ouden man in zijn gezicht; er ont stond een gevecht en belden hadden messen. Nu i- de oude man stervend hij was niet zoo erg oud en nog heel sterk en gaan zo straks den moordenaar naar de Mairie te St. Chevrasses brengenKijk daar ko men ze al uit het postkantoor! Er was eon kleine opstopping voor de deur van het vierkante gebouw en het volk stoof uiteon om plaats te ma ken voor drie mannen, die er uit kwa men. Het waren twee kleine gendarmes, gewichtig en voornaam doend in hun uniformen: ioder hi«?ld den arm vast van een gebonden, langen man. die rustig tusschen hen in liep. Zij kwa men naar het hotel en Joséphine drong naar voren om beter te kunnen zien en haar ontzettende angst werd be- waordheid: „hij" was het. Zij staarde hem aan, onbekommerd voor wie het zien zou. Hij outmoette haar blik en eene seconde lang be stonden zij slechts voor elkaar. Voor hen was het een oogenblik van eeuwig heid, een oogenblik van diep gevoel, dat alle rekening met tijd uitsloot; voor de toeschouwers was het niet meer dan eene seconde. Toen wend de hij zijn hoofd af, snel en vastbera den en zij wist, alsof hij haar gezegd had dat het was om haar te behoeden voor praatjes. Toen marcheerde hij verder tusschen zijne belde bewakers. (L. en V.) Komedie, We hadden weer eens ruzie. Mijn man wilde volstrekt iets „doen" hoewel wij het heelemanl niet noodig hadden en hij had zijn zinnen ge zet op een beroep, dat mij in het ge heel niet aanstond: acteur. Na een poosje kibbelen, zei ik zoo kalm en verzoenend als mij mogelijk ,was: Hoor eens, jongen, praat geen onzin. Er is ahsoluut geen reden voor jou, om den kost te verdienen, aange zien ik meer dan genoeg heb voor ons tweeen. Maar als je volstrekt 'n baantje wilt hebben, zag ik je toch liefst een beroep kiezen, waarbij je niet je gezicht behoeft te verven en je mal aanstellen. Buitendien (ik daoht aan eenige vertooningen van Henri in zijn dilettantenclub) je kunt niet acteeren. Als ik hem voor dief of lafaard had gescholden, had Henri niet nijdiger kunnen worden. Een oogenblik dacht ik. dat hij iets heel onaangenaams ging doen; maar hij bedwong zich en zei: Binnenkort, mevrouw, zal ik je eens laten zien, dat ik spelen kan. Hier wer dons gesprek afgebroke'n. Ik verwenschte nog eens In stilte 'de dilettantenclub en Henri's malle sympathie voor al, wat tooneel en tooneelspelers betrof. Ongelukkig voor mijn gemoedsrust had de club, waarin Henri meewerk te als leider een beroepsacteur, en door dien man die beter behoorde te weten kwam Henri voor 't eerst op 't idéé, aan het tooneel te gaan. Wat dien acteur bewoog tot zijn ad vies, begrijp ik niet, of 't moest zijn, dat de beroepstooneelspelers enkel zulke lui aansporen, om collega te worden, van wier concurrentie zij niets te vreezen hebben. Tot dusver had ik door zeer tyran- nieke bedreigingen mijn echtgenoot teruggehouden, maar zijn gril was een voortdurende hindernis voor den huiselijken vrede. Het was inderdaad een opluchting te denken, dat de zaak nu eindelijk tot een beslissing zou ko men. Dien avond na het eten las Henri de courant. Luister eens, zei hij eensklaps. Wat is er? Een schouwburg afge brand? Hm... een inbraak... hier in onze straat, geen tien deuren van hier, bij mevrouw Anstey. Henri vertelde verder uit de cou rant; Ze kwamen 's avonds, toen me neer Anstey naar de club en er dus geen man in huis was. De schurken dreigdeh haar met hun revolver, riep hij verontwaar digd, en dwongen haar te wijzen waar het zilver lag. Zoo'n dom schaap, zei ik. Die is zoo dom als een kraai. Ik zou zoo'n inbreker wel wat anders wijzen. Poeh! wat ben Je nu dapper, om dat je weet, dat ik er ben; maar je zou doodsbenauwd zijn, als ik een I half uurtje naar de club ging. Wat kan dat schelen. Als ze maar niet bij ons komen, antwoord- de ik, onbewogen, want ik had een hekel aan die buurdame. Ik had er I zelfs een beetje pleizier in, dat haar huis door inbrekers was uitverkoren. Dat was een handige manoeuvre van Henri. Hij begreep wel, dat ik raadde, wien hij hoopte te ontmoe-1 ten in de club; den jongen Tozer, die beloofd had hem voor te stellen aan den directeur van het Mercury The- atre. Onder gewone omstandigheden zou ik alles gedaan hebben, om die ontmoeting te beletten; nu moest ik Henri wel laten gaan, of mij zelf een brevet van bangheid geven. Ga naai- de club, als je lust hebt, zei ik zoo onverschillig mogelijk, ik ben heusch niet bang om alleen thuis te blijven. Henri trok zijn jas aan. Als de inbreker een visite brengt, terwijl ik uit ben, geef hem dan de piano die kunnen wij missen. En als die jongen van l'ozer je vertelt, dat je beter speelt dan Har vey, leen hem dan geen vijf gulden 'die kan je niet missen, was mijn geestig antwoord. Toen Henri weg was, nam ik, bij I gebrek aan beter, een van zijn too- neelschriiten op, om eens te zien, wat daar eigenlijk voor interessants aan was; maar ik viel er gauw bij In slaap eh droomde droomde, dat ik Hcnri zag in 't costuum van den ver maarden struikroover Bill Slkes, bui gend voor een razend applaudisee- xeivd publiek. Hij richtte het oog op mij, die in 't hoekje van een loge zat, en zei tri omfantelijk: ,,Ik heb je immers ge zegd, dat ik je toonen zou, dat ik spe len kan." Het eerste, wat ik mij daarna her inner is, dat ik een kouden tocht voel de in mijn nek. Ik keerde mij om en zag, dat de glaze i deur tusschen ser re en tuin open was, en - dat er 'n kerel voor mij stond, het gemeenste schurkentype, dat ik ooit heb gezien: dat wil zeggen/ wat zijn kleeding er zij'n geheele voorkomen betrof; want zijn gezicht was voor mij verhangen onder een masker. Een deel van een seconde was ik verschrikt. Als ik Henri niet gezien had, pogende zoo'n rol te spelen op 't tooneel, zo uik volkomen misleid zijn, zoo volmaakt was zijn grime. En hij begon te spreken met echt, plat straataccent: Geef geen kik, of ik sla je lam. Zie je dit? ,,Dit" was een revolver, op mij gericht. Ik dacht er over, of ik Henri dade lijk zou laten merken, dat ik hem herkend had onder de vermomming, of het spelletje laten uitspelen, besloot tot het laatste, dan kon hij meteen zien, dat Ik veel meer coura ge had, dan hij dacht. Wat wil je? vroeg ik flink. Wat ik wil? Zie ik er uit, of ik om die rammelkast kom? Dat vond ik een zwak punt van Henri. Die toespeling op de dooT hem gehate piano moest dadelijk mijn ver moedens wekken. Ik zou maar wat voorzichtig zijn man, sprak ik; er is een heer in huls. Is het waar? Och kom! Dan moet jij je man maar eens roepen, als dat zoo is. Doch nog geen half uur gele den heb ik dat kleine mannetje van jou de deur uit zien gaan. 't Is verbazend, welk een offer een tooneelspeler brengt aan de kunst! Anders kon Ilenri het niet uitstaan, dat er gezinspeeld werd op zijne ge ringe lengte. Ik kon mijn lachen nau welijks bedwingen. Wat wil je? vroeg ik, nog steeds dapper. Waar heeft je man zijn geld? Op de bank, denk ik. Als u eens wilt terugkomen, als hij thuis is, zal hij u beter kunnen inlichten dan ik. Henri's vertoon van woede over dit antwoord was inderdaad heel realis tisch. Klets nou niet. Ik kom hier om geld en wil het hebben. Geef het jouwe dan maar. Hoe veel heb ie bij je? Hou ie kop dicht! riep de inbre ker beleefd, ik heb nooit zoo'n snater bek gezien. Praat geen onzin, maar zeg gauw, waar de zilveren lepels zijn O, in de eetkamer. Wil ik ze even halen? Neen, dat zal je niet schreeuwde hij en dreigde weer met de revol ver, toen ik naar de deur wilde gaan. Hier blijven! Je lepels heb ik niet noo dig. Dat zal wel namaak zijn. Hier verklapte Henri zich weer; want hij heeft altijd wat aan te mer ken op ons tafelzilver, een heel mooi huwelijks-cadeau van mama. Hij be^oii nu plotseling roerig te worden en keek de kamer rond naar draagbare artikelen van waarde. Ik zal dit nemen, zei hij, bij een gouden ciearetten-étui, dat hij op zijn verjaardag had gekregen van zijn zuster. 't Behoort u toe. zei ik met bijna Spaansche hoffelijkheid. Dat lieg je, was 't vriendelijke antwoord, 't Is van je man. Dat kan je niet schelen, wel? Je zult wei an ders kijken, als ik iets van je eigen spullen meepak. Hij keek naar de afschuwelijke pen dule, een cadeau van Henri's tante, ik liad altijd het land gehad aan dat ding, maar 't nooit laten merken, uit delicatesse. Nu was 't echter een goe de gelegenheid om er af te komen. Neem maar mee, zei ik. Al is 't een leelijk ding 't heeft toch waarde. Ik heb 't nooit goed op gang kunnen krijgen; misschien lukt u dal. Ilenri schoen gepikeerd. Hij hrom- de: 'k Heb jou raad niet noodig, juf fie. Ik neem, wat ik wil. Als ik wat van je weten wil. zal ik wel vragen. Zwijgend volgde ik zijn blik, die rondging door de kamer. Een collec tie portretten van acteurs en actrices, waaraan Ilenri veel hechtte, ging hij minachtend voorbij (goed gespeeld!); maar hij greep een waaier, die be hoord had aan Josephine Benuharnais voor mij het dierbaarste op aarde na mijn man natuurlijk. Nu was 't oogenblik daar, om Henri te toonen, hoe dapper ik kon zijn. Laat liggen! beval ik scherp, an ders bel lit en stuur om de politie Henri legde den waaier neer, maar de nabootsing van wreedheid in zijn blik was onnavolgbaar. Neen, hij kon toch werkelijk acteeren Als je aan de bel raakt, ben je gepiept. Dat was 't moment, vond ik, om Henri te toonen, hoe ongelukkig zijn malie sympathie voor het tooneel mij maakte, lly had er blijkbaar nog geen idee van, dat ik zijn vermomming doorzag en zou ai wat Ik zei voor echt nemen. Zonder knipoogen keek ik naar de revolverloop. Schiet maar. Ik vind den dood beter dan het leven, dat mijn man mij aandoet. Zijn handen beefden en hij liet 't wapen zakken. Wat maanden van kibbelarij en sarcasme niet konden bewerken, gebeurde in dit oogenblik: Henri gevoelde, hoe dieD ziin gedrag mii griefde. Arm wijf.... Wat scheelt er aan? Ranselt hij je? Neen, meneer de dief, dat doet hij niet. Maar 't is veel erger. Hij stelt zich aan als een gek en maakt zich belachelijk met zijn gezeur om aan 1 tooneel te gaan. Nu, wat zou dat? 't. Zou, dat hij niet spelen kan, al maken zijn vrienden hem dat wijs. Maar die weten even goed als fk, dat hij geen idee heeft van komedie spe lingen.... Öp dit oogenblik ging de bel van de voordeur en I' rl logenstrafte on middellijk mijn sijöI door het prachr tigste spel van plotselinge schrik. Donders! de inerissenl Verraad mij niet, juffrouw; ik heb ook vrouw en kinderen. Ik had geen lust, de meid getuige te laten zijn van Henri's gek komedie spel; daarom zei ik haastig: Heel mooi. Henri. 'k Wist dadelijk, dat jij 't was. Maai- laat Betsy je nu niet zien. Ga de tuindeur uit en wacht tot ik je een wenk geef, dat de baan vrij is. Hij sloop naar buiten, zonder een woord. Betsy kwam zeggen, dat er iemand van den horlogemaker was, om de pendule uit de salon. Ik moest ©en vertelseltje verzinnen, dat meneer zelf de klok had moegenomen. Toen ging de meid aan 't zeuren ove rden inbraak bij mevrouw Anstey en hield me een half uur aan den praat. 't Was onderwijl gaan regenen en Henri moest 't zeer onprettig hebben daar in den tuin. 't Zou hem dat ko mediespelen wel afleeren. ik ging m den tuin en riep zacht: HenrilGeen antwoord. Hij was ze ker door de achterdeur binnen geslo pen, terwijl Betsy in de kamer was. Daarom'keek ik een beetje vreemd op, toen ik ,weer binnen gaand, hem bij den schoorsteen zag staan, in avond- kleeding, zonder een spoor van den dief. Dat heb je vlug geleverd, riep ik uit. Ik ben blij, dat je 't zegt. ant woordde hij, ik was al bang, dat je denken zou, dat ik lang weg was ge weest. O, neen. 'k Dacht, dat je wel twee uur werk zou hebben, om al die vuiligheid van je gezicht to krijgen. Hij keek mij aan, of hij niets be greep. Welke vuiligheid? Die schmink natuurlijk. 'k Werd boos, toen hij doorging zich totaal onwetend te houden. Henri kan soms verbazend kinderachtig zijn. Ik ging voort: Je was heel goed gegrimeerd en je deed de stem goed na. Maar je over dreef een heel klein beetje. Geen mensch zou je voor eenechten inbre ker houden. Henri keek mij aan met een ang stige uitdrukking op zijn gelaat. Weet je wel zeker, dat je goed in orde bent? vroeg hij bezorgd. Blijkbaar begon ziin geweten hem te kwelien over de grap. Ik ben volmaakt wel.antwocrrdde ik geruststellend. Je hebt mij heele- maal niet doen schrikken, zelfs 't eer ste oogenblik niet. Mijn echtgenoot vertoonde alle teekenen van ongeduld. Mag ik vragen, zei hij koel, of dit weer een nieuw spelletje is? Tk be- griin niets van die toespeling op .die ven" en mijn „overdrijving" en dat je heelemaal niet verschrikt was. In mijn harte begon een vreeselijke verdenking te rijzen. Henri! bracht ik met moeite uit, Je wilt toch niet zeggen, dat jij 't heusch niet geweest bent? Henri zal mij nog dikwijls herinne ren aan dat oude cigaretten-étui en die pendule. Als je hem hoort, zou Je zeggen, dat die allebei eenig in bun soort waren. Ik hoop het. Hij heeft de geschiedenis nu zeker al tien dui zend keer verteld aan ieder, die bet hooren wilde. En legt er dan altijd' nadruk op. dat 't juist zijn eigendom was, dat ik den inbreker opdrong. Geen woord er van, hoe koelbloedig en flink ik geweest ben. Iloe ondank- baarl (Centr.) Over Heksenprocessen. Onlangs heeft de heer J. de Koning, Commissaris van Politie te Hihersum in een vergadering van den Alg. Ne- derlands.chen Politiebond, (afdeeling „Kennemerland") een voordracht ge houden over heksenprocessen. De heer Koning, is zoo vriendelijk geweest ons zijn redevoering af te staan, waardoor wij in de gelegenheid zijn het een-en- ander aan deze interessante voor dracht te ontleenen. Het woord „heks" duidt in 't alge meen een vrouw aan, die in betrek king staat tot den duivel. Echter voor het begin onzer tijd rekening waren er al dergelijke hek sen. Oorspronkelijk waren het hier te lande de vrouwen, die, ondanks de kerstening dezer gewesten, aan het heidendom getrouw bleven. Omdat godsdienst-belijden naar den heiden- schen trant streng verboden was, kwamen zij des nachts samen. Die omstandigheden leidden er toe, dat men die vrouwen als gezellinnen van den duivel beschouwde. Ondanks de kerk in jaar 750 alle heksengeloof strafbaar stelde, nam dit zoo toe, dat tenslotte eigenlijk iedereen aan 't bestaan dier wezens geloofde. Allerlei verhalen deden de ronde, o.a. over de Heksensabbatten. Dit wa ren feesleu door Satan, meestal in den nacht van 30 April op 1 Mei. ge geven, waaraan de duivelen en de heksen deelnamen. In Goethe's „Faust" is een derge lijke heksensabbat, daar „Walpur- gisnacht" geheeten, beschreven. Op een bezemsteel gezeten, op een bok of een wijfjeszwijn komen de hek sen naar het galafeest van den dui vel. Te midden van vlammen en dam pen wordt er dan pret gemaakt en gedanst en vóór de heksen huis-toe gaan krijgen zij van Satan een doosje zalf, wuarmede zij het kwaad ver richten. De vrees voor die onnatuurlijke we zens, was de oorzaak, dat men de hek sen ging vervolgen. Toch dagteekenen de eerste heksenprocessen eerst uit 1480. toen men deze In Zuid-Dultsch- land begon. Twee eeuwen lang heb ben zij toen het westelijk Europa be- heerscht Gedurende die twee eeuwen zijn er door rechterlijke dwalingen honderden mannen en vrouwen ter dood gebracht. Want er waren ook mannelijke heksen, die men weerwol ven noemde. In Duitschland ontstond langzamerhand zelfs eene afzonderlijk strafwetboek tegen de heksen, dat de naam van „Do Heksenkamer" droeg. Naar dat wetboek werden de heksen processen afgewikkeld, ook hier te lande, doch hier werd het maar zel den ln zijn volle strengheid toegepast. Het eerste deel van de „Heksenka mer" behandelde de hekserij in 't al gemeen, het tweede bevatte de be schrijving van verschillende soorten van hekserij en de middelen ter af wering van de nadeelige gevolcen, terwijl het derde deel de strafproce dure regelde. Dit laatste deel bestond weer uit tien hoofdstukken. Wie een heks wilde aanklagen, mocht dat anoniem doen. Bij 't Raad huis, waar tevens het gerecht zetelde, was daarvoor een kist geplaatst, waar men het papier kon inwerpen, dat de beschuldiging bevatte. Die kist werd om de 15 dagen geopend en dan nam bet proces onmiddellijk een aanvang. Er was niet veel toe noodig om aan geklaagd te worden wegens hekserij. Men had bijv. zijn buurman uitge scholden, Wilde nu 't geval, dat de be- .loedigde plotseling onwel werd na die scheldpartij, dan stelde de geneesheer dier dagen al spoedig vast, dat de zieke door 't „booze oog" getroffen was. Een vrouw was langs 't land ge komen waar een koe graasde. Het beestje gaf minder melk dan anders. Natuurlijk had dan de vrouw 't beest behekst. Een vrouw, die bij onweer in 't open veld was geweest, was een. belts! Op die manier kon men zich ge makkelijk ontslaan van iemand, op j wien men wraak wilde nemen. In En- I geland pasten de mannen dit kunstje toe .wanneer zij een goed oogje had den op een anderen vrouw dan hun eigene, om van hun echtgenoote af te komen.Zii beschut-Heden hun vrouwen van hekserij en waren dan binnen weinig tiid weduwnaar. Wie nog in zijn doodsuur wraak wilde nemen, beschuldigde zijn vijand van dergelijke tooverij, want een ver- I klaring op 't sterfbed afgelegd, gold Ivoor onomstootelijk. Vooral bemiddelde personen ston den bloot aan vervolging, omdat de gerechtsdienaren een deel kregen van de verbeurd verklaarde goederen. De vrouw, die als heks was aange klaagd, had het hard te verantwoor den, als zij ontstoken oogen had, of een bochel bezat. In 't eerste geval heette 't, dat zij door den „duivels- brand" was aangetast, in het tweede, dat zij „geteekend" was. En al kon men bewijzen, dat men 't ten laste gelegde feit niet bedreven had, dan werd men toc-h veroordeeld. Zoo werd een vrouw beschuldigd van het lijk van haar kind, heksenzalf ge maakt te hebben. Het bleek, dat het lijkje nog ongeschonden in het graf lag. Toch werd de vrouw veroordeeld. Immers, de duivel had het lijkje weer in den ongeschonden staat terugge bracht) Werd de vrouw-in-kwestie gevangen genomen, dan volgde er meteen huis zoeking om bewijsmateriaal te verza melen. Dan volgde de rechtszitting. De schout fungeerde als officier van Ju stitie en de schepenen als rechters Nadat het zitting nemen met vee! ce- remonieel geschied was, werd de be- i klaagde binnengeleid. Om te beginnen werden haar 13 vra gen gedaan. Gevraagd werd, welken eed zij had afgelegd aan de verdoemde geesten en met welk ceremonieel dit geschiedde; wat, zij den duivel beloofd had en wat Satan haar toegezegd had, waaruit de tooversmeer bestond waar mee zij menschen. vee en vruchten be schadigde, waarvan de tooverzalf ge maakt werd; wie zij ontmoet had bij de heksensabbatten, hoe het daar toe ging en of zij te voet of door de lucht naar de plaats van samenkomst ging. Dan werden vele strikvragen gesteld waarna men vaak overging tot de wa terproef, ook wel genoemd heksen- bad. Der heks werd vooraf zorgvuldig de I haren en de nagels afgeknipt want anders zou zij, wel heksenzalf aan den lijve kunnen verbergen en dat zou haar in staat stellen, om door het slot van de deur weg te vliegen. De ongelukkige werd dan met haar duimen kruiselings aan de groote tee- nen gebonden en door middel van een. touw in het water neergelaten. Zonk zij dan was zij onschuldig. In Oude- vvater had men een „heksenwaag", daar werden zij eenvoudig op een schaal gezet, om te zien, of zij het normale gewicht had. Hoeveel dit ge wicht was, is niet bekend, daar al de daarop betrekking hebbende stukken in 1575, bij de verwoesting der stad, vernield zijD Als de waterproef de onschuld niet bewezen had. werd de aangeklaagde op de pijnbank gebracht. Als zij daar bij flauw viel van pijn, dan noemde men dit den „hekseuslaap", bezweek zij onder de pijniging, dan had de duivel haar uit medelijden den nek gebroken. Het gevolg van deze vreese lijke pijnigingen was, dat de heksen maar alles bekenden, wat men wilde. Uitvoerig beschreven de ongelukkigen den duivel vóór- en nadat het bond genootschap gesloten was en gaven lange verhalen over de heksensabbat ten. Moesten zij namen van mede plichtigen noemen, dan gaven zij dik wijls maai' de namen van haar bloed verwanten op, 't geen weer tot nieuwe processen aanleiding gaf. Op deze wijze werden in een Duitsch dorp, al le vrouwen, op drie na verbrand. De bekentenis werd aam herhaald „builen pijn en banden", daar de ver oordeeling niet mocht volgen, luideus de oude rechtspraak, op bekentenissen op de pijnbank afgelegd. Daarna volgde de terechtstelling door verdrinking of verbranding. Dat er vrouwen waren, die zichzelf aanmelden kwamen als heks. wordt hierdoor verklaard, dat zij aan een acute zenuwaandoening leden, die men tegenwoordig hysterie noemt, of zich te buiten gingen aan een zeker geestrijk vocht, in dien toestand wa- ren zij zeer vatbaar voor allerlei hal lucinaties. Dan zagen zij zulke vreem de dingen, dat zij er zelf wel van over tuigd waren, dat zij behekst waren. Had de volkswaan het meerendeel van da menschen bevangen, toch zijn er al van den beginne af personen ge weest, die er tegen geprotesteerd heb ben, dat men volmaakt onschuldigen lor dood bracht, ln ons land o.a. door Abraham Pallngh, en Johannes Wier en vooral door den beroemden Baltha- sar Bekker, die ln 1634 te Metsla wier in Friesland geboren werd. Hij had reeds de stoutigheid gehad te beweren dat kometen geen onheilen veroor zaakten. Dat bezorgde hem al veel vijanden. Doch. toen hij in 1691 in zijn bekend werk „De betooverde we reld" alle geloof aan heksen loochen de, werd de predikant scherp aange vallen. Hoewel hij het bestaan van booze geesten erkende, zoo betoogde hij ln zijn verweerschrift, ontzeide hij dien geesten de macht over heksen en toovenaara 't Slot was, dat hij door de Synode als predikant werd ont- slagen. Toch bracht „De betooverde wereld" dat hl vele talen werd overgezet, een ommekeer teweeg in de volksmeeoing men mo" zelfs veronderstellen, dat dit werk de grootste stoot heeft gege ven, tot de afschaffing der heksen processen. Langzamerhand zijn die processen ln aantal verminderd. In Duitschland kwamen er nog enkele voor; maar van dien tijd zijn in o-ns land niet meer van dergelijke proces sen gevoerd voor zoover wij weten! In Mexico is het laatste heksenpro ces gevoerd, nl. in 1862. Toch bloef ook in ons land het volksgeloof lang slui meren. In 1823 liet te Delden een vrouw, die van hekserij beschuldigd was, vrijwillig de waterproef op zich toepassen. KUNSTMATIGE CAOUTCHOUC. In Duitschland ls patent genomen voop een nieuwe uitvinding voor het bereiden van een caoutchouc-surro gaat uit sojaboonen. Sojaboonenmeel wordt door salpe terzuur ïn een dik-vloeibaar, taai pro. duet. omgezet, dat door verdere behaal deling met, alkaliën en daarop volgen-» de verhitting tot 150 gr. een op caout chouc gelijkend, zeer taai eri elas tisch product oplevert, waaraan men door mechonlsche beweging lederen giewonschten vorm kan geven en dat ook door de gebruikelijke behande ling gevnlkanlseerd kan worden'. Do uitvinders zijn dr. Fr. Gössel to Stockheim (Hessen) en dr. A. Sauer tl Zwingenborg. BEDRIEGER BEDROGEN. De inbreker had de deur open laten slaan, was naar de studeerkamer ge gaan, bad gemakkelijk het oude brandkastje open gekregen en was nu juist bezig den inhoud in een moe- gebrachten zak te doen verdwijnen, toen hij een hand op zijn schouder voelde. Hevig geschrokken draalde hij zich om en keek in het eerbiedwaardige gelaat van een grijsaard met een on deugende tinteling in de oogen, die fluisterde Sst, sst, man Laat de politie het niet hooren. Laat dien zak liggen. Ik ben vergevensgezind. Als gij onmid dellijk stil weg gaat, zal ik er nie mand iets van zeggen. Maar laat u dit een leer zijn De inbreker was al weg. De oude man nam uit het buffet een flesch, waaruit hij zich herhaaldelijk flink inschonk. Daarbij at hij een overge bleven stuk pastei. En vervolgens sloeg hij zachtjes den zak over zijn schouder, liep onhoorbaar het huis uit eu verdween in den nacht met zijn buit, blij zoo gemakkelijk dien zak weer van zijn collega gestolen te hebben. DAMRÜBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den lieer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem No. 229 van J. DE NIE, Zwart: schijven op: 8, 10, 15, 18, 37 en dam op 19. Wit: schijven op 21, 26, 28, 33 en dam op 25. Eindspel No. 230, tot slot van den Oplossings-wedstrijd. 1 9 8 4 5 Zwart: schijf op 23 en dam op 30. Wit: dammen op 11, 17«en 22. Oplossingen van 229 en 230 worden ingewacht aan bovengenoemd adres, uiterlijk Dinsdag, 21 Februari 1911. Oplossing van probleem No. 225, van den auteur; Wit 1510, 138, 50-44, 17—11, 10—5, 5 391 Oplossing van probleem No. 226, van den auteur: Wit 38—33. 4742, 39—33, 4842, 46—41, 22—17, 16—11, 43—39, 49 7. 27—21, 45 5. 5 29! Beide probleouig zijn goed opgelost door de heeren: R. Bouw, P. J. Eype, Th. S. Germans, J. Jacobson Azn., D. G. Koning, J. Lycklama, W. J. A. Matla. P. Ottolini, C. Seiódini, K. Siegerist, F. Th. Timnier. Van het Eindspel No. 230, moeten alle hoofd- en ondervarianten worden opgelost. SLAGZETTEN van den Franschen damspeler Blonde: Stand: Zwart, schijven op: 3, 4, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19. 23, 24, en 25. Wit, schijven op: 27, 28, 31, 32, 34, 35, 36, 37, 38, 43, 44, 45 46, 49 en 50. Wit speelt: 34—30, 27—22, 32 21, 30 47. 47-41, 44-39, 49 161 Stand: Zwart, schijven op: 1, 3, 6, 7, 8, 9, 10, 14, 20, 23, 24, 25, en 29. Wit schiiven op: 16, 17, 22, 26 32, 35, 36, 37, 38, 39, 42. 43, 48 en 50. Wit speelt: 35—30, 17—11, 16 11, 37—31, 38—32. 26-21. 31 21 Stand: Zwart, schijven op: 2, 4, 7, 8, 9, 10, 11. 16. 20 es 30. Wit) schijven op: 13, 18, 22, 26, 27, l, 33. 38, 41 en 49. Wit speelt: 27-21, 18 12. 49—43, 43; 11 Stand: Zwart, schiiven op: 1, 4. 6 7, 8, 9, 12, 14, 16, 17", 18, 21. 30 en 35. Wit, schijven op: 23, 24, 27 28, 29 32 33. 36, 38, 42, 44. 45, en 48. Wit speelt: 45-40, 27—22, 29—24, 23—18, 28 10, 40—34, 42 4! Stand: Zwart, schijven op: 2, 7, 8, 11, 13, 14, 16, 17, 19, 24 en 35. Wit, schiiven op: 15, 22, 26, 27, 28, 33, 39. 40, 47, 48 en 50. Wit speelt: 26—21 (zw. 17 26, de besle), 22—17, 33-29, 28 101 Stand: Zwart, schijven op: 3, 4, 7, 12, 14, 15, 18 en 25. Wit, schijven op: 23, 28, 30, 34, 37, 38, 49 en 50. Wit speelt: 37-32, 38-33, 33—29, 28 10! Stand: Zwart, schijven op: 5, 8, 9, 10. 16, 18, 20. 22, 23. 25 en 26. Wit schijven op. 27, 30, 33, 34, 35, 36 40, 45, 46. 47. 48 en 50. Wit speelt: 36-31, 33—29, 29—24, 30—24, 48—42, 46-41, 35:2! Wij raden den liefhebbers ter oefei ning eerst zelf den slagzet te zoeken^ alvorens die van den auteur te zien. De Haarlemscbe Damclub houd) hare bijeenkomsten iederen Maandagi, avosd vs.™ tot 12 in hèi ,,de Nijverheid". Jansstraat 85, al» hier. Liefhebbers van het damspel zijp daar steeds welkom!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 14