BIJBLAD VAN HAARLEMS DAGBLAD SATERDAG ÏO MEI 1911 No. 8662 HAARLEM'S DAGBLAD KOST f 1.20 PER 3 HAANOEN Of 10 CENT PER WEEK. ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 5o. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM S DAGBLAD ZL ADVERT FNT1EN DOELTREFFEND ONZE ANNONCES WORDEN OFGEMERKT. Het Rijke Natuurleven LENTEPRACHT. Hoe heerlijk is mij altemaal dat onvolworden boomgepraal, elk houtgewas één wondernis van boven tot beneden is. Men ziet erdeure als deur een glas, dat verwig is, en 't loofgewas, zoo énkel en zoo ijdel in 'de lucht, is als een goudgespin. GEZELLE. Met het aanhalen van deze twee coupletjes uit Gazelle's rijken dicht- schat heb ik tweeërlei doel. In de eerste plaats wilde ik ze graag eens onde rde aandacht van den natuur- minnenden lezer bre'ngen en ten tweede wenschte ik, door het naar voren brengen dezer teere natuuïpoë- z.e, in deze heerlijke Meimaand mijn vereering te toonen voor den scher pen waarnemer van bloemen, vogels en insecten, voor den grooten dichter uit het Vlaamsche wonderland. Want allen die Gezelle kennen uit zijn zujigen over het levende om ons, eeren hem en hebben hem lief als 'n vriend, wiens teere lentegedachten in den dorren wintertijd om ons zwe ven als vriendelijke herinneringen aan voorjaurs en zomerweelde, als stille btxle'n van toekomstige voor jaarspracht. Als wij dan in dezen weeldetijd in werkelijkheid waarnemen, wat hij in den winter voor onzen geest toover- de, gevoelen wij dankbaarheid, die wij zoo graag in woorden omzetten, maar die ons ook 'naar binten drijft om dezelfde emoties te hebben, die hem tot dichten noopten. Het is nu buiten tot een spontane uiting gekomen van de lang inge houden levenwekkende kracht der natuur. Het oog wordt allerwege geboeid door de fijrtstc kleutschakeeringen, het oor door dc heerlijkste melo dieën, opstijgend uit de groene lust waranden. Dat jubelt en twatert, dat fluit en dat juicht tot laat in den nacht. Als levende briefjes gaande van bloem tot bloem zweven de teere vlindertjes door de met zoete geuren vervulde lentelucht. Het meest vallen nü de oranjege- tipte neefjes van ons koolwitje op. Ieder zonnig plekje, waar wat bloe men groeien, zoeken zij op, de vlugge voorjaarskinderen en snel zweven zij ons voorbij. Deze kle'ne vlinder, oranjetip of, minde'r welluidend, peterselievlindeir genoemd, is een diertje, dat vooral dit voorjaar bijna overal rondvliegt. Aerdenhout schijnt een geliefkoosd vliegterrein te zijn; bij vijf- e'n tien tallen kunnen wij ze daar waarne men. Gewnonliik vallen alleen de man netjes op Deze hebben aan de beide voorvleugels een oranjekleurige punt, die ongeveer de helft der op pervlakte beslaat en opvallend af steekt bij het doorschijnende wit van het verdere 1 chaam. De wijfjes hebben een minder rijk gekleurd pakje aan. Het levendige oranje is hier ver vangen door somber grijs, overhel lend naar zwart en ook het lichaam is minder slaJnk. Overigens komen de diertjes Vrij wel met elkaar overeen en de mooi get eek end e zijden franje om de vleu gels van hel wijfje behoeft voor die van den bevoorrechten oranjeklant niet onder te doen. Beide vertonnen intusschen hog een biologische merkwaardigheid. Ons vlindertje vliegt overdag en zou daarom, zelfs op witte bloemen nog al gemakkelijk opvallen. Om dit te voorkomen, worden de vliegworktuigjes netjes tegen elkaar gelegd, zoodra de avïateur een oogen- blik oponthoud heeft en om nu nog minder af te steken bij de omgeving, is de onderkant der voorvleugels af wisselend licht en donker gekleurd, terwijl de beide achtervleugels onre gelmatige groene vlekjes vertoonen die zelfs aan de bovenzijde 'nog door schemeren. Uit heel wat bloemen put onze klei ne vriend den heerlijken nectar. Lang behoeft hij in dezen tijd met te zoe ken maar toch schijnen zij aah de familie der kruisbloemen de voor keur te geven, terwijl het wijfje graag op deze planten haar eitjes af zet. In hoeverre de veldkers of pink- eterbloem boven de andere familiele den wordt begunstigd, is mij nog niet gebleken, hoewel het vlindertje juist aah deze weidebloem een ge deelte van zijn Latijnschen naam heeft te danken. In Juni komen de groene veelvraat- jee uit de eitjes kruipen. Onmiddel lijk maken zij een inspectiereis langs de gastvrije plant. „Wij zijn hier ge boren en hebben dus eenige rechten" schijnen ze te denken, maar nog nooit heeft zoo'n groenrok zijn erfe nis goed beheerd. „Ga naar de mie'reu en wordt wijs" zegt het spreekwoord, maar ik zou er bij willen voegen „neem dan on- deTweg geem kijkje bij de rupsen, want die leeren ons, dat we zoo snel mogelijk onze geheele bezitting door het keelgat moeten jagen." Voelt zoo'n sinjeur, na enkele ma len een ander pakje te hebben aan getrokken, dat ook zijn laatste jasje weer wat krap gaat zitten, dan zoekt hij een takje op in de nabijheid Speurt met een wijsgeerigen kop om zich heen en besluit eindelijk het rupsenleven vaarwel ie zeggen. Nu is zoo'n vlinderpop een heel al- ledaagsche verschijning maar die van onzen oranjevriend munt uit door groote originaliteit. Beide uiteinden loopen puntig toe. De onderste helft grijpt met kleine haakjes in den tak, maar dc boven ste buigt zoo ver mogelijk achterover en wanneer niet twee sterke banden, om het middel bevestigd, dit/ geheim zinnige wonde'rkastje met den boom hielden verbonden, zou het ding da delijk achterove'r tuimelen. Of het nog als schnkstand moet dienen, om de vogels op een afstand te houden, weet ik niet, maar het behoort geenszins tot de onmogelijk heden. Zeker is het, dat zoo'n gevleugeld boschdespootje nog wel eerst een paar maal op een afstand verwon derd den hals zal rekken alvorens een aanval te wagen. Heeft het {zonderlinge ding den winter veilig doorgebracht dan is vooïloopig het gevaar voorbij, want in het voorjaar is er voedsel genoeg te vinden. In het laatst van April of in Mei breekt dan het hoekige monstertje open en een teer gekleurd sprookjes kind komt te voorschijn. De vleugeltjes zijn nog gevouwen als de jonge blaadjes uit de pas ont loken knoppen, het kleine lichaam moet nog onnood.ge stoffen afschei den, maar na enkele uren zweeft de kleine nimph naar de geurende bloem kelkjes. H. PEUSENS. Verzoend en gelukkig. 't Waren verschrikkelijke oogenblik- ken geweest, tuen de taxi-auto, waar in de architect Belmont naar zijn kantoor reed, plotseling was geslipt en Belmont onder het vernielde veJii- kel was bedolven. Zijn eerste gedachte was toen ge weest aan zijn nog onvoldoende tee- kening, die hij misschien niet zou kunnen afmaken, en aan den tijd, dien hij wellicht in zijn eenzame wo ning zou moeten doorbrengen, geheel toevertrouwd aan de zorgen vnn enkel vreemden. Hij had toen een oogenblik liet erg ste gewenscht, want, och zijn leven was toch al zoo weinig gelukkig ge weest. Maar het lot had anders he slist en daar lag hij nu, inwendig ge wond en met gebroken rechterarm, terwijl ziin joviale vriend Parren naast zijn bed zat. Is de dokter er nog al niet 1 liij is altijd even laat Kom,"hij zal zoo wel hier zijn. Vermoei je nu niet. beste vriend. Be kommer je er nu maar niet om. Ach, hoe kan ik het helpen, dut ik zoo lastig ben Ja, je denkt natuurlijk nog aan je plannen, nietwaar? Of, misschien... Parren aarzelde. Ja mijn plannen stemde Bel mont na een korte pauze haastig toe. Ik heb wel geluk, vind je niet. Hij lachte toornig. Hier lig ik nu op mijn rug en kan geen streep meer op 't, papier zetten, terwijl in één dag mijn teekening gereed zou zijn ge weest. Waarom zend je ze zóó niet in, al is ze nog niet geheel gereed Wat zou 't me baten, zei Bel mont. Dan zweeg hij weer een oogen blik. Eindelijk wordt me een kans geboden en nu kan ik ze niet benut ten. En dat na twee jaren van strijd... Een teekening voor een stad huis, zei je me. is 't niet? Ja. een prijsvraag tien dui zend gulden is de eerste prijs. En ik kón hem gewonnen hebben. Frits. Ja, ik ben er zeker van, dat mijn kans I groot zou. zijn geweest, als dat ver- wenschte ongeluk niet was gebeurd. En dan de reclame Mijn naam was vcor immer gemaaktDe laatste twee maanden heb ik aan niets an- ders gedacht. Dat weet ik, zei Parren deelne mend. Ik herinner me nog den avond, toen ik je een bezoek bracht en je juist met je vrouw over je plan nen spraakt De architect bewoog zich onrustig op en neer. Hei spijt mij, Herman, ik wilde je niet kwetsen. Maar ze hielp je toch altijd, is 't niet Ja, zi1 heeft 't wel eens gedaan. Zijn toon was bitter en hij wendde hel hoofd af. Toe. lierman, wees nu niet dwaas, zei Parren, kunt ge dat zaak je nu weer niet in orde brengen 1 't Was toch maar van jullie beiden een kwade bui. Neen. deze scheiding, dit afzonderlijk wonen, lijkt me zoo on natuurlijk Zij heeft het voorgesteld, ver klaarde Belmont boos. Maar jullie beiden doei het pijn, dat wéét ik maai al ie goed. Mag ik luwcr gJ. n roepen"? ïWin. Hermam laat je trois nu eens varen. Latei zult ge er blij om zijn. Zij komt zeker te rug. -Neen! antwoordde Belmont Moet ik üan 't eerst het hoofd buigen.' Zij heefl l voorgesteld. Maar waarom tocli W il je mo dat niet zeggen We zijn toch vrien den Al jaren zijn we \rienden ge- woest ik kan dion taeslaiïd niet Lui ker zoo aanzien.... Och, wat baat je mijn ophelde ring. "Je snapt er toch niets van, want je bent noc ongetrouwd. Het is de ge wone geschiedenis we hooren niet bij elkaar. En dan... ik heb zoo wei nig geluk gehad. Ik kan haar maar een nederige woning aanbieden, Frits.... maar geen weelde. Teen we twee jaren geleden trouwden, toen droomde ik zoo over mijn toekomstig succes. Maar het bleef uit en dat is natuurlijk hard voor haar geweest. Parren werd boos. Je doet haar onrecht, zei hij, als je meent, dat dit de reden is, waar om ze vun je is weggegaan. Er moot iets anders geweest zijn. Dat was er ook. Ik heb 't je ge zegd. We konden met elkaar niet overweg ons huwelijk is 'n vergis sing geweest. De zaken zijn '1 best zroals ze nu zijn. Je kunt er niet tus- schen treden. Frits; je begrijpt het toch niet Hij sprak met een'zenuwachtige op gewondenheid en wendde bet hoofd opnieuw naar don muur. Parren haalde de schouders op en begon over andere dingen te praten. Geen van Iveiden hoorde eerst het zacht goklop op de deur. Toen het herhaald werd. snelde Parren naar de deur om ze te openeu. Toen schrok liij en legde den vinger op den mond. Bent u 't, dokter vroeg Bel mont. Neen, antwoordde zijn vriend langzaam, neen. het is de dokter niet. Maar ik moet weg, Herman Morgen kom ik je weer bezoeken Hij was vertrokken vóór Belmont het hoofd kon omkeeren. Aarzelend trad iemand op het bed toe. Jij mompelde hij Jij Men had mij verteld, dat je een ongeluk brtd gehnd. dat je in bed lag. 't Doet mij leed Dank ie. 'k Vind het heel aar dig van je dat je me komt opzoeken, 'Relmont snrak slechts met 'moeite.) 't Is gelukkig niet ernstig. Ik hoop weer spoedig in orde te zijn. Je rechterarm is 't, geloof ik? Maar wat moet 't nu niet je teokenin- gen die van het stadhuis Ze moe ten toch deze week worden ingezon den Ja, stemde hij toe. Ik moet na tuurlijk m'ii plan opgeven, dat is al les. Ga zitten. Het is jammer. Je zult wel vree- selijk teleurgesteld zijn Och, ieder is op zijn beurt eens ongelukkig, antwoordde Belmont on verschillig. Plotseling boog zij zich over hem en legde hare handen in de zijne. Ik blijf bij Je, Herman. Je bent alleen en.... en nu zal ik hier blijven. Tot ik weer bet bed verlaten kan'? Hij hief voor een oogenblik liet gelaat op. doch klemde de lippen weer op elkaar, toen zijne oogen de hare ontmoetten. Dank Edith, maar ik kan je aanbod niet aannemen. Je bent erg goed, meer dan ik verdien. Maar neen ik neem het niet aan. Je bent hier alleen om mijn ongeluk, dat spreekt. Anders zou je niet gekomen zijn. Dat heb je twee maanden gele den zelf gezegd.... Zij stond op en Iiep naar het ven ster. Zijne oogen volgden haar. Maar, tusschen twee haakjes, wie heeft je van het ongeluk verteld. De dokter. Zij sprak op zachten toon. Ik ontmoette hem toevallig. Zoo. Ik hoop, dat hij niet over dreven heeft, want, werkelijk, ik zal weer spoedig in orde zijn. Dat hoop ik. Zijn rijtuig staat juist voor. Ze trad weer, even glim lachend, op het bed toe en stak haar band uit. Ik vrees, dat je boos bent, omdat ik gekomen ben. Boos? Neen! Hij beet op *tjn lip. Alleen wenschte ik,.dat de omstandig heden anders waren. Ja, ja, maar zooals je zegt, is dat onmogelijk. Vaarwel. Duor de hall geopende deur kou hij hare haastige begroeting van den dokter op de trap hooren. Het hart bonsde Hein tegen de keel. Neon! mompelde hij. Ik heb good gedaan, 't Zou sour ons beiden nóg pijnlijker zijn, als zij gebleven was. 't is zóó beter. De dokter bleef aan de deur staan en keek naar beneden; daarna trad hij binnen en sloot de deur. Goeden morgen. Hoe voelt ge u? Hebt u veel pijn? Neen, niet veel. Dank u. Dat doet mij genoegen. Maar u ziet er niet erg opgeruimd uit, mijn heer Belmont. Laten we even het ver band afnemen. Belmont het den dokter zijn gang guun, zonder iets te zeggen. moet trachten opgewekt te zijn. Hebt u bezoekengehad Ja, twee of drie. Ik ontmoette mevrouw Behnont. Is zij.... De dokter hield plotseling op en kuchte. U bekommert u men zek«i niet meer om uw nx-keumg, naar ik hoop'? Natuurlijk doe ik dat! Wie zou liet niet doen'? t Is van zooveel be lang. 't Beteckent zooveel voor uiij! Maar liet is absoluut onmogelijk, j dal u het afwerkt, t spijt mij, dut ik zulks moet zeggen. 1 raCht daarom, mijnheer Bolmoiu, er u over heen te zetten. Met het lot valt toch niet te I' twisten, zooals u weet. U hebt toch vandaag niet meer naai' die papieren gekeken'? Behnont keerde weer het hoofd om. i Ja, dat heb ik wel! Ik heb me de I teekeningen hier laten brengen en i Tegeil mijne orders, mijnheer Belmont. En ik lieb ze bekeken hulpe- I loos liggende hier en mij niet kunnen de verroeren ik heb berekend hoe lang ik noodig zou hebben om ze af Ite werken als ik kón. Vijf of zes uren, dat is alles, "t Is om iemand gek te maken. De dokter zweeg eenige oogenbhk- k'eh en hield zich met zijn onderzoek bezig. j O, alles gaat prachtig. Een beet je koortsig natuurlijk. Dat was te ver wachten. Maar, mijnheer Belmont, nu moet ik lioel strenge maatregelen nemen. U zult nimmei goede vorde ringen inaken als die teekeningen hier in huis zijn. Ik verlang niet dat ze verbrand worden... Dat zou ik gelooven! j De dokter schonk geen aandacht aan dezen uitroep. Omdat ze misschien voor een an- i der doel kunnen dienen. Maar ik niag niet toestaan, dal u ze dag aan dag bekijkt, zoóals u dat noemt. Daarom oordeel ik het beter, ze onder mijne berusting te nemen, totdat u weer I beter zijl. Zoo! Ik.... Dat is het verstandigste wat gij doen kunt, drong de dokter aan. U zult het zelf moéten toegeven. Het ge- zich ervan alleen reeds maakt u op gewonden. Ik zal ze goed bewaren, dat beloof ik u. Wilt u mij toestem ming geven? Neen, nooit! Ik zie niet in waar om... Iter te danken, tegen wien hij nauwe lijks een beleefd woord gesproken huil die zijn kwaad humeur had voorbij I gezien en hem altijd niet vroolijke vriendelijkheid en hoffelijkheid had gegroet en die er op bedacht was ge- wees', hem dezen dienst te bewijzen. Waarschijnlijk had hij de jury in kennis gesteld van den hulpeloozen toestand van zijn patiënt, eene bij zondere overweging verzocht en een kleine afwijking van de gebruikelijke reglementen durven vragen. Be schaamd sieog Belmont het bloed naar het hoofd Hij kon niet wachten, doch snelde naar de telefoon Allo! Is de dokter tluiis? Mag ik hem even sproken? 't Spijt mij, mijnheer, maar.... Ik moet. Mijn naam is Belmont. De dokter is op patiënten-bezoek, mijnheer. Vanmiddag komt hij ook bij u. O, dank u, antwoordde Belmont, teleurgesteld. Nauwelijks had hij het toestel op gehangen of er werd wederom ge beld. Ja? Ben jij 't. Herman? Parren sprak snel. Ik meende je stem te herken- Blij dat je weer beneden bent. Antwoord niet zoo snel. Denk er kalm over na, terwijl ik uw arm ver bind. Zijn kalme aandrang had uitwer- Iking. Nu goed, stouide Belmont einde lijk, niet erg vriendelijk, toe. raag ze beneden maar. Misschien hebt u gelijk. Hij zweeg een minuut ea zei de toen met moeite: Ik dank u~„ Geen dank. Herinner u nu wat ik gezegd heb, dut gij opgewekt moet zijn. Ontvang iedereen, die u bezoe ken komt. Bonjour. Alleen gelaten, scheen Behnont kalm en gelaten. Doch inwendig vcr- wonschte hij zijn onverdiende teleur stellingen en zijne gedachten keerden vaker tot zijne vrouw terug dan hij sinds lang gedaan had. Tegen den dag, dat de uitslag van de prijsvraag bekend zou worden, kon hij in huis op en neer loopen. In den morgen ging luj naar beneden om te ontbijten. Verscheidene brieven lagen voor hem gereed. Op zijn last opende de meid als gewoonlijk de enveloppen en legde die bij de brieven. De bovenste scheen onbelangrijk; hij wierp er een vluchtigen blik m en itegon daarna langzaam te eten. Hij vond het nog afschuwelijk, dat hij alleen zijn linkerhand kon gebruiken. Eerst nadat hij zijn ontbijt gebruikt en een ochtendblad gelezen had, keek hij de rost van zijne correspondentie in. Twee zaken-brieven werden ter zijde geworpen; bij den derden brief gaf hij oen gil en staarde met groote oogen. Dat was een vergissing; dat kón niet waar zijn. ....Wij hebben het genoegen U mede te dealen, dat aan U door de jury de prijs van 10.000 gulden is toegekend Het duurde eenigen tijd vóór verder kon lezen. Iemand had dus zijn werk ingezonden. Hij zelf zou het nooit zoo, onafgewerkt als 't was, gedurfd hebben. En nu... 't was on gelooflijk... wonderbaar! Voor dit succès had hij dus zijn dok- zeg! Wel? Je vrouw is ziek. Herman. Wilt ge haar gaan bezoeken. Moogt ge al uitgaan? Noen. zij laat je niet roepen, maar bedenk eens beste Jongen, hoe ze kwam, toen jij.... Ja. antwoordde Belmont. Maar.. Edit'h ziek? Ik had er niets van ge- j boord. Ik had 't niet kunnen den ken.... Ze is bij haar zuster. Ik vernam het van haar zwager. Ga je er dade- luk heen? Dat doet. me genoegen Neem je zelf in acht, hoor, beste vriend Adieu! Er werd afgebeld vóór Belmont nog over zijn pas bcJmalden prijs had kunnen pralen. Een oogenblik aar zelde de architect, i Neen; dat kan wachten, moinpel- j de hij. EdithEdith! i liij riep den huisknecht, dien hij verplicht was geweest tijdelijk m j dienst te nemen, I lk ga uit. ltoep even eeu rijtuig aan. 1 Maar, mijnheer... uw overjas... u kunt zoo niet. Bemoei je daar niet mee. Een rijtuig... vlug! Hij schreeuwde 't bevel bijua; en nu j liij op weg was naar zijne vrouw leek het hem of het rijtuig voortkroop. Eindelijk bij liet huis aangekomen, wenkte hij oen dienstbode. Mevrouw Belmont... mijn vrouw. Vraag of ze mij ontvangen wilt; of is je..... J... Ja, mijnheer. Laat me u even helpen. Uw arm... Vertreuzel je tijd nu niet, riep Belmont wat ruw. Ik kan 't alleen wel. Hij wachtte ongeduldig tot zijn schoonzuster kwam. Gij, Herman! Ik kom haar bezoeken. Zij is ziek zooals men mij gezegd heeft, 't Is toch niet ernstig, hoop ik? Er is toch geon gevaar? Het ergste is voorbij. Toen veranderde haar houding. Zij stond tusschen hem en de trap. lk begrijp niet, waarom je hier komt. Jij bent van alles de oorzaak I Ze was verre van sterk dien dag, dat I ze jou bezocht.. Belmont boog het hoofd. De dokter keek haar na, ik her inner 't me, hij bleef staan. Ik had liet moeten weten! I Eu toen je haar dc deur hebt gewe zen... Hij nam baar arm. Och, toe! Ziet go dan niet hoe 't me spijt. Ziet ge dan niet, dat ik ge komen ben om haar vcrgeviug te vra gen. Dat zult ge me toch niet willen weigeren? Zij gingen samen naar boven. Bij de deur der slaapkamer beefde zijn hand. Hij zag het kleine, bleeke ge laat op het kussen en sprak haar naam zachtjes uit. Dan waren ze al leen. Herman, je had je nog niet bui ten mogen wagen. Ik... ik wilde niet, dat je "t wist. Ik deed den dokter be loven.... Hij hield zijn woord. Doch iemand anders... Parren was 'L Je komt hier alleen omdat ik ziek ben, dat spreekt. Dat weet ik wel. Zij zeide hem zijn eigen woorden na en hij herinnerde ze zich, vol be rouw zich afwendend. Edith 1 Zij lachte een medelijdend lach je. Anders zou je niet gekomen zijn.... Neen, neen! Ik beu hier gekomen omdat ik... ik het niet langer kon uit houden,- Edith.... omdat ik je zoo lief heb, lieveling! Zij wachtte even en zei dan: Daarom ook kwam ik twee we ken geleden bij jou. lk had niets van het ongeluk gehoord toen ik van huis ging. Onderweg hoorde ik het van den dokter, Herman. Ik wilde je vra gen mij weer bij je terug te nemen... Hij boog zich over haai- heen. Zij nam zijne linkerhand in hare beide handen, terwijl hunne lippen elkan der kusten. J We zullen nooit meer van elkan der scheiden.... nooit weer, zei hij, snikkend. En.... EdiUi, ik heb won derbaar nieuws! Die teekening van lleeft den prijs gewonnen? Wer kelijk. Herman? O, wat ben ik geluk kig Ik heb daar zoo naar verlangd. Tien duizend gulden; is het wezenlijk waar? Je wist dus. dat do dokter ze had ingezonden? J... Ja, dat wist ik, liefste. En dat niettegenstaande het niet gereed was.... Hij hield op met. een kreet van ver bazing, toen zij liet hoofd schudde en nu gelukkig lachte. Edith, jij hebt ze afgemaakt! Jij! Tk zag den dokter nog vóór hij wegging. Ik was in de keuken en ik... Maar waarom waart ge daar ge bleven? Ik wilde zien of men goed voor je zorgde En toen hoorde ik den dok ter weggaan. Hij had de papieïen in zijn hand. Ik vroeg ze hein, omdat mij plotseling een plan te binnen schoot Je weet, dat ik je altijd hielp. Ik wist dus precies, wat je idee was. En zoo maakte ik de rest af. Er was niet veel meer aan te doen. Belmont hield haar in zijne armen gesloten. Dat heb jij voor mij gedaan! fluisterde* hij, ontroerd. Ik heb het niet verdiend, Edith. O, ik durf je niet aanzien. Ik ben diep, diep be schaamd. Maar zij sloeg hare armen om zijn hoofd en liefkoozend richtte zij zijn gelaat op tot het hare, om er een war men kus op te drukken P. Nbr. Ct. Kellerman's scheiding. Morgen moet de koffie om zes uur klaar zijn! Hel is toch Zondag? Dat weet ik wel, maar om zeven uur gaat de trein naar Mooswalde! Kellorraan verwachtte een „zoo zoo!" op een niet. nader te beschrij ven toon, maar zijn vrouw zweeg, en dat ergerde hem een weinig. Hij ducht al lang over scheiding, maar zij was het geweest, die gisteren er over had gesproken. En nu moest ze morgen thuis zitten, terwijl hij van het schoone uitstapje genoot. Zorgvuldig maakte hij voor den spie gel toilet, borstelde haar en snor nog eens op. maar zij lette in 't geheel niet op hem en daarom nam hij ten laatste maar stok en hoed en ging naar de deur. Eet smakelijk! Nu stond mevrouw Kellerman plot seling op. Je hebt nog niet gezegd wat ik klaar moest maken om mee te nemen. Ik heb natuurlijk geen eetlust, maar jij Hij had zich soliielijk omgewend en ze week een paar pas achteruit. 't Is mij hetzelfde! riep hij uit, maar maar dat zeg ik je, geen ansjovis-leverworst Plof. trok hij de deur achter zich dicht. Wat een zwakheid. Hij had zich toch voorgenomen morgen zon der haarEn nu was hem ten slotte iets heel anders over de lippen gekomen, dan hij eigenlijk wilde zeg gen. Het lag hel meest aan de wetten. Zoo'n scheiding was een vreeselijk vervelende, langdurige geschiedenis! Zonder advocaat kwam je heelemaal niet klaar, ha/i hij in den „raadgever voor echtscheidingen" gelezen. En als het. zoo van de eene maand in de andere liep, kon je in dien tusschen- tijd wel weer eens zwak worden. Daar het nu niet de vrijerij en dus ook met de kussen toch uit was, kon ze zooveel leverworst eten als ze maar wilde. Bij haar manie om altijd alles juist andersom te doen (wat ook de oorzaak der voorgenomen scheiding was), zo i zo nu juist ansjovis-lever worst koopen en liet als een soort verzoeningsproef beschouwen. Het was toch een gevaarlijke zaak zoo'n uitstapje met een vrouw men werd licht week. Goedheid, riep hij den anderen morgen, toen ze eindelijk na veel heen en weer geloop twee plaatsen in dezelfde afdeellng hadden veroverd, waar is onze reiszak? Mevrouw Kellerman verbleekte en keek naar het bagagenet alsof de zelf geborduurde rozen daar toch uog te zien waren. Maar het stond vast, de rozen waren er niet. Jij hebt hem toch gedragen! stamelde ze eindelijk. Maar jij hebt hem bij je gehou den, toen ik een afdeeling zocht waar twee plaatsen Waarom heb je me niet laten zit ten. Hij wierp bur een woedenden blik toe en spron^uit den waggon. Ze luid dus geen berouw! Ze wilde werkelijk scheiden! En bij een scheiding is de man altijd de winnende, en de vrouw de verliezende partij. Hoe kon ze zoo dwaas zijn? Maar waar had ze geze ten? Is hier een proviand zak met zelf geborduurde rozen blijven staan? riep

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 13