BIJBLAD VAN HAARLEMS DAGBLAD
SATERDAG ÏO MEI 1911
No. 8662
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
f 1.20 PER 3 HAANOEN
Of 10 CENT PER WEEK.
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 5o.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM S DAGBLAD ZL
ADVERT FNT1EN DOELTREFFEND
ONZE ANNONCES
WORDEN OFGEMERKT.
Het Rijke Natuurleven
LENTEPRACHT.
Hoe heerlijk is mij altemaal
dat onvolworden boomgepraal,
elk houtgewas één wondernis
van boven tot beneden is.
Men ziet erdeure als deur een glas,
dat verwig is, en 't loofgewas,
zoo énkel en zoo ijdel in
'de lucht, is als een goudgespin.
GEZELLE.
Met het aanhalen van deze twee
coupletjes uit Gazelle's rijken dicht-
schat heb ik tweeërlei doel. In de
eerste plaats wilde ik ze graag eens
onde rde aandacht van den natuur-
minnenden lezer bre'ngen en ten
tweede wenschte ik, door het naar
voren brengen dezer teere natuuïpoë-
z.e, in deze heerlijke Meimaand mijn
vereering te toonen voor den scher
pen waarnemer van bloemen, vogels
en insecten, voor den grooten dichter
uit het Vlaamsche wonderland.
Want allen die Gezelle kennen uit
zijn zujigen over het levende om ons,
eeren hem en hebben hem lief als 'n
vriend, wiens teere lentegedachten in
den dorren wintertijd om ons zwe
ven als vriendelijke herinneringen
aan voorjaurs en zomerweelde, als
stille btxle'n van toekomstige voor
jaarspracht.
Als wij dan in dezen weeldetijd in
werkelijkheid waarnemen, wat hij in
den winter voor onzen geest toover-
de, gevoelen wij dankbaarheid, die
wij zoo graag in woorden omzetten,
maar die ons ook 'naar binten drijft
om dezelfde emoties te hebben, die
hem tot dichten noopten.
Het is nu buiten tot een spontane
uiting gekomen van de lang inge
houden levenwekkende kracht der
natuur.
Het oog wordt allerwege geboeid
door de fijrtstc kleutschakeeringen,
het oor door dc heerlijkste melo
dieën, opstijgend uit de groene lust
waranden.
Dat jubelt en twatert, dat fluit en
dat juicht tot laat in den nacht.
Als levende briefjes gaande van
bloem tot bloem zweven de teere
vlindertjes door de met zoete geuren
vervulde lentelucht.
Het meest vallen nü de oranjege-
tipte neefjes van ons koolwitje op.
Ieder zonnig plekje, waar wat bloe
men groeien, zoeken zij op, de vlugge
voorjaarskinderen en snel zweven zij
ons voorbij.
Deze kle'ne vlinder, oranjetip of,
minde'r welluidend, peterselievlindeir
genoemd, is een diertje, dat vooral
dit voorjaar bijna overal rondvliegt.
Aerdenhout schijnt een geliefkoosd
vliegterrein te zijn; bij vijf- e'n tien
tallen kunnen wij ze daar waarne
men.
Gewnonliik vallen alleen de man
netjes op Deze hebben aan de beide
voorvleugels een oranjekleurige
punt, die ongeveer de helft der op
pervlakte beslaat en opvallend af
steekt bij het doorschijnende wit van
het verdere 1 chaam.
De wijfjes hebben een minder rijk
gekleurd pakje aan.
Het levendige oranje is hier ver
vangen door somber grijs, overhel
lend naar zwart en ook het lichaam
is minder slaJnk.
Overigens komen de diertjes Vrij
wel met elkaar overeen en de mooi
get eek end e zijden franje om de vleu
gels van hel wijfje behoeft voor die
van den bevoorrechten oranjeklant
niet onder te doen.
Beide vertonnen intusschen hog
een biologische merkwaardigheid.
Ons vlindertje vliegt overdag en
zou daarom, zelfs op witte bloemen
nog al gemakkelijk opvallen.
Om dit te voorkomen, worden de
vliegworktuigjes netjes tegen elkaar
gelegd, zoodra de avïateur een oogen-
blik oponthoud heeft en om nu nog
minder af te steken bij de omgeving,
is de onderkant der voorvleugels af
wisselend licht en donker gekleurd,
terwijl de beide achtervleugels onre
gelmatige groene vlekjes vertoonen
die zelfs aan de bovenzijde 'nog door
schemeren.
Uit heel wat bloemen put onze klei
ne vriend den heerlijken nectar. Lang
behoeft hij in dezen tijd met te zoe
ken maar toch schijnen zij aah de
familie der kruisbloemen de voor
keur te geven, terwijl het wijfje
graag op deze planten haar eitjes af
zet. In hoeverre de veldkers of pink-
eterbloem boven de andere familiele
den wordt begunstigd, is mij nog
niet gebleken, hoewel het vlindertje
juist aah deze weidebloem een ge
deelte van zijn Latijnschen naam
heeft te danken.
In Juni komen de groene veelvraat-
jee uit de eitjes kruipen. Onmiddel
lijk maken zij een inspectiereis langs
de gastvrije plant. „Wij zijn hier ge
boren en hebben dus eenige rechten"
schijnen ze te denken, maar nog
nooit heeft zoo'n groenrok zijn erfe
nis goed beheerd.
„Ga naar de mie'reu en wordt wijs"
zegt het spreekwoord, maar ik zou
er bij willen voegen „neem dan on-
deTweg geem kijkje bij de rupsen,
want die leeren ons, dat we zoo snel
mogelijk onze geheele bezitting door
het keelgat moeten jagen."
Voelt zoo'n sinjeur, na enkele ma
len een ander pakje te hebben aan
getrokken, dat ook zijn laatste jasje
weer wat krap gaat zitten, dan zoekt
hij een takje op in de nabijheid
Speurt met een wijsgeerigen kop om
zich heen en besluit eindelijk het
rupsenleven vaarwel ie zeggen.
Nu is zoo'n vlinderpop een heel al-
ledaagsche verschijning maar die van
onzen oranjevriend munt uit door
groote originaliteit.
Beide uiteinden loopen puntig toe.
De onderste helft grijpt met kleine
haakjes in den tak, maar dc boven
ste buigt zoo ver mogelijk achterover
en wanneer niet twee sterke banden,
om het middel bevestigd, dit/ geheim
zinnige wonde'rkastje met den boom
hielden verbonden, zou het ding da
delijk achterove'r tuimelen.
Of het nog als schnkstand moet
dienen, om de vogels op een afstand
te houden, weet ik niet, maar het
behoort geenszins tot de onmogelijk
heden.
Zeker is het, dat zoo'n gevleugeld
boschdespootje nog wel eerst een
paar maal op een afstand verwon
derd den hals zal rekken alvorens
een aanval te wagen.
Heeft het {zonderlinge ding den
winter veilig doorgebracht dan is
vooïloopig het gevaar voorbij, want
in het voorjaar is er voedsel genoeg
te vinden.
In het laatst van April of in Mei
breekt dan het hoekige monstertje
open en een teer gekleurd sprookjes
kind komt te voorschijn.
De vleugeltjes zijn nog gevouwen
als de jonge blaadjes uit de pas ont
loken knoppen, het kleine lichaam
moet nog onnood.ge stoffen afschei
den, maar na enkele uren zweeft de
kleine nimph naar de geurende bloem
kelkjes.
H. PEUSENS.
Verzoend en gelukkig.
't Waren verschrikkelijke oogenblik-
ken geweest, tuen de taxi-auto, waar
in de architect Belmont naar zijn
kantoor reed, plotseling was geslipt
en Belmont onder het vernielde veJii-
kel was bedolven.
Zijn eerste gedachte was toen ge
weest aan zijn nog onvoldoende tee-
kening, die hij misschien niet zou
kunnen afmaken, en aan den tijd,
dien hij wellicht in zijn eenzame wo
ning zou moeten doorbrengen, geheel
toevertrouwd aan de zorgen vnn enkel
vreemden.
Hij had toen een oogenblik liet erg
ste gewenscht, want, och zijn leven
was toch al zoo weinig gelukkig ge
weest. Maar het lot had anders he
slist en daar lag hij nu, inwendig ge
wond en met gebroken rechterarm,
terwijl ziin joviale vriend Parren
naast zijn bed zat.
Is de dokter er nog al niet 1 liij
is altijd even laat
Kom,"hij zal zoo wel hier zijn.
Vermoei je nu niet. beste vriend. Be
kommer je er nu maar niet om.
Ach, hoe kan ik het helpen, dut
ik zoo lastig ben
Ja, je denkt natuurlijk nog aan
je plannen, nietwaar? Of, misschien...
Parren aarzelde.
Ja mijn plannen stemde Bel
mont na een korte pauze haastig toe.
Ik heb wel geluk, vind je niet. Hij
lachte toornig. Hier lig ik nu op
mijn rug en kan geen streep meer op
't, papier zetten, terwijl in één dag
mijn teekening gereed zou zijn ge
weest.
Waarom zend je ze zóó niet in,
al is ze nog niet geheel gereed
Wat zou 't me baten, zei Bel
mont. Dan zweeg hij weer een oogen
blik. Eindelijk wordt me een kans
geboden en nu kan ik ze niet benut
ten. En dat na twee jaren van strijd...
Een teekening voor een stad
huis, zei je me. is 't niet?
Ja. een prijsvraag tien dui
zend gulden is de eerste prijs. En ik
kón hem gewonnen hebben. Frits. Ja,
ik ben er zeker van, dat mijn kans
I groot zou. zijn geweest, als dat ver-
wenschte ongeluk niet was gebeurd.
En dan de reclame Mijn naam was
vcor immer gemaaktDe laatste
twee maanden heb ik aan niets an-
ders gedacht.
Dat weet ik, zei Parren deelne
mend. Ik herinner me nog den
avond, toen ik je een bezoek bracht
en je juist met je vrouw over je plan
nen spraakt
De architect bewoog zich onrustig
op en neer.
Hei spijt mij, Herman, ik wilde je
niet kwetsen. Maar ze hielp je toch
altijd, is 't niet
Ja, zi1 heeft 't wel eens gedaan.
Zijn toon was bitter en hij wendde
hel hoofd af.
Toe. lierman, wees nu niet
dwaas, zei Parren, kunt ge dat zaak
je nu weer niet in orde brengen 1 't
Was toch maar van jullie beiden een
kwade bui. Neen. deze scheiding, dit
afzonderlijk wonen, lijkt me zoo on
natuurlijk
Zij heeft het voorgesteld, ver
klaarde Belmont boos.
Maar jullie beiden doei het pijn,
dat wéét ik maai al ie goed. Mag ik
luwcr gJ. n roepen"? ïWin. Hermam
laat je trois nu eens varen. Latei zult
ge er blij om zijn. Zij komt zeker te
rug.
-Neen! antwoordde Belmont
Moet ik üan 't eerst het hoofd buigen.'
Zij heefl l voorgesteld.
Maar waarom tocli W il je mo
dat niet zeggen We zijn toch vrien
den Al jaren zijn we \rienden ge-
woest ik kan dion taeslaiïd niet Lui
ker zoo aanzien....
Och, wat baat je mijn ophelde
ring. "Je snapt er toch niets van, want
je bent noc ongetrouwd. Het is de ge
wone geschiedenis we hooren niet
bij elkaar. En dan... ik heb zoo wei
nig geluk gehad. Ik kan haar maar
een nederige woning aanbieden,
Frits.... maar geen weelde. Teen we
twee jaren geleden trouwden, toen
droomde ik zoo over mijn toekomstig
succes. Maar het bleef uit en dat is
natuurlijk hard voor haar geweest.
Parren werd boos.
Je doet haar onrecht, zei hij, als
je meent, dat dit de reden is, waar
om ze vun je is weggegaan. Er moot
iets anders geweest zijn.
Dat was er ook. Ik heb 't je ge
zegd. We konden met elkaar niet
overweg ons huwelijk is 'n vergis
sing geweest. De zaken zijn '1 best
zroals ze nu zijn. Je kunt er niet tus-
schen treden. Frits; je begrijpt het
toch niet
Hij sprak met een'zenuwachtige op
gewondenheid en wendde bet hoofd
opnieuw naar don muur. Parren
haalde de schouders op en begon over
andere dingen te praten. Geen van
Iveiden hoorde eerst het zacht goklop
op de deur. Toen het herhaald werd.
snelde Parren naar de deur om ze
te openeu. Toen schrok liij en legde
den vinger op den mond.
Bent u 't, dokter vroeg Bel
mont.
Neen, antwoordde zijn vriend
langzaam, neen. het is de dokter niet.
Maar ik moet weg, Herman Morgen
kom ik je weer bezoeken
Hij was vertrokken vóór Belmont
het hoofd kon omkeeren. Aarzelend
trad iemand op het bed toe.
Jij mompelde hij Jij
Men had mij verteld, dat je een
ongeluk brtd gehnd. dat je in bed
lag. 't Doet mij leed
Dank ie. 'k Vind het heel aar
dig van je dat je me komt opzoeken,
'Relmont snrak slechts met 'moeite.)
't Is gelukkig niet ernstig. Ik hoop
weer spoedig in orde te zijn.
Je rechterarm is 't, geloof ik?
Maar wat moet 't nu niet je teokenin-
gen die van het stadhuis Ze moe
ten toch deze week worden ingezon
den
Ja, stemde hij toe. Ik moet na
tuurlijk m'ii plan opgeven, dat is al
les. Ga zitten.
Het is jammer. Je zult wel vree-
selijk teleurgesteld zijn
Och, ieder is op zijn beurt eens
ongelukkig, antwoordde Belmont on
verschillig.
Plotseling boog zij zich over hem en
legde hare handen in de zijne.
Ik blijf bij Je, Herman. Je bent
alleen en.... en nu zal ik hier blijven.
Tot ik weer bet bed verlaten
kan'? Hij hief voor een oogenblik liet
gelaat op. doch klemde de lippen
weer op elkaar, toen zijne oogen de
hare ontmoetten. Dank Edith, maar
ik kan je aanbod niet aannemen. Je
bent erg goed, meer dan ik verdien.
Maar neen ik neem het niet aan. Je
bent hier alleen om mijn ongeluk, dat
spreekt. Anders zou je niet gekomen
zijn. Dat heb je twee maanden gele
den zelf gezegd....
Zij stond op en Iiep naar het ven
ster. Zijne oogen volgden haar.
Maar, tusschen twee haakjes, wie
heeft je van het ongeluk verteld.
De dokter. Zij sprak op zachten
toon. Ik ontmoette hem toevallig.
Zoo. Ik hoop, dat hij niet over
dreven heeft, want, werkelijk, ik zal
weer spoedig in orde zijn.
Dat hoop ik. Zijn rijtuig staat
juist voor. Ze trad weer, even glim
lachend, op het bed toe en stak haar
band uit.
Ik vrees, dat je boos bent, omdat
ik gekomen ben.
Boos? Neen! Hij beet op *tjn lip.
Alleen wenschte ik,.dat de omstandig
heden anders waren.
Ja, ja, maar zooals je zegt, is
dat onmogelijk. Vaarwel.
Duor de hall geopende deur kou hij
hare haastige begroeting van den
dokter op de trap hooren. Het hart
bonsde Hein tegen de keel.
Neon! mompelde hij. Ik heb good
gedaan, 't Zou sour ons beiden nóg
pijnlijker zijn, als zij gebleven was.
't is zóó beter.
De dokter bleef aan de deur staan
en keek naar beneden; daarna trad
hij binnen en sloot de deur.
Goeden morgen. Hoe voelt ge u?
Hebt u veel pijn?
Neen, niet veel. Dank u.
Dat doet mij genoegen. Maar u
ziet er niet erg opgeruimd uit, mijn
heer Belmont. Laten we even het ver
band afnemen.
Belmont het den dokter zijn gang
guun, zonder iets te zeggen.
moet trachten opgewekt te zijn.
Hebt u bezoekengehad
Ja, twee of drie.
Ik ontmoette mevrouw Behnont.
Is zij.... De dokter hield plotseling op
en kuchte. U bekommert u men zek«i
niet meer om uw nx-keumg, naar ik
hoop'?
Natuurlijk doe ik dat! Wie zou
liet niet doen'? t Is van zooveel be
lang. 't Beteckent zooveel voor uiij!
Maar liet is absoluut onmogelijk,
j dal u het afwerkt, t spijt mij, dut ik
zulks moet zeggen. 1 raCht daarom,
mijnheer Bolmoiu, er u over heen te
zetten. Met het lot valt toch niet te
I' twisten, zooals u weet. U hebt toch
vandaag niet meer naai' die papieren
gekeken'?
Behnont keerde weer het hoofd om.
i Ja, dat heb ik wel! Ik heb me de
I teekeningen hier laten brengen en
i Tegeil mijne orders, mijnheer
Belmont.
En ik lieb ze bekeken hulpe-
I loos liggende hier en mij niet kunnen
de verroeren ik heb berekend hoe
lang ik noodig zou hebben om ze af
Ite werken als ik kón. Vijf of zes
uren, dat is alles, "t Is om iemand
gek te maken.
De dokter zweeg eenige oogenbhk-
k'eh en hield zich met zijn onderzoek
bezig.
j O, alles gaat prachtig. Een beet
je koortsig natuurlijk. Dat was te ver
wachten. Maar, mijnheer Belmont,
nu moet ik lioel strenge maatregelen
nemen. U zult nimmei goede vorde
ringen inaken als die teekeningen
hier in huis zijn. Ik verlang niet dat
ze verbrand worden...
Dat zou ik gelooven!
j De dokter schonk geen aandacht
aan dezen uitroep.
Omdat ze misschien voor een an-
i der doel kunnen dienen. Maar ik niag
niet toestaan, dal u ze dag aan dag
bekijkt, zoóals u dat noemt. Daarom
oordeel ik het beter, ze onder mijne
berusting te nemen, totdat u weer
I beter zijl.
Zoo! Ik....
Dat is het verstandigste wat gij
doen kunt, drong de dokter aan. U
zult het zelf moéten toegeven. Het ge-
zich ervan alleen reeds maakt u op
gewonden. Ik zal ze goed bewaren,
dat beloof ik u. Wilt u mij toestem
ming geven?
Neen, nooit! Ik zie niet in waar
om...
Iter te danken, tegen wien hij nauwe
lijks een beleefd woord gesproken huil
die zijn kwaad humeur had voorbij
I gezien en hem altijd niet vroolijke
vriendelijkheid en hoffelijkheid had
gegroet en die er op bedacht was ge-
wees', hem dezen dienst te bewijzen.
Waarschijnlijk had hij de jury in
kennis gesteld van den hulpeloozen
toestand van zijn patiënt, eene bij
zondere overweging verzocht en een
kleine afwijking van de gebruikelijke
reglementen durven vragen. Be
schaamd sieog Belmont het bloed
naar het hoofd
Hij kon niet wachten, doch snelde
naar de telefoon
Allo! Is de dokter tluiis? Mag ik
hem even sproken?
't Spijt mij, mijnheer, maar....
Ik moet. Mijn naam is Belmont.
De dokter is op patiënten-bezoek,
mijnheer. Vanmiddag komt hij ook
bij u.
O, dank u, antwoordde Belmont,
teleurgesteld.
Nauwelijks had hij het toestel op
gehangen of er werd wederom ge
beld.
Ja?
Ben jij 't. Herman? Parren sprak
snel. Ik meende je stem te herken-
Blij dat je weer beneden bent.
Antwoord niet zoo snel. Denk er
kalm over na, terwijl ik uw arm ver
bind.
Zijn kalme aandrang had uitwer-
Iking.
Nu goed, stouide Belmont einde
lijk, niet erg vriendelijk, toe. raag
ze beneden maar. Misschien hebt u
gelijk. Hij zweeg een minuut ea zei
de toen met moeite: Ik dank u~„
Geen dank. Herinner u nu wat
ik gezegd heb, dut gij opgewekt moet
zijn. Ontvang iedereen, die u bezoe
ken komt. Bonjour.
Alleen gelaten, scheen Behnont
kalm en gelaten. Doch inwendig vcr-
wonschte hij zijn onverdiende teleur
stellingen en zijne gedachten keerden
vaker tot zijne vrouw terug dan hij
sinds lang gedaan had.
Tegen den dag, dat de uitslag van
de prijsvraag bekend zou worden, kon
hij in huis op en neer loopen. In den
morgen ging luj naar beneden om te
ontbijten. Verscheidene brieven lagen
voor hem gereed. Op zijn last opende
de meid als gewoonlijk de enveloppen
en legde die bij de brieven.
De bovenste scheen onbelangrijk;
hij wierp er een vluchtigen blik m en
itegon daarna langzaam te eten. Hij
vond het nog afschuwelijk, dat hij
alleen zijn linkerhand kon gebruiken.
Eerst nadat hij zijn ontbijt gebruikt
en een ochtendblad gelezen had, keek
hij de rost van zijne correspondentie
in. Twee zaken-brieven werden ter
zijde geworpen; bij den derden brief
gaf hij oen gil en staarde met groote
oogen.
Dat was een vergissing; dat kón
niet waar zijn.
....Wij hebben het genoegen U
mede te dealen, dat aan U door de
jury de prijs van 10.000 gulden is
toegekend
Het duurde eenigen tijd vóór
verder kon lezen. Iemand had dus
zijn werk ingezonden. Hij zelf zou
het nooit zoo, onafgewerkt als 't was,
gedurfd hebben. En nu... 't was on
gelooflijk... wonderbaar!
Voor dit succès had hij dus zijn dok-
zeg!
Wel?
Je vrouw is ziek. Herman. Wilt
ge haar gaan bezoeken. Moogt ge al
uitgaan? Noen. zij laat je niet roepen,
maar bedenk eens beste Jongen, hoe
ze kwam, toen jij....
Ja. antwoordde Belmont. Maar..
Edit'h ziek? Ik had er niets van ge-
j boord. Ik had 't niet kunnen den
ken....
Ze is bij haar zuster. Ik vernam
het van haar zwager. Ga je er dade-
luk heen? Dat doet. me genoegen
Neem je zelf in acht, hoor, beste
vriend Adieu!
Er werd afgebeld vóór Belmont
nog over zijn pas bcJmalden prijs had
kunnen pralen. Een oogenblik aar
zelde de architect,
i Neen; dat kan wachten, moinpel-
j de hij. EdithEdith!
i liij riep den huisknecht, dien hij
verplicht was geweest tijdelijk m
j dienst te nemen,
I lk ga uit. ltoep even eeu rijtuig
aan.
1 Maar, mijnheer... uw overjas... u
kunt zoo niet.
Bemoei je daar niet mee. Een
rijtuig... vlug!
Hij schreeuwde 't bevel bijua; en nu
j liij op weg was naar zijne vrouw leek
het hem of het rijtuig voortkroop.
Eindelijk bij liet huis aangekomen,
wenkte hij oen dienstbode.
Mevrouw Belmont... mijn vrouw.
Vraag of ze mij ontvangen wilt; of is
je.....
J... Ja, mijnheer. Laat me u even
helpen. Uw arm...
Vertreuzel je tijd nu niet, riep
Belmont wat ruw. Ik kan 't alleen
wel.
Hij wachtte ongeduldig tot zijn
schoonzuster kwam.
Gij, Herman!
Ik kom haar bezoeken. Zij is ziek
zooals men mij gezegd heeft, 't Is toch
niet ernstig, hoop ik? Er is toch geon
gevaar?
Het ergste is voorbij.
Toen veranderde haar houding. Zij
stond tusschen hem en de trap.
lk begrijp niet, waarom je hier
komt. Jij bent van alles de oorzaak
I Ze was verre van sterk dien dag, dat
I ze jou bezocht..
Belmont boog het hoofd.
De dokter keek haar na, ik her
inner 't me, hij bleef staan. Ik had
liet moeten weten!
I Eu toen je haar dc deur hebt gewe
zen...
Hij nam baar arm.
Och, toe! Ziet go dan niet hoe 't
me spijt. Ziet ge dan niet, dat ik ge
komen ben om haar vcrgeviug te vra
gen. Dat zult ge me toch niet willen
weigeren?
Zij gingen samen naar boven. Bij
de deur der slaapkamer beefde zijn
hand. Hij zag het kleine, bleeke ge
laat op het kussen en sprak haar
naam zachtjes uit. Dan waren ze al
leen.
Herman, je had je nog niet bui
ten mogen wagen. Ik... ik wilde niet,
dat je "t wist. Ik deed den dokter be
loven....
Hij hield zijn woord. Doch
iemand anders... Parren was 'L
Je komt hier alleen omdat ik
ziek ben, dat spreekt. Dat weet ik
wel.
Zij zeide hem zijn eigen woorden
na en hij herinnerde ze zich, vol be
rouw zich afwendend.
Edith 1
Zij lachte een medelijdend lach
je.
Anders zou je niet gekomen
zijn....
Neen, neen! Ik beu hier gekomen
omdat ik... ik het niet langer kon uit
houden,- Edith.... omdat ik je zoo lief
heb, lieveling!
Zij wachtte even en zei dan:
Daarom ook kwam ik twee we
ken geleden bij jou. lk had niets van
het ongeluk gehoord toen ik van huis
ging. Onderweg hoorde ik het van
den dokter, Herman. Ik wilde je vra
gen mij weer bij je terug te nemen...
Hij boog zich over haai- heen. Zij
nam zijne linkerhand in hare beide
handen, terwijl hunne lippen elkan
der kusten. J
We zullen nooit meer van elkan
der scheiden.... nooit weer, zei hij,
snikkend. En.... EdiUi, ik heb won
derbaar nieuws! Die teekening van
lleeft den prijs gewonnen? Wer
kelijk. Herman? O, wat ben ik geluk
kig Ik heb daar zoo naar verlangd.
Tien duizend gulden; is het wezenlijk
waar?
Je wist dus. dat do dokter ze had
ingezonden?
J... Ja, dat wist ik, liefste.
En dat niettegenstaande het niet
gereed was....
Hij hield op met. een kreet van ver
bazing, toen zij liet hoofd schudde en
nu gelukkig lachte.
Edith, jij hebt ze afgemaakt! Jij!
Tk zag den dokter nog vóór hij
wegging. Ik was in de keuken en ik...
Maar waarom waart ge daar ge
bleven?
Ik wilde zien of men goed voor
je zorgde En toen hoorde ik den dok
ter weggaan. Hij had de papieïen in
zijn hand. Ik vroeg ze hein, omdat
mij plotseling een plan te binnen
schoot Je weet, dat ik je altijd hielp.
Ik wist dus precies, wat je idee was.
En zoo maakte ik de rest af. Er was
niet veel meer aan te doen.
Belmont hield haar in zijne armen
gesloten.
Dat heb jij voor mij gedaan!
fluisterde* hij, ontroerd. Ik heb het
niet verdiend, Edith. O, ik durf je
niet aanzien. Ik ben diep, diep be
schaamd.
Maar zij sloeg hare armen om zijn
hoofd en liefkoozend richtte zij zijn
gelaat op tot het hare, om er een war
men kus op te drukken
P. Nbr. Ct.
Kellerman's scheiding.
Morgen moet de koffie om zes uur
klaar zijn!
Hel is toch Zondag?
Dat weet ik wel, maar om zeven
uur gaat de trein naar Mooswalde!
Kellorraan verwachtte een „zoo
zoo!" op een niet. nader te beschrij
ven toon, maar zijn vrouw zweeg, en
dat ergerde hem een weinig. Hij ducht
al lang over scheiding, maar zij was
het geweest, die gisteren er over had
gesproken. En nu moest ze morgen
thuis zitten, terwijl hij van het
schoone uitstapje genoot.
Zorgvuldig maakte hij voor den spie
gel toilet, borstelde haar en snor nog
eens op. maar zij lette in 't geheel
niet op hem en daarom nam hij ten
laatste maar stok en hoed en ging
naar de deur.
Eet smakelijk!
Nu stond mevrouw Kellerman plot
seling op.
Je hebt nog niet gezegd wat ik
klaar moest maken om mee te nemen.
Ik heb natuurlijk geen eetlust, maar
jij
Hij had zich soliielijk omgewend en
ze week een paar pas achteruit.
't Is mij hetzelfde! riep hij uit,
maar maar dat zeg ik je, geen
ansjovis-leverworst
Plof. trok hij de deur achter zich
dicht. Wat een zwakheid. Hij had
zich toch voorgenomen morgen zon
der haarEn nu was hem ten
slotte iets heel anders over de lippen
gekomen, dan hij eigenlijk wilde zeg
gen.
Het lag hel meest aan de wetten.
Zoo'n scheiding was een vreeselijk
vervelende, langdurige geschiedenis!
Zonder advocaat kwam je heelemaal
niet klaar, ha/i hij in den „raadgever
voor echtscheidingen" gelezen. En
als het. zoo van de eene maand in de
andere liep, kon je in dien tusschen-
tijd wel weer eens zwak worden.
Daar het nu niet de vrijerij en dus ook
met de kussen toch uit was, kon ze
zooveel leverworst eten als ze maar
wilde. Bij haar manie om altijd alles
juist andersom te doen (wat ook de
oorzaak der voorgenomen scheiding
was), zo i zo nu juist ansjovis-lever
worst koopen en liet als een soort
verzoeningsproef beschouwen. Het
was toch een gevaarlijke zaak zoo'n
uitstapje met een vrouw men werd
licht week.
Goedheid, riep hij den anderen
morgen, toen ze eindelijk na veel
heen en weer geloop twee plaatsen in
dezelfde afdeellng hadden veroverd,
waar is onze reiszak?
Mevrouw Kellerman verbleekte en
keek naar het bagagenet alsof de zelf
geborduurde rozen daar toch uog te
zien waren. Maar het stond vast, de
rozen waren er niet. Jij hebt hem
toch gedragen! stamelde ze eindelijk.
Maar jij hebt hem bij je gehou
den, toen ik een afdeeling zocht waar
twee plaatsen
Waarom heb je me niet laten zit
ten.
Hij wierp bur een woedenden blik
toe en spron^uit den waggon. Ze luid
dus geen berouw! Ze wilde werkelijk
scheiden! En bij een scheiding is de
man altijd de winnende, en de vrouw
de verliezende partij. Hoe kon ze zoo
dwaas zijn? Maar waar had ze geze
ten?
Is hier een proviand zak met zelf
geborduurde rozen blijven staan? riep