BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
as GROOTE HOUTSTRAAT 55.
23e Jaargang.
2A.TERDAG 8 APRIL 1911
No. 8527
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
f 1.20 PER 3 KAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM S DAGBLAD ZIJN
ADVERT FNTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OFGEMERKT.
Rubriek voor Vrouwen
Vrouwenkleeding en Co-
quetterie.
Eet is zeer interessant, door de
eeuwen heen, de ontwikkeling der
kleeding te volgen, wat dan tegelijk
een goeden maatstaf biedt voor den
trap der beschaving.
De periode der Oudheid, waarin de
kleeding van man en vrouw nage
noeg dc/.clfde is, duurt niet lang. Do
vrouw heeft er al heel gauw iets op
gevonden oin zich in haar kleeding
zóódanig te onderscheiden, dat tege
lijk haar schoonheid nog beter uit
komt. Reeds de Egyptische droeg een
lang gewaad, met banden op de
schouders bevestigd; de Arabische
voegde aan dit gewaad nog een
sluier toe, die dan gelijk als hoofdbe
dekking en als mantel dienst deed.
En nog steeds is deze kleeding der
vrouw onveranderd bij dit conserva-
üe\e Bedouinevolk. De Hehreeuwsche
werd door den invloed der omringen
de Phooniclsche en Assyrische weelde
al reeds veel coquetter in haar kleo-
derdracht. Zij droeg een onder- en
een bovenkleed en dat eerste wa3
zoo lang, dat het gracieus over den
grond sleepte. Kostbare gesteenten
en kettingen dienden nog ter versie
ring, zoodat de schoone Joodsche er
met recht op bedacht was, haar toilet
te verfraaien, met echte Oostersche
pronkzucht.
De Grieksche verwerpt de Aziati
sche Meeding der Oude Wereld en
met haar bekenden en beroemden
kunstzin ledenkt zij een kleedïj, die
In schitterenden eenvoud, de lijnen
barer schoone vormen volgt. Het zijn
twee vierkante doeken: den chiton en
'den himation, waarvan de eene als
rok, de andere als mantel dienst
doet. Door middel van een gordel
worden deze beide kleedingstukken
bij elkaar gehouden. Aan de boordon
zijn ze afgezet met sierlijke Griek
sche randen en do krans t
sluier voltooien haar toilet.
De Romeinsche huldigt dezelfde
wijze van drapeering in den tunica
met den daarover geworpen mantel,
doch zij is nog veel rijker getooid. De
gordel was met schitterende gesteen
ten bezet en het onderkleed was
de bontste kleurenpracht. De sluier is
met haarnaalden aan het opgestoken
haar bevestigd en valt in sierlijke
plooien tot onderaan toe.
De Gormaansche heeft natuurlijk
ten allen tijde veel overgenomen uit
bet oude Rome, doch daar zij aan
merkelijk minder smaak had, ging ze
dikwijls tot een bonte, overladen
pracht over, waaraan Koning Karei
de Groote een einde meende te moe
ten maken, door een wettelijke ver
ordening tegen al te groote weelde in
de kleeding
Eerst na de kruistochten wordt
Frankrijk het land, dat voortaan den
toon zal aangeven op liet gebied der
mode. Ten tijde der Inquisitie gaat
er korten tijd een strenge eenvoud
heerschen: de dames dragen stijve,
gladde tailles, met nauwè, hooge
krans, totdat eindelijk Margaretlia
van Frankrijk, de gemalin van Hen
drik IV. weer op een goeden dag, ge
décolleteerd aan l.st hof verschijnt.
En ten tijde van den grooten „Zon
nekoning", Lodewijk XIV, gaat er
grove onnatnn'r heerschen op het ge
bied der mode; de vronw perst haar
taille zóó nauw mogelijk samerPen te
genover dit enge keurslijf staat, de
wijde hoepelrok die omstreeks het
faar 1725 zóó geweldig in omvang
was. dat de bovenste hoepel een om
trek van 3, de onderste een van 6 M.
had!
De revolutie bewerkte eerst weer
eenige meerderen terugkeer tot het
natuurlijke; maar pas onze eeuw
heeft een totalen ommekeer in de
vrouwenkleeding gebracht. Steeds
meer wordt er getracht, het pracli-
sche met het schoone te vereenigen
en met groote onafhankelijkheid
durft zij ook haar persoonlijken
smaak botvieren in hnaY uiterlijke
verschijning.
Zij houdt bij haar kleeding reke
ning met enkele eigenaardigheden
in lichaamsbouw, met gelaats- en
haarkleur, en deze harmonie in het
uiterlijk, bewijst den hoogen trap
van ontwikkeling liarcr Individuali
teit!
MARIE VAN AMSTEL.
Het Rijke Natuurleven i;^klaar dur' ik Diet con'
NOG EVEN WINTER.
Lisette was nog maar korten tijd in
haar betrekking en wist niet, welken
belangrijken dienst die stoel moest
verrichten.
Ik bedoel, als de juffrouw er niet
veel om geeft, ik zou wel iemand we
ten, die hem noodig heeft en or vree-
staleeren, maar zeker weet ik dat er
al genoeg goud buikjes fel joegen ach-
ter even vurig bepantserde vijanden,
Sinds menschenheugenis behoort dat er zelfs uJ enkele het hof tnaakten
April tot de lastige potentaten, tot de aan minder strijdlustige wijfjes. Er
alleenheerschers, wier macht onbe- is nu rust in de hoornen, rust in de
perkt, wier grilligheid grenzeloos is. lucht en kalmte in het water. Het is selijk dankbaar voor zou zijn,
Geen wet bindt hem, geen verdrag een stille, geboden door de felle kou- j Nu volgde een verhaal van een ar-
houdt zijn machtige hand vast, hij de, die echter weer even plotseling me waschvrouw met een zieke doch-
doet wat hem goeddunkt, hij doet wat zal omslaan tot de uitbundigste stoei- ter, die al muanden te bed lag, maar
hij wil. I partijtjes, zoodra de lente voor goed nu zou pro boeren cp te staan, als er
Lachend voert hij ons voor een haar intrede heeft gedaa-'. maar een gemakkelijke stoel was
oogenblik to midden van bet teere Behalve do dierenwereld lijden nu Doch die was er niet. men bezat'
lentegroen, door zijn trawant Maart ook heel. wat planten gabrek. j slechts het allerarmzaügste huis-
gewekt, vriendelijk laat hij de zon De brutaaltjes, zij die liefst zoo raad, want de ziekte had reeds ge-
stralen over fijn gevormde kelkjes, gauw mogelijk den bloei achter den noeg geldelijke offers gevraagd,
maar plotseling jaagt hij ons met on- rug hebben, zijn er nu slecht aan toe. Nu ging het de arme vrouw, die be-
verbiddelijke gestrengheid uit dit len- Aan de hoornen hindert deze koude J neden bij den advocaat de wnsch deed,
lc-droomenland, doet hij vaarten en nog niet zooveel. De meesten zijn nog altijd aan 't hart als zij bij 't ophangen
slooten voor een deel verkillen tot ijs. dichter bezet met knoppen dan met van het waschgoed op den stoel moest 5
treedt hij op als bloesemvermoorder bladeren en deze zijn dan oog grooten J klimmen, den mooien, fijnen stoel,
en groenvernieler, zet hij de voorjaar? deels toegevouwen. i die voor haar T ni zoo'n weldaad zou
ke geweest van sociale toestanden en Hoe klonk dit uit dezen armen,
de zoogenaamde openbare liefdudig- bleeken mond. alsof dit armzalige
heid, en Sibylle had gezegd; het leven zic-h yaslklemde aan de groote
helpt immers toch alles niets; wij levenwekster, de zon. Sibylle werd or
trachten het vat der Danaïden te vul
len. Bijvoorbeeld: al gaf ik al mijn
goed aan de armen, de algemeene el
lende zou er niet bet geringste door
veranderen.
Daarop had dokter Stoermer zich
tot haar gewend en half luide spre
kende haar in zekeren zin geïsoleerd.
eigenaardig door geroerd-
Hoe gaat het met je vlierstruik?
Hij bloeit nog. In den tuin is het
meestal wat somber, daarom bloeit
hij niet zoo gauw uit
Ja, de tuin is donker en koel, zes
haar moeder: daarom mag Toni
daar niet zitten, en hier voor do deur
Als u dat woord aanhaal', ,uf- j heeft ook een beetje meer afleiding.
ontwikkeling weken terug.
j Slechter ziet het er uit met de per/i-kunnen zijn. Maar er om vragen
Tegenover me begonnen Zaterdag- ken. Vele hebben al de zacht rose durfde ze niet. Heel vlug en aan-
middag -een naar kraaien aan hot bloempjes ontplooid, beschut als zij schouweüik vertelde de kleine Lisette
dichte lentegebuuw, dat zij met zoo- zijn door schutting of muur waarte- dat alles en juffrouw Mallen zei
veel arclutectonisch talent optrekken, gen zij worden geleid. j daarop
aan het hooggelegen nest. Vrooiijk De snerpende wind maakt nu ech- Zeker, de vrouw mag hem heb-
werkten zij den Zondag door, druk ter iedere bescherming; van dien kant ben. Wij nu eten er wat anders voor
af- en aanvliegend met sterke takjes krachteloos en als zijn de kweekers op den zolder zetten,
en buigzame twijgen .Het is nu nog zoo op hun hoede, heel wat Daarop verdiepte zij zich weer in
Woensdag, dat ik dit schrijf. De gure bloempjes zullen het tegen den on-haak boek en dacht er verder niet
Noord-Oostenwind blaast vinnig door verwachten noordenwind moeten af- - aan.
de hooge iepen; het nest is gereed, 1 leggen. Des namiddags kwam Lisette weer.
maar de stoere zwartrokken zitten er i Het vocht zal buiten de celwanden Och, inffromv. de vrouw heeft
troosteloos bij en schijnen elkaar te treden en daar ijskristallen vormen, den stoel al gehaald en zou u gaarne
vragen, of zij zich niet een naai* Bij de sterker gebouwde bladeren is komen bedanken.
maanden hebben vergist, liet drukke liet mogelijk, dat bij langzamen doo; Sibylle Mollen trok de wenkhrtm-
spreeuwenvolk, dat telker.s dicht er dit vocht weer wordt opgenomen, zoo- wen samen en maakte «en afwerende
bij in het dichte net van telefoon- dat de normale verhouding Weer beweging. Vooral geen ©nnoodfse
wordt hersteld, maar als het weer stoornis. Maar het hielp haar niets,
niet spoedig verandert is het met heel Achter het meisje stond reeds een
veel vroeg ontloken bloemen gedaan.
H. PEUSENS.
Malten, moest u dat mei half!
doen. De uitspraak luidt verder:
En als ik de liefde riiet had, zou het
tot niets nut zijn! Alle goed helpt
niet, wanneer u niet iets van uw liart
meegeeft.
Sibylle keek hem verbaasd aan.
Kan een geneesheer zoo onprac-
tisch, pardon, zoo Idealistisch den
ken? Ik kan het niet gelooven.
Vertel me toch eens. wat kan
het den wanhopige schelen, of ik met
Sibylle keek de kleine, smalle straat
langs en vroeg zich zelve verbaasd
af, wat afleiding dat toch wel zou
kunnen ziin. Daar kwamen juist twee
jongens den hoek omdraven; hun
klompen klepperden op de sternen en
ze schreeuwden luide: Toni, TonII
Een oogenblik bleven ze staan,
©enigszins onthutst door de vreemde
verschijning, toen wierpen zhaar
kleine, zieke vriendin iets in den
schoot: een paar meikevers en een
draden van de vliegtochten komt uit
rusten, brengt hen weer tot bezin
ning en den scherpen wind trotsee-
rend, vliegen zij hem recht tegemoet
om een oogenblik later terug te kee-
ren en een takje te verplaatsen of een
kleine opening aan te vullen.
Geheel den middag heb ik op hun
bewegingen gelet en het is mij opge
vallen, hoe gemakkelijk zoo'n tweetal
voor een paar minuten kan doen, als
liefde of met tegenzin geef. Veel, vee! takje gouden rezen. Gestolen! rien
geven, dat is de hoofdzaak voor hen, ©en der jongens en ronde weg. terwijl
die honger hebben. de waschvrouw verontschuldigd zei:
De dokter, antwoordde, dat hel J Zoo lang ze niets anders van goud
blijmoedige geven den gever nog rij- stolen dan dit, is het nog niet zoo
ker maakt dan hem. die ontvangt.. I heel erg en ik kan niet boos op hen
Dus moet ik uit egoïsme geven? zijn!
Omdat ik er zelf een prettig gevoel j Sibylle wilde juist weer heengaan,
door zal krijgen? Opdat ik mij zelf i toen Toni plotseling vroeg: Maar
groot en edel vmde, terwijl de arme 'juffrouw, waar zit u nu toch we! op.
bij mijn .penningske" blijft bongo- nu u dezen prachtigen stoel hebt weg
ren? I gegeven?
Dat zijn spitsvondigheden, juf-3 Sibyl:.; glimlachte, maar nu niet
frouw Malten, waarvan uw hart, meer spottend, over deze naïviteit, en
De oude Leuningstoel
Door Johanna Klemm.
Onder het dakvenster van den iin-kig met den prachtigen stoel. Maar j
nenzolder stond een oude rieten leu- m is bang, dat we u er van beroo-
fToot© magere vrouw met een rimpe-
ig vermagerd gezicht, maar mooie,
heldere oogen.
Zij raapte al haar moed bijeen en
zei
Ik wilde de juffrouw vriendelijk
bedanken; mijn kleine is o zoo geluk-
- i neiizAJiuoT ©Luim
of zij elkaar geheel vreemd waren. I nmgsloel van bevuUigen vorm en fijn \en.
De een vliegt naar het Zuiden, de gevlochten Maar bei bronskleurige Je berooft me niet, je ziet, ik heb
onder zoekt zijn heil in noordelijke
richting; om beurten houdt een van
de twee een vechtpartijtje met een
nieuwsgierigen indringer, maar al
gaat het nog zoo fel toe, zijn anders
zoo trouwe wederhelft denkt er niet
Tak was er hier en daar afgestooten genoeg stoelen
en de zitting was een weinig bescna- Ja, juffrouw, maar toch geeft
digd Dc stoel had eens betere dagen niet ieder graag van datgene,
gekend en nu was het zijn lot her- en waarvan hij veel heeft,
derwaarts gostooteu. ja zelfs met voe- J Sibylle spitste verbaasd de ooren.
------ streden te worden. Een lot, dat Dat was weliswaar geen nieuwe wijs-
aan, met een paar stevige snavel- j hi; m€t menigeen deelt, die in zijn heid, maar ze klonk zoo eenvoudig,
houwen te hulp to komen en even beroep niet peiakkig is geweest of bet zoo in 't geheel niet bitter,
hard als de eerste strijdt voor de met niet meer n,ag uitoefenen, omdat hij En thans nam de vrouw uit haar
zooveel moeite gebouwde vesting, aan de eiSCj16n Van een nieuwen tijd hengselmand een vlierstruik en ver
even gemoedelijk onderzoekt de twee- niet n,eer\an voldoen. volgde:
de of al de veeren nog wel op dezelfdo Niemand ging meer in den ouden En dit zendt mijn dochter; als
plaats zitten, of gaat bij op het platte ieunin<rstoel zitten hij werd alleen de juffrouw zoo goed wil zijn om dit
dak der naast gelegen woning een Rebruikt om er op té gaan staan, wan- i aan te nemen, wij hebben niets beters
klein opknappertje, in den vorm van £eer men hel dakvenster moest ope-om onze dankbaarheid te toouen.
een korstje brood of een aardappel, i n&n of de waschlijnen vast moest bin- j Sibylle was verlegen,
aan de steeds hongerige musschen deQ Daan, 0r was eigenlijk de kleine Hé, vlier! zei ze, bloeit die al?
betwisten. i trap bestemd, die in beschouwelijke' Ja, dit is de eerste; vandaag open
Ik geloof stellig, dat die schijnbare i rug^ in een hoekje van den zolder gegaan. Wij hebben een struik in den
koelheid is te wijten aan het gure 8(,ond maar dat was een lomp ding, tn!n ^"4 -»«
weer on aan verveling. Uit. ondervin-dat 8j'echts moeilijk te hanteeren viel,
ding weet ik, dat ze elkaar steunen 1 eu de jjew-oouster van ue twueue ver-
zoodra er eieren of jongen in het. nest i dieping kon geen druilt© v omragen,
liggen en ik heb liet voornemen ge- j yVH,u jullrouw bibyhe Muiten koos
maakt ons tweetul van dag tot dog m(;l 01>zdl met de beletage \au dit
te bespieden, om later na zooveel m0(Jie ilUiS> maai- ue i^eed© verdie-
slechts n:>g veel meer goeds van hen pmg, 0m toch maar niemand woven
te vertellen. I 21Cu'ie hebben. En duur vond -1'
Ook de kieviten schijnen --
tuin, daar kijkt mijn kleine eiken
morgen het eerst na. Dat is alles, wat
zij van het voorjaar heeft.
En van die eerste takken zou ik
haar berooven?
Ja, och toe, juffrouw, wees zoo
goed. ij hebben niets anders. Maar
maar als liet later eens voor
nu mocht komen, dat ik de juffrouw ook
war don linnenzolder, waaraan ze niet eens een dienst kon bewijzen. Men
zijn. Enkele hebben al een paar liud geQaLlUj cu waarop de bew\meiS kan nooit weten, hoe de eene inensch
proevers, maar als men de dieren nu heel wat beweging voroorzaak-
ziet vliegen over onze weilanden, dik I ^en_
behageld en hard bevroren, kan men j jJa.t was voor haar een zeer onaan-
dliidelijk merken dat er onrust is m genunie verrassing en daarom schonk."
de gelederen der anders zoo vroolijke m deu gemakkelijk te hanteeren stoel,
en gezellige vogels. Als noodzakelijk öpdat die de zware trap zou kunnen
gevolg van deze koude lentedagen ziu vervangen.
de eierproducüe tijdelijk afnemen en j Ze had het immers niet meer noo-
slechts de warme zonnestralen, op- dig, het oude meubelstuk. Iu haar ver
tredend in voreeniging met zoeier trekken, ingericht met een weelde, die
winden,zal den vrede weer doen terug door een rijke fantasie werd geieid,
koeren in de zoo ontstemde vogel- had ze stoelen van allerlei soort en
hartjes- vormzo wist verschillende meu- j
den anderen kan helpen.
Meer was Sibylle verbaasd en ter
wijl ze ongeloovig glimlachte, ver
volgde de vrouw
Ja, juffrouw, al is 't ook zoo dat
Niet alle vogels zijn zoo gemakke
lijk uit hun gewone doen te brengen,
door een onverwachten winteradem.
sommige menschen met de voeten
kunnen trappen op wat voor onze
soort menschen een weldaad, een
schat is ten slotte komt toch alles
overeen uit. En nu, neem het maar
niet kwalijk, wat ik gezegd heb van
dat weer een dienst bewijzen, ik
dacht dat maar zoo!
Met die woorden vertrok ze en Si-
beis door eikaar te plaatsen en toch bylle keek haar met groote oogen
bijna altijd een harmonisch geheel te
verkrijgen. En deze bevallige hurmo-
Toevallig reisde ik deze week langs Bi0 ZOu door geen onrust, geen ru-
het Naardermèer. Daar stoeiden te- moer worden verstoord. Dat kon haar
midden der nog steeds vrooiijk wui- 1 overgevoelige natuur niet lijden. Ze
veilde rietstengels de gemoedelijks zo<flit weliswaar het gedruisch der we-
ru eerkoe ten. Telkens doken zij da-ppe, i reld ook dikwijls op, maar in huis
onder liet krinkelend watervlak en moest het stil zijn. Daar zat ze en
gezellig roeiden zij achter elkaar aan 1 peinsde en las en peinsde weer. Want
even blij, als was het volop lente. zij was de „geestige" juffrouw Mal-
In de slooten zijn hei vooral de sa- ten, die in gezelschappen schitterde,
lomanders en stekels, die in 't oog maar zich in haar stille woning af
loopend hun ongenoegen over de lage vroeg waartoe dit alles uischoon
temperatuur van het water toonen. i ze het zich met wilde bekennen, leed
De eerste waren al enkele dagen in zo onder haai- eenzaamheid, al zou
vol voor j n ars- om aa t. Vooral de man- 1 ook memand hebben gedacht, dat j aangedaan. Ze liep vlug naar de
netjes, getooid met een brceden kam j haar iets ontbrak. deur, alsof ze iets had vergeten, alsof
over het geheele lichaam tot aan het Ze werd voor koel en met zich zelve te wat in moest halen. Doch het was
uiterste staartpuntje toe, vermaakten ingenomen gehouden. Ze gevoelde dit j te laat, de vrouw was weg en Sibylle
zich temidden der frisch uitgegroeide ook, maar kon er toch evenmin iets had niet eens naar haar naam, haar
waterplanten. Bijna alle kleuren van aan veranderen als aan haar uiterlij-| woning of naar de kwaal van het ar-
het speclrum zijn dan over de andere ken levensvorm. Als ze daarover na-1 me meisje gevraagd,
zo-o eenvoudig gekleurde huid ver- dacht, kwam dikwijls de zwaarmoedï-1 Peinzend ping ze in den dichtstbij
deeld. De gouden lentestralen toove- ge uitdrukking in haar oogen, welkestaanden stoel zitten. Het was een
goed beschouwd, niets weet.
Mijn hart? zei ze met een over-
moedigen lach. Kent u mijn hart
dan, dokter?
Neen, ik ken het niet, maar ik
geloof....
Verder kwam hij niet. Ze gn.f hem
een tik met den waaier en lachte.
Houd u met met raadseltjes op,
dokter, ik raad u ten beste.
Nu zweeg hij en onderen drongen
hen uit elkaar.
Nu zat ze hier en peinsde en kon
het gesprek met vergeten. Haar hart.
neen, dat kende niemand, maar zij
meende dezen jongen arts tot op den
bodem van zijn „onpractische idealis-
tenziel te kunnen zien. En menigmael
was het haai', alsof ze op dezen hel
deren bodem vluchtig ieis zag weer
spiegelen, een beeld, dat ze heel goed
kende, ofschoon het zelden zoo zacht
van lijn en uitdrukking leek als hier
in dit spiegelbeeld. Maar als liet oor
spronkelijke beeJd dan den mond
Wel, kind, ik heb nog andere
stoelen en ik denk er juist over na,
of ik je nog niet een beteren kan zen
den.
O, neen ,er is stellig geen betere!
HoogstensToni hield plotseling op.
Welnu hoogstens?
Dat kan ik niet zeggen.
Zeg het toch, kind!
Een met rolletjes, klonk het hij-
na angstig. De dokter zegt, nis ik
met een stoel hier vandaan gescho
ven kon worden heelemaal naar bui
ten, waar nog meer zon is, heel veel
zon, dan zou ik misschien gezond
worden!
Het ingevallen gezichtje begon bij'
deze voorstelling t.e gloeien en bibylle
zei haastig: Je zult hem hebben,
kind, morgen komt de rolstoel!
En weg was ze, eer moeder en kind
van haar verbazing waren bekomen.
En Sibylle hield woord. De rolstoel
kwam en meteen kwamen er een war-
opendeed, den koelen, spottenden me, bonte deken eu een zacht kus-
mnnil dsn WArrl hpt «niAcr^lhAAlit min. vn Pu a.-.c 7,,.T.I
achterna.
In de lxand had zo den vlierstruik
en peinzend snoof ze de-n geur op.
Vlier in Mei, och, dat is niets bij
zonders, vooral niet voor een dame
uit de gTOote wereld, die waardeert ze
meer in Januari. Dan mag ze. m kas
sen getrokken, haar tafel of haar
ceintuur sieren. Deze vlier echter uit
den kleinen tuin van de arinelui's-
woning, de vreugde, de hoop van een
doodzrek mersje.... alles, wat ze
van het voorjaar heeft, had haar moe
der gezegd.
Sibylle gevoelde zich eigenaardig
Amerikoansche schommelstoel; zacht-
kena wiegde ze zich op en neer. Daar
na sprong ze op en liep onrustig door
de reeks kaniers, tot ze eindelijk vooo-
haar schrijftafel plaats nam en het
hoofd in de hand liet rusten. Ze dacht
wonderlijke teekeuingen op rug men er thans~iu opmerktc7 nu
en kam en feller schitteren de heldere herinnering aan een gesprek in een
oogjes, naarmate de zonnestralen 1 gezelschap, don vorigen avond gehou-
krachtiger worden. I den, maar niet kon verdrijven.
Ook deze diertjes, zooals ik reeds Daar trad het dienstmeisje binnen,
opmerkte, lijden door de koude. Hun deed alsof zo bij de kast moest zijn,
felle kleuren vervloeien, hun rankeen kwam eindelijk bedeesd bij haar aau het arme kind, waarvoor do ver-
lichaam schijnt te verstrammen en meesteres. j achte rieten stoel een koninkrijk was,
stil zitten zij op den koelen bodem of Och. juffrouw, ik zou de juffrouw i een wieg voor haar zieke ledematen,
kruipen zij weg in een der vele ge- wel iets willen vragen, als het niet on- j En de oogen van het kind keken eltên
bescheiden is. dag hopend naar den vlierstruik, ge-
Uelnu klonk het niet zeer be- lukkig over zijn bloeien. Dus was het
moedieend tot antwoord. I hart nog rein en dankbaar gestemd
1 f.n hofir
heimzinnige schuilhoekjes.
De beruchte stekels ook al even
luidruchtig en dartel zoodra het voor
jaar komt, staken nu eveneens hun
beslommeringen.
Of er al een enkel mannetje een
mond, dan werd het spiegelbeeld
der helder of verdween ook daar ge
heel, waar zij hei met een blijdschap,
die veel vermoedde, had gezien.
Zij zelf had weer verhinderd, dat
het daar bleef en zich er thuis ge
voelde.
De vlier biocide thans overal; de
Mei meende het goed in dit jaar.
Sibylle zag den vlier op de prome
nade, in de tuinen van haar vrienden
en telkens dacht ze weer aan de eer
ste trossen welke ze dit jaar in de
ha id had gehad.
Eu op zekeren dag werd dit denben
zoo sterk, dat zij na een rit door de
villa-voorstad haar koetsier betaalde
en te voet verder ging, daar. waar
een ander gedeelte der stad begon,
een warwinkel van straten en steeg
jes.
Zonder bepaald plan liep Sibylle
een van die stegen in, welke op dit
oogenblik vol zonneschijn was. De
Meidag schitterde ook hier op de oude
slechte panneudukeu en op het hob-
bige plaveisel, waar hier en daar gras
tusscnen de steenen opschoot.
Sibyile Malten keek eenigszins wei
felend om, tot ze zich plotseling be
wust we>rd, wat ze eigenlijk zocht.
Voor een huis, misschien het armoe
digste, maar zoo echt in de zon, stond
iels, dat ze kende; de oude rieten leu
ningstoel. Onwillekeurig bloof zc
staan en wist niet, wat ze nu verder
beginnen moest.
Daar verscheen in de deur oen
groote magere vrouw, die op haar
sterke armen een ellendig schepsel
tje droeg.
sen. En des Zondags voer de kleine
Toni overgelukk door het jonge
groen van het stadspark. Ouder een
rood Moeiftnden kastanje bleven ze
staan; de moeder haalde haar brei
werk voor den dag en Toni keek als
droomend om zich hoen. gevoelde
geen pijn, maar bespeurde dc eeuwige
kracht van de lente.
En daar uit de menigte fraai ge
kleed© wandelaars zonderde zich
thans een dame af in een japon, die
bijna als de zon schitterde, en met
een grooten hoed met veeren op het
hoofd. Maar dat was immers de
schoone juffrou w: Ze kwam nader en
vroeg ween Wel, Toni, bevalt ja
deze stoel?
En het kind drukte de handen cp
de borst en zei niets dan: ach!
Maar in dat éene woord trilde al liet
geluk, dat ze smaakte.
Nu kwam er een fietsrijder nader,
sprong van zijn fiets, zette die tegen,
den boom en riep: Wel drommel.
Toni, je zit daar werkelijk als een
prinses!
Weer glimlachte het kind stil-ge
lukkig, maar de moeder riep: Dat
is nu eens een geluk: de goede dokter
en de schoone juflrouw! En het was
dokter Stoermer, die naast zijn klei
ne patient me', schitterende oogen
juffrouw Malten begroette.
Bent u de fee? vroeg hij blijde.
Volstjekt niet. antwoordde z«
haastig en koei, ik ontdoe mij van
wat ouden rommel.
Weg was ze, weer naar haar gezel
schap.
Maar het gezicht van den dokter
- =- bleef vrooiijk in weerwil van haar
Was hei een jongen of een meisje. koele woorden. Hij zag immers, dat
i jj| de stoel heelemaal nieuw was en geen
„rommel"', en hij hoorde van de
vrouw, dat ook rte ^>rste. de oude
rieten stoel, die al zulk een weldaad
was geweest, van de Juffrouw ufkoin-
stig was, en dat ze zoo goed was, en
de juffrouw, altijd over haar sprak.
Van nu af had de jonge dokter moer
pleizier aan de voortschrijdende be
terschap van zijn jonge patiënt. Alles
Het lichaam scheen zoo klein, in groei
achtergebleven; de oogen in het blce-
ke gezicht hadden daarentegen een
blik als van een ouder meisje.
Thans zagen zo de voorname ge
stalte in licül gewaad, die op eemgen
afstand zoo aarzelend was blijven
staan.
Moeder, kijk toch eens! fluister
de de kleine vol verbazing. En die
verbazing nam toe, toen de moeder wat hij voorschreef, kwam als door
het bind vlug en belioedzauan iu den tooverij dadelijk in de armoedige wo-
leunmgstoel zette, de vreemde groet-1 ning en het zieke kind begon ui een
ta en daarna zelfs naar haai- toeging. weinig op de lente te gelijken.
Wel, juffrouw, hoe komt 'l, dat I Maar nooit ontmoetten ..de .schoo-
u in deze buurt komt? Mijn kleine ne juffrouw en de goede dokter" el-
spreekt alle dagen over u en wenscht kaar bij Toni. zooals zij zoozeer
niets zoo zeer dan de schoone juf- wenschte.
frouw eens te zien. Kijk toch, Toni. I Sibylle was spoedig te weten geko-
dut 'is nu de dame! men, op welke dagen de jonge armen-
Sibylle trad nader en vroeg bijna dokter in deze straat zijn bezoeken af-
bedeesd: Bevalt je de stoel, lieve legde, en dan kwam zij niet Ze moest
Hecht de juffrouw nog bijzonder en haar moeder was in al haar ar-
veel aan den ouden leuningstoel daar j moede nog niet verbitterd,
boven Sibylle dacht weer aan het gesprek
kleine?
Het kind knikte.
Zit je nu vaker buiten?
Ja, nu heeft de dokter het toege
staan; hij zegt, dat de zon beter is
dan medicijn.
Maar je ziet hier heelemaal geen
groenl
ze immers eerst leerea kennen, do
eenvoudige taal des harten. d»c hier
op haar plaats was; de dame der
groote wereld, dia »onve«l vreemd©
talen kende, was hier verlegen en
daarom kon ze nog niet hebben, dat
iemand hatir gadesloeg. De kleins
Toni met haar roerende blikken, di«