m m m m m m ft m "0 0 m M m m m m ft Sk mh *Wa fcrin, thans liep alles met liet grootste gemak van stapel. Zonder zijn koffer te hebben ge opend, wilde hij heengaan, toen hij eensklaps een zachte hand op zijn arm voelde. Een aardige, jonge brunette, met een door opwinding hoog rood gelaat, stond naast hem. Pardon, mijnheer, hebt u soms ook ner abuis ipijn koffertje meegeno men i Haar stem trilde. Fernow zag haar een oogenblik verwonderd en sprakeloos aan lachte toen -— Neen, ho© zou ik daartoe ko men Was het dit goedig lachje, 1 do warme blik zijner groote, donkere «ogen, die medelijdende uitdrukking zijner trekken, waaruit een bijna va derlijke welwillendheid sprak, of was 't de voorname verschijning zij had vertrouwen in hem gekregen. Verontschuldig me, maar hebt u misschien ook gezien, wie den koffer weggenomen heeft l Hij stond dicht bij u, een bruine, leeren handkoffer, met grijs overtrek. Dicht hij mij Ja. tusschen ons beiden in. Iin in dien tijd is.hij u ontno men Dat was werkelijk naief. Was het niet meer Was het geen beleedigende verdenking Zijn medelijden verdween. Ik weet tot mijn spijt niets van uw koffer, antwoordde hij koel. Een douane, die reeds geraadpleegd scheen, mengde zich in hel gesprek. Wat wilde u hier met dien hand koffer Die worden in de waggons nagezien. Ja, maar dat wist ik niet bracht hem mee en zotte hem hier naast mij neer. Nu is hij weg. Zoo. de douane trok de schou ders op en ging aan zijn werk. -- Mijnheer, wilt u mij niet helpen? smeekte zij den geheimraad met roe- ronden aandrang. De toon verried zoo veel hulpeloos heid en zoo veel hoop tevens, dat hij het niet over zich verkrijgen kon, het arme ding in den steek tie laten, hoe weinig lust hij anders ook in den ge- vr.logden ridderdienst had. Hij dwong zich tot een vriendelijk: zeer gaarne, maar hoe? Gaat u ook met dezen trein door naar Luzern? Ja wel. ALs u dan zoo goed zoudt willen zijn, voor mijn bagage en rijwiel to zorgen. Hier zijn de bewijzen. De ba- ga ae is nog niet nagezien. Ik zal in- tusschen naar mijn koffer omkijken. Hij is mij ontstolen, dat is zeker. Haastig, bij stukken en brokken, het laatste bijna met door tranen ver stikte stem, was dit alles over haar rootle lippen gekomen en in duizend angsten snelde zij weg. Vol twijfel en verwondering keek Fernow haar na. Was dat alles sver- kelijk waar of gemaakt? Was hij in handen van een oplicht- ster gevallen? Of hield het jonge meis je hem misschien voor den dief! liet wa« fataal. Had hij toch manr eenvoudig zijn hulp geweigerd! Nu stond hij daar, als haar dienstknecht. Wie was zij. dat zij zich zulk een vrijheid durfde aanmatigen? En hoe zijn vrouw hem ontvangen zou! Zijn zenuwen trilden. Zoo oubehuaglijk had hij zich nog zelden in zijn leven gevoeld. Doch hij had geen lijd te verliezen. Met den grooten koffer ging alles goed, maar voor de vervulling der formaliteiten, die aan het transport van het rijwiel naar Zwitserland ver bonden waren, was geen tijd meer. De beambte wees hem beleefd, maar beslist af. -- Als se uw trein nog halen wilt, moet ge u haasten. Zoo snel als hij kon, liep hij nu naar zijn trein. De deuren werden juist gesloten Alwïne was de hoogste wanhoop ten prooi. Ei''—"li ik! riep zij hem toe, maar in haar stem lag meer boosheid dan vreugde. Waar blijft ge toch? Alle heeron zijn allang weer terug. Ge kunt je niet voorstellen, hoe angstig ik mij maakte. Alle door Kurt reeds geprobeerde pogingen om haar gerust te stellen, waren vruchteloos gebleven. Zij kon haar toorn niet meer beheerschen en deze overvloedige woordenstroom deed Fernow onaangenaam aan. Hij zweeg, speelde maar met de ba- gagebewijzen. Wat hebt ge daar? vroeg zij nieuwsgierig. Vlug vertelde hij het kleine voorval en over Alwine kwam weer de oude jaloerschheid, waaraan ze zich, tegen alle gezond verstand in, in de lange jaren van haren echt zoo dikwijls had overgegeven en welke haar de woor den deed spreken Beste Arthur, wat heb ge je nu weer op den hals gehaald: Je oude fout iAltijd te aan genaam, te galant, te tegemoetko mend tegenover jonge dames! Je hadt je die ergernis kunueu besparen! Op zijn voorhoofd zwollen de ade ren op. Was hij niet zoo onschuldig als eeu pasgeboren kiud? Met die hem eigen korte handbewe ging. die haar zoo kwetsen kon, weer de hij haar verwijt zonder te spre- k<u af. De harmonie was verstoord. Mijnheer, acht, mijnheer! klonk het van builen, en vóór de trein zich nog in beweging zette, stond het on bekende meisje op de treeplank, sprong in de coupé en was aan zijn zijde. Hebt u mijn bagagebevvijzen? Fernow behandelde haar koel, ieder woord scheen hij af te wegen. En zijn vrouw hield zich op den achtergrond op oen wijze, die haar geheel vreemd was. Ja, zie hier! Terwijl hij haar de verkreukelde papieren overhandigde, vertelde hij haar den tegenspoed met liet rijwiel. Ook dat ben ik dus kwijt, steun- de zij. Hij wilde haar tegenspreken, maar. Iets hield hem terug, hij wist zelf niet wat. Misschien had hij ook wel een woord van dank verwacht. Deze ver wijtende, overdreven govoelsluiting werkte in ieder geval nis een koud bad. De. jonge dame nam naast hem plaats. En toen zij daar zoo zat, 'die buig zame, jeugdige gestalte, het hoofdje licht steunend in haar hand. de fijne trekken met een uitdrukking van kommer, zag Kurt haar aan. Hoe mooi was zij toch! Geen oog kon hij van haar afwen den. Hij begreep de hard- en koel heid zijner ouders niet. Hebt u uw koffer niet terugge kregen vroeg hij met merkbare deel neming in toon en houding. 7.ij schudde zacht haar hoofd en wendde zich direct weer tot zijn der. Wat moet ik nu doen? In dien koffer zijn nl. al mijn sieraden, voor pen dol van groote waarde, erfstuk ken mijner moeder. Nu vond Fernow het iijd zich, zon der huülsciie manieren, voor te stel len en vernam nu ook haar nuarn. Hikiegard, dochter van majoor v. Scliolten. Mijn vader wilde mij eerst abso luut niet alleen reizen lateu, maar daar mijn tante mij zoo dringend uit- genoodigd heeft, eu hij geen verlof kon krijgen, liet regiment ls juist op manoemre te Dóberitz gaf hij eindelijk toestemming. Als een bittere zelfbeschuldiging sprak zij deze woorden. Hoe meer de geheimraad nuar haar luisterde en hoe meer hij zich om haar aangelegenheden bekommerde, naastenliefde en menschenplicht vor derden Uit toch, des te heviger werd de jaloerschheid zijner vrouw. Bovendien was ook haar ijdelheid gekwetst. Want dat Hildegard nog geen stom woord tot haar gericht had kon zij niet verkroppen. Aan Fernow ontging het pijnlijke van zijn eigen toestand evenmin als de geprikkelde lichtgeraaktheid zijner echtgenoote. Hij was de heele zaak moe. Het beste zou zijn, wanneer ik in Olten uitstapte, eu naar Bazel te rugkeerde, kweldo zij hem weer. Dal zou geheel nutteloos zijn, antwoordde hij en ried haar aan zich tot den stationchef en den conducteur te wenden. Maar zij scheen niet tot rust te brengen. Het liefst had hij die vredeverstoor- ster naar het land gestuurd, waar de peper groeit Hij vermocht zijn onge duld zoo weinig te onderdrukken, dat ook Hildegard deze gewaar werd. De gebaren en persoonlijkheid van Al wine waren haar direct al uiterst on sympathiek geweest. Ook voelde zij liet gemis van een deelnemend woord, dat hij niet spre ken durfde, van een vraag naar het doe! harer reis. Toen nu een pijnlijke stil!' intrad, stond zij op, sloot de deur achter zich en in den zijgang drukte zij haar heet voorhoofd tegen het koele glas. De majoor had groot gelijk, kin deren moet men niet alleen op reis laten gaan. Met deze woorden verbrak Alwine de stilte. De geheimraad, die, had hij zijn innerlijke stem gehoord. Hilde gard verdedigd zou hebben, antwoord strijdensmoe, vertoornd op zijn vrouw en de vreemde, met een paar onverstaanbare klanken. Kurt gevoelde zich gedrukt bij deze tweespalt zijner ouders, waarvan de grond hem nog al belachelijk voor kwam; hij kende echter de nawerking van zulke tooneelen; hen te trachten weer bij elkaar te brengen, zou voor- loopig op niets uitloopen, dat gebeur de van zelf wol. Daarom sloop hij stil als een dief weg, om de arme Hilde gard troost en raad te brengen. Het was middag. De zon brandde er op los. Fernow deed zijn paletot af, nam een courant uit zijn zak en drukte zich .liep in zijn hoekje. Olten was reeds lang gepasseerd. Door tranen en zonnestralen heen zag Hildegard do eerste ruwe rotswanden an den Pilatus. Haar jonge ridder was de eenigste, waarop zij niet. meer er&omd was. Aan zijn geruststel lende woorden dankte zij haar hoop op een goeden afloop. De spoorliin liep langs de fraaie, ruischende Reusz. Spoedig daarop had men Luzern bereikt. Als van een drukaenden last be- •IjcT, nam de familie Fernow, met meer of minder oprechte wenschen, afscheid van I-lildegard. Zij vergat te bedanken en haar ..ge lukkige reis" klonk mat. Maar al te gaarne had Kurt nog 1 enger aan haar zijde gestaan. Doch een bestraffende blik zijner moeder riep hem weg. U hebt al direct een vooroordeel tegen het arme kind gehad,- zeide hij onderweg, zijn moeder een handtasch- je afnemend. Ik hob in 't geheel geen vooroor deel. ik koesier slechts den gerecht- aardigden wensch, dat uw vader on- noodic© opwinding bespaard blijft. Nu ja. antwoordde hij wat sar castisch. Waar was het nu goed voor, de stoomboot van 2 uur over te slaan en in paar uur in het hoog geprezen Lu- ii'n door te brengen? Allo pogingen, om het kleine sto rende voorval te vergeten, leden schipbreuk op de onmogelijkheid, de slechte stemming meester te worden. Men wilde vrij ademen, maar kon het niet. Ook het aanschouwen van het prach tige Vierwalds'.fidtermeer, waarvan zij zich zooveel hadden voorgesteld, maakte weinig indruk op hen. In een klein hotel, dat Alwine nog van vroeger kende, gebruikte men het middagmaal. Er werd bijna geen woord gesproken. De tijd, dien men nog over had vóór het vertrek van de stoomboot, besteedde men, door een wandeling over de kade temaken. Voor hel hotel „Schwcïzerhof" ging Alwine on ec-n bank zitten. Wees toch niet zoo verschrikke lijk gevoelloos en prozaïsch. Ziet toch eens die heerlijke natuur. Het hielp niemendal, dat zij als gids optrad, dal zij het gmotsche der borgen roemde, van toertjes op de Bigi en den Pilatus sprak. De beide mannen bleven stil, leder was in zijn gedachten verzonken. Eensklaps gebeurde er echter iets verschrikkelijks. Kurt, die den blik naar rechts wend de riep: Juffrouw von Scholten! Waar? Lieve hemel, waar? Zij wou toch de stoomboot van 2 uur nemen! Dat had zij Ivurt verteld. Weg "dan, weg dan! In allerijl ging men weg, de naaste zijstraat in, naar een café, het deed er niet toe waarheen, slechts geen nieuwe ontmoeting. Anders raken wij die „klis" nooit kwijt! Niettegenstaande alle tegenwerking van Kurt, gelukte de vlucht. Wel be reikte men hel schip met groote moei te op 't laatste oogenblik. Op het bovendek maakte men het zich gemakkelijk. De stoomfluit gilde, de machine stampte voorwaarts! De zon was achter donkere wolken weggescholen. Schilderachtig lag daar het meer en hoog en donker ver hieven zich op den achtergrond de bergen. En deze grootsche aanblik verkwik- lo hot oog. bracht de ziel weer tot rust In ernstige stilte ging de slechte stom ming voorbij. Oudje, het wordt koel, ge moet je overjas omdoen, maande Alwine liefde vol, en gehoorzaam als ultijd wilde hij het doen. Ja... mijn overjas.... lieve he mel.... Zij zochten beiden tevergeefs. Waar hobt go haar toch, oudje? Kurt, jij zoudt toch voor do ba- bagage zorgen? gromde de geheim raad, nog altijd zoekend. U hadt immers uw overjas aan. Ik trok hem uit. toen jij naar juffrouw von Scholten ging. Ja, maar ik ben in 't geheel niet meer in de coupé geweest. Ma had al les, toen wij uitstegen. Dan heb ik haai' werkelijk laten hangen, zeide do geheimraad en dit klonk zoo peinzend als wilde hij er nog niet aan gelooven. Tot Alwine ge keerd, zeide hij met een licht verwijt. Dat komt er nu van! Gewoon er uit gedrongen heb je me, toen de trein in Luzern stopte, om slechts aan die juffrouw te ontkomen. Hij begon nu ook in zijn jaszak te voelen. Do kaartjes had hij bij zich, maar... hij zocht en zocht, snuffelde in al zijn zakken, op zijn voorhoofd amen groote rimpels. De brieventasch. hemel, de brie- yentasch! Van seconde tot seconde werd zijn angst grooter, zijn mondhoeken tril den. steeds zenuwachtiger woelden zijn vingers, tot zijn hand daarbij >vcr zijn voorhoofd ging. Ja, waar achtig! De brieventasch met de ba^a- gebewijzen. met al zijn geld er in, die had hij in Bazel in den binnenzak van zijn overjas gestoken. Heb je je brieventasch niet? vroeg Alwine. die al zijn bewegingen met schuwe, angstige blikken volgde. Neen, Alwine. ik heb haar niet, antwoordde hij gelaten, als een ver oordeelde, die het voltrekken van het vonnis verwacht. Wat nu? Geen geld, geen bagage! Onder al die nog onrustig heen en weer golvende menschen, konden schrik en ontsteltenis niet langer ver borgen worden. De geheimraad gaf een teeken, om op den boeg van het schip verder familieraad te houden. De brieventasch bevatte meer dan 10ü0 M. alleen in baar geld. Wat had hij niet gezwoegd, om met zijn zuur bespaarde geld met de zijnen een uit stapje te gaan maken. Nu was alles weg, alles reddeloos verloren. Want hiervan was hij zeker, zijn geld zag hij nooit terug. Of waren er nog eerlijke inensclien in de wereld? Verschrikkelijke beelden verrezen voor zijn oogen en als een afschuwe lijke wraak der furiën, kwamen Hil- degard's menigvuldige vragen in zijn gedachten. Wat te doen. Wat te doen! Alwine. die zoo lang radeloos do handen gewrongen had en zich in zichzelve met het program voor de te rugreis had bezig gehouden, sprak 't eerste woord van verlossing. Hoeveel geld hebt ge nog in uw portemonnaie? Ik geloof, vijf en zev entig Mark. En gij Kurt? vroeg Fernow ver der. Kurt., die nog geen geloof aan het ei-schrikkelijke kon hechten, haalde verlegen zijn schouders op. Vraa<* hem toch niet, Arthur! In in beurs is het altijd eb! Het was stil; slechts de wind, die over het schip woei, zong zijn klaag lied. Eindelijk deelde de geheimraad zijn plan mede: Aan het eerste station ga ik van de boot, keer zoo snel mogelijk naar Luzern terug en zal dan alles doen mijn paletot terug te krijgen. Jul lie gaat intusschen door naar Brun- En ditmaal waagde Alwine, die wel voelde, dat zij haar man heel wat schuldig was gebleven, slechts de te genwerping: Zal de opwinding Je niet schaden, oudje? Hij meende van niet. Ivurt bood hem zijn geleide aan en in afwach ting van een toestemmend antwoord zag hij ziin vader aan, maar hij zag tegelijk, hoe uit het gewoel een ge daante te voorschijn iwam, een jeug dige vrouw Hildegard. Fernow raakte zichtbaar van zijn stuk. In dit oogenblik kon hij haar gepraat niet hooren. Hij wilde weg, maar waarheen? Er was geen uit weg. Geheel verbluft stond Alwine daar. Ivurt alleen had, niettegenstaande al les, den helderen blik zijner oogen nog niet verloren. Verheugd zag hij Hildegard aan, ging haar tegemoet en nam hoffelijk zijn hoed af; met een korten groet, ging zij echter hem voorbij, regelrecht op zijn vader toe. Ge laat u wel zoeken, mijnbeer! riep ze vTooüjk uit. Ik moet u toch vertellen... het zal u wel interessee ren.... Het interesseert mij in 'I geheel niet. dacht hij, maar spreken deed hij het niet. De hem aangeboden hand aan nemend, zeide hij: Zeker, zeker, juffrouw, doch het lachje, dat hij wilde toonen, mislukte jammerlijk. Alwine sroelte koud vormelijk. Hildegard liet zich door deze koele ontvangst echter niet afschrikken. Zij praatte maar door. Denk eens, hoe goed alles met behulp van de telephoon zich opgelost heeft, mijn koffer was niet gestolen. Een dame had hem bij vergissing meegenomen en toen zij haar vergis sing had gezien aan het bureau voor vondsten en verliezen afgegeven. Ik krijg hem nu morgen met mijn rtl- vviel. Kurt wenschte haar hartelijk geluk met den goeden afloop. Alwine dwong zich tot een „Goddank" en de geheim raad zeide verstrouid: Nu, ik dacht het wel. Een weinig had dit bericht hem tcch opgebeurd. Hoe ik u nageLoopen hebl Daar kunt ge u geen voorstelling van ma ken. Ik ben om 2 uur aan de stoom boot geweest. Op straat heb ik u ge zocht, in de groote hotels naar u ge vraagd. Overal, uit louter angst u niet meer te vinden, heb ik nog niets gegeten, altijd maar gezocht. Uit louter angst? Daarom behoef- wet ge u toch niet beangst te maken? zeide Kurt. Zijn ouders zeiden niets. Zeker was 11c beangst, want ik had liaastl Eens zelfs meende Ik u op de kude voor het „Schweizerhof" te zien, zittende op een bank. Ivurt zug verlegen naar den grond, en zij lachte schalks. Hoe dat meisje in een paar uur veranderd was! Het schin legde te Weggis aan. De geheimraad, die reeds een tijdje on geduldig heen en weer geloopen had, nam afscheid. Verontschuldig mij, ik heb haast, ik heb nl. een gelijke pech gehad als u. Ja. mijn man heeft.... Haast, lachte Hildegard, haar in de rede vallend, dan wil ik mij ook met mijn dank haasten. Mijn dank, geheimraad, voor uw vriendelijke hulp en deelneming. O, geen dank... wat ik kon doen, maar, adieu! Hij was opgewonden door dit niets ii 't lijf hebbende oponthoud, hij had nog zooveel met zijn vrouw te bespreken en hij kwam er maar niet En ik wil door daden mijn dank toonen, voer zij nu lachend •oort, ik draag u al drie uur lang uw overjas na. Mijn overjas? Oudjel Het was alsof een steen van hun harten viel. e geheele familie had haar wel willen omhelzen en Kurt had er wel het minst op tegen. Ja, ziet u, daarom die haast. In mijn phnntasie zag ik u ergens dinee- ren. en later, als het op betalen aan kwam. in gTOote verlegenheid naar die brieventasch zoeken. Ja, ik was zoo indiscreet, mijnheer moest het wel zijn, daar ik u eerst de overjas per boot wilde toesturen. Dat was mij te gevaarlijk, toen in den in houd gezien had. En bovendien, ik wilde den dank ook persoonlijk ha len. Om haar lippen kwam een schemlsch lachje en aardige kuiltjes kwamen in haar wangen. Ik ben u wel lastig gevallen. Maar, mevrouw, oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt. Deze spreuk staat nu in de brieven tasch geschreven. Kurt moest zich geweld aan doen om haar niet zoo in 't openbaar te omhelzen en een kus te drukken op haar lieven rooden mond. In plaats daarvan, vergenoegde hij zich met in de handen te klappen. Ja, ja, riep zij hem toe, gij waart mijn eenigsto verdediger. Hij was overgelukkig, toen zij hem ook nog haar hand toereikte, die hij hartelijk drukte. Sciiaamte, deemoedigiug on het ergste noer van alios, dal voelen van zijn groote schuld hadden den ge heimraad alle bezinning ontnomen. Hij kon slechts woorden van dank uiten. Kom, mevrouw, alles is goed be waard, ook de brieventasch. Ik geef ze u zonder loon voor de vinder. Ik zal de overjas halen. Maar dan keert u hier weer, hier aan dit tafeltje, riep de geheimraad haar na. Kurt, zorg eens voor een flesch wijn. Dat was iets voor Kurt! En: juffrouw von Scholten had nog niets gebruikt! Nu zong as wind niet meer zijn melancholisch lied, het was, alsof de zon brak door eeu donkeren wolken sluier, om haar licht uit te storten over eou heerlijke natuur de ber gen lagen daar vol majesteit eu het sciiip gleed trotsch zijn doei tege moet. (Centrum.), DE GESCHIEDENIS VAN EEN IJDEL JONGMENSCH EN EEN KLAPLOOPER. Gil Bias was een arme Spanjaard die bij zijn oom aan huis was opge voed en die in het volgend verhaal zelf aan het woord is, terwijl hij zijn avonturen vertelt: Op een goeden dag zei mijn oom jen mij: Hoor eens hier, jongen, je bent nu al zeventien jaar, dus het wordt nu tijd, dat je wul vooruit komt in de wereld. Ik zal je naar de universiteit te Salamanca sturen en daar moet je dan maar studeeren, tot je in staat zult zijn je zeiven te onderhouden. Hiermee gaf hij mij een handvol ducaten en het afscheid van mijn oom was dan ook roerend! Zoo kwam ik te Penaflor aan en ging daar een vrij goed hotel binnen, waar ik een ommelet bestelde, die ik juist smakelijk wilde gaau opeten, toen er een vreemdeling op mij af kwam, die zoowat een jaar of dertig zal zijn geweest en op zij een lang ra pier droeg. Hij kwam onmiddellijk op mij af en begon allerlei vleiende taal: dat ik het sieraad was van de plaats, waar Ik vandaan kwam, en of de waard wel wist wat een schoo- ne geest hij herbergde onder zijn dak, dat mijn goede naam zich al mijlen ver in de rondte verspreid had enz. enz. Ik kon er geen speld tus schen krijgen en, jong en onervaren als ik nog was, voelde ik mij zeer ge streeld in mijn ijdelheid, en liet mij alles maar aanleunen. AI3 tegen be leefdheid bood ik-hem toen een avond eten aan en hij, van zijn kant, was nu te zeer gevleid, door deze liooge onderscheiding hem ten deel trevallen en ik verzeker u, dat hij er wat aan deed, zoowel eten als drinken ging naar binnen, met eeh vaart, een be tore zaa kwaardig en toch vond hij nog steeds gelegenheid, om daar tus schen door de lofredenaar te spelen en telkens, nu eens op mijn vader, dan weer op mijn moeder, dah weer op mijn oom te drinken! En waard, die zich heel goed scheen te verstaan met den vreemden snaak, kwam nu aangeloopen en zei. Ja, nu heb ik nog iels heel fijns, een gebakken forel, maar dat valt zoo maar niet onder ieders bereik! En onmiddellijk nam de vreemde ling nu weer het woord en sprak: Voor den jongen man, dien je hier de eer hebt, in je hotel te zien, is niets te goed en te fijn! Vat je, hij behoort als een Prins 'behandeld te worden! Dat antwoord leek mij en ik gaf den waard een teeken, maar onmid dellijk op te komen met zijn gebak ken forell Ik kan u niet zeggen, dat ik er zelf veel aan deed, maar mijn dikke gast des te meer, die zorgde wel dat de schotel leeg kwatnl Nadat hij dan eindelijk voldaan was, sto'nd hij op en gaf mij de vol gende waarschuwing; - Hoor eens hier, mijnheer, u is nog zoo jong, en daarom acht ik mij verplicht uit dankbaarheid voor het genotene, u een raad mee te geven uw weg: Wees voortaan op uw hoede tegenover mensolien, die u zoo met loftuitingen overladen. Gewoon lijk hebben die niet veel goeds voor! Ditmaal is u er nog goed afgekomen en kost het u slechts een maal eten, maar het kon wel eens gevaarlijker wordenl en daarmee keerde hij mij 1 den rug toe en liet mij verbluft en ontnuchterd achter! IETS OVER MEERSCHUIM. Dit kostbare materiaal, waaruit de in dc geheele wereld bekende meerschuimen pijpen gemaakt wor den, wordt reeds sedert een reeks van jaren steeds zeldzamer zoo zeer zelfs, dat de geheele groote meer schuim-industrie, die in Weencn, Boe dapest, Neurenberg, Parijs en in het kleine Thilringsche Ruhla gebloeid heeft, ernstig bedreigd schijnt. De fabricatie van meerschuimpij- pen is veel belangrijker dan men ge woonlijk denkt; het. kleine Ruhla al leen voert jaarlijks voor rond zes milliocn Mark uit. De vindplaats van de fijnste meerschnimsoorten is sinds lange jaren de omgeving van de stad Eski-Schchir in Anatolië. Eski-Scliehir ligt in een reusachtige inzinking in den bodem, die vroeger een zeebodem was. In zijn wateren was over het geheele gebied meer schuim te vinden. Ook op andere plaatsen vindt men meerschuim, zoo bijv. bij 'l'ltebe in Griekenland, in de Bosnische bergen, bij Grubschitz en Neuendorf! in Moravië en op eeuige plaatsen van Spanje en Portugal. Maar op al die plaatsen is de ijiian- titeit zoo gering, dat het nauwelijks de moeite loont, regelmatig er naar te graven. Daar nu ook de hoofdbron van Eski-Schehir. waar sedert eeu wen naar meerschuim gegraven wordt, uitgeput raakt, staat de ge heele industrie nu voor een crisis. GOUDVELDEN. Volgens een Amerikaansch consu lair rapport zal Egypte binnen en kele jaren tot de voornaamste goud landen der wereld behooren. De goudvelden in Assoean en el ders zijn. volgens dit rapport, rijker dan die in Californië of Australië. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem No. 235 van M. VRIJ- LANDT» 's-Hage. 0 IÜ y m s& 'm ÉH fjj >.s m Vm.- m 0 s a Hg 0 Zwart schijven op: 1, 12. 13, 14, 16. 19, 24, 25, 30 en 35. Wit schijven op: 21, 28, 33, 38, 39, 42, 44, 45. 49 en 50. Probleem No. 236 van C. DE GRAAF, Amsterdam, t. m i f§ü 1 w M: g as B VJ Pi W- m sa m y ,iMé is a M Zwart schijven op: 7, 12, 13, 15, 16, 18, 19, 22, Wit schijven op: 25, 26,29, 30, 34, 39, 40, 42, 4 3, 27 en en 48. i aandacht der oplosser zij in 't bijzonder op bovenstaand probleem gevestigd. De stelling is natuurlijk en de winstgang buitengewoon mooi. Oplossingen van beide problemen worden ingewacht aan bovengenoemd adre3, uiterlijk Dinsdag 14 Maart a.s. Oplossing vai het Eindspel No. 231. Wit. Zwart. 1 - 71 17 - 22 a 45 - 23 26 - 3 b 23 - 29 3 - 26 c 48 - 25 26 - 21 d 7 - 2 üle 21 - 27 f 25 - 14 27-31 g 29 - 20 31 - 36 h 20 - 15 36 - 47 i 14 - 5 22 - 28 5 46 47 - 36 46. - 41 36 47 2 - 24 47 20 15 29! a Indien zwart van 17 op 21 speelt, wint wit door 45 of 7 op 18, of wel, als zwart 26 op 21 speelt, door 7 - 16; zwart speelt achtereenvolgens 21-26 en 17 - 21, wit 45 - 18, 16 49, 49 - 21 en 18 - 81. b. Wanneer zwart 26 - 17 speelt, wint wit door 48 - 26 en 7 - 11 of 12. Wanneer zwart 26-21 speelt, wint wit door 7 - 16, vervolgens; Indien zwart nu 21 - 17 of 8 zet, door 16 - 27 wit. Indien zwart nu 21 - 3 speelt door 16 - 21 en 23 - 37 van wit. Indien zwart 22 - 27 speelt door 23 - 37 wit. Indien zwart 26-8 speelt door 7 - 2 wit, vervolgens, indien zwart 8-21 speelt, door 2 - 16; als zwart 8-17 speelt, door 48 - 26, 23 - 12 of 2 11; van 8 op 3 en 3 op 17, door 48 - 25, 2 - 8, 23 - 14. e. Als zwart 22 speelt, of als zw. 3 op 9 of 14 zet, wint u it door 29 - 20, 7 - 34: speelt zwart 3-8 door 7-2, vervolgens speelt zwart 8-21, dan 49 en 16, geforceerd, 48 - 26, 26 - 8, 29 - 7... of 8 op 26, dan op 3 geforceerd, 29 - 23 en 48 - 25; wanneer zwart 3 - 21 speelt en dan weer op 3 komt, door 7 - 16 en 16 - 2 van wit, vervolgens 3 op 21, dan 49, van 48 op 26 gevolgd door 8... of 3-26 dan weer op 3, door 29 - 23, 48 - 25 van wit. d. Wit wint, indien zwart 22 speelt, door 29 - 42 en 7 - 34; als 26 naar 17 gaat, door 25 - 3; 26 - 3 en vervolgens 22 - 28, 28 - 32, 32 - 38 geforceerd, door 7 - 2, 2 - 30, 29 - 20, 20 42; in dien zwart 26-8 speelt, door 7-2, indien zwart na 8 - 26 antwoordt en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 14