m
m
m
m
m
m
m
m
SA
m
a
m
m i
m
m
m
„i h
2
aankondiging geschreven en aaar ik
toch dozen kant uit moest, dacht ik
hot beter, zelf te komen, dan een
brief te zenden.
Ik bood hem een stoel aan en hij
nam plaats.
Ge schrijft, zeide hij, dat
ge nie', opziet tegen hard werken. Eer
lijk gezegd is het daarom, dat ik aan
u de voorkeur geef. Ge zult het be
grijpen, wanneer ik 11 het geval bloot
leg. Dag noch nacht mag do zieke een
ander gezicht zien dan het uwe. Ko
men er anderen in de nabijheid, dan
is het. of ze op de grens wordt ge-
droven der krankzinnigheid, waar
voor wo haar, hoop ik, zullen bewa
ren, Zelfs ik, die haar geruimen tijd
onder behandeling heb gehad, bezoek
haar zoo weinig mogelijk, bij voor
keur wanneer ze slaapt.
Is ze
Volstrekt niet gevaarlijk. Slechts
afwijkingen van den geest, doch zoo
goedaardig mogelijk, vergezeld van
de gedachte, dat ze met geweld wordt
teruggehouden van degenen, die haar
liefhebben.
En die
Ze is nog steeds in d'r nabijheid.
Moeder, zustor, tante, de geheele fa
milie is overstuur. Na raadpleging
met een specialiteit, zijn we tot. de
overtuiging gekomen, dat het beter
is. haar van allen verwijderd te hou
den. Er is plan gemaakt, haar naar
een rustig buitenverblijf to zenden,
waar ze slech'.s één gelaat zal zien
dat van de verpleegster, die haar ver
zorgt,. Deze zal het niet gemakkelijk
hebben, dooh goed betaald worden
120 franken per week.
Dat klonk me welkom in de ooren.
Ik had op me genomen, 300 franken
in de maand af te lossen. Dat kon ik
nu best doen en nog een aardig duitje
overhouden.
Ge ziet niet op tegen werk,
hernam hij. Dan is dit juist eene
goede gelegenheid voor u. Er zal
geen meid zijn, om u te helpen. Alles,
de kamers schoon houden, de bedden
opmaken, het koken, enz. enz., zult
go derhalve alleen moeten doen. Er
is wel een oude vrouw in het huis,
doch die mag nooit boven komen.
Hoe lang die gevangenschap als
ge het zoo noemen wilt duren zal,
weet ik niet. Mijn genegenheid voor
de familie doet me wenschen, dat ze
kort zal zijn. In elk geval zult ge ech
ter vooruit drie maanden salaris ont
vangen. Wat zegt ge daarop
Dertien weken van 120 franken,
dat was wel het grootste gedeelte van
wa,t ik had opgenomen. Natuurlijk
nam ik het aan
Ik ben er blij om, zei de dok
ter. Uit uw getuigschriften blijkt,
dat ge een zachtaardig karakter hebt
en daarom vooral heb ik u uitgeko
zen. De zieke moet met de meeste toe
geeflijkheid behandeld worden. Ze is
schuw en angstig en zal alles doen
om te ontsnappen. Om die reden stel
ik u voor, de deur hoven aan de trap,
die toegang geeft tot de eerste ver
dieping. te sluiten.
Maar.... e.... zei ik bedenkelijk.
Oh. wees maar niet bang, viel
hij me lachend in de rede. Ik zal
steeds bij de hand zijn. Indien mijn
hoop op goede gronden steunt, zal
binnen een weck reeds eene aanmer
kelijke verandering met haar plaats
hebben, zoodat een strikte bewaking
minder noodig zal worden. Het voor
naamste is, dat haar belet wordt,
eenig ander gezibht te zien dan het
uwe.
En het uwe
Neen, dat zelfs niet, behoudens
In goval van nood. Ik kom alleen op
de bovenkamers, wanneer zij in slaap
is Nu. zuster, dat is dus afgespro
ken.
Hij nam zijn hoed en handschoenen
en boog.
Ja. nog iets, zei hij. Ge zult
er misschien niets op tegen hebben,
dat de moeder van het meisje, of mis
schien haar tante, morgen hier komt,
om een onderhoud met u te hebben.
Zo zijn ten hoogste bezorgd voor het
welzijn der patiënte en zouden gaar
ne met eigen oogen zien, aan wie zij
haar toevertrouwen.
Ik gaf mijn toestemming te kennen
en hij vertrok.
Den volgenden dag kwam de tante
en haar bezoek viel uit tot ons beider
genoegen.
Het is een groote troost voor mij,
zei ze bij het heengaan, te we
ten, dat onze lieveling in goede han
den is. Mijne verzekering daarvan zal
een zworen last wegnemen van het
hart der moeder, die slechts met
weerzin van haar scheidt. Ge zult
morgen met den trein vertrekken. Als
ge dien van acht-vpftien neemt, kunt
ge te 9.5 te Box ley zijn.
Zoo laat Zal de nachtlucht...
Maar het meisje is volstrekt niet
«iok, 't is alleen haar verstand, waar
het aan hapert. Ze is altijd angstig,
wanneer ze vreemde menschen ziet,
en zoo is het beier, in den avond te
gaan, om zoo mogelijk elke ontmoe
ting te vermijden. Dr. Dougal heeft
beloofd, aan het station te zullen zijn
met een gesloten rijtuig.
Den volgenden avond, toen ik den
trein uitstapte, trad de dokter reeds
op mij toe en bracht mij naar een
koetsje, dat stond te wachten.
Ik stapte in. Het was erg donker,
maar in een hoek kon ik de gedaante
onderscheiden van een meisje, dat
daar zat met gesloten oogen alsof ze
sliep.
- Ja, zei de dokter, ik heb
haar een slaapdrank ingegeven. Toen
zo hoorde, dat ze vertrekken zou.
ging ze zoo heftig te keer, dat mij
geen onder middel overschoot.
De rit duurde niet lang en weldra
hielden wc stil voor een huisje met
twee verdiepingen, dat blijkbaar al
leen stond.
Dr. Dougal gaf mij zijn hoed, met
het verzoek, hem dien na t.e brengen.
Toen nam hij het bewusteloos meisje
in zijn armen, stapte uit en droeg
haar in de richting van het gebouw
tje. De dokter stiet de deur open, en
we kwamen in een gang, met een pe-
truloumlamp verlicht. Hij steeg de
trap op en na een andere deur te heb
ben geopend, bevonden wij ons in
ai ie dooi iuopende vertrekken, zitka
mer. eene kamer met twee bedden en
keuken. Hij legde de jonge dame op
een sofa en rekte zich uit.
't Is geen zware last, zuster,
maar met dat trappen klimmen
schijnt het toch zoo. Ge zult haar wel
naar bed brengen. Probeer niet haar
wakker te maken, want de slaap zal
haar goed doen. Ge kunt u alleen ver
der wel redden. Goed. Zoo ge >eta noo
dig hebt, klop maar op den vloer. Ik
slaap beneden en kan u hooren.
De andere? vroeg lk aarzelend.
Er is nog iemand anders ln huis.
Juffrouw Morgan. Ja, vertrou
wen kunt ge echter niet op haar, want
ze is zoo doof als een pot, die arme
ziel. Ge zult u eerst moeten tevreden
stellen met een uur per dag in do
open lucht. In dien tijd moet ge de
noodige boodscliappen doen in liet
dorp, terwijl ik in dien tijd op de
zieke pas.
Hij zei „goeden nacht" en ver
dween. Het slot werd omgedraaid aan
den anderen kant van de deur eu dat
geluid klonk me min of meer huive
ringwekkend in do ooren. Er gebeur
de echter dien iiacht niets bijzonders.
Tegen den ochtend werd het meisje
wakker. Ze had een zwaar hoofd en
doffe oogen. lk gaf haai- een weinig
voedsel, waarvan ze werktuigelijk
iets gebruikte eu toen haar medicijn.
Ze viel spoedig weer in slaap. Haar
toestand stond me volstrekt niet aan.
Iets later kwam de dokter. Hij voel
de haar den pols en schreef wat op
een papiertje.
Ge kunt nu wel een uurjte uit
gaan, zuster, zei hij. Hier is een re
cept. Breng het bij den apotheker in
het dorp en breng het don weer mee
als ge wilt. De ziekte zal vooreerst
niet wakker worden.
De beweging in frissche lucht deed
me goed en verdreef de naargeestige
gedachten aan welke ik ten prooi was
geweest. Bij den apotheker wachtte
me 'n verrassing.
Wel. zuster Abbott! riep de assi
stent, zoodra hij mij zag, hoe gaat
het u?
Hoe klein is de wereld toch eigenlijk.
De man was leerling-apotheker ge
weest in het gasthuis, waar ik een
leergang volgde. Wij hadden natuur
lijk een heel gesprek, terwijl hij het
drankje klaar maakte.
Ge hebt op het oogenbllk oen ge
val van zenuwlijden, zie ik, zei hij
ten laatste. Een sterk man, zeker
want
Integendeel, viel Ik hem in de
rede. een teer zwak meisje.
O, zoo, ik....e dacht
Hij nam het recept uit de enveloppe
terug, waar hij het had ingedaan, eu
las het nog eens
Ja. Twee eetlepels, driemaal per
dag. Wel, voegde hij er met een zon
derling glimlachje bij, uwe zieke zal
u niet veel last veroorzaken. Zulk een
dosis zou uw oogleden zwaar maken
als lood. Proef eens.
llij reikte mij 't flescbje over. Ik
rook er aan. keerde het om op mijn
vinger en legde bet toen in mijn
mond.
Ge herkent reuk en smaak? vroeg
hij, dat dacht ik wel- We gaven zoo
iets gewoonlijk arbeiders en zeelui,
die onhandelbaar waren. Een paar
lepels daarvan en ze werden zoo mak
als een lammetje.
Het flcschje werd dichtgelakt en in
mijn mandje gelegd, en ik keerde te
rug, onzeker, wat ik van dat alles
denken moest. Voor de eerste maal
zag ik de oudo vrouw. Ze was inder
daad stokdoof. Do dokter kwam uit
de zitkamer, rookende.
Houdt ge van bloemen, zuster?
vroeg hij. De tuin achter staat er vol
van. Ge moogt er zooveel van pluk
ken als ge wilt, om uw kamers op te
sieren.
Hij had mij in mijn zwak getast.
Bloemen en kinderen zijn een waar
genot voor mij. Ik zette mijn mandje
op de tafel, deed mijn mantel af en
stond weldra in een echt ouderwet-
schen tuin, zooals ik er altijd zoo
gaarne gezien had. Ik bleef er onge
veer vijf minuten en kwam toen de
kamer weer binnen met een heelen
bundel welriekende bloemen. Ik
bracht ze naar boven in het korfje,
waarin het medicijnfleschje lag. Een
blik op de klok zei me, dat 't voor do
zieke tijd was om in te nemen. Ik goot
dus iets in een kopje en hield het on
willekeurig onder mijn neus. Er was
wat gebeurd met die medicijn. Mijne
■gedachten gingen snel. Het fleschj'e
was slechts eenige minuten uit mijn
bezit geweest, den tijd, dat ik in den
tuin had doorgebracht Maar dat was
voldoende voor iemand, om het lak
te verbreken aan één kant, de kurk af
te trekken en er in te druppelen, wat
ik nu ontdekte. Weer dichtgemaakt
zou het fleschje niets verraden van
hetgeen er had plaats gehad.
Mijn hart scheen stil te slaan. Mijn
vermoeden, dat ik in een atmosfeer
van misdaad en moord ademde, ver
ontrustte mij zoozeer, dat mijn hoofd
bonsde alsof er met hamers in gesla
gen werd. Wat te doen lk had vier
en twintig uur voor mij. De laatste
maal, dat ik het meisje ingegeven
had, was in den vroegen morgen. Ik
goot den inhoud van het kopje in een
leeg fleschje eu verborg dat. Stil
wachtte ik af, wat er verder gebeuren
zou. Het meisje sloeg eindelijk de
oogen op, maar de uitdrukking er van
was dof en wezenloos. Ik zeide, dat
ze weer moest gaan liggen. Dat deed
ze, en 't was reeds laat in den avond
eer 't verdoovend middel geheel uit
gewerkt was. Ze richtte zich op en
vroeg
Waar ben ik?
Ik boog over haar heen met den
vinger op de lippen. Haar oogen
stonden nu helder en klaar en ver
toonden niet. het minste teeken van
waanzinnigheid.
Spreek niet hardop, fluisterde ik.
Zeg in het geheel niets, tot ge mij ge
hoord hebt.
En nu vertelde ik haar alles wat ik
wist en vermoedde. Ze begreep eik
woord. Op haar beurt deelde zij mij
haar geschiedenis mee. Ze was eeui:
gen tijd geleden onverwachts in liet
bezit gekomen van een aanzienlijk
fortuin. Degenen, die hadden moeten
erven, zoo zij er niet geweest was,
hadden klaarblijkelijk besloten, haar
te vermoorden. Ze was opgelicht.
Men had haar reeds vergif toege
diend. Ze had een verloofde, vertelde
ze, die haar neven, bij wie ze gewoond
had, van haar verwijderd hadden ge
houden. Al$ ze hem slechts een bood
schap kon deen geworden, zou alles
goed zijn. We besloten, den volgen
den dag een telegram te verzenden,
zoodru ik uit kon gaan. lk liet haar
even den mond spoelen met de me
dicijn en beval liaar aan, zich te
houden, of ze rustig sliep, terwijl ik
weg was. Het werd middernacht en
alles was zoo stil, dat we het slaan
der dorpsklok konden hooren. die bij
na een half uur was verwijderd.
Toexl, opeens deed een gerucht aan
het venster ons opschrikken en de
oogen epslaan'de, sagén op het
gordijn den omtrek van hoofd en
schouders van een man duidelijk af-
geleèkend.
Wees niet bang, fluisterde ik het
bevende meisje ln het oor, indien hot
ik weet niet, waarom ik dat ver
moed de dokter is, dan zal hij met
mij Ie doen hebben.
Ik had niet voor niet jioe-Jitsoe ge
leerd en er op het gymnasium de gou
den medaille mee verdiend. Zacht-
kens, maar toch niet zoo onhoorbaar
als de Inbreker van beroep dat zou ge
daan hebben, werd het raam een
eindje opengeschoven. Het gordijn
ging achteruit, een been kwam over
de vensterbank, 'n tweede volgde en
de man zelf stond in do kamer.
Gezwind als do gedachte had lk
wijn armen om hem heen geslagen
en hem cp de knieen gedrukt- Bij de
ééne hand hield ik hem vast, zooda
nig, dat de minste beweging hem on
duldbare pijn zou doen. Misschien
was het de verbazing die hem belette
te spréken. In elk geval liet hij geen
enkel geluid hooren. Ik zag, dat 6ón
zijner zakken op zij uitpuilde, en
haalde er een revolver uit In een an
deren zak zat een dievenlantaarn.
Zoo goed 't ging, schoof ik met de
ééne hand de draaiende bedekking
open en liet het licht op het gelaat
van mijn gevangene vallen. Wat ik
toen zag had me bijna van schrik en
verbazing een gil doen slaken. Ik had
mijn eigèn broer Harold gevangen go-
nomen Gelukkig, dat ik me had we
ten te bedwingen. Men raadt reeds,
wat dat alles beteekende, denk ik. Ha
rold was de verloofde van het meisje.
Hij had dag en nacht het spoor ge
volgd, tot hij misdadige oogmerken
vermoedend, en niet wetend, hoe die
op andere wijze te verijdelen, beslo
ten had, in het huis te breken en zich
aan de zijde van zijn geliefde te stel
len.
Maar dit. is geen liefdeshistorie. We
brachten den nacht door met het ma
ken van plannen, ontbeten te zamen
en toen de tijd naderde, waarop do
dokter gewoonlijk boven kwam, nam
Harold zijn revolver en vatte po9t ach
ter de deur. Nauwelijks had de ver
wachte den voet over den drempel ge
zet, oi ik bewerkte hem met jioe-
jitsoe, terwijl hij een minuut later
den kouden loop van een pistool le
gen zijn voorhoofd voelde.
Dougal zag al gauw in, dat zijn
spel verloren was en dacht er alleen
maar aan, zijn eigen hachje te red
den. We beloofden, hem niet te zul
len vervolgen, indien hij ons een ge
schreven on met zijn naam ondertco-
kende bekentenis gaf van al hetgeen
wat er gebeurd was. Hij bood zelfs
aun, voor hij naar den trein ging, een
rijtuig te zenden, om ons to halen.
Te Londen werd hel huwelijk vol
trokken. Harold en mijn zieke werden
man en vrouw. Een rechtsgeleerde,
dien zij raadpleegden, bond de kat de
bel aan. Do beide neven, die met den
dokter het complot hadden beraamd,
de rijke erfgename uit den weg te rui
men, wachtten de gevolgen niet af,
doch vertrokken met de noorderzon
naar Canada, gelijk men vermoei
de. Waarschijnlijk zullen ze wel niet
terugkomen maar mocht zulks het
geval zim. dan zullen ze meer levens
vinden dan één, tusschen hen en het
egeerde fortuin.
Verpleegster O ja, ik ben nog ver
pleegster maar ik draag geen uni
form meer. En mijn zieken Die klei
ne dotjes, zoo lief als men ze nergens
ter wereld vinden kan. Ze noemen
mij „tante".
(Centrum).
Berenjacht ln Siberië.
In het dorp Schuschenskoje woont
een boer, Iwan Pesegow genaamd.
Hij zal thans ongeveer 55 jaar oud.
zijn. maar nog ziet men het hem,aan,
dat'hij in zijn jonge jaren over een
herculische kracht kon beschikken.
Iwan Pesegow is een hartstochte
lijk jager. Reeds als jongen door
kruiste hij met andere liefhebbers
van het edele jachtvermaak de Taiga,
het Siberische woud. Zijn schot was
noodlottig voor vele beren en zijn
vrienden beweerden, dat hij reeds
meer dan veertig van die dieren had
neergelegd, ofschoon Pesegow zelf
hardnekkig volhield, dat hij er pas 37
had "gedood, zoodat hij nog niet
zijn veertigsten toe was.
Op zekeren dag had vriend Pesegow
het volgende avontuur Den 18en Ju
ni begaf liij zich, vergezeld door den
kolonist Iwan Scharurn, die reeds
vaker met hein mede was geweest op
de berenjacht, naar de Taiga, 80
werst van zijn woonplaats verwij
derd. Hun weg leidde eerst door het
dorp Perma-Kowskojo en daarna
langs de rivier de Oja. De oevers van
deze prachtige, kalm stroomende ri
vier zijn met dichte wouden bedekt,
waarom zij vaak door jagers worden
bezocht. Den 21en Juni bevond Pese
gow zich met zijn makker aan den
rnoerassieen oever van de bochtige
beek Manlschalijk, die in de Oja uit
stroomt. Zij trokken de beek over on
wilden nog tien werst verder gaan,
om daar te overnachten eu de jacht
te beginnen.
De avond viel reeds, toen zij,
moeid door den langen tocht, in de
verte het hun reeds van vroeger be
kende nachtleger ontdekben
hut van ruwe boohstammen, het
meenschappelijke toevluchtsoord der
jagers. Een dun rookwolkje kronkel
de boven het dak.
Pesegow en zijn kameraad dachten
eerst, dat landloopers een toevlucht
in de hut hadden gezocht. Wel behoef
den zij dergelijke lieden niet te vree
zen, want zij waren goed gewapend
met geweer en mesdaar zij echter
niet wisten met hoeveel man zij te
doen hadden, naderden zij voorzich
tig en aan de achterzijde der hut.
Daarbinnen klonken twee stemmen,
die den beiden jagers bekend waren.
Het gesprek liep over een dien dag
aangeschoten beer, die onmogelijk
nog ver had kunnen loopeu en onge-
tw ïjfeld 's nachts den adem uit zou
blazen. Men zou hem dus allicht mor
gen in de buurt van de Swjetly Bjel-
nick kunnen vinden. Zoo heet een on
geveer 10 werst van de hut gelegen
heuvel.
Terwijl de twee jagers het gesprek
afluisterden, d^t in de hut werd ge
voerd, wierpen zij elkaar een veelbe-
teekenenden blik toe r-n in beider
binnenste ontwaakte het strafbare
denkbeeld de vruchten te plukken van
den arbeid der anderen en zich mees
ter te maken van den aangeschoten
beer. Pesegow fluisterde dit zijn mak
ker in 't oor» deze knikte toestemmend
en mot den groet,.God zij met u
traden zij de hut binnen.
Zij vonden daar twee bekende Ja
gers uit een naburig dorp, de boeren
Paschemln en Putimzow. Zonder iets
van hun plan te laten doorschemeren
bloven Pesegow en zijn makker een
tijdlang met hen praten over alles en
nog wat en vervolgens legden zij zich
neer om te gaan slapen en spoedig
klonk hun gesnurk door de hut. In
werkelijkheid deed Pesogow echter
den geheelen nacht geen oog dicht,
Nauweliiks drong de eerste vale
morgenschemering de ruwe, rookeri-
ge hut binnen, nauwelijks ritselde het
morgenkoeltje door de bladeren, of
Pesegow stiet zijn makker aan, wekte
hem en beide mannen maakten zich
gereed or op uit te trekken. In het
zelfde oogenblik ontwaakte ook een
der andere jagers. Met de opmerking,
dat zij al vroeg er op uit gingen,
wenschte hij hun een gelukkige jacht,
draaide zich om en sliep weer in.
Het was een heerlijke, prachtige
ochtend. Dichtbij had de Taiga een
frissche groene kleur, in de verte ver
toonde zij donkerblauwe tinten. Een
met heerlijke geuren bezwangerd
koeltje waaide in het bosch en het
dichte gras was met ontelbare schit
terende dauwdruppels bedekt, die als
diamanten hingen aan ieder gras
sprietje, iedere dennenaald. De eerste
stralen der zon beschenen al de krui
nen der hoornen, toen Pesegow en
Scharurn, zich een weg banend door
laag struikgewas en tusschen de
half-vergane stammen van reusachti
ge ontwortelde ceders en berken
door, de plaats naderden, waar zij
den gewonden of do oden beer hoop
ten te vinden Voor hen doemde een
groot weideveld op, bedekt met hoog
gras, dat hier en daar was platge
trapt. Midden door de weide stroom
de een beekje, dat in de verte tus
schen de struiken verdween. Op een
plaats, waar het beekje iets breeder
was, lag aan den waterkant tusschen
het gras een niet zeer grooie beer, die
nu en dan een dof, smartelijk gebrul
uitstiet. Pesegow. en Scharum slopen
onopgemerkt zoo dicht mogelijk na
derbij, ieder van hen plaatste zich
achter een dikken boomstam, die
hun in 't ergste geval tot bescherming
kon dienen. Pesegow stond ongeveer
15 pas van zijn makker af, die, zoo
als afgesproken was, het eerste schot
zou lossen.
Eenige minuten verliepen in ang
stige stilte, nadat de jagers post ge-
at hadden. Toen viel er een schot.
Waarschijnlijk had Scharum mis
geschoten, want de beer richtte zich
slechts op en keek om zich heen,
zonder zijn plaats te verlaten. Tliaos
gaf Pesegow vuur. Hij vertelde later
zelf, dat liij nauwelijks het geweer
van den schouder had genomen, toen
de beer al in twee, drie sprongen bij
hem was, zich op zijn achterpooten
oprichtte en zich daarna met zijn vol
le gewicht op deu jager liet vallen.
Pesegow kwam onder te liggen en de
beer begon naar hartelust aan hem te
rukken en te scheuren.
Meermalen riep de ongelukkige ja
ger zijn makker toe„schiet, broe
der 1" maar Scharum schoot niet,
daar hij zijn geweer opnieuw moest
laden. Die kox-te oogenbliltken leken
den armen Pesegow echter een eeu
wigheid boe-
Eindelijk knalde het zoo vurig ver
langde schot van Scharum oogen-
blikkelïjk liet de beer zijn offer los,
om zich tegen den nieuwen vijand te
keeren.
Toen Pesegow de oogen opende zag
hij den heer vlak bij Scharum. Als
ervaren jager meende deze het beest
te kunnen ontgaan, door om den
boomstam te loopen. Doch dit lukte
hem ana ar eenmaal. Het gras was
nat door den dauw en daardoor glib
berig ;luj gleed uit en viel. Verder
herinnert Pesegow zich alieeu, dat
lüj. niet in staat zijn kameraad te
helpen, zich in het hoog& gras ver
schuilde en in de richting van de ja
gershut begon te kruipen; hij sleepte
zich ongeveer een lxaive werst voort
en begon toen zoo hard hij kon om
hulp te roepen.
Terwijl Pesegow en Scltarum aldus
de hut verlaten hadden, om zich mees
ter te maken van den jachtbuit der
anderen, waren ook de twee slapende
jagers ontwaakt. Zij vermoedden da
delijk, dat er achter dat haastige ver
trek iets zat en dat de beer wellicht
in verkeerde handen zou vallen, waar
om zij zich haastten zoo spoedig mo
gelijk het tooneel van den strijd te be
reiken. Toen Scharum het eerste
schot loste, waren zij nauwelijks nog
een werst verwijderd en toen Pese
gow na het derde schot wegkroop en
om hulp begon te roepen, waren zij
slechts eenige passen van hem af.
Pesegow's makker. Scharum. was
vreesehjk verminkt; Pesegow zelf
leefde nog. alhoewel hij er slecht aan
toe was; zijn rechter been was boven
den enkel gebroken en versplinterd
en hing alleen nog aan een stuk huid
de rechter arm was van den schouder
tot aan deu pols tot op het been open
gescheurd en hij had nog vele andere
wonden.
De beer lag dood naast de bloedige
overblijfselen van Scharum. Het was
een oud dier van geringe afmeting;
zijn huid was dun en kaal eu had
niet de minste waarde. De jagers
trokken Pesegow den halfverscheur-
den en met bloed doorweekten kiel
uit. bonden hem op een paard en
brachten hem naar de jagershut.
Daar trokken zij hem het hemd uit
en vvieschen en verbonden hem zoo
goed en zoo kwaad als het ging den
arm en het been. Twee dagen daarna
bracht men Pesegow naar huis in het
dorp Schuschenskoje.
Toevallig kwam juist in die dagen
de districlsgouvemeur in het dorp.
Men vertelde hem liet ongeluk, dut
Pesegow was overkomen en toen de
gouverneur in Minusinsk terug was
gekomen, stuurde hij van daar een
dokter, om den gewonde te helpen.
De dokter kwam, onderzocht den pa
tiënt, schudde het hoofd, nam een
snuifje, gaf de vrouw eenige aanwij
zingen en reed weer weg, zonder de
minste hoop op herstel te hebben kun
nen geven. In Schuschenskoje woon
de een oude vrouw» die zich behalve
met hot beroep van vroedvrouw ook
met de genezing van rieken bezig
hield.
Die vrouw werd gehaald. Zij wik
kelde den arm en het been van Pese
gow in boombast, waarbij do 2ieke
onduldbare pijnen uitstond. Do zomer
was dat jaar buitengewoon heet. In
de bedompte f s b o lag Pesegow op
een walgelijk vuil bed, omringd door
myriaxlon bloedorsligo vliegen on
muggen, en toch tegen den herfst
begon Pesegow langhaam aan te be
teren.
Het eerste wat Pesogow deed, toen
hij voelde, dat hij herstelde, was ver
klaren dat hij nooit woer in de Taiga
op do berenjacht ging. Om niet in
verzoeking gebracht te worden, ver
kocht hij zijn geweer aan 1 ui buur
man. En hij deed dit zonder de min
ste aarzeling, zoo vast stond zijn be
sluit
Pesegow schreef zijn ongeluk al
leen toe aan het feit, dat ae lieer, die
hem zoo had toegetakeld, „de veer
tigste" was geweest. „Dat is nu een
maal zoo met deu veertigsten beer",
zei hij, „wat meu ook doet, men kan
zich niet genoeg voor hem in acht ne
men". Tevergeefs verzekerde men
hem. dat hij zijn veertigsten beer
minstens al vijf jaar geleden had
neergelegd en dat deze al wel de vijf
tigste was.
Pesegow lag langer dan een jaar
ziek. In den herfst van het volgende
jaar was hij echter weer op de boen
en nam hij zich voor zijn vrijen tiïd
enkel en alleen aan den landbouw te
besteden. Inderdaad volbracht hij
dien geheelen winter zijn huiselijke
bezigheden zonder ook maar aan de
Taiga te denken.
De lente kwam; het liep tegen Pe-
trowfca (St. Peter). Pesegow wilde
gras gaan maaien; hij spande zijn
paarden voor de telega, nam zijn zeis
en reed naar de weide.
Het was een wanne, zwoele dag,
maar heerlijk weer. Het was volko
men stil in de natuur, aan deu liemel
was geen onkel wolkje te ontdekken,
en tegen den blauwen horizon tee-
kende zich de eindelooze Taiga af.
eveneens in droomerige gen ver
zonken. Hoog boven het woud verhip
ven -i h do fantastische grillige top
pen van den met sneeuw bodeklen
Bjelorgorje.
Pesogow ging op den top vr-.n een
heuvel zitten .tegenover een beekje,
dat het weiland doorsneed en liet zijn
blik rusten op de verwijderde taiga.
Het woud doemde op in al zijn ver
leidelijke schoonheid Kroon, zwij
gend. geheimzinnig.
Hij dacht aan zijn vroeger loven,
klom zuchtend op do t e 1 g a en
reed naar huis terug zonder één gras
halm te hebben afgemaaid. Dien ge
heelen dag; liep hij rond. diep in ge
dachten verzonken.
Den volgenden morgan gin; Pese
gow naar zijn huurman en ko-ht het
geweer terug.
Een week later zadelde hij zijn
paard, en reed naar de T a ga.
Sedert dien zijn vele jaren - erloo-
pen. Pesegow heeft nog wel een do
zijn beren geveld, maar ook nu nog
wil hij niet toegeven, dat die ongeluks
beer zijn vijftigste was en houdt hij
stokstijf vol, dot liet „de veertigste
was.
EEN NATUURLIJK MAGAZIJN VAN
COKES.
De natuur levert kolen, de gasfa
briek cokes als aan de kolen het licht
gas onttrokken is. In den Amerikaan-
schen staat Virginia is echter een na
tuurlijk cokesdepot, dat waarschijn
lijk zijn gelijke niet heeft. Dit depot
bevindt zich omecveer 32 KM. van
Richmond.
De cokes die zich daar in den bodem
bevindt, onderscheidt zich in uiterlijk
niet van die der gasfabriek; het che
misch onderzoek bevestigde dit, want
zij bevat ongeveer 90 pet. zuivere co
kes. De natuur heeft zelf gezorgd het
lichtgas uit de kolen te verwijderen.
De oorspronkelijke kolenmassa's zijn
nl door de inwerking van vul cam A
bevrijd van de koolwaterstoffen, en
d© cokes is overgebleven.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMS CHS DAMCLUB.
Alle correspondeiüe, deze rubriek
betreffende, geliev* men te richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat
34. Telepboon 15*1.
ETNDSPIL No. 233.
Bij eene nauwkeurige studie bleeions, dat wit in dit eindspel toch ln
alle varianten de winst lean verkrijgen en onze bewering in de vorige
rubriek du3 te niet jjedaan word-Wij geven dit eindspel daarom op-
ïw don liefhebbers ter oplossinr, natuurlijk is het thans buiten den
wedstrijd.
Kwart
Wit
Zwart. Schijf op 23 en dair op 30.
.Wit. Dammen op 11, 17 en
PROBLEEM No. 231,
van
B o m b k e.
Zwart
1.
1 8 4 5
«t
b
a i
*L
i
a
a
Ét.
-
Zwart Schijven op 9, 10, 11, 1
Wit. Schijven op 24, 29, 33, 38, c
Oplossing van probleem No. 229
van den auteur Wit 25 - 20, 26 - 21,
20 2!
Goed opgelost door de heeren R.
Bouw, P. J. Eype, Th. S. Germans,
J. Jacobson Azn., D. G. Koning, J.
Lycklama. W. J. A. Matla, P. Ütto-
llni, C. Serodini, K. Siegerist, F. Th.
Timmer.
SLAGZETTEN IN DE PARTU.
In de Haarlemsche Damclub kwa
men dezer dagen de volgende aardige
slagzetten voor
Zwart 4, 7, 8, 9, 11. 13, 14, 16, 18,
19, 20. 22.
Wit. 25, 27, 31, 33, 35, 30, 38, 39, 40,
43, 44.
Wit. aan zet zijnde, speelde 40 - 34,
waarop zwart de onvoorzichUgheid
had, met 19-23 te antwoorden, wil
besliste toen het spel als volgt
Wit 27 -21. 33 - 28. 31 22. 43. - 38.
39 :10. 25:11
Zwart 16 :27, 22 :42. 1827*
42 33. 4 15.
Stand:
Zwart. 3. 6. 8, 9. 10. 11, 12, 13. 15;
16. 17. 18. 19, 21, 24. 25.
Wit 26. 28. 31. 32. 33, 35. 36. 37, 38,
89. 40. 42. 43. 44, 45. 48.
1322. 27 en 36.
40 n 41.
Jwart speelde 18 - 23?
Vit vervolgt met
28 - 22, 26 :17 33 - 29!
Z*rt 17 28. 11 2224 33.
Wi. 38 7, 32 23, 7 - lf
Zmrt. 10 -14, 19 28.
Stand:
üwart 4, 7,11,12. 13. 14. 15, 16, 17,
18 20. 25.
R it 24. 26, 27. 29. 33. 35. 37. 38. <1.
43, 45.
Zwart, aan zet, peelde II - 22?
vaarop wit antwoordt met
W. 35 - 30, 33 - 28, 26 10, 10 - 5!
iw. 25 23, 23 21. 20 29.
Hier ziet men weer de gevolgen vax
het ondoordacht achter, een schij'
loopen.
Do Haarlemsche Damclub houd\
haar bijeenkomsten iederen Maan
dagavond van 8 tot 12 uur in het Ge,
bouw „de Nijverheid". Jansstraat 85'
alhier.
Liefhehhers van het damspel zijl
daar steeds welkom.