a m S6L m m 11 11 T §1 n 11 a li M m 1 m m 1 m HP l Hf 4 1" h ui-, ci'l in druk ip haar gemaakt, dat ze tut eiken pi iis zicil door Iwar wikic <l«en begrijpen. Sihylle gaf hier immers „veel. voel" en ze had immers vroeger beweerd, dat dit het eenigste was, waarop het aankwam. Maar ze gaf niet meer on verschillig, ze berekende niet meer, wie er het rijkst bij werd, zij of het kind. Ze deed, wat zo niet laten kon en koesterde slechts den onbaatzuch- tigen wensch, dat ze altijd het rechte mocht doen. Ze wilde niet meor de „schoone" juffrouw fieeten, maar de goede", zooals de dokter. Hoeveel haar nog ontbrak, bemerk te ze heden, toen ze de keuken der wasohvronw binnentrad en plotseling in de kamer de stem van den nrmen- dokter hoorde. Heel onverwacht. Was 't niet pas morgen zijn dag? Z'in stem! Ne*m. dat was geen klinkend metaal, geen luidende schel!" l'it haar klonk de zuivere menschen liefde Daar sprak de troost, daar plonsde de scherts, dnar vermaande het nrnrtisrhe verstand. Ongemerkt had ze weer willen weg gaan. maar ze vergat het. zoolang ze die stem hoord-a Naast den kleinen zwarten haard stond ze in de halt donkere, rookerige keuken, die den ingang tot de kamer vormde In den namven. donkeren tuin rumoerden de mussehen, de vlier was uitgebloeid, veidroogd hingen in de takken de bruine trossen, die voor kort nog zoo geurden. Maar de lente had hier meer ge daan dan spoedig verwelkende vlier- bloemen voortgebracht, ze had een ziek, wegkwijnend meiischenkind ver sterkt. door de inwendige lente van een ander menschenkind. Sihylle glimlachte; een bekoorlijke uitdrukking kwam op haar gelaat en het schitterde letterlijk in deze som bere. armoedige omgeving. Daar werd plotseling de deur geopend en nog met een vriendelijk woord op de lippen kwam dokter Stoermer eruit. Van schrik en verlegenheid nam Sihylle een stuk hout en ratelde daar mee in de kolen op den haard, zoodat de' vonken er uit stoven. Het vuur gaat uit, mompelde ze in doodelijke verlegenheid. Neon, het brumlt lielderder dan ooit! viel de jonge dokter baar in de re-de. lin het is geen kuostmatig vuur werk meer, het is echt haardvuur. Hij zocht haar hand. Die zit vol roet! verweerde ze zich nog eenmaal, maar haar stem was onvast en haar tegenstribbelen hielp haar niets meor. Daar kwam de vrouw uit de kamer. Mijn hemel juffrouw? Maar ze trad dadelijk weer terug en trok de deur stijf dicht Wat is er moeder? vroeg binnen de kleine Toni. Is de juffrouw daar? En de dokter ook? Wat doen ze daar? Wacht een beetje, kindl zei de moeder op een eigenaardigen toon. "Weldra ging de deur weer open en twee gezichten, sclütterend van blijd schap en toch vochtig van tranen, ke ken naar binnen. Beste vrouw, zei Sibylle met ont roerde stem, hoe was het ook nog rnet weer een dienst bewijzen? W eet je, dat ik zoo juist in je keuken voor don ouden leuningstoel mijn le vensgeluk in ruil heb ontvangen? (N. v. b. N.) Gerechtigheid. Schets door Gord Harmstorf. Stijf en recht als een kaars, alsof zijn lange, magere gestalte uit hout wns gebeiteld, ze* het raadslid Pra- torius in zijn armstoel voor de schrijf tafel. Op zijn scherp besneden, hoe kig gezicht lag een uitdrukking' van de grootste onverzettelijkheid en zijn koele, grijze oogen keken streng, toen hij op ontevreden toon zei Hel doet inij werkelijk verbaasd staan, Friedrich, dat jij je tot pleit- bozorgei en voorsprauk van een ge- meeiien schurk kunt opwerpen. Want ik zal hem in het vervolg geen ande ren naam meer geven, al is hij ook mijn zoon. Hij IteeL zicL- aan het geld van zijn patroon vergrepen, om het te verkwisten. Daarvoor is evenmin een verontschuldiging als eenige toegeef lijkheid mogelijk. Hij moet de straf dragen, die hij verdiend heeft Dut is voor mij een afgedane zaak en het zou mij aangenaam zijn, als ik daar over niets meer behoefde te hooren. De kleine man met hei goedhartige en op dit oogenblik zoo diep-treurige gezicht, tot wien deze woorden ge richt waren, zuchtte diep en streek zich, nu zeker wel voor de tiende iuaal, uiet den bonten zakdoek over het vochtige voorhoofd. üp miju woord, jij bent te hard tegeuuver heinj OirisLupb Et. ai was zijn misdrijf honderd in aal zwaarder, dan nog zou de oprechtueid van zijn beiHjuw hem aanspraak geveu op jouw medelijden. Als men de zaak goed beschouwt, ben jij toch ook met heelemaul zonder schuld, dat het zoo ver met hem kou komen ;\iet zonder schuld lk Wat is dat toch voor een praat t Ik heb den jougeu opgevoed met alle nuuwgezetheid, die een vader maar kan toepassen. En hij heeft nooit een ander voorbeeld voor Oogen geluid, dan het voorbeeld vau de strengste rechtschapenheid. Ik zou wel eens willen zien, wie wat zou kunnen zeg gen, dat ook maar hel kleinste vlekje op mijn eer wierp. Of ben jij mis schien van een andere meening jij, mijn Droer? De kleine tnari keek voor zich neer. Dut was het niet, wat ik bedoel de. Chrisloph lk weet wel, in hoe gioote rnaie jij het vertrouwen en de achting van jouw medeburgers ge niet. Maar men kan zich ook nog op een andere wijze aan zijn kinderen bezondigen, dan door lessen na te laten en door een slecht voorbeeld. En ik meen, dat je juist in dat an dere soms tekort bent geschoten. Hermann heeft het ongeluk gehad, zijn moeder heel vroeg te verliezen. Daarmee is er veel warmte en veel zonneschijn uit zijn jeugdig leven ge nomen. Jij hebt hem altijd slechts den tuchtmeester en den onmeedoogenden rechter over zijn jeugdige misdaden laten zien. De vrees voor jou heeft zijn vertrouwen verstikt. Hij is er aan gewoon geworden, geheimen vonr jou te hebben, omdat hij wist, dat hij nooit op t -egevendheid voor zijn zonden Ik;hoefde te rekenen, ook niet, wanneer het slechts de natuur lijke dwalingen van zijn jaren waren. Zijn verlangen naar liefde en teeder- hoid is zoo lang onbevredigd geble ven, dot het misschien niet zoo ge heel onbegrijpelijk is. wanneer hij eiken maatstaf voor het beoordeeler der dingen verloor, toen hij thans eindel <k een wezen gevonden meende te hebben, dat dit verlangen bevre digde. fl-j is verleid en bedrogen, zoo als reeds zooveel duizenden vóór hem verleid en bedrogen ziin. Hnd h» een vriend gehad, die hem bijtiïds kon waarschuwen, dan ware denUe- l'ik niet gebeurd, wat nu geschied is. En mij dunkt, dat jij eeoigszins ver plicht waart geweest, die vriend te zijn. Het raadslid maakte een beweging van ongeduld. Neem me niet kwalijk maar dat is niets dan dwaze praatDe jongen heeft in jou altijd een be schermer gehad, wanneer het noodig was een zijner slechte streken behoor lijk te bestraffen. En toen hij zag, dat hij bij mij niets uit kon richten, heeft hij natuurlijk weer beproefd, jou voor zich te winnen. Ik acht liet werkelijk een geluk, dat je niet in staat waart, hem de zesduizend mark te cevon, die hij verduisterd heeft en mei de terugbetaling waarvan hij de aangifte bij de rechtbank kon voor komen. Want ik wil niet, dat deze aangifte achterwege blijft. Als hij er nu met een blauw oog afkwam, zou ik zeker kunnen zijn, dat de geschie denis zich 11a korter of langer tijd herhaalde. Mijn leven lang heb ik hot beginsel verdedigd, dat iemand do gevolgen van zijn daden moet drager en dat er rechtvaardigheid moet zijr zonder aanzien des persoons. 7-al ik dit beginsel nu verloochenen, wijl het dezen keer niet om een vreemde gaat. maar om mijn eigen zoon En als je os armee nu zijn gan- sche leven vernietigt Als jc hem door de vlek, die op hem zul blijven Kleven, letterlijk de mogelijkheid be neemt om zicii een plaats in de maat schappij te veroveren, welke met zijn capaciteiten oveieensieint t Nu, dan heeft hij dat aan zich- zelven te wijten Een muoie zedeleer, dat een dief ongestraft zou blijven, rijken vader te bezitten, terwijl de zouu van een armeu drommel zondei pardon naar de gevangenis moet kuieren. Hem tegen de gevolgen van zij 11 daad ie bescnermen zou zijn een onrecht plegen tegenover de maat schappij, welke te dienen ik als mijn levenstaak beschouw. Het bestaan, dat hij zich op grond van 011 bespro keu gedrag zou opbouwen, zou een leugen zijn, en ik zal mij niet tot medeplichtige aan zulk een leugen maken. Het is dus jouw onherroepelijk besluit, Christoph, hem aan zijn lol over te laten Ja Rechtvaardigheid boven alles. Daar ligt de brief, waarin ik de bestolen firma mededeel, dat ik geen aanleiding vind om do door mijn eervergeten zoon veroorzaakte schade te vergoeden en dat ik zeïfs de aangifte bij de justitie wensch Nog 111 dit uur zal de brief naar de- plaats zijner bestemming worden ver zonden. Nu stond de kleine man, die niet zooals zijn broer, oen rijk man, maar slechts een eenvoudige privaat-onder wijzer was geworden, van zijn stoel op en legde zijn bevende hand op •den schouder van het raadslid. Neen, Christoph, mij dunkt, dat. hij niet verzonden zal worden. Want nog heb ik niet alles gezegd, wat tot verontschuldiging van jouw armen, ongelukkigen jongen aangevoerd kan worden. Ik hoopte, dat ik het niet zou behoeven te doen. Maar jouw kort zichtige hardvochtigheid en de in beelding op jouw rechtschapenheid dwingen mij hel te doen. Het raadslid had bii deze woorden met een heftige beweging do hand zijns broeders van zijn schouder ge schud, Kies je woorden wat zorgvuldi ger, alsjeblieft. Niemand moet het wegen te spreken van mijn inbeel ding op mijn rechtschapenheid. Mij dunkt toch, dat het een man meteen vlekkeloos verleden geoorloofd is zich te beroepen op de onbevlektheid van het schild zijner eer. Een man met een vlekkeloos ver leden misschien jii echter jij moest het niet doen, Christoph, jij niet Met een ruk richtte de ander zich te rerheffen. Maar zijne woorden moesten desniettemin zijn broer als knotslagen getroffen hebben, want hij bedekte zijn oogen met de hand, en ziin magere schouders schokten. Eindelijk draaide hij zich niet een half onwillekeurige beweging naar z'un schijftafel om en verscheurde den brief, waarvan hij straks had ge- sproken, zonder een woord te zeggen, fn klpine stukjes. Ga zei hij op doffen toon. Ik kan thans cee-n menschen zien. Maar ik mag Jouw zoon bii je zenden om vergiffenis af te smeeken. i' lwanr \Y:>n' thans thans I»kt bet jc, naar ik hoop. niet meer zoo »r>t"il onvergeeRMk. wat hii gedaan heeft. -- Laat hem komen 1 antwoord de het raadslid zonder op te kijken. Maar toen de deur achter zijn broer, die na een zuchten groet heen ging, dichtviel, liet luj zich in zijn stoel achterever vallen en bedekte het gelaat met beide honden. (,,N. v. 't N.") 1 in zijn kantoorstoel op. I Je waagt hel Bliif bedaard, bid ik je 1 Ik zei I je immers reeds, dat het niet mijn wensch tn mijn plan was er over te spreken. Waar ik het dertig jaar in de diepte van m'n hart verborgen heb gehouden, had liet daar ook nog wel langer liegraven kunnen blijven. Maai ik kan het niet hooren, dat je hier, waar oen jong meuschenleven op het spe' staat, hoogdravende uit spraken laat hooren over rechtvaar digheid en gerechtigheid, die boven alles zouden moeten gaan en van de leugen van een bestaan, dat op on verdiende onbesprokenheid is opge bouwd. Want, als men het zoo be schouwt, Christoph, dan is immers ook jouw eervol bestaan, jouw ge achte positie niots anders dan zulk een leugen. Het raadslid leunde mei. zijn volle gewicht op het blad van zijn schrijf tafel. Zijn gezicht was in een wonder baarlijke beweging. Ik begrijp je niet. Je moet gek zijn, dat je het waagt, zulke dingen te zeggen. I Neen, ik ben niet gek, Chris toph En mijn geheugen bedriegt mij evenmin als mijn oogen mij bedrogen hebben in den nacht, toen je heime lijk de sohriifiafel van vader open brak om je de middelen te verschaf fen \o0r liet betalen van een door lichtzinnigheid gemankte schuld. De nasporingen naar de dieven hebben toen geen resultaten gehad want ik heb gezwegen. Ik kon het immers niet weten, dat je zulke strenge ideeën had over de boete, die onver- miidelijk op elke zonde moet volgen. Ik kon het immers niet weten, dat je dertig jaar later jouw zoon om een geringer misdrijf te gronde zoudt willen laten gaan, alleen ter wille van de gerechtigheid. Hij had dat alles op zijn gewonen, zachten toon gezegd, zonder ziin stem lioe men millionnr wo dt. Een man van rijpen leeftijd en een jougmensch zaten op zekeren avond bij liet hoekje van den haard te keu velen. Zonder eenige inleiding vroeg de nieuweling eensklaps: Zeg u mij eens, hoe wordt meD millionnair? Door duizend en een middelen! Maar dat getal is zoo groot; wat is dan wel het. zekerste middel? Dat is er niet bij, want aLle zijn even goed. Door werken, door intri gues, toeval, spel. 't Is ook dikwijls een goed middel, wèl te doen. Op dit gezegde begon het jong- mensch te glimlachen met een niet te miskennen uitdrukking van onge- loovïgheid. Ja, hernam de ander, men kan rijk worden door 't goede te doen, en het goede, zonder drukte, zelfs aan een hond. Weer dezelfde glimlach, wat scher per dan den eersten keer. Zelfs aan een hond, ik zeg het nog eens. En hij voegde erbij: Wilt ge, dat ik u een geschiedenis vertel tot bevestiging van hetgeen ik u zeide? Ik vraag uw geduld slechts voor tien minuten. Spreek ik hoor u aan, zei de scepticus. Nu dan, luister toe, en houd bij voorbaat het zeer eenvoudig© feit, wat ik u ga vertellen, voor waar ge beurd. Vijf en twintig jaar geleden deed Paul Cernoy zijn arts-examen. Het weinige fortuin, dat hij had gehad, was aan zijn studiën besteed. Toen hij zijn diploma ontving, was hij dan ook zoo arm, als een man, die niets heeft om te leven, dan wat kennis en zijn zes en twintig jaren. Een oude collega gaf hein den raad zich in de provincie te vestigen; maar Paul trok hierbij een leehjk gezicht, want hij hield van Parijs en zijn vTOolijk leven. Ik begrijp wel, dat de raad. dien ik je geef, niet in je smaak valt, zei dc nestor. Ik had het moeten be grijpen. Alle jongelui ziin hetzelfde; Parijs trekt hen aan. Blijf er dan, maar bereid je er op voor, dat je minstens twintig jaar te lijden hebt, vóór dat je slaagt. Wat zegt u, twintig jaar? Er gaat niets van af, jongen! In dat heerlijke land verdienen de mo de-dokters geld bii hoopen, maar op twee k drie uitzonderingen na hebben ze niets te eten dan bedrieglijke hoop! Hoevelen komen er niet tot het succes vóór zij witte haren hebben. Je gelooft me niet? Als je weet. dat al leen in het departement van de Seine tienduizend van onze collega's mar telaren zün. Maar probeei het! Paul Cernov luisterde niet naar de ze verstandige woorden en bleef in Pariis. Na verloop van zes maanden had h'i drie patiënten, die evenwel allen te arm waren om hem te betalen. Daar hii evenwel volstrekt. Parijs niet wilde verlaten, vestigde hij zich als apotheker. Met veel geduld verdiende hij nu zooveel dat hij kon leven. Op zekeren avond thuiskomend, zag hij iemand of iets voor zijn deur, dat hem den weg versperde; bij nader onderzoek bleek hel een poedel te zijn die akelig jankend op den drempel zat Eorst wilde hij het dier wegjagen, maar het bleek niet te kunnen loopen. De jonge dokter boog zich over den hond om te kijken wat de oorzaak was van zijn geklaag en zag toen, dat zijn poot gebroken was. Paul Cernoy kon het niet over zich verkrijgen het dier zonder hulp te laten, legde een verband en hield hem bij zich totdat de poot genezen was. Na drie maanden tiep het dier weer uitstekend en had volstrekt geen pijn Toen opende de apotheker hem de deur, zeggend: Nu je beter bent, j kan je terugkeeren vanwaar je geko- j men bent. I De hond keek Paul dankbaar aan en ging weg. Paul zag hem niet te- i rug. Ongeveer een maand later hoorde de apotheker op zekeren avond hard aan zijn deur krabbeu. Hij luisterde en hoorde nu een luid geblaf; het j was alsof de vierbeemge bezoeker j nep 0111 open te doen. Nieuwsgierig naar den ki&ul, die toegang verzocht, opende Cernoy de deur, en dadelijk kwam de poedel bin 1 nen; achter hein aan hinkte een liaze- wind, welks rechterpoot treurig neer- hing. Ondertusschen liep de poedel van den apotheker naar den hazewind en omgekeerd, alsof hij hulp wilde vra-1 gen. Zeker had de verstandige poedel den gewonden vriend ontmoet en kwam nu Paul's hulp inroepen, j Op zijn aanbeveling ontving de arts liefderijk den zieke, die ook spoedig i genos. Maar waar blijft het millioen? riep het jongemensch. Een beetje geduld, vriendje, we ko men er wel! Is er dus oen vervolg'? Natuurlijk. Enkele dagen na deze tweede genezing kreeg Paul Cernoy bezoek van een deftig© dame. Het rij tuig met twee paarden, waaruit ze gestapt was, stond voor de deur. Zonder omwegen vertelde zij, wel ke zaak haar hier bracht. Mijnheer, ik kom om u te bedan ken voor den dienst, dien u mc bewe zen hebt. Welken dioDst bedoelt u, me vrouw? Een hazewind, die een verbrijzel den poot had en die den goeden inval hod bij u te komen, en dien u vol maakt genezen hebt.. Deze hond is van mij, mijnheer. De gravin vertelde verder dat zi; het geval vernomen had van een ha- rer bedienden, <üe, na de twee hon den in de verte ie hebben gadegesla gen. spoedig liet geiieeJo avontuur nud begrepen. lk heb toen verder naar u laten informeeren, dat u, ondanks al uw pogingen, moeilijk uw weg kunt ma ken. Ik zul u nu een muhlei aan de hand doen, dat zeer eervol is, en waardoor ge spoedig rijk zult zijn. Kijk Hoe bedoelt u dat, me vrouw - Op de eenvoudigste manier. Men lieeft in Parijs maar heel weinig bij zondere inrichtingen voor dieren. I. heeft bewezen, dat u er veel slag van hebt ze te genezen. W aarom wilt u niet de geneesheer worden va.11 de vrienden van den mensch l Om kort te gaan, ik zal tor uwer beschikking een som gëjiis stellen, waarmede u een dierenhospitaal kunt stichten, en ik weet zeker, dat u na vijf jaar de beste resultaten zult zien. De goede vrouw bedroog zich niet. ging de verhaler voort. Wat zij voorstelde werd aangenomen. Paul Cernoy organiseerde een gast huis voor honden, katten, apen, eek hoorntjes, marmotjes, enz. Na vijf- oii-twintig jaar had hij. hot geluk hebbende in den smaak te vallen, 50.000 francs rente verdiend, die hij nu nog geniet ten aanschouwe van geheel Parijs. Een millioen verdiend met het verplegen van dieren herhaalde het joiigeinonsclu Is dat geen sprookje van Moeder de Gans Is het werkelijk gebeurd Of hel werkelijk gebeurd is? Jon genlief, niemand beter dan ik kan het je bewijzen, omdat ik zelf Paul Cernoy ben. Ik heb een anderen naam gekozen, om aan mijn verhaal vva.t meer geloofwaardigheid te ge ven. Eea edel bart. Toen de trein het..station zou ver- lateu, kwam er eeu 'neger met wit haar haastig aangeloopc», dwars er de rails, en sprong op den reeds beweging zijnden Wagen. Hij was zeer zwart en zeer stolng, en de per sonen, die gezeten waren, keken uun of meer bevreesd, toen hij zonder beogen dunk van zichzelven, door liuu rijeu liep. Niemand vroeg hem. plaats op een bank te nemen. Toen tiij aan net einde vau den wagen ge komen was, keek hij rond naar eene zitplaats, met groote, verwonderde, nieuwsgierige kinderoogen. Hij was echter geen aanlokkelijk reisgezel, dien iemand naast zich wilde heb ben. Klaarblijkelijk was do man dood moede, want zijn schouders begon nen van lieverlede te zakken, en elk oogenblik verwisselde hij van voet, waarop hij rustte, alsof ze hem piju deden. Eindelijk legde een jonge man, die in een krant had zitten lezen, deze neer en riep H-er is nog een plaatsje open, oompje. Ge schijnt vermoeid De neger strompelde gretig voor waarts naar do hem aangeboden zit plaats. Ja, sah (in Neger-Engelsch mijn- lieer), dank u, sah zei hij dank baar en liet zich op de bank neerval len. Ik ben dood-op lieb al een schrikkelijk lange voetreis achter den rug. Weet u, vervolgde hij in zijn neger-bargoeusch, nutster Heiuy en ik wonen in Prince George Coun try en verleden week is master Henry gestorven. Nu bon ik maai- alleen. Dat zie ik, zei de jonge man, terwijl hij zijn krant opvouwde en in den zak stak. En nu gaat ge ze- kor naar het Zuiden, om werk te zoeken Neen, sah I Ik ga weer naar huis, naar Prince George Country. Er kwam in zijn oogen een vonk van vurige verwachting en hij streelde den rug der zitting zachtkens, alsof het zijn oud, dierbaar thuis in 't verre Georgië was. Ik ben daar in ten naastenbij dertig jaar niet geweest, vervolgde hij langzaam, niet sedert, de Lin- kum-mannen (de Verbondenen) ons negers allemaal meenamen om te oor logen. Er was een heele hoop, maar zij. die niet sneuvelden, wistenA te ontsnappen. Toen werd de plantage door den sherif verkocht en bleef er niemand dan de Norf. Wij denken, dat hij geld genoeg had om te leven. En gij bleef bij master Henry De oude neger keek hem verwon derd aan. Natuurlijk, gaf hij eenvoudig ten antwoord. Ik was bediende bij liem en master Henry kon niet bui ten mij. Hij is eeu heer eu geboren om bediend te worden. Ik was over dag uit, daar ik timmeren en metselen kan, en had altoos vol-op werk. En wat deed master Henry voor den Kost Master Henry vroeg de ne ger met verontwaardiging. -- W el, ik heb u immers gezegd, dat hij een heer is 1 Hij deed niemendal, liij had nooit iets geleerd, zooals de overige blanken. Hij liad negers om voor hem te werken. Ge wilt toch niet zeggen, dat ge hem na den oorlog hebt onderhou den De oude neger richtte zich kaars recht op, met onbewuste waardigheid. Als u zoo begint te spreken, heb Lk niets meer te zeggen. Ik vraag u excuus, zei de jonge man haastig. Ga voort, ais 't u be lieft Het zwarte gelaat klaarde op. U kent master Henry, niet. zei de ne ger medelijdend, en daarom begrijpt ge dat met. Natuurlijk werkte ik voor hem! Had hij niet voor mij ge zorgd voor de oorlog uitbrak? Ik zou wel eens willen weten voor wat een neger boter is dan om te werken! Er kwam een jongen door den wag gon, die broodjes met vleesch te koop bood; de jonge man kocht er twee en gaf die aan zijn reisgezel. De oogen van den neger schitterden. Dank u, massa, dank u, sah! zei hij dankbaar. Ik heb vanmorgen niet gegeten en tjet geld Is te duur, om onderweg wat te koopen. Ik hoop te wat te krijgen als ik Georgië zou hebben bereikt. Eenige oogenblikken later ontstond or eene kleine opschudding in den waggon. De conducteur was binnen gekomen om de plaatsbewij'zen te eontroleeren. De jonge man haalde het ziine te voorschijn en hield het gereed. De neger zocht ijverig in ai zijn zakken totdat hij zich eindelijk herinnerde, dat hij het tusschen het lint van zijn hoed gestoken had. Ik heb alles bij malkaar moeten schrapen om dit kaartje te koopen, zei hij triomfantelijk. Toen hij het be wijs van zijn hoed nam. Maar dat hindert niet. Ik kan werken, en ne gers hebben geen geld noodig als zij thuis zijn. Zij krijgen geld als zij werken. Op de bank achter hem zat een schamel gekle>ede vrouw, met een ge laat. dat angst en vrees uitdrukte, naast haar lagen verscheidene bun deltjes en pakjes, en in haar armen hield ze een bleek kindje met groote oogen. Toen de conducteur haar op den schouder klopte .schrikte ze 011. Uw kaartje als 't u belieft. Een blos van verlegenheid bedekte haar gelaat; toen verdween die 0111 plaats te maken voor een doodelijke bleekheid. Stug gaf zij ten antwoord: Ik heb er geen. Do conducteur werd ernstig: Goed. Als ge aan 't eerstkomend sta tion afstapt, bespaart ge ons de moei te er u af te gooien, en hij keerde zich naar de volgende bank. De oogen der vtouw werden groote r van schrik, zij sprong op en greep den conducteur bij den arm. Doe dat niet. sir! Om 's hemels wil gooi me er niet uit! smeekte zij op schorren toon. M'n man heeft me geschreven ove rte komen. Als ik tijd genoeg had zou ik loopen maar hii ligt te ster ven! een harde snik kwam tot op hare lippen, maai' werd met geweld onderdrukt. Ik heh gepoogd geld te leenen, hier Jiet zij haar stem dalen opdat de overige reizigers haar niet zouden hooren, maar het lukte mij niet. Wij hebben alles verkocht zoo dat hij naar 't Zuiden kon gaan, zoo als de dokter had voorgeschreven. En nu is hij.... In wanhoop hief zij de armen omhoog en viel zwak en uit geput op de bank terug. Waar woudt ge naar toe? vroeg de conducteur minzuam. Naai- Thoma8ville, in Georgië. De oude neger schrikte op. Wel. daar moet lk ook heen, en ik zal haar mijn kaartje geveu, fluisterde hij de» jongen man toe. Het spijt mij, vrouwtje, zei de conducteur na even geaarzeld te heb ben, maar ik kan er niets aan doen. Wij hebben maar één regel: be talen of er uit. Ik ben zelf arm en mag nfet tegen het reglement hande len, het zou mij mijn betrekking kos ten. En nu kwam hij bij den neger: Uw kaartje als 't u belieft. De neger liet zijn hoofd op de borst hangen. ik vrees, dat ge er mij uit zult moeten zetten, baas, zei hij nederig. Ik heb twee-en-zeventig centen in 't geheel, als dat voldoende is.... Ge stapt er aan de eerstkomende station uit., hoort ge! barstte de con ducteur uit op uorschen toon. Wij zullen daar over een paar minuten zijn. Als het niet zoo dichtbij was zou ik den trein doen stilstaan en u er uitgooien. Die arme vronuw heeft nog een reden ter verontschuldiging, maar gij... ge moest 11 schamen! De jonge man stond op t punt te protesteeren, maar 'n zeker iets op het gelaat van zijn zwarten reisgezel weerhield hem. Alvorens de conducteur het eind van den waggon bereikt had, begon de trein zijn vaart te verminderen. De oude neger stond op. 't Zal maar het beste zijn, dat Ik uitstap, zei hij tot den jongen man. Nogmaals bedankt voor uw broodjes en ik hoop dat ge mij in vriendschap herdenkt. Hier missy, vervolgde hij, zich naar het arme vrouwtje keerend en zijn plaatsbewijs in haar schoot werpend Hier hebt ge een kaartje naar Thomasville. Verlies het niet En aleer zij begrepen had wat hij be doelde. was hij reeds halverwege bij de deur. De jonge man stond op als wilde hij hern terugroepen, maar toen scheen hij er auders over te denken, want hij ging weer zitten en staarde peinzend het raam uit. Wellicht dacht hij aan zijn reis en aan zijn familie betrekkingen. Mogelijk ook herinner de hij zich dat zijne beurs even schraal gespekt was als die van den neger. Toen de trein langzaam zich weer in beweging zette en het station verliet, haalde hij de courant uit zijn zak en vouwde die open maar de vrouw achter ham merkte op, (lat hij het blad ondersteboven in de hand hield. DAMRUBRICK. HAARLEMSCHE DAMCf.UB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem No. 245, van L. F. WIEGMAN. '5' -- X Zwart schijven op: 13, 14, 15. 18, 20, 23, 26, 28 en dam op 29. Wit schijven op: 6, 25, 27, 30| 32, 35, 37, 38 en 39. Probleem No. 246, van W. VIJN. 40 tl 48 4» bU Wit Zwart schijven op: 10, 11, 12, 13, 16, 18, 19, 20, 25 en 40. Wit schijven op: 22, 27, 30, 31, 33, 39, 42, 43, 47 en 49. Oplossingen can beide problemen worden gaarne ingewacht MB b» vengenoemd adres, uiterlijk Dinsdag, 18 April a.s. Oplossing van Eindspel 241, van den auteur: Wit- 44-39 42-47, 47-36 36:22 39-34 22-38 of 33, 45: 341 Zwart: 21-26», 26-31, 32-37b, 47-41c, 41- 46 of 47, 46 of 47:40 Wit: 39-34, 42.26, 26-481 a. Zwart: 21-27, 27-31, 32-38, Wit- 3647, 47:33, 39-34 33-28 of 38 verder als hooMrarlaM. b. Zwart: 31-37, 32-38, 3741, 41-46 of 47 Wit: 39-34, 22-39, 39 tot 17, 45:341 c. Zwart: 47-42, 42-48, 48 tot 26, 40 Oplossing van Eindspel 242, van den auteur: ,o, Wit: 13- 9, 9- 4 14-10 4- 36 of 31. 36 of 81:47 of 48f Zwart: 28-32. 32-37a,b, 3741 of 42c, 15:4 Wit: 4-311 a Zwart: 32-38, Wit: 14:25, 4-10, 10-15 39-331 b. Zwart: 15-20, 32-37, 37-42, 4247d, Wit: 39-341 d. Zwart: 42-48 Wit 4-31, 10- 4, ,39-34! c. Zwart: 15-20, 37:26, 20-24 of 25,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 16