afschaffing der heksen
processen. Langzamerhand zijn die
processen ln aantal verminderd. In
Duitschland kwamen er nog enkele
voor; maar van dien tijd zijn in o-ns
land niet meer van dergelijke proces
sen gevoerd voor zoover wij weten!
In Mexico is het laatste heksenpro
ces gevoerd, nl. in 1862. Toch bloef ook
in ons land het volksgeloof lang slui
meren. In 1823 liet te Delden een
vrouw, die van hekserij beschuldigd
was, vrijwillig de waterproef op zich
toepassen.
KUNSTMATIGE CAOUTCHOUC.
In Duitschland ls patent genomen
voop een nieuwe uitvinding voor het
bereiden van een caoutchouc-surro
gaat uit sojaboonen.
Sojaboonenmeel wordt door salpe
terzuur ïn een dik-vloeibaar, taai pro.
duet. omgezet, dat door verdere behaal
deling met, alkaliën en daarop volgen-»
de verhitting tot 150 gr. een op caout
chouc gelijkend, zeer taai eri elas
tisch product oplevert, waaraan men
door mechonlsche beweging lederen
giewonschten vorm kan geven en dat
ook door de gebruikelijke behande
ling gevnlkanlseerd kan worden'.
Do uitvinders zijn dr. Fr. Gössel to
Stockheim (Hessen) en dr. A. Sauer tl
Zwingenborg.
BEDRIEGER BEDROGEN.
De inbreker had de deur open laten
slaan, was naar de studeerkamer ge
gaan, bad gemakkelijk het oude
brandkastje open gekregen en was
nu juist bezig den inhoud in een moe-
gebrachten zak te doen verdwijnen,
toen hij een hand op zijn schouder
voelde.
Hevig geschrokken draalde hij zich
om en keek in het eerbiedwaardige
gelaat van een grijsaard met een on
deugende tinteling in de oogen, die
fluisterde
Sst, sst, man Laat de politie het
niet hooren. Laat dien zak liggen. Ik
ben vergevensgezind. Als gij onmid
dellijk stil weg gaat, zal ik er nie
mand iets van zeggen. Maar laat u
dit een leer zijn
De inbreker was al weg. De oude
man nam uit het buffet een flesch,
waaruit hij zich herhaaldelijk flink
inschonk. Daarbij at hij een overge
bleven stuk pastei. En vervolgens
sloeg hij zachtjes den zak over zijn
schouder, liep onhoorbaar het huis
uit eu verdween in den nacht met
zijn buit, blij zoo gemakkelijk dien
zak weer van zijn collega gestolen te
hebben.
DAMRÜBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den lieer J. Meyer, Kruisstraat
34. Telephoon 1543.
Probleem No. 229 van J. DE NIE,
Zwart: schijven op: 8, 10, 15, 18, 37 en dam op 19.
Wit: schijven op 21, 26, 28, 33 en dam op 25.
Eindspel No. 230, tot slot van den
Oplossings-wedstrijd.
1 9 8 4 5
Zwart: schijf op 23 en dam op 30.
Wit: dammen op 11, 17«en 22.
Oplossingen van 229 en 230 worden
ingewacht aan bovengenoemd adres,
uiterlijk Dinsdag, 21 Februari 1911.
Oplossing van probleem No. 225,
van den auteur; Wit 1510, 138,
50-44, 17—11, 10—5, 5 391
Oplossing van probleem No. 226,
van den auteur: Wit 38—33. 4742,
39—33, 4842, 46—41, 22—17, 16—11,
43—39, 49 7. 27—21, 45 5. 5 29!
Beide probleouig zijn goed opgelost
door de heeren: R. Bouw, P. J. Eype,
Th. S. Germans, J. Jacobson Azn.,
D. G. Koning, J. Lycklama, W. J. A.
Matla. P. Ottolini, C. Seiódini, K.
Siegerist, F. Th. Timnier.
Van het Eindspel No. 230, moeten
alle hoofd- en ondervarianten worden
opgelost.
SLAGZETTEN
van den Franschen damspeler Blonde:
Stand:
Zwart, schijven op: 3, 4, 8, 10, 11,
12, 13, 14, 15, 16, 18, 19. 23, 24, en 25.
Wit, schijven op: 27, 28, 31, 32, 34,
35, 36, 37, 38, 43, 44, 45 46, 49 en 50.
Wit speelt: 34—30, 27—22, 32 21,
30 47. 47-41, 44-39, 49 161
Stand:
Zwart, schijven op: 1, 3, 6, 7, 8, 9, 10,
14, 20, 23, 24, 25, en 29.
Wit schiiven op: 16, 17, 22, 26 32,
35, 36, 37, 38, 39, 42. 43, 48 en 50.
Wit speelt: 35—30, 17—11, 16 11,
37—31, 38—32. 26-21. 31 21
Stand:
Zwart, schijven op: 2, 4, 7, 8, 9, 10,
11. 16. 20 es 30.
Wit) schijven op: 13, 18, 22, 26, 27,
l, 33. 38, 41 en 49.
Wit speelt: 27-21, 18 12. 49—43,
43; 11
Stand:
Zwart, schiiven op: 1, 4. 6 7, 8, 9,
12, 14, 16, 17", 18, 21. 30 en 35.
Wit, schijven op: 23, 24, 27 28, 29
32 33. 36, 38, 42, 44. 45, en 48.
Wit speelt: 45-40, 27—22, 29—24,
23—18, 28 10, 40—34, 42 4!
Stand:
Zwart, schijven op: 2, 7, 8, 11, 13,
14, 16, 17, 19, 24 en 35.
Wit, schiiven op: 15, 22, 26, 27, 28,
33, 39. 40, 47, 48 en 50.
Wit speelt: 26—21 (zw. 17 26, de
besle), 22—17, 33-29, 28 101
Stand:
Zwart, schijven op: 3, 4, 7, 12, 14,
15, 18 en 25.
Wit, schijven op: 23, 28, 30, 34, 37,
38, 49 en 50.
Wit speelt: 37-32, 38-33, 33—29,
28 10!
Stand:
Zwart, schijven op: 5, 8, 9, 10. 16,
18, 20. 22, 23. 25 en 26.
Wit schijven op. 27, 30, 33, 34, 35, 36
40, 45, 46. 47. 48 en 50.
Wit speelt: 36-31, 33—29, 29—24,
30—24, 48—42, 46-41, 35:2!
Wij raden den liefhebbers ter oefei
ning eerst zelf den slagzet te zoeken^
alvorens die van den auteur te zien.
De Haarlemscbe Damclub houd)
hare bijeenkomsten iederen Maandagi,
avosd vs.™ tot 12 in hèi
,,de Nijverheid". Jansstraat 85, al»
hier.
Liefhebbers van het damspel zijp
daar steeds welkom!