BIJBLAD VAN HAARLEMS DAGBLAD
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
Mo iMTgUf
ZATERDAG 29 APRIL 1911
No. 8644
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEW3 DAGBLAD KOST
f 1.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
GROOTE HOUTSTRAAT Sa.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUlr
ADVERTENTIEN DOELTREFFEND
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Rubriek voor Vrouwen
BRUIDSJAPONNEN, SLUIERS,
BLOEMEN, TOILETTEN VAN
BRUIDSMOEDERS.
Het voorjaar is het seizoen bij uit
nemendheid voor liet sluiten van hu
welijken; en menige jonge bruid is
reeds druk in de weer met het maken
van de noodige toebereidselen. Het
meeste interesseert haar echter de
bruidsjapon; want alhoewel sommige
prozaïsche menschen beweren, dat
het „zonde" is om daaraan veel kosten
en moeiten te bestedien, aangezien
het bruidskleed slechts enkele uren
dienst doet, zal de poëtisch aangeleg
de jonge hruid daar heel anders over
denken. In haar gedachten toch, tooit
zij zich dien dag alleen voor hem wien
zij haar jong leven gaat geven, aan
wien zij zich voor altijd toevertrouwt!
En daarvoor is immers niets te goed!
Het bruidskleed moet echter niet op
gesierd, doch van karakteristieken
eenvoud zijn.
Voor een jonge bruid, is wit mous
seline de soie, op een onderjapon van
liberty-satijn het allermooist; ook
marquisette en fijne voile, kan men
er voor benutten.
Meer massief staan de witte satij
nen en zijden japonnen; terwijl voor
bescheidener beurzen wit mousseline
de laine of cachemire in aanmerking
komen.
Bruidssluiers zijn in sommige fa
milies erfstukken, the van moeder op
dochter en kleindochter overgaan. Ze
zijn dan gewoonlijk van kostbare,
echte kant Wanneer men niet in het
bezit is van zoo n familiestuk, dan ne
me men effen fijne tule» die wel is
waar eenvoudiger staat, doch niet
minder flatteus.
De sluier wordt nog altijd bevestigd
onder een kroontje oranjebloesem of
myhrtentakjes, waarvan ook een bou
quet op het corsage gedragen wordt.
De bruid draagt op den huwelijks
dag geen andere bijouterie» dan die,
welke zij ars huwelijkscadeau van
haar bruidegom ontvangt.
Veel moeilijker is voor de bruids-
inoeder, de keuze van een gepast toi
let Vooreerst omdat zij rekening
moet houden met haar leeftijd en
uiterlijk en ten tweede met den tijd
van liet jaar, waarin zij haar toilet
wil afdragen.
Ik zou haar raden, het toilet zoo
zoinersch mogelijk te kiezen, en niet
al te bang te zijn, dat hot op den
trouwdag een van die kille, huiverige
dagen zal zijn waaraan ons voorjaar
helaas maar al te rijk is. In dat ge
val kan men een van dio chique lan
ge mantels benutten, die dit jaar zeer
in de mode zijn. Als ik daar even op
merkte, dat de keuze van liet toilet
voor een vrouw van middelbaren leef
tijd zoo moeilijk is, omdat zij reke
ning moet houden met leeftijd en
uiterlijk, moet ik hieraan nog .toevoe
gen, dat alles afhangt van haar per
soonlijken smaak, want men kan on
mogelijk den leeftijd bepalen, waar
op men een zeker toilet al of niet meer
kan dragen
De eene vrouw van vijf en veertig
jaar z;et er immers' veel onder uit,
dan de ar.dere? Dit is eerstens afhan
kelijk van het grijzen van het haar,
maar vooral ook van het figuur. Er
zijn vrouwen, die reeds op haar der
tigste jaar een „laisser aller" over
zich krijgen, waardoor ze 't de moeite
r.let. meer waard vinden, aan haar
uiterlijk eenige zorg te besteden. Ze
loopen zonder corset en in gemakke
lijke peignoirs en krijgen daardoor
een alles behalve élégant figuur; door
deze verwaarloozing willen zij dan
aanspraak maken op eenvoud, het
geen eigenlijk niets anders is dan ge
makzucht die aan slordigheid grenst.
Zulke vrouwen doen het beste, zich
bij voorkomende gelegenheden in dof
fe zwarte stoffen to kl©eden.
Doch men heeft vrouwen van vijf-
en-veertig jaar, dien men haar leeftijd
niet aanziet. Dio aan haar figuur
steeds de noodige zorg besteden en
zich behoorlijk en naar de mode kap
ten, kunnen zonder eenig bezwaar
een toilet dragen, dat voor een vrouw
van vijf-en-dertig jaar of jonger nog,
bestemd is. Onmogelijk dus te zeg
gen: tot dien leeftijd kunt ge een voet-
vrije japon dragen, of móet ge een
sleep drogen; tot dien leeftijd kunt
ge lichte kleeren dragen, of zijt ge
verplicht uw keuzo tot donkere nuan
cen te bepalen. Alles komt hier aan
op goeden smaak en eenige zelfken
nis. We noemen allereerst een toilet
van zwarte charmeuse en zijden éta-
mine; (en passant zij hier opgemerkt,
dat doffe weefsels slanker kleeden,
dan glimmende stoffen, want glim
mend satijn of liberty verdikken) als
gameering benut men zwarte chant.il-
ly of zijden fluweel. Voor jonger uit
ziende vrouwen is het koningsblauw,
em pi re-groen en licht grijs zeer in de
mode. Ze kunnen die toiletten met tu-
nique inrichten, doch het is niet nood-
aakelij k eon sleeprok te maken aan
gezien ook de voetvrije japon op ge
kleed k.m aanspraak maken.
MARIE VAN AMSTEL.
Het Rijke Natuurleven
EEN KLEINE DUINBEWONER.
Zooals Haarlem's Dagblad van Dins
dag reeds meldde is de nachtegaal
weer in onze boschjes en struiken
aangekomen. Opgewekt laat hij zijn
heerlijke volle geluiden weerklinken
over heuvel en vlakte, m bosch en In
duin.
Er is vreugde in geheel de vogel
wereld, er is jool en pret en uitbun
dig jubelen alien hun blijheid over het
lentelandschap uit.
In de duinen is het den geheelen
dag door feest.
Nauwelijks is deze aangebroken, of
het gejubel begint en tot iaat in den
avond duurt dit voort.
Wilt gij van den vogelzang genie-
ten, waag er dan in deze weken een
wandeling aan. De meeste soorten
zingen nu het mooist, allen zijn in
feestornaat en ieder acht het zich tot
plicht, zijn aandeel in gevoelvolle
klanken te leveren.
De meest bekende duinzangers heb
ben wij samen al eens beluisterd. Aan
de nachtegalen was een mijner eer
ste schetsjes gewijd, maar stief moe
derlijker zijn er de fitisjea afgekomen.
Deze vlugge kleine zangers vormen
toch een integreerend deel van de ge
vederde duinbewoners.
Van half April tot September leven
zij in groot aantal in onze berken en
dennen, in onze kardinaalsmutsjes
en eiken.
leder, die een duinwandeling mankt
in deze maanden hoort of ziet ze en
toch zijn er weinigen, die het diertje
bij naam kennen.
Daar zit er een op dien dikknoppi-
gen eiketak.
Hij is klein als een pimpelmeesje,
maar mist het mollige modelletje van
dit knusse blauwkopje. De fitis is
ranker, fijner gebouwd en meer be
rekend om vrij groote afstanden af te
leggen, ai is hij nog geen matador in
het vliegen.
Weinig valt het olijfgroene rugje op
en ook het gele slabbetje en de witte
buikveertjes zijn niet sterk sprekend.
Pittig steekt hij zijn grijsachtig
snaveltje vooruit of maakt drukke
beweginkjes met het weinig ingesne
den staartje.
Daar gonst een vliegje voorbij. Mot
een vaartje gaat onze kleine vriend
het achterna. In den strijd met an
dere dieren, want een fitis is een
vechtlustig ba.asje, intimideert hij den
vijand door de citroengele streep bo
ven het oog. Dit geeft hem iets krijgs
haftigs en vinnig kijkt hij dan met
zijn bruine kraaloogjes, zicli er over
verwonderend, dat niet aJies voor
hem op de vlucht slaat
Voor het wijfje is ons vogeltje In-
tusschen de geïncarneerde teederheid.
Hij tracht haar genegenheid te win
nen, niet door sierlijke bewegingen,
zooals de eend, niet door spiegelge
vechten, zooals de kemphaan, maar
slechts door groote aanhankelijkheid
en diepe kluagtoontjes.
Wat onze robuste manmusschen in
hel krachtige genre vertoonen, be
zitten zij in bet zachte en teedere.
Als zoon bruingemutste straatjon
gen met afhangende vleugels en opge
heven staartje luid tjilpend om het
wijfje heen danst, probeert onze fitis
het met smeekende geluidjes en een
nederige houding, al zet hij dan ook,
om wat meer de aandacht te trekken,
zijn veertjes wat uit.
Ieder doet het op eigen wijze maar
toch, het resultaat is hetzelfde.
Heeft het wijfje zich laten vertee
deren, dan wordt naar een nestplaats
uitgekeken.
Een gewone kwestie zult ge zeggen,
maar voor ons nieuwe paartje is het
iets heel bijzonders.
Een roek mag zich vergenoegen
met een iep op een onzer grachten,
een spreeuw en een musch mogen een
dakpun of bloempot voor lief nemen,
onze groenrugjes zijn wat kioskeuri-
ger. Zij bouwen op don grond maai'
wat op die manier aan veiligheid
wordt verloren, trachten zij te ver
goeden door het zoo goed mogelijk te
verbergen.
De bokwaamste nestzoekers kunnen
tien en twintig maal er langs loopen
zonder het te zien. Hol liefst bouwen
zij onder een braamstruik of eon over
hangenden tak op een zandig© hel
ling.
In een paar dagen heeft het wijfje
het nest gereed. Een kuiltje is gauw
gevouden of gemaakt en nu worden
gedurende de morgenuren allerlei
worteltjes en takjes in het rond ge
werkt
Mos en veertjes vormen de wAnd-
bekleeding en hierin worden de wit
met roodc eitjes gelegd.
Het mannetje is buna even weinig
opvallend gekleurd als het wijfje en
zoo kan het geen kwaad, dat ze om
beurten broeden.
Toch heeft het laatste het leeuwen
aandeel en zoo trouw is het, dat het
bijna niet van het nest is te krijgen
ook ai gaan wij er rakelings langs.
in den tijd dat liet fitispaar jongen
heeft, wenden zij evenals de kieviten
ailerlei middeltjes aan, om de aan
dacht van het nest af te leiden. Nu
heb ik in dit opzicht niet heel veel
ondervinding opgedaan. Slechts één
nest heb ik tot nu toe gevonden en
hoewel ik nog niet heb gezien, dat de
angstige vogeltjes plotseling als dood
neervielen, zoo als sommige wande
laars bewegen gezien te hebben, maak
ten zij toch wel zonderlinge buitelin
gen.
De kleintjes zijn grijsachtig groen
op den rug en geel met wit aan de
borst- en buikzijde.
Geduldig wacht zoo'n vijf- of zeven
tal hongerhalsjes op de ijverig zoe
kende ouders. Dan wordt er een heele
opruiming gehouden onder de insec
ten, want voortdurend moeten de
kleine maagjes werken. ZooaJs Ik
reeds zei is in gewone omstandig
heden een fitis al even vechtlustig,
als in den tijd dat hij jongen heeft.
Klein maai- dapper is het devies,
waaronder hij strijdt en met groote
heftigheid verjaagt hij iederen vogel,
die zich te kort in zijn buurt waagt.
Voor ons is hij intusschen een dei-
gemak kei ij kst waarneembare zanger
tjes.
Hoort gij plotseling een paar droef
geestige zachte toontjes, kijk dan
scherp toe, tien tegen een, dat een fi
tis in uw nabijheid is.
Hij vliegt dan in rechte lijn van
tak tot tak, telkens even rustend, om
zijn weemoedig stemmetje te doen
weerklinken.
In dezen "tijd doet hij bijna niet an
ders dan zingen. Den geheelen dag
achtervolgt hij het wijfje, onvermoeid
Jubelt hij zijn lenteliedjes uit en geen
rust kent hij, voor in de eorste weken
van Mei het trouwe wijfje de gespik
kelde eitjes koestert.
H. PEUSENS.
Mej. BI. te H. Maandag zal ik
zoo vrij zijn een blad van uw plant
te laten halen. Na determinatie zal ik
dan zoo mogelijk in het volgend num
mer inlichtingen over de behande
ling geven.
H. PEUSENS.
De Certificastjes van
Kaatje.
Hoeveel is 'n ton? Bij deze Wall-
strect-overpeinzing heb Lk .heel wat
encyclopedieën nageslagen, maar zon
der resultaat. Hoeveel is 'n ton?
Is 'n ton 80,000 gulden of 60,000, of
40,000 mischien ook wel 100,000
of 30,000, of ÜOjOlK) gulden??
Eenige jaren geleden moest ik voor
'n familiezaak in 'n Limburgsch
plaatsje zijn, dam- vernam ik, dat de
Burgemeester bulkte van 't geld, daar
hoorde ik, dat-io voor geen ton op
stond, daar vernam ik tevens, dat-ie
wel drie huizen in 't don» had, groote
huizen, meneer, ja in Maastricht
staan 'r zulke groote niet. En toen
gingen we tellen, schatten, nog eens
tellen en de menschen, die in 't café
bij 't gesprek tegenwoordig waren, i
hoorden cijfers van belang, om te lik
kebaarden: tweeduizend, drie-en-twin-
tig honderd, vijfduizend, en vvut-ie
nog al meer had, ja de Burgemeester
had zeker dat was zeker wel
twaalf ja wel meer, wel vijftien
duizend gulden. Dat was de ton waor-
voor-ie niet opstond.
En wat gioeien kapitalen bij erfe
nissen! Je wordt er koud van. De
brievenbesteller Van Doremalen hij
is al jaren dood klopte iederen
morgen te tien uur op mijn vaders
kautoordeur was toen al bij de zes
tig, toen 't gebeurde en op 'n mor
gen na 't afrekenen der brieven, die
destijds nog niet gefrankeerd wer
den, zei-ie doodbedaard, maar toch
met iets zonderlings in z'n stem:
Dat zal deze maand voor 't laatst
zijn, meneer.
Wat, vroeg m'n vader ga jij
nou al uit dienst?
Ja, zei-ie, 'k hoef ni© meer te
doen ik heb georreve.
Zoo, zei mijn vader weer.
Ja. zei-ie, wc benne met z'n ach
ten, tante Garrolien, oom Sjaak, ik-
zei-de-gek en nog vier neven en een
nicht, die 'k nie ken.
Maar Van Doremalen, is dut
zoo'n schep'' vroeg m'n vader, dat jij,
as 't in achten gedeeld is, nou met je
huishouwen kunt guan rentenieren?
Meneer! zei-ie, naai- ze zeggen
mot 't zoo'n boel zijn, dat ik met
permissie gesproken wel met uw
leeftijd, maar niet met uw duiten zou
willen ruilen.
lk heb 'm nog vijf jaar zien bestel
len, toen stierf-ie en maar ééns heb
ik 'm met m'n vader over de erfenis
nog gehoord:
Och, zei-ic, as je daar op rekent!
Oom Sjaak wist 't secuur, die had 't
nagerekend, hoeveel 't kon zijn en
as 't eerlijk was gegaan zeit-ie nou
maar ik geloof, dat-io 'r geen zier
van weet, evenmin as ik maar hij
zeit as 't eerlijk was gegaan, dan
zou 't zeker zijn geweest, twintig
gulden in de week en dan had ik 't
toch motte nalaten om dag aan dag,
door weer en wind met 'n zware tasch
over de straat te loope en as ze nou
maar allemaal ware als u, maar je
mot wat hooren, vooral van dat mei-
denpak, as je soms vuile voete zet, as
je soms....
Twintig gulden in de week, dat
is duizend gulden, onderbrak m'n va
der, dat zou zoowat 25 mille de man
zijn geweest en je was met z'n ach
ten, dus dat zou 'n erfenisje van zoo
eventjes tweehonderd duizend gulden
geweest zijn; en wie liet dat peuisdül-
letje na?
'n Neef van ons in Dinant, dat
ligt in 't Belgische.
Dan zullen 't francs geweest zijn,
supp' -eerde mijn vader.
Wat 't ware weet ik niet, zei-ie,
maar ik heb 'r 'n huisje van gekocht
dat me as ze betale maar dat
volk is nou al weer drie weken achter
één gulden en tachtig cent in do
week opbrengt, maar a 11a! 't Is in
ieder geval beter as niks, ik kan 't
best gebruike nou morge, me
neer!
Morgen, Doremalen
As ik maar gezond blijf, riep-ie.
z'n tasch voor zich uitwippend, de
deur uitstoffend, dan is 'r niks te
doen en ik voel me nog stevig ge
noeg, hoor!
Amerika zal 'k maar laten rusten,
neven of nichten of broers uit Ameri
ka, weggejaagde deugnieten, die daar
fortuin maken en dan ineens bij 'r
dood milloenen aan arme bloedver
wanten in Nederland in den schoot
werpen, zullen we maai bij dc veler
lei fabeltjes bij-zetten, die ginds op de
redactie-bureaux van „New-Yorker"-
en andere „Heralden" uit den duim
gezogen worden.
Maar een van de vele andere ge
vallen is toch te curieus, dat van Pul
kers, den goudsmidsknecht, die al
meer dan vijf-en-dertig jaar z'n oogen
in de vlam van z'n soldeerlamp had
dof gekeken.
Heel de fabriek wist 't, de jongens
keken hem aan of-ie geheel in goud
beslagen was.
"t Was dan ook enorm. Ze wisten op
de fabriek al te zeggen, dat hij paard
en rijtuig zou gaan houden. En ze
vonden 't allen gemeen, dat-ie bleef
«erken, dat-ie lederen dag maar bleef
komen aanzitten aan z'n werktafel,
waar-ie al vijf-en-dertig jaar gezeten
had. Zoon vrek van n vent! nee
maar als zuilie 't hadden! nou
kous! dan gooiden ze den baes met
alle gouwe ringen, alle gouwe oor
bellen naar z'n hoofd. Wat was dat
nou voor 'n manier van doen! De hei-
Ie stad wist 't immers toch, iedereen
wist 't, dat die dooie Pulkers mee
most erreve van Ti neef van z'n va
derskant, die in Engeland was gestor
ven en miliioenen ja milliooncn
had nagelaten.
Pulkers zat 'n maand later nog al
tijd aan z'n tafel, bemoeide zich met
geen mensch, hoorde door z'n doof
heid niet wat de rakkers elkaar toe
riepen, over hem, die daar, tot den
nek in 't geld, te midden van hen
bleef werken of-ie voor 'n huishouden
van twaalf man den kost moest, ver-
dienon. Ze keken, als 't twaalf uur
sloeg, plagerig op z'n stoelmat, grijns
lachten elkaar toe: warempel, hij
zit 'r op te broeie, er zijn vandaag
weer vijftig gouw-willemkes uit 't ei
gekropc.
Toen de patroon eindelijk hem on
der vier oogen ondervroeg, den ouden
knecht z'n verbazing in 'too* schreeuw
de, dai-ie bleef werken, antwoordde
schen houden nicht warm omdat ze
'n fortuin heeft, dan zou-ie geschaterd
hebben, geschaterd met z'n breed en
mond, z'n volbloedige wangen paar-
send hebben gebold, z'n buikje, goed
doorvoed met Kaatjes beste gerech
ten, hebben geschud.
Kaatje met *n fortuin! Wie kan zich
'n eend aan 'n gloeiende kachel, n
paard aan 'n afternoon-lea, 'n ooie
vaar in 'n raadzaal, 'n haas in 'n
treurwilg denken?!
Je kunt begrijpen wat-ie stond te
zien.
Van liet fortuin hoorde-ie wel niet,
maar toen-ie op 'n morgen zich aan
't scheien was, klopte Kaatje bedeesd
aan.
Zou ik u effekes magge spreke,
meneer?
Hij droeg, op z'n Engelsch, geen
knevel en hij was juist bezig z'n bo
venlip te gladden.
Wat is er? mompelde-ie met 'n
nasalen klank.
Meneer zei ze ik heb u nooit
wille lastig valle
Mot je geld hebben? vroeg-ie z'n
neus loslatend en z'n gelaat van den
scheerspiogel wendend, haar aan
ziende:
Kaal, wat beef je!
Dat is ook alles wat ik bezit, zei
ze en ik ben 'r m'n leven lang zuinig
op geweest.
Hij zag dat ze uit 'n krant bedui
melde papieren ontrolde, zng dade
lijk dat 't certificaten-,.Merkelijke
Schuld" waren.
Nou? vroeg-ie, weer z'n neus met
linker-wijsvinger-en-duim pakkend
om z'n bovenlip af te werken.
Zou u die wille beware voor me
in uw brandkast?
Wel zeker, zei-ie, 't mes aan z'n
kin zettend. Hoeveel is 't?
't Zijn vier stukken, meneer.
Die staan 89 en 'n fractie, sprak-
ie, 't mes in 't zeeppapje van z'n on
derkin, dus dat is zoowat zes en der
tig honderd gulden.
Ja, zei ze, dat zei meneer Devon -
ters ook, daar haal 'k 't geld voor de
couponnetjes altijd en die wou ze
al lang beware, omdat 'k geen be
hoorlijke sluiting heb en je kan
nooit wete als meneer op reis is
dan ben ik maar alleen in dit huis
en je kan 't nie kenne en nou zou
'k ze Deventers wel gegevo hebbe,
maar ze zegge, dat je dat tegenwoor
dig ook al nie kunt vertrouw© en
daarom...
Wou je ze hier in m'n kast log
gen. Dat 's mij best, Kaatje, best,
hoor je.
Dan zal ik ze hier maar neer-
logge, meneer.
Wacht even nee, wacht nou
even dan ben je gerust.
En hij haalde 'n sleutelbos uit, ont
sloot z'n brandkast.
Ziezoo, daar liggen ze warm en
secuur want as ze daar doorheen
breken, dan kunnen ze wel door 'n
gepantserd schip
de doove millionnair met 'n glimlach.
Ju, ik dacht ook, dat i 'n mil- - Vier jaar later stierf Kaatje te zij-
lioen was, ze zeie dat 't geld daar nen huize, na 'n paar dagen van piot-
heel wat meer waard was, dat daar selinge ongesteldheid.
een gulden twaalf gulden de© Hij liet haar op zijn kosten begra-
maar hier is 't. j ven, wilde de familie uitnoodige:».
En hij haalde 'n blauw zakje onder doch schrok voor de herrie, daar de
z'n borstrok vandaan. i juffrouwen Loervink zoo'n massa lui
lk heb 't bij me omdat ik thuis opnoemden, die je niet kon passeeren
geen goeie afsluiting heb en m il I en die zeker kwalijk zouden nemen
huisbaas is 'n heele beste, as je'm op i als ze uiet werden genoodigd en daar
z'n vingers kunt kijke. i om was *t zoo beter vooral ook om
Dus, zei de patroon, heb je toch dien Droplak dat was zoo'n ongo-
geerfd. likte beer, en die kon je niet voorbij-
Zeker, meneer, zeker we ware gaan en met die zou zeker niemand
met drie honderd tachtig man, 't is i in 'n rijtuig willen zitten
me 'n herrie geweest, maar ik heb
me maar doodbedaard gehouwe. Het
is 43 gulden en zestig cent voor mijn
hoofd.
Aardig blijft altijd, dat anderen be
ter weten wat. je hebt, of krijgt., dan
jij zelf, anderen, buiten je huis, beter
weten wat in je huis geschiedt.
En zoo was 't meneer Daniël Tog,
handelaar in tabak, nog levenslustig
vijftiger, die wegens 'n mislukte lief-
£,'"52 «fi» ,tr'TÏÏ" T1 n"' i v"° LMrvink, Gen» Kijkgraag,
tal lei,tangattal onlaken, gnl.c- ,verJk<),.el, aooiot '1 AoudeS-
ven, dat Kaatje Grafmakers, z n huis- ---
houdster, 'n reeds oud-zieltje, die-le
In overleg met de juffrouwen Loer
vin k verzocht-ie geen mensch, reed
zelf geheel alleen in de eenige volg
koets
Den volgenden dag reeds kwamen
de juffrouwen Loervink om meneer
Tog te spreken.
Ze waren zusters, beiden getrouwd
hadden ieder kinderen, maar ston
den al sedert tien jaar a conteuu tiré
tegenover elkaar. Dat zat 'm in 'r
mannen, de een, van Koosjc, Jan Vee-
ren, was '11 niksnutter, de ander, die
van Betje Loervink, Gerrit Kijkgraag,
al jaren had, die hem nog door z'n
moeder-zaliger was achtergelaten uit
't oude huishouden, die-ie hield om
dat ze extra-fijn kon koken en hij
graag goed-tafelde en nog al eens
kennissen bij 'm kwamen, die veel j
reisden, die gewoon waren in de
chicste restaurants te dineeren to
taal onbekend dal zijn huishoudster
Kaatje 'n fortuin had. Ja, 'n fortuin.
Hij wist het niet, maar dat was
ook niet noodig, dat was misschien
beter, as de zusters Loervink, as de
V. r-, i W."kl UilM'-'. '..LI ug.ll l.UTI J ,.1-,
an Zwavels, as Droplak «n nog 'n l d,e ondcr
Kijkgraag-Loervink vooruit- en ach
teruit ging en daaruit kwesties uit
den treure en 't waarschijnlijk was,
dat deze tienjarige oorlog nooit zou
geëindigd zijn als nicht Kaatje Graf
makers geen trait-d'union had ge
vormd of liever: nïchts enorme nala
tenschap.
Vee ren en Kijkgraag bemoeiden er
zich niet mee, lieten alles aan r vrou
wen over, die voor den dood ieder op-
'r eentje nichtje kwamen opstoken,
maar nu, vereenigd door 't zelfde be
lang, wijl eendracht macht maakt,
zeer aaneengesloten op den hoer Tog,
verzameling vermoedelijke erfgena
men, as Kaatje geen testament maak
te 't maar wisten,
Nu en dan zag-ie wel eons zoo'n
juffrouw Loervink of een der meisjes
van Van Zwavel bij nicht Kaatje over
den vloer.
Hij had er niets tegen. Als hij maar schien is er wel 'n testament.
goea bediend werd, Kaatje, maar
goed zorgde met 't dagmeisje, dat ze
er bij bad, voor z'n dagel ijkschen
doen, maar 'r best deed als 'r vrien
den kwamen fuiven, dan mocht ze i
familie gerust Ti kop thee, 'n kop
koffie schenken en er zoolang mee
babbelen als ze verkoos.
Als ze hem gezegd hadden; die men
lostrokken.
Zoo, zei Betje, zoo snibbig of ze
Tog met 'u mes stak dat is wat
moois, 't is toch uw gekl nie!
Natuurlijk niet maar waar er
zooveel erfgenamen zijn en mis
schien is er wel 'n testam
Daar zal je 't hebben! viel Koosje
in met 'n driftige» snauw, of ze voor
haren man stond.
n Testament, ja-wel! en dan vis-
scheu wij allemaal achter 't net be-
grijp jij 't niet, Bet, je zit zoo suf te
te kijken of al je hersens uit je hoofd
gewaaid zijn 'n testament en
daar staat hier meneer Tog in.
Tog sloeg eensklaps op de tafel.
Hou hou hou schreeuwde-
ie, denk je, dat ik hier dat gewa
wel verwacht Geen praatjes ik
heb het geld, ja dat heb ik en
van een testament weet ik niets
ga naar een notaris, welken je wilt.
en aan dien zal ik het geld afgeven.
Zij dropen af.
Er gingen eenige dagen voorbij.
Tog had den notaris de vier certifi
caten ter hand gesteld en hij was'
juist bezig met een nieuwe meid-huis
houdster te onderhandelen, toen het
dagmeisje kwam zeggen, dat de gang
vol menschen was.
Tog stond op liep naar beneden,,
opgewonden, vermoedend dat ze weer
zouden komen zeuren over oen testa
ment, waarvan-ie niets wist.
Nou, wat motten jullie ze
ker over dat testament vroeg-ie,
nu zéker, daar-ie ook juffrouw Kijk
graag en juffrouw Veeren, beiden ge-
boren-Loervink, gewaar werd nou,
een paar zal ik te woord staan en
toen-ie zag, dat ze brutaal naar voren
drongen, riep-ie stug
Ja jullie daar maar in, u, juf
frouw. en u en u, meneer, en dez©
heer nog, dat is vier maar de an
deren ingerukt!!
Voor deze kloeke beslistheid ston
den ze gebluft, de voordeur werd ach
ter den laatste gesloten en hij trad
in het kamertje, waar de juffrouwen
Loervink en de twee mannen ston
den.
Nou, wat mot je nou nog
vroeg-ie, kort van stof. lk hob liet
geld toch aau den notaris gegeven, en
van een testament weet ik niets, to
taal niets.
Ja, zei Koosje, de schrander
ste en de brutaalste der twee zusters,
u hebt om en bij de vierduizend
gulden aan papieren gegeven maar
nicht was schatrijk.
Schatrijkschampei lachte
Tog.
Waarachtig, meneer, dat was ze!
nep een der mannen. Dat weet
de heele stad wel.
En als ze diende dan deed ze
dat, sprak Koosje, omdat zo
zooveul van je moeder heeft ge-
houen.
Dat heeft ze ons zelf gezegd,
zei Betje.
Ze hoefde niet te dienen, maar
ze was op de duiten, gromde de
andere man. Ze potte en ze heeft
al jaren gepot en daar er geen testa
ment is, erreve wij, wij ja,
met hoeveel zijn we wel, Bet
Met drie-en-twintig 't is nogal
wel riep Betje.
Dat 's te zeggen, zei de man,
Lekkerkerk doet niét mee, dat zeg
IK, dat 's n vreemde staak.
Zoo? net zoo goed als jij, hoor
schreeuwde Betje, was dut maar
waar
En nou motte we al 'r geld heb
be. meneer, schreeuwde de eerste
man, al 'r geld, nie alleen die paar
onnoozelc effect jes, maar alles,
verstaat u
-- Ja, ja, ja, ik versta het best,
driftigde Tog, die nu eensklaps 't doel
der lawaaiende visite begreep en
jullie denkt dus, dat ik meer dan die
vier certificaten heb als jc niet
dadelijk allemaal maakt, dat je m'n
huis uitkomt dan ransel ik je er
uit. Er u i 11 zeg ik er uit!
en hij greep een der kerels h^et,
duwde hem vóór zich uit en zoo buf-
felde-ie hen na, dat ze, zelfs Koosje
gaf geen kik, de deur uit laveerden
als gekarwatste honden
Twee dagen later liet de meid de
nieuwe meid-huishoudster, die van
buiten kwam en niets van de heele
erfenis-historie wist een breedge-
schoften man binnen, die naar me
neer vroeg.
Ze trad eenigszins angstig terug,
zoo woest-dreigend keck-ic uit zijn
buldog-kwabberigen snoet.
Ik heet Droplak, sprak-ic, den
lieer Tog in de gang tegemoet stap
pend, en mij zal je 't hart in je
lijf nie hebbe aan m'n body te koin-
me wat heb je met óns geld ge
daan
Tog beefde niet alleen van woede,
die de verdenking hem naai; 't hoofd
drong, maar ook van angst.
Bedaar nou is, zei-ie, kom is
binnen, meneer.
We kunnen 't hier wel af. Ik
heb met geen smoesjes te maken. Je
geeft het geld en gauw, anders
haal ik 'r de politie bij.
Nou, sprak Tog. die blij was,
dat z'n moed-aanval die wending
nam doe dat gerust. Haal Jij do
politie gerust, ik hèb niel meer, héb
nooit meer dan die vier stukken van
je nicht, of wat ze van je was, in l>e-
waring gekregen.
Je liegt
Tog beet z'n lippen bijna stuk, hield
z'n drift in bedwang.
Ik zeg je de waarheid man. al
most ik er op sterven.
Ju, zóó u man zal je wel zijn,
dat je i n eed uy durft dóen, maar
as 'k 't uit je lijf kon slaan, dan lag
je al in de stuipe, maar of ik je ka-
1 pot rammel, dat heipt me geen zier,
nee, beef maar me, man, ik zal
m'n lianden nie aan je vuil make
maar ik ga naar de politie, hoor je,
en de doos draai je in, met heel Je
fijne gezicht, gemeene dief 1
Er gingen weken voorbij, eer Totr