m m m m m m m m SA m a m m i m m m „i h 2 aankondiging geschreven en aaar ik toch dozen kant uit moest, dacht ik hot beter, zelf te komen, dan een brief te zenden. Ik bood hem een stoel aan en hij nam plaats. Ge schrijft, zeide hij, dat ge nie', opziet tegen hard werken. Eer lijk gezegd is het daarom, dat ik aan u de voorkeur geef. Ge zult het be grijpen, wanneer ik 11 het geval bloot leg. Dag noch nacht mag do zieke een ander gezicht zien dan het uwe. Ko men er anderen in de nabijheid, dan is het. of ze op de grens wordt ge- droven der krankzinnigheid, waar voor wo haar, hoop ik, zullen bewa ren, Zelfs ik, die haar geruimen tijd onder behandeling heb gehad, bezoek haar zoo weinig mogelijk, bij voor keur wanneer ze slaapt. Is ze Volstrekt niet gevaarlijk. Slechts afwijkingen van den geest, doch zoo goedaardig mogelijk, vergezeld van de gedachte, dat ze met geweld wordt teruggehouden van degenen, die haar liefhebben. En die Ze is nog steeds in d'r nabijheid. Moeder, zustor, tante, de geheele fa milie is overstuur. Na raadpleging met een specialiteit, zijn we tot. de overtuiging gekomen, dat het beter is. haar van allen verwijderd te hou den. Er is plan gemaakt, haar naar een rustig buitenverblijf to zenden, waar ze slech'.s één gelaat zal zien dat van de verpleegster, die haar ver zorgt,. Deze zal het niet gemakkelijk hebben, dooh goed betaald worden 120 franken per week. Dat klonk me welkom in de ooren. Ik had op me genomen, 300 franken in de maand af te lossen. Dat kon ik nu best doen en nog een aardig duitje overhouden. Ge ziet niet op tegen werk, hernam hij. Dan is dit juist eene goede gelegenheid voor u. Er zal geen meid zijn, om u te helpen. Alles, de kamers schoon houden, de bedden opmaken, het koken, enz. enz., zult go derhalve alleen moeten doen. Er is wel een oude vrouw in het huis, doch die mag nooit boven komen. Hoe lang die gevangenschap als ge het zoo noemen wilt duren zal, weet ik niet. Mijn genegenheid voor de familie doet me wenschen, dat ze kort zal zijn. In elk geval zult ge ech ter vooruit drie maanden salaris ont vangen. Wat zegt ge daarop Dertien weken van 120 franken, dat was wel het grootste gedeelte van wa,t ik had opgenomen. Natuurlijk nam ik het aan Ik ben er blij om, zei de dok ter. Uit uw getuigschriften blijkt, dat ge een zachtaardig karakter hebt en daarom vooral heb ik u uitgeko zen. De zieke moet met de meeste toe geeflijkheid behandeld worden. Ze is schuw en angstig en zal alles doen om te ontsnappen. Om die reden stel ik u voor, de deur hoven aan de trap, die toegang geeft tot de eerste ver dieping. te sluiten. Maar.... e.... zei ik bedenkelijk. Oh. wees maar niet bang, viel hij me lachend in de rede. Ik zal steeds bij de hand zijn. Indien mijn hoop op goede gronden steunt, zal binnen een weck reeds eene aanmer kelijke verandering met haar plaats hebben, zoodat een strikte bewaking minder noodig zal worden. Het voor naamste is, dat haar belet wordt, eenig ander gezibht te zien dan het uwe. En het uwe Neen, dat zelfs niet, behoudens In goval van nood. Ik kom alleen op de bovenkamers, wanneer zij in slaap is Nu. zuster, dat is dus afgespro ken. Hij nam zijn hoed en handschoenen en boog. Ja. nog iets, zei hij. Ge zult er misschien niets op tegen hebben, dat de moeder van het meisje, of mis schien haar tante, morgen hier komt, om een onderhoud met u te hebben. Zo zijn ten hoogste bezorgd voor het welzijn der patiënte en zouden gaar ne met eigen oogen zien, aan wie zij haar toevertrouwen. Ik gaf mijn toestemming te kennen en hij vertrok. Den volgenden dag kwam de tante en haar bezoek viel uit tot ons beider genoegen. Het is een groote troost voor mij, zei ze bij het heengaan, te we ten, dat onze lieveling in goede han den is. Mijne verzekering daarvan zal een zworen last wegnemen van het hart der moeder, die slechts met weerzin van haar scheidt. Ge zult morgen met den trein vertrekken. Als ge dien van acht-vpftien neemt, kunt ge te 9.5 te Box ley zijn. Zoo laat Zal de nachtlucht... Maar het meisje is volstrekt niet «iok, 't is alleen haar verstand, waar het aan hapert. Ze is altijd angstig, wanneer ze vreemde menschen ziet, en zoo is het beier, in den avond te gaan, om zoo mogelijk elke ontmoe ting te vermijden. Dr. Dougal heeft beloofd, aan het station te zullen zijn met een gesloten rijtuig. Den volgenden avond, toen ik den trein uitstapte, trad de dokter reeds op mij toe en bracht mij naar een koetsje, dat stond te wachten. Ik stapte in. Het was erg donker, maar in een hoek kon ik de gedaante onderscheiden van een meisje, dat daar zat met gesloten oogen alsof ze sliep. - Ja, zei de dokter, ik heb haar een slaapdrank ingegeven. Toen zo hoorde, dat ze vertrekken zou. ging ze zoo heftig te keer, dat mij geen onder middel overschoot. De rit duurde niet lang en weldra hielden wc stil voor een huisje met twee verdiepingen, dat blijkbaar al leen stond. Dr. Dougal gaf mij zijn hoed, met het verzoek, hem dien na t.e brengen. Toen nam hij het bewusteloos meisje in zijn armen, stapte uit en droeg haar in de richting van het gebouw tje. De dokter stiet de deur open, en we kwamen in een gang, met een pe- truloumlamp verlicht. Hij steeg de trap op en na een andere deur te heb ben geopend, bevonden wij ons in ai ie dooi iuopende vertrekken, zitka mer. eene kamer met twee bedden en keuken. Hij legde de jonge dame op een sofa en rekte zich uit. 't Is geen zware last, zuster, maar met dat trappen klimmen schijnt het toch zoo. Ge zult haar wel naar bed brengen. Probeer niet haar wakker te maken, want de slaap zal haar goed doen. Ge kunt u alleen ver der wel redden. Goed. Zoo ge >eta noo dig hebt, klop maar op den vloer. Ik slaap beneden en kan u hooren. De andere? vroeg lk aarzelend. Er is nog iemand anders ln huis. Juffrouw Morgan. Ja, vertrou wen kunt ge echter niet op haar, want ze is zoo doof als een pot, die arme ziel. Ge zult u eerst moeten tevreden stellen met een uur per dag in do open lucht. In dien tijd moet ge de noodige boodscliappen doen in liet dorp, terwijl ik in dien tijd op de zieke pas. Hij zei „goeden nacht" en ver dween. Het slot werd omgedraaid aan den anderen kant van de deur eu dat geluid klonk me min of meer huive ringwekkend in do ooren. Er gebeur de echter dien iiacht niets bijzonders. Tegen den ochtend werd het meisje wakker. Ze had een zwaar hoofd en doffe oogen. lk gaf haai- een weinig voedsel, waarvan ze werktuigelijk iets gebruikte eu toen haar medicijn. Ze viel spoedig weer in slaap. Haar toestand stond me volstrekt niet aan. Iets later kwam de dokter. Hij voel de haar den pols en schreef wat op een papiertje. Ge kunt nu wel een uurjte uit gaan, zuster, zei hij. Hier is een re cept. Breng het bij den apotheker in het dorp en breng het don weer mee als ge wilt. De ziekte zal vooreerst niet wakker worden. De beweging in frissche lucht deed me goed en verdreef de naargeestige gedachten aan welke ik ten prooi was geweest. Bij den apotheker wachtte me 'n verrassing. Wel. zuster Abbott! riep de assi stent, zoodra hij mij zag, hoe gaat het u? Hoe klein is de wereld toch eigenlijk. De man was leerling-apotheker ge weest in het gasthuis, waar ik een leergang volgde. Wij hadden natuur lijk een heel gesprek, terwijl hij het drankje klaar maakte. Ge hebt op het oogenbllk oen ge val van zenuwlijden, zie ik, zei hij ten laatste. Een sterk man, zeker want Integendeel, viel Ik hem in de rede. een teer zwak meisje. O, zoo, ik....e dacht Hij nam het recept uit de enveloppe terug, waar hij het had ingedaan, eu las het nog eens Ja. Twee eetlepels, driemaal per dag. Wel, voegde hij er met een zon derling glimlachje bij, uwe zieke zal u niet veel last veroorzaken. Zulk een dosis zou uw oogleden zwaar maken als lood. Proef eens. llij reikte mij 't flescbje over. Ik rook er aan. keerde het om op mijn vinger en legde bet toen in mijn mond. Ge herkent reuk en smaak? vroeg hij, dat dacht ik wel- We gaven zoo iets gewoonlijk arbeiders en zeelui, die onhandelbaar waren. Een paar lepels daarvan en ze werden zoo mak als een lammetje. Het flcschje werd dichtgelakt en in mijn mandje gelegd, en ik keerde te rug, onzeker, wat ik van dat alles denken moest. Voor de eerste maal zag ik de oudo vrouw. Ze was inder daad stokdoof. Do dokter kwam uit de zitkamer, rookende. Houdt ge van bloemen, zuster? vroeg hij. De tuin achter staat er vol van. Ge moogt er zooveel van pluk ken als ge wilt, om uw kamers op te sieren. Hij had mij in mijn zwak getast. Bloemen en kinderen zijn een waar genot voor mij. Ik zette mijn mandje op de tafel, deed mijn mantel af en stond weldra in een echt ouderwet- schen tuin, zooals ik er altijd zoo gaarne gezien had. Ik bleef er onge veer vijf minuten en kwam toen de kamer weer binnen met een heelen bundel welriekende bloemen. Ik bracht ze naar boven in het korfje, waarin het medicijnfleschje lag. Een blik op de klok zei me, dat 't voor do zieke tijd was om in te nemen. Ik goot dus iets in een kopje en hield het on willekeurig onder mijn neus. Er was wat gebeurd met die medicijn. Mijne ■gedachten gingen snel. Het fleschj'e was slechts eenige minuten uit mijn bezit geweest, den tijd, dat ik in den tuin had doorgebracht Maar dat was voldoende voor iemand, om het lak te verbreken aan één kant, de kurk af te trekken en er in te druppelen, wat ik nu ontdekte. Weer dichtgemaakt zou het fleschje niets verraden van hetgeen er had plaats gehad. Mijn hart scheen stil te slaan. Mijn vermoeden, dat ik in een atmosfeer van misdaad en moord ademde, ver ontrustte mij zoozeer, dat mijn hoofd bonsde alsof er met hamers in gesla gen werd. Wat te doen lk had vier en twintig uur voor mij. De laatste maal, dat ik het meisje ingegeven had, was in den vroegen morgen. Ik goot den inhoud van het kopje in een leeg fleschje eu verborg dat. Stil wachtte ik af, wat er verder gebeuren zou. Het meisje sloeg eindelijk de oogen op, maar de uitdrukking er van was dof en wezenloos. Ik zeide, dat ze weer moest gaan liggen. Dat deed ze, en 't was reeds laat in den avond eer 't verdoovend middel geheel uit gewerkt was. Ze richtte zich op en vroeg Waar ben ik? Ik boog over haar heen met den vinger op de lippen. Haar oogen stonden nu helder en klaar en ver toonden niet. het minste teeken van waanzinnigheid. Spreek niet hardop, fluisterde ik. Zeg in het geheel niets, tot ge mij ge hoord hebt. En nu vertelde ik haar alles wat ik wist en vermoedde. Ze begreep eik woord. Op haar beurt deelde zij mij haar geschiedenis mee. Ze was eeui: gen tijd geleden onverwachts in liet bezit gekomen van een aanzienlijk fortuin. Degenen, die hadden moeten erven, zoo zij er niet geweest was, hadden klaarblijkelijk besloten, haar te vermoorden. Ze was opgelicht. Men had haar reeds vergif toege diend. Ze had een verloofde, vertelde ze, die haar neven, bij wie ze gewoond had, van haar verwijderd hadden ge houden. Al$ ze hem slechts een bood schap kon deen geworden, zou alles goed zijn. We besloten, den volgen den dag een telegram te verzenden, zoodru ik uit kon gaan. lk liet haar even den mond spoelen met de me dicijn en beval liaar aan, zich te houden, of ze rustig sliep, terwijl ik weg was. Het werd middernacht en alles was zoo stil, dat we het slaan der dorpsklok konden hooren. die bij na een half uur was verwijderd. Toexl, opeens deed een gerucht aan het venster ons opschrikken en de oogen epslaan'de, sagén op het gordijn den omtrek van hoofd en schouders van een man duidelijk af- geleèkend. Wees niet bang, fluisterde ik het bevende meisje ln het oor, indien hot ik weet niet, waarom ik dat ver moed de dokter is, dan zal hij met mij Ie doen hebben. Ik had niet voor niet jioe-Jitsoe ge leerd en er op het gymnasium de gou den medaille mee verdiend. Zacht- kens, maar toch niet zoo onhoorbaar als de Inbreker van beroep dat zou ge daan hebben, werd het raam een eindje opengeschoven. Het gordijn ging achteruit, een been kwam over de vensterbank, 'n tweede volgde en de man zelf stond in do kamer. Gezwind als do gedachte had lk wijn armen om hem heen geslagen en hem cp de knieen gedrukt- Bij de ééne hand hield ik hem vast, zooda nig, dat de minste beweging hem on duldbare pijn zou doen. Misschien was het de verbazing die hem belette te spréken. In elk geval liet hij geen enkel geluid hooren. Ik zag, dat 6ón zijner zakken op zij uitpuilde, en haalde er een revolver uit In een an deren zak zat een dievenlantaarn. Zoo goed 't ging, schoof ik met de ééne hand de draaiende bedekking open en liet het licht op het gelaat van mijn gevangene vallen. Wat ik toen zag had me bijna van schrik en verbazing een gil doen slaken. Ik had mijn eigèn broer Harold gevangen go- nomen Gelukkig, dat ik me had we ten te bedwingen. Men raadt reeds, wat dat alles beteekende, denk ik. Ha rold was de verloofde van het meisje. Hij had dag en nacht het spoor ge volgd, tot hij misdadige oogmerken vermoedend, en niet wetend, hoe die op andere wijze te verijdelen, beslo ten had, in het huis te breken en zich aan de zijde van zijn geliefde te stel len. Maar dit. is geen liefdeshistorie. We brachten den nacht door met het ma ken van plannen, ontbeten te zamen en toen de tijd naderde, waarop do dokter gewoonlijk boven kwam, nam Harold zijn revolver en vatte po9t ach ter de deur. Nauwelijks had de ver wachte den voet over den drempel ge zet, oi ik bewerkte hem met jioe- jitsoe, terwijl hij een minuut later den kouden loop van een pistool le gen zijn voorhoofd voelde. Dougal zag al gauw in, dat zijn spel verloren was en dacht er alleen maar aan, zijn eigen hachje te red den. We beloofden, hem niet te zul len vervolgen, indien hij ons een ge schreven on met zijn naam ondertco- kende bekentenis gaf van al hetgeen wat er gebeurd was. Hij bood zelfs aun, voor hij naar den trein ging, een rijtuig te zenden, om ons to halen. Te Londen werd hel huwelijk vol trokken. Harold en mijn zieke werden man en vrouw. Een rechtsgeleerde, dien zij raadpleegden, bond de kat de bel aan. Do beide neven, die met den dokter het complot hadden beraamd, de rijke erfgename uit den weg te rui men, wachtten de gevolgen niet af, doch vertrokken met de noorderzon naar Canada, gelijk men vermoei de. Waarschijnlijk zullen ze wel niet terugkomen maar mocht zulks het geval zim. dan zullen ze meer levens vinden dan één, tusschen hen en het egeerde fortuin. Verpleegster O ja, ik ben nog ver pleegster maar ik draag geen uni form meer. En mijn zieken Die klei ne dotjes, zoo lief als men ze nergens ter wereld vinden kan. Ze noemen mij „tante". (Centrum). Berenjacht ln Siberië. In het dorp Schuschenskoje woont een boer, Iwan Pesegow genaamd. Hij zal thans ongeveer 55 jaar oud. zijn. maar nog ziet men het hem,aan, dat'hij in zijn jonge jaren over een herculische kracht kon beschikken. Iwan Pesegow is een hartstochte lijk jager. Reeds als jongen door kruiste hij met andere liefhebbers van het edele jachtvermaak de Taiga, het Siberische woud. Zijn schot was noodlottig voor vele beren en zijn vrienden beweerden, dat hij reeds meer dan veertig van die dieren had neergelegd, ofschoon Pesegow zelf hardnekkig volhield, dat hij er pas 37 had "gedood, zoodat hij nog niet zijn veertigsten toe was. Op zekeren dag had vriend Pesegow het volgende avontuur Den 18en Ju ni begaf liij zich, vergezeld door den kolonist Iwan Scharurn, die reeds vaker met hein mede was geweest op de berenjacht, naar de Taiga, 80 werst van zijn woonplaats verwij derd. Hun weg leidde eerst door het dorp Perma-Kowskojo en daarna langs de rivier de Oja. De oevers van deze prachtige, kalm stroomende ri vier zijn met dichte wouden bedekt, waarom zij vaak door jagers worden bezocht. Den 21en Juni bevond Pese gow zich met zijn makker aan den rnoerassieen oever van de bochtige beek Manlschalijk, die in de Oja uit stroomt. Zij trokken de beek over on wilden nog tien werst verder gaan, om daar te overnachten eu de jacht te beginnen. De avond viel reeds, toen zij, moeid door den langen tocht, in de verte het hun reeds van vroeger be kende nachtleger ontdekben hut van ruwe boohstammen, het meenschappelijke toevluchtsoord der jagers. Een dun rookwolkje kronkel de boven het dak. Pesegow en zijn kameraad dachten eerst, dat landloopers een toevlucht in de hut hadden gezocht. Wel behoef den zij dergelijke lieden niet te vree zen, want zij waren goed gewapend met geweer en mesdaar zij echter niet wisten met hoeveel man zij te doen hadden, naderden zij voorzich tig en aan de achterzijde der hut. Daarbinnen klonken twee stemmen, die den beiden jagers bekend waren. Het gesprek liep over een dien dag aangeschoten beer, die onmogelijk nog ver had kunnen loopeu en onge- tw ïjfeld 's nachts den adem uit zou blazen. Men zou hem dus allicht mor gen in de buurt van de Swjetly Bjel- nick kunnen vinden. Zoo heet een on geveer 10 werst van de hut gelegen heuvel. Terwijl de twee jagers het gesprek afluisterden, d^t in de hut werd ge voerd, wierpen zij elkaar een veelbe- teekenenden blik toe r-n in beider binnenste ontwaakte het strafbare denkbeeld de vruchten te plukken van den arbeid der anderen en zich mees ter te maken van den aangeschoten beer. Pesegow fluisterde dit zijn mak ker in 't oor» deze knikte toestemmend en mot den groet,.God zij met u traden zij de hut binnen. Zij vonden daar twee bekende Ja gers uit een naburig dorp, de boeren Paschemln en Putimzow. Zonder iets van hun plan te laten doorschemeren bloven Pesegow en zijn makker een tijdlang met hen praten over alles en nog wat en vervolgens legden zij zich neer om te gaan slapen en spoedig klonk hun gesnurk door de hut. In werkelijkheid deed Pesogow echter den geheelen nacht geen oog dicht, Nauweliiks drong de eerste vale morgenschemering de ruwe, rookeri- ge hut binnen, nauwelijks ritselde het morgenkoeltje door de bladeren, of Pesegow stiet zijn makker aan, wekte hem en beide mannen maakten zich gereed or op uit te trekken. In het zelfde oogenblik ontwaakte ook een der andere jagers. Met de opmerking, dat zij al vroeg er op uit gingen, wenschte hij hun een gelukkige jacht, draaide zich om en sliep weer in. Het was een heerlijke, prachtige ochtend. Dichtbij had de Taiga een frissche groene kleur, in de verte ver toonde zij donkerblauwe tinten. Een met heerlijke geuren bezwangerd koeltje waaide in het bosch en het dichte gras was met ontelbare schit terende dauwdruppels bedekt, die als diamanten hingen aan ieder gras sprietje, iedere dennenaald. De eerste stralen der zon beschenen al de krui nen der hoornen, toen Pesegow en Scharurn, zich een weg banend door laag struikgewas en tusschen de half-vergane stammen van reusachti ge ontwortelde ceders en berken door, de plaats naderden, waar zij den gewonden of do oden beer hoop ten te vinden Voor hen doemde een groot weideveld op, bedekt met hoog gras, dat hier en daar was platge trapt. Midden door de weide stroom de een beekje, dat in de verte tus schen de struiken verdween. Op een plaats, waar het beekje iets breeder was, lag aan den waterkant tusschen het gras een niet zeer grooie beer, die nu en dan een dof, smartelijk gebrul uitstiet. Pesegow. en Scharum slopen onopgemerkt zoo dicht mogelijk na derbij, ieder van hen plaatste zich achter een dikken boomstam, die hun in 't ergste geval tot bescherming kon dienen. Pesegow stond ongeveer 15 pas van zijn makker af, die, zoo als afgesproken was, het eerste schot zou lossen. Eenige minuten verliepen in ang stige stilte, nadat de jagers post ge- at hadden. Toen viel er een schot. Waarschijnlijk had Scharum mis geschoten, want de beer richtte zich slechts op en keek om zich heen, zonder zijn plaats te verlaten. Tliaos gaf Pesegow vuur. Hij vertelde later zelf, dat liij nauwelijks het geweer van den schouder had genomen, toen de beer al in twee, drie sprongen bij hem was, zich op zijn achterpooten oprichtte en zich daarna met zijn vol le gewicht op deu jager liet vallen. Pesegow kwam onder te liggen en de beer begon naar hartelust aan hem te rukken en te scheuren. Meermalen riep de ongelukkige ja ger zijn makker toe„schiet, broe der 1" maar Scharum schoot niet, daar hij zijn geweer opnieuw moest laden. Die kox-te oogenbliltken leken den armen Pesegow echter een eeu wigheid boe- Eindelijk knalde het zoo vurig ver langde schot van Scharum oogen- blikkelïjk liet de beer zijn offer los, om zich tegen den nieuwen vijand te keeren. Toen Pesegow de oogen opende zag hij den heer vlak bij Scharum. Als ervaren jager meende deze het beest te kunnen ontgaan, door om den boomstam te loopen. Doch dit lukte hem ana ar eenmaal. Het gras was nat door den dauw en daardoor glib berig ;luj gleed uit en viel. Verder herinnert Pesegow zich alieeu, dat lüj. niet in staat zijn kameraad te helpen, zich in het hoog& gras ver schuilde en in de richting van de ja gershut begon te kruipen; hij sleepte zich ongeveer een lxaive werst voort en begon toen zoo hard hij kon om hulp te roepen. Terwijl Pesegow en Scltarum aldus de hut verlaten hadden, om zich mees ter te maken van den jachtbuit der anderen, waren ook de twee slapende jagers ontwaakt. Zij vermoedden da delijk, dat er achter dat haastige ver trek iets zat en dat de beer wellicht in verkeerde handen zou vallen, waar om zij zich haastten zoo spoedig mo gelijk het tooneel van den strijd te be reiken. Toen Scharum het eerste schot loste, waren zij nauwelijks nog een werst verwijderd en toen Pese gow na het derde schot wegkroop en om hulp begon te roepen, waren zij slechts eenige passen van hem af. Pesegow's makker. Scharum. was vreesehjk verminkt; Pesegow zelf leefde nog. alhoewel hij er slecht aan toe was; zijn rechter been was boven den enkel gebroken en versplinterd en hing alleen nog aan een stuk huid de rechter arm was van den schouder tot aan deu pols tot op het been open gescheurd en hij had nog vele andere wonden. De beer lag dood naast de bloedige overblijfselen van Scharum. Het was een oud dier van geringe afmeting; zijn huid was dun en kaal eu had niet de minste waarde. De jagers trokken Pesegow den halfverscheur- den en met bloed doorweekten kiel uit. bonden hem op een paard en brachten hem naar de jagershut. Daar trokken zij hem het hemd uit en vvieschen en verbonden hem zoo goed en zoo kwaad als het ging den arm en het been. Twee dagen daarna bracht men Pesegow naar huis in het dorp Schuschenskoje. Toevallig kwam juist in die dagen de districlsgouvemeur in het dorp. Men vertelde hem liet ongeluk, dut Pesegow was overkomen en toen de gouverneur in Minusinsk terug was gekomen, stuurde hij van daar een dokter, om den gewonde te helpen. De dokter kwam, onderzocht den pa tiënt, schudde het hoofd, nam een snuifje, gaf de vrouw eenige aanwij zingen en reed weer weg, zonder de minste hoop op herstel te hebben kun nen geven. In Schuschenskoje woon de een oude vrouw» die zich behalve met hot beroep van vroedvrouw ook met de genezing van rieken bezig hield. Die vrouw werd gehaald. Zij wik kelde den arm en het been van Pese gow in boombast, waarbij do 2ieke onduldbare pijnen uitstond. Do zomer was dat jaar buitengewoon heet. In de bedompte f s b o lag Pesegow op een walgelijk vuil bed, omringd door myriaxlon bloedorsligo vliegen on muggen, en toch tegen den herfst begon Pesegow langhaam aan te be teren. Het eerste wat Pesogow deed, toen hij voelde, dat hij herstelde, was ver klaren dat hij nooit woer in de Taiga op do berenjacht ging. Om niet in verzoeking gebracht te worden, ver kocht hij zijn geweer aan 1 ui buur man. En hij deed dit zonder de min ste aarzeling, zoo vast stond zijn be sluit Pesegow schreef zijn ongeluk al leen toe aan het feit, dat ae lieer, die hem zoo had toegetakeld, „de veer tigste" was geweest. „Dat is nu een maal zoo met deu veertigsten beer", zei hij, „wat meu ook doet, men kan zich niet genoeg voor hem in acht ne men". Tevergeefs verzekerde men hem. dat hij zijn veertigsten beer minstens al vijf jaar geleden had neergelegd en dat deze al wel de vijf tigste was. Pesegow lag langer dan een jaar ziek. In den herfst van het volgende jaar was hij echter weer op de boen en nam hij zich voor zijn vrijen tiïd enkel en alleen aan den landbouw te besteden. Inderdaad volbracht hij dien geheelen winter zijn huiselijke bezigheden zonder ook maar aan de Taiga te denken. De lente kwam; het liep tegen Pe- trowfca (St. Peter). Pesegow wilde gras gaan maaien; hij spande zijn paarden voor de telega, nam zijn zeis en reed naar de weide. Het was een wanne, zwoele dag, maar heerlijk weer. Het was volko men stil in de natuur, aan deu liemel was geen onkel wolkje te ontdekken, en tegen den blauwen horizon tee- kende zich de eindelooze Taiga af. eveneens in droomerige gen ver zonken. Hoog boven het woud verhip ven -i h do fantastische grillige top pen van den met sneeuw bodeklen Bjelorgorje. Pesogow ging op den top vr-.n een heuvel zitten .tegenover een beekje, dat het weiland doorsneed en liet zijn blik rusten op de verwijderde taiga. Het woud doemde op in al zijn ver leidelijke schoonheid Kroon, zwij gend. geheimzinnig. Hij dacht aan zijn vroeger loven, klom zuchtend op do t e 1 g a en reed naar huis terug zonder één gras halm te hebben afgemaaid. Dien ge heelen dag; liep hij rond. diep in ge dachten verzonken. Den volgenden morgan gin; Pese gow naar zijn huurman en ko-ht het geweer terug. Een week later zadelde hij zijn paard, en reed naar de T a ga. Sedert dien zijn vele jaren - erloo- pen. Pesegow heeft nog wel een do zijn beren geveld, maar ook nu nog wil hij niet toegeven, dat die ongeluks beer zijn vijftigste was en houdt hij stokstijf vol, dot liet „de veertigste was. EEN NATUURLIJK MAGAZIJN VAN COKES. De natuur levert kolen, de gasfa briek cokes als aan de kolen het licht gas onttrokken is. In den Amerikaan- schen staat Virginia is echter een na tuurlijk cokesdepot, dat waarschijn lijk zijn gelijke niet heeft. Dit depot bevindt zich omecveer 32 KM. van Richmond. De cokes die zich daar in den bodem bevindt, onderscheidt zich in uiterlijk niet van die der gasfabriek; het che misch onderzoek bevestigde dit, want zij bevat ongeveer 90 pet. zuivere co kes. De natuur heeft zelf gezorgd het lichtgas uit de kolen te verwijderen. De oorspronkelijke kolenmassa's zijn nl door de inwerking van vul cam A bevrijd van de koolwaterstoffen, en d© cokes is overgebleven. DAMRUBRIEK. HAARLEMS CHS DAMCLUB. Alle correspondeiüe, deze rubriek betreffende, geliev* men te richten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telepboon 15*1. ETNDSPIL No. 233. Bij eene nauwkeurige studie bleeions, dat wit in dit eindspel toch ln alle varianten de winst lean verkrijgen en onze bewering in de vorige rubriek du3 te niet jjedaan word-Wij geven dit eindspel daarom op- ïw don liefhebbers ter oplossinr, natuurlijk is het thans buiten den wedstrijd. Kwart Wit Zwart. Schijf op 23 en dair op 30. .Wit. Dammen op 11, 17 en PROBLEEM No. 231, van B o m b k e. Zwart 1. 1 8 4 5 «t b a i *L i a a Ét. - Zwart Schijven op 9, 10, 11, 1 Wit. Schijven op 24, 29, 33, 38, c Oplossing van probleem No. 229 van den auteur Wit 25 - 20, 26 - 21, 20 2! Goed opgelost door de heeren R. Bouw, P. J. Eype, Th. S. Germans, J. Jacobson Azn., D. G. Koning, J. Lycklama. W. J. A. Matla, P. Ütto- llni, C. Serodini, K. Siegerist, F. Th. Timmer. SLAGZETTEN IN DE PARTU. In de Haarlemsche Damclub kwa men dezer dagen de volgende aardige slagzetten voor Zwart 4, 7, 8, 9, 11. 13, 14, 16, 18, 19, 20. 22. Wit. 25, 27, 31, 33, 35, 30, 38, 39, 40, 43, 44. Wit. aan zet zijnde, speelde 40 - 34, waarop zwart de onvoorzichUgheid had, met 19-23 te antwoorden, wil besliste toen het spel als volgt Wit 27 -21. 33 - 28. 31 22. 43. - 38. 39 :10. 25:11 Zwart 16 :27, 22 :42. 1827* 42 33. 4 15. Stand: Zwart. 3. 6. 8, 9. 10. 11, 12, 13. 15; 16. 17. 18. 19, 21, 24. 25. Wit 26. 28. 31. 32. 33, 35. 36. 37, 38, 89. 40. 42. 43. 44, 45. 48. 1322. 27 en 36. 40 n 41. Jwart speelde 18 - 23? Vit vervolgt met 28 - 22, 26 :17 33 - 29! Z*rt 17 28. 11 2224 33. Wi. 38 7, 32 23, 7 - lf Zmrt. 10 -14, 19 28. Stand: üwart 4, 7,11,12. 13. 14. 15, 16, 17, 18 20. 25. R it 24. 26, 27. 29. 33. 35. 37. 38. <1. 43, 45. Zwart, aan zet, peelde II - 22? vaarop wit antwoordt met W. 35 - 30, 33 - 28, 26 10, 10 - 5! iw. 25 23, 23 21. 20 29. Hier ziet men weer de gevolgen vax het ondoordacht achter, een schij' loopen. Do Haarlemsche Damclub houd\ haar bijeenkomsten iederen Maan dagavond van 8 tot 12 uur in het Ge, bouw „de Nijverheid". Jansstraat 85' alhier. Liefhehhers van het damspel zijl daar steeds welkom.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 14