HAARLEM'S DAGBLAD.
TWEEDE BLAD.
Z TERDAG 17 JUNI 1911
Haarlemsche
HandeBsvereeniging
Goedgok. bij Kon. Baal. t»u IS Nor. 1890.
De Haarlemsche Handelsvereni
ging hier ter stede, opgericht 10 M6l
1892, heeft In den loop van den tijd
wal haar recht van bestaan bewezen.
In zeer vele gevallen, taken van ver
schillenden aard betreffende, is zij
opgetreden en dikwijls met groot
■uccés. Jammer echter, dat men alge
meen niet meer blijk geeft, dit ie
waardeeren, door als lid der Vereeni-
glng toe te treden. Er zijn wel neer
dan 600 leden, maar dat Is niet vol
doende. Elk handelaar, neringdoen
de, Ja zelfs particulieren, moesten lid
worden, om ten m tun te te laten gevoe
len, dat men het werk op prijs stelt,
dat de Haarlemsche Handelsvereni
ging steeds opneemt, als dueude, wat
hare hand vindt om te doen.
De voordeelen, die de Vereeniging
buiten hare bemoeiingen van ver
schillenden aard, haren leden aan
biedt, zijn zeer vele en zeer groote
tegenover de geringe Jaarlijksche
contributie van 8.60, die gevraagd
wordt.
De Haarlemsche Handelsvereenl-
ging bemoeit zicb in de eerste plaats
er mede, de belangen van hare leden
te bevorderen, door onwillige beta
lers voor hen tot betaling aan te
manen en informatiën voor hen In te
wuinen. Bovendien hebben de leden
het recht, het hun gratis te verstrek
ken advies van den rechtsgeleerden
adviseur der Vereenlgiug te vragen,
die ook Ln proceduren en faillisse
menten gratis voor hen optreedt, na
tuurlijk alleen voor zaken betreffende
den handel eu liet bedrijf der leden.
Als proef kunnen voortaan nieuwe
ledeu voor een half Jaar worden aan
genomen, doch slechts het 2e halfjaar
[van 1 November tol en met 80 April)
ad f 1 75 de halve contributie.
Rechtsgeleerde adviseurs der Ver
eeniging zijn de heeren Mrs. Th. de
Haan Hugenhoilx en A. H. J. Merens,
Spaarne 94, alhier, die voor de leden
eiken werkdag van 24 uur des na
middags zijn te spreken.
Het bureau der Vereeniging ls ge
vestigd Jansweg 11.
Voor Incasso's door bemiddeling
der Vereeniging wordt een vast
recht van 5 pcL der vordering bere
kend.
Bovendien moet 10 cent voor port
steeds worden bijgevoegd, bij Inzen
ding van vorderingen door bemidde
ling der advocaten te Innen.
De kosten van Informatiën naar
buiten de stad woonachtige personen
bedragen 60 ets. per Informatie, plus
vyf cents porto-vergoeding. Juf or ma-
tien naar binnen de stad wonende
personen worden gratis verstrekt.
Frelenlien op builen de stad wo
nende personen worden niet behan
deld, wanneer niet 10 cis. voor porto-
vergueding is toegevoegd.
Ruim 1148 informatiën en rechts
geleerde adviezen werden in het af-
géionpen jaar gegeven.
In de maanden Maart en April
1911 zijn 61 vorderuigen tot een be
drag van f 940 51 betaald, 15 vorde
ringen worden afbetaald, 13 vorder.n-
gen zijn uitgesteld.
Volgens art. 1 dient het geheim der
lijsten van wanbetalers ongeschon
den te blijven.
Alle brieven, aarivrageu, reclames
of wat ook, moeten worden geadres
seert aan het Bureau, dat geopend is
dagelijks van 9 tot 5 uur en waar ook
verdere inlichtingen zijn te besomen.
Het Bestuur heeft bemerkt, dat men
soms meent, dat men, hoewel geen
lid der H. H. V toch van haar infor
matiën kan bekomen, en brengt nu
nogmaals en uitdrukkelijk ter kennis
dat alleen aan leden der Vereeniging
informatiën door haar worden ver
strekt, en dat voor Informatiën op
hier ter stede woonachtige personen
nooit betaling mag worden gevor
derd.
HET BESTUUR.
Van onzen Relzenden
Redacteur.
Doornroosje slaapt....
Op de tentoonstelling van St. Lucas
in het Stedelijk Museum te Amster
dam staat lusecben het vele, drukke,
schreeuwerige van de bonte schilder
kunst wat beeldhouwwerk, als ver
dwaald. En onder dat beeldhouw
werk een meisjesfiguur in gips, meer
dan levensgroot tiet beste werk van
de geheele tentoonstelling, strengheid
en kracht met grootau eenvoud ge
paard, maar deze drie deugden van
ontroering, dienende liefde en innig
heid, innige liefde vooral
Den 18den Juni zal in deze zelfde
zalen een bijzondere tentoonstelling
worden gehouden van beeldhouw
werken, vervaardigd door dezelfde
beeldhouwster. Want liet is een
vrouw, een jonge Noderlandsche
vrouw, die in stilte en teruggetrokken
arbeidend, dezen nieuwstan tolt der
steeds voller bloeiende Nederlandsche
kunst, beoefent.
Men weet heel weinig van haar. Zij
is gesproten uit het oude geslacht
van schrijvers en dichters, 's Morgens
vroeg vertrekt zij uit haar woning in
de Vondelstraat te Amsterdam naar
haar groot atelier, dat nabij het Tol
huis over het IJ ligt. lin daar arbeidt
zij, meestal in eenzaamheid, afgeslo
ten van de wereld, aan haar groote
levenstaak zij, de eerste Neder
landsche beeldhouwster.
Uw reporter wil de prins zijn, die
dit Doornroosje gaat wekken. Hij
gaat bij haar aankloppen, de onver
vaarde en onbescheiden©, hij, de he
raut van ue nieuwsgierigheid, maar
nieuwsgierigheid, die tot oprechte be
langstelling en waardeering kan lei
den. En dat is zijn verontschuldi
ging.
Het heeft eenige moeite gekost, toe
gang te krijgen. Want mejuffrouw
Van Hall meent, dat een vraagge
sprek na de tentoonstelling, als daar
haar werk bezichtigd kan worden,
gunstiger gelegenheid zal aanbieden.
,,Op het oogenblik", sclirijft zij in
antwoord op den brief, waarin belet
gevraagd werd, „is er reeds een groot
gedeelte ingepakt om naar de ten
toonstelling verzonden te worden en
ik wilde u in overweging geven, om
liever tot nil den 18den te wachten."
Uw reporter vindt het echter juist
geschikt, de beeldhouwster zelve vóór
de. opening, aan het publiek voor te
stellen. Immers iets van de schepster
van zooveel zeldzame kunstwerken te
weten, zal wellicht tot beter begrip
van die nog zoo weinig in Nederland
gewaardeerde beeldhouwkunst, lei
den.
Wij vonden, na ©enig zoeken, ach
ter hét Tolhuis, verborgen achter een
hooge schutting, het groote atelier,
een ruime, hooge loods, stil in het
groen gelegen, ideale werkplaats voor
eene, die als de liefde-zuster uit de
middeleeuwen, ver weg van het be
drijf der drukke wereld, zich wijden
wil aan haar grootse lie roeping.
Mej. Van Hall opent ons zelve. In
haar groote, diepe, bruine oogen,
overschaduwd door lange zijden wim
pers, als de natuur iemand inner
lijk met schoonheid zegent, weet zij
dat ook altoos uiterlijk aan te duiden
speurt de reporter ietwat verlegen
heid met zijn maar hulf-gewenscht
bezoek, en zelfs wat onwil. En als hij
de groote werkplaats is binnengeko
men en hij ziet vrij veel niet-verpakte
kunstwerken, heeft bij eenige moeite
om de beeldhouwster van de" nuttig
heid van zijn bezoek te overtuigen.
„Wat hebben de incnschen met
mijn persoon te maken Wij zijn
toch geen tooneelspeiers, die naast
hun werk voor het publiek komen
buigen Het is voldoende, dat liet pu
bliek mijn werk ziet. Dat geef lk net
en dat is de hoofdzaak."
„Maar zoovelen begrijpen noch de
kunst van het beeldhouwen, noch de
psyche, het wezen van den beeldhou
wer. En een gesprek met u kan het
wellicht helpen, dat nader tot het pu
bliek te brengen."
„O neen.... lk ben tegen alle kunst
matige opleiding. Er zijn menschen,
die tegenwoordig door voordrachten
en boekjes het publiek tot het begrij
pen van kunst willen opleiden. Dat
■vind ik geheel verkeerd. Wie het niet
voelt, die moet liever ander vermaak
zoeken, meer in overeenstemming met
zijn aard."
„Zoo méénde ik het niet. Maar zie
achter al die In steen gebeitelde
figuren staat een andere figuur, een
mensch van vleesch en bloed, d:e zijn
leven in die werken uit. Wij lezen
van haar in den catalogus niets dan
een naam.... zü schijnt een abstractie.
En dat, mejuffrouw, maakt den be
schouwer oppervlakkig en den criti
cus wreed. Dake in de Telegraaf b v
besprak uw uitnemende studie in St.
Lucas zooeven van de hoogte af
Meent u niet, dat men een kunstwerk
©enigszins anders gaat beschouwen,
ik bedoel met meer eerbied, met meer
wijding, wanneer men lots van de
persoon zelf, die het maakte, van
haar zoeken en streven, wellicht van
haar lijden, iets meer weet Trou
wens, uw beeld op St. Lucas was
slecht geplaatst. Het had éér, dan het
schreeuwerige werk van Van Dongen,
op een eigen zaal recht geliad, waar
het zou kunnen opgesteld zijn tegen
een rustig fond...."
„Dat was niet ile schuld van hot
bestuur van St. Lucas. Men heeft
over een afzonderlijke zaal voor St
Lucas beraadslaagd, doch er was te
weinig beeldhouwwerk."
Kunst en karakter zijn één. Hoe'
eerlijk en loyaal in deze jonge vrouw,
dadelijk de partij te nemen van de
genen. die haar toch eigenlijk on
recht deden.
„Mag ik eens rondzien
„Zeker".
Wij staan voor een klein beeldje
van een in diepen slaap liggend naakt
meisje. Het puur blanke marmer is
strak behandeld Het zoetelijke, sui-
kecraehtige, dat kleine marmeren
beeldjes zoo spoedig kriicen. is geheei
vermeden. Het materiaal is zichzelf
gebleven. Men kan den kloeken beitel
slag volgen. Het persoonlijke in de
behandeling van den steen leidt tot
de vraag
„Voert u uw werken zelf in het ma- j
terïaal uit?"
Deze vraag moge voor degenen, die
niet bekend zijn niet de gewoonten in
de wereld der beeldhouwers, vreemd
schijnen, zij mocht echter gesteld
worden. Immers, het is bij de meeste
beeldhouwers gebruik geworden, het
kunstwerk alleen ln klei te boetsee-
ren. Daarna wordt door een in het
copieeren en steen bewerken uiterst
bedreven tweeden persoon, naar het
ontwerp in klei, het eigenlijke beeld
houwwerk fn steen uitgevoerd.
„Ja, ik voer al mijn ontwerpen ook
zelve in steen uit. Zie, dat is wel eens
goed, dat het in 't publiek gezegd
wordt, ik vind het geheel verkeerd,
dat de ontwerper ook niet zelf zijn
ontwerp in steen uitvoert, want elke
steensoort heeft haar eigen karakter,
haar eigen hoedanigheden, haar
eigen ziel, en vraagt daarom ook een
eieen wijze van behandeling. Wie zijn
ontwerpen door een ander in steen
laat nnbeitelen, krijgt bet werk in
steen soms opgesierd nf onjuist thuis,
of in elk geval karakterloos. Behalve
dan het ponteeren, dat is de allereer
ste bewerking van den steen, eigenlijk
een machinaal werk, waarbij alleen
groote nauwkeurigheid noodig is. doe
ik alles zelve, geheel alleen. Dit mar
mer eischte een geheel andere behan
deling dan b.v. deze steen zal
eischen."
Mej. Van Hall voert mij naar de
voorhal van iiet atelier, waar een
groot blok Oberkircher steen te zien
is
„Deze steen is weer geheel anders
bij het bewerken dan het marmer.
Het marmer is gewillig, meegaand. Je
kunt er alles ln doen, tot zelfs fijne,
kleine gaatjes niaken. Maar deze
steen is stugger."
Haar fijne, kleine en toch krachtige
hand gaat bijna liefkoozend langs het
stuk steen, terwijl zij vervolgt:
„Elke steen heeft zijn eigen grein.
Alleen wie zelf den steen bewerkt,
kan het materiaal zijn kar I teristieke
waarde doen behouden. Men moet aJs
beeldhouwer liefde en eerbied voorde
moterie hebben."
En haar hand gaat nogmaals, nu
met den duim als geschulpt, liefkoo
zend langs den ruwen, grooten steen,
en de groote, levendige, goudbruine
oogen, tusschen de week© schaduw
der lange, opstaande wimpers, blik
ken leeder en peinzend neer. Ik voel,
dat in dit oogenblik de beeldhouweres
in haar fantasie reeds het beeld ziet,
dat zij uit dezen steen zal gaan schep
pen.
..Men heeft wel eens gezegd, dat
filosofie en beeldhouwkunst zéér aan
elkaar verwant zijn. (Was Socrates
niet beeldhouwer voor hij wijsgeer
werd Zoekt u ook allereerst een
gedachte uit te drukken
„Neen.... je moet geen literatuur
van je vak maken. Je moet van je vak
uitgaan. Ik heb nooit allereerst het
plan, een idee uit te drukken. Ik ben
zuiver beeldhouwster."
Wij gaan het atelier weer binnen.
„Maar dit in diepon slaap verzon
ken marmeren meisje drukt toch wel
de idee van den diepen slaap, der ge-
lieele vergetelheid uit Het wordt zoo
toch schier symbolisch voor „het sla
pen" als abstractie beschouwd."
„Dat is er dan zonder de bepaalde
bedoeling in gekomen, ik heb alleen
een slapend meisje willen weergeven,
omdat ik dat meisje, zoo in deze hou
ding, mooi vond van vorm, van lijn,
van houding."
En liaar handje bcsclirijft boven het
kleine marmeren beeldje een slanke
lijn, die door het lichaam golft- Het
is of onder die zegening het marme
ren beeldje levend wordt, alsof het
marmeren beeldje bloedwannte uit
straalt en zichtbaar ademt. Wat ver
der staat een relief (half verheven),
in klei geboetseerd.
„Dit is St. Jan voor een gevel
steen aan een huis te Luren."
„Werkt u gaarne in relief Mij
dunkt, het dwingt zoo tot terughou
ding. men kan zich nooit geheel ge
ven."
„Zeker, ik werk liever geheel vrij.
Maar dit was een bestelling en bet ls
wel aangenaam, ook eens te werken
aan iets dat praktisch is, dat tot een
bepaald deel dient. Hier dit gipsen
afgietsel (en zij wijst op een dubbel
le\ ensgrooten mannekop), is van een
hoeksteen voor ©en gebouw, dat zoo
afgesloten moest worden. Een ander
werk voor de praktijk, maar waar
aan ik met groote liefde heb gewerkt,
is dit grafmonument.
De beeldhouweres tilt een grooten
gipsen plaat op en stelt haar in het
goede licht. Tegen een achtergrond
van riethalmen, gestij ld. behandeld,
staat en relief een knaapske van
twaalf jaar, slank, naakt en met
j aandachtig gezicht de vingers op eem
rietje, dat hij aan den mond go-
bracht heeft, tracht hij to fluiten.
„Het is het ontwerp voor het graf
monument voor den musicus Frans
Coenen geweest, lk vond de gewone
voorstellingen, die men voor zoo'n
grafmonument k.cet, te banaal en
bon tot het eenvoudigste gekomen,
een knaap, die op een r.etje tracht te
spelen, het allereerste begin van de
toonkunst. Men moet maar altoos
naar het leven zien, naar de werke
lijkheid rondom. Hier (en ik-volg
haar naar een ander deel van het ate
lier) is een ander grafmonument,
ontworpen voor het graf van een dok
ter in Indlë."
Tegen een achtergrond van palm
bladen zat. en relief, een knaapje ge
hurkt, de beenen gevouwen naar Oos-
tersche wijze, en grift in een openge
slagen boek, aandachtig, maar rus
tig, ernstig, zonder Inspanning, de
goede daden van den overledene.
„Het doet mij denken aan het be
roemde beeldje van den Egyptische»
schrijver, uit 't British Museum.'
Een blik van erkentelijkheid zegt
mij, dat de beeldhouwster dankbaar
ls voor de vergelijking.
„Deze palmbladen leken mij later
als achtergrond wat te zwaar. Daar
om veranderde ik ze later, zooals op
gindsch relief, en nam de fijnere,
lichtere bladen van den sagopalm."
Verder van het venster, meer naar
de deur, staat op een sokkel de bus
te van een vrouw uit het volk, een
Jordaansche, met de kaper op, een
steil voorhoofd, een spitsen neus,
d.epiiggende oogen, een vooruitste
kende bovenlip, sterke kaken, een
krachtige, hoekige kin.
„Dat is wèl het type van het ras.
Sterk, vol levenskracht, vol wil om te
leven..."
„Nietwaar? Ja, het was ook een
heele merkwaardige vrouw."
Er komt blijmoedigheid, erkente
lijkheid in het wezen van de beeld
houwster, nu zij haar werk begrepen
ziet. En haar vingers gaan weer langs
de slapen en om de oogen van het
beeld, in gedachten wéér de lijnen
naboelseerend, die haar bij het schep
pen zooveel geluk-in-uiting hebben
gegeven. Het is alsof er licht uit haar
vingers straalt, met zooveel innigheid
strijkt zij langs de teederste plekjes
van het gelaat der buste, die toch een
vrouw uit de heffe des volks voorstelt.
„Is het niet moeilijk goede model
len te vinden? De beeldhouwers kla
gen daar in Nederland wel over.
„Neen, voor mij ten minste niet. De
gewone akademie modellen kan ik
niet gebruiken. Die menschen hebben
door de routine hun persoonlijkheid
verloren, hebben verleerd natuurlijk
te zijn, staan aitoos in een pose". Ik
wil de onopgesmukte natuur hebben."
Wij staan nu voor het bcold (in
gips) van een naakten, z.ttendeu jon
gen van twaalf jaar, met een sip, ar
moedig gezicht, een mager van hon
ger en zwakte getuigend lichaam. De
voeten heeft hij, met do loonen bin
nenwaarts, tegen elkaar geklemd.
„Een ietwat zonderlinge houding,
niet waar? En toch, zóó heb ik hem
zien zitten eu zóó trof het mij.
Het beeld ademt van leven en wer
kelijkheid. Toch is het, voor mij, als
geheel niet schoon, omdat de houding
in de natuur leolijk was.
Maar de beeldhouwster wil daar
van niet hooren. „Ik weet wel, dat
geen ander zulk een houding zou vast
leggen. Maar ik vond juist de schoon
heid in deze voor den jongen zoo na
tuurlijke houding. Zóó heb ik hem op
een dag buiten zien zitten.,, en zóó
heb ik hem toen willen weergeven...
niets anders dan dat, zonder bijge
dachte, of symbool. Eenvoudig, liet
leven. En zie, hier op de borst, hier
bij de schouders, zijn toch wel dege
lijk partijen van volmaakte schoon
heid."
„Wellicht is de houding der voeten
toch meer symbool en abstractie dan
u meen! Kinderen, die het koud on
ellendig hebben, zetten de voeten en
de beenen zoo... elk gebaar drukt ten
slotte een idéé uit."
„En dit is een oudere studie'van
mij", zegt zij mij een staand knaapje
toonend. .Hier heb ik naar den ui
tersten eenvoud van behandeling ge
tracht."
De rechterhand glijdt langs het
gipsen beeld. „Zie, de schouder, de
borst, de zijde, de lenden alles in
vlakken behandeld."
„U gelooft dus ook, dat het men-
schelijk lichaam, afbeelding is van
den sterrenhemel, van het heelal
ik meen, dat het ook gevormd is vol
gens een schier wiskundige formule?"
De raag verrast haar met; want
zij bezit een scherpe Intelligentie en
een snel bevattingsvermogen. Zij is
wèl de dochter uit het oude voorname
geslacht van dichters en geleerden
der van Hall's.
„O zeker... als een formule, als een
vaste samenstelling yan lijnen en
vlakken."
Tegen den wand staan eenige klei
nere beeldjes. Een Jordaansch vrouw
tje, de handen onder de boezelaar,
voortschrijdend. Als ik het beeldje
omdraai en den rug zie, word ik go-
troffen door het groote uitdrukkings
vermogen in dit beetje, dat zoo dui
delijk hei schrijden, het voortgaan,
uitdrukt. Dicht daarbij gt oen groet
Wok hout, van warm violette tint.
„Dat is West-Indisch purper hars, een
prachtig materiaal."
Zij geeft mij het stuk hout in do
hond, dat zwaar als ijzer is.
„Op de tentoonstelling zult u ver
schelden figuurtjes in hout zien. Dit
is een zeer mooi hout. Als men er
even inschulpt met een beitel (en zij
kan zich niet weerhouden haar hand
je, deze ijverige, bezielde hand, die
zooveel schoons schept, de beweging
van in hout een gleuf uStschulpen te
doen maken) komt een diepe, purpe
ren kleur te voorschijn."
„Is uw beroep niet vermoeiend?"
„Ja... men moet er krachtig en ge
zond voor zijn. Want wij staan altoos
bij ons werk."
„Droomt u nooit te voren van de
werken, die u zult gaan scheppen?"
„Neen ik droom nooit. Als ik 's
avonds thuis kom ben ik vermoeid
van het werk en slaap dan vast, zon
der droomen."
„Bent u vToeg met beeldhouwen
begonnen?'
„Eerst heb ik geteekend en geschil
derd, al van kind af. Van dat ik van
school kwam. Maar mijn schilderijen
vond men te hard, te veel praktisch.
Daarna ben ik gaan modelleeren.
Wilt u een paar van mijn schilderij
en zien?"
In de voorhal zijn een drietal schil
derijen opgehangen. Eén er van stelt
een groep zingende schoolknapen
voor. De groepeering van zooveel
knapen, de compositie, is geniaal op
gelost Maar in stede, dat ik de ge
smade hardheid vind, moeit de opmer
king van het hart, dat de knapen
met een vrouwelijke teederheid zijn
weergegeven, zóó als alleen 'n vrou w
jongens kan zien.
„Ik heb nog portefeuilles vol niet
teekeuingen en schetsen. Maar liet
beeldhouwen gaf mij meer voldoe
ning."
„Mij dunkt, beeldhouwen staat als
kunst ook hooger dan schilderen."
„Elke kunst ls op zichzelve mooi,
meen ik," antwoordde zij.
„Toch, Michel Angelo naar de mar
mergroeven van Carrara gaand en
daar in de groeve zelve uit den blon
ken steen een beeld houwend, ls toch
wèl het ideaal van den kunstenaar,
scheppend als een jonge halfgod
zelf
In haar oogen blinkt liet amber
van geestdrift. Zij voelt het geluk na,
in dit oogenblik, dat de groote mees
ter, aldus .arbeidend, moet gevoeld
hebben.
Maar wij mogen de beeldhouwster
niet langer van haar werk afhouden.
De tijd tot de opening der tentoon-
steiling in het Gemeente-Museum, op
IS Juni a.s. is kort en er is nog zoo
velerlei voor te doen. Een uur van
haar kostbaren tijd heeft zij ons wel
willen offeren en wij danken er haar
hier voor.
Haarlemmer Halletjes
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE.
Het was in een gesprek met mijn
neef Wouter over zenuwlijders, die
naar ons beider meening tegenwoor
dig voortdurend in aantal toenemen,
dat mijn gewaardeerde bloedverwant
een stoute stelling opperde. Hij be
weerde namelijk, dat de reden daar
van deze iST 'dat de menschen het in
vele opzichten te gemakkelijk hebben.
„Wat zeg je vroeg ik, mijn ooien
niet geloovend, „te gemakkelijk En
iedereen meent, dat bij het overdruk
heeft„Malligheid, zei Wouter,
„dat bevestigt juist mijn stelling. Er
wordt den menschen allerlei zóó ge
makkelijk gemaakt, dat ze als een
berg opzien tegen dingen, die er voor
hen te doen overschieten. Dat is zoo
maar niet een los praatje, ik zal het
je bewijzen. Daar is vooreerst die
verderfelijkste aller instellingen de
telefoon. Vroeger liepen we naar el-
kaars huis, als 't per brief moeilijk
gezegd kon worden. Nuttig gevolg
beweging, inspanning, frissche lucht.
Tegenwoordig voer je in Je kantoor of
huiskamer vijftig gesprekken op een
morgen. Verkeerd gevolg geen bewe
ging, geen inspanning, geen frissche
lucht. Moet je nog eens ergens heen,
dan gaat 't per tram, of per fiets, het
gezonde loonen hebben de menschen
'verleerd.
Dat is voor de mannen, de vrou
wen zijn er nog erger aan toe. Was-
schen doet de bleeker, schoonmaken
ie stofzuiser. koken de Diner-veree
niging. Wil je wel gelooven, Fidelio,
dat er binnenkort aan- en uitkleed-
machines zullen worden uitgevonden,
om aan de menschen zelfs d i e moei
te te besparen Neen, val me niet n
de rede, want je bent er zelf mee
schuldig aan, dat de menschen hun
energie verliezen. Ja, Jij heb je me
onlangs niet verteld, dat je gegeven
had op een lijst waarbij geld ge
vraagd werd voor een vrouwtje, dat
brand gekregen en haar lieelen inboe
del verloren had? Waarom had zij
niet, vooreen paar kwartjes liaar bezit-
tinkje verzekerd Omdat er altijd wel
weer menschen zijn, die naderhand de
schade vergoeden. Ik -zeg jewe wor
den slap en flauw van al die gemak
kelijkheid. Soms denk ik, dat 't wel
goed zou wezen, als de maatschappij
maar weer eens eenige eeuwen terug
ging en wij. net als do oude Germa
nen, van de jacht en de vlschvangst
moesten leven. Toen wisten ze van al
die zenuwpatiënten zoo niet af."
Nu schoot ik toch in den lach. Wou
ter, die als rentenier rustig zijn cou
ponnetjes knipt, lijkt me met een be
renhuid om en een bijl ln de vuist een
onwaarschijnlijk wezen. „Vertel me
liever eens. zei lk. „waar Je dezen
zomer de vacantie denkt door te bren
gen."
Het was me eigenlijk meer te doen
om hem van zijn onderworp af te
brengen, dan om wezenlijk te weten,
aar hij been zou gaanwant wat
ik van die Mannen denken moest had
de ervaring me al geleerd. En jawel.
daar kwam het weer „We denken
over Noorwegen."
„Nu ja', zei ik, „denken is nog
geen doen."
„We denken zeer ernstig over
Noorwegen", zei Wouter met een ver
pletterenden nadiruk.
Maar ik wist wel. al zei ik hot niet,
dat daar niet van zou komen. Wouter
behoort tot de menschen. die op 't
stuk van zomervacantie zichzelf over
vragen. Hli begint altijd met het heel
in de verte te zoeken Spanje is al
eens op de agenda geweest, IJsland,
de Noordkaap, Algiers, niet met
Lissen e, neen dank je wol. hij reist
op eigen ©elégenheid, met Koosje en
als Koosje niet wil, heelemaal al
leen. Die goede, gezellige, dikke vrouw
van neef Wouter is dan ook het voor
wendsel van zijn terugtocht naair
meer in de nabijheid gelegen oorden.
„Och ja", zoo heot het dan later,
wanneer Algiers is veranderd in vier
weken naar Nunspeet, ..Koos had er
tegen, ze vond het wat ver en ik had
wel aUeen kunnen gaan. maar dat
wil ik niet. 't is voor haar te ongezel
lig r En na die van een wereld van
zelfopoffering doortrokken woorden,
stopt hij een versche pijp.
Ik denk dus, dat de plannen voor
Noorwegen wel zullen uitloopen op
een week of wat in Velp. want de
man, in weerwil van zijn zelfbewust
optreden, zou dood ongelukkig we
zen, wanneer hij ook maar één dag
ln een vreemd land en zonder Koosje
was.
Niettemin heeft het reizen, in in
ternationale treinen althans, heelwat
grooter gemakkelijkheid gekregen,
dan vroeger. Alleen ben ik eens ver
baasd geweest, toen ik op zekeren
dag met den sneltrein Zandvoort
Basel naar Basel gaan zou. Dat is
een traject van een uur of veertien,
zoodat je in de coupé een goed plaats
je zoekt en je huiselijk inricht, den
kende „ik moot hier nog zoo lang
blijven I" En daar op eens hoor ik tot
mijn veirbazing „uitstappen I"
„Wat", vraag ik aan mijn mederei
zigers, „ziin jelui zóó gezellig ge
weest, dat de tijd me omgevlogen is?"
Maar zoo was het niet, we waren
niet in Basel, maar in Nijmegen,
waar we op den troiu van Hoek van
Holland moesten wachten. Als ik dus
tegenwoordig lees van doorgaande
treinen, die de spoorwegmaatschap
pijen laten loopen, dan denk ik on
willekeurig aan den Franschman. die
ln een winkel kwam en daar niemand
vond, die hem te woord kon staan,
hoewel op de ruiten On par le
francais geschilderd stond. En
toen hij bii iemand, die hem dan wel
begreep, om Inlichting vroeg, bleek
dat er in den winkel F ransch gespro
ken placht te worden door de Fran-
schen, die er kwamen. Zoo is 't ook
met den sneltrein ZandvoortBasel:
hij gaat wel door. maar neemt daar
om niet iedereen mee I
Hoe het ook wezen ma- de spoor
wagen is nog altijd een vertrouwbaar-
der vervoermiddel, dan de vliegma
chine. Of ls Wijnmalen, die onlangs
van Soesterberg een uitstapje kwam
doen naar Amsterdam, niet gedwon
gen geweest se» dagen te wachten,
vóórdat hü van Amsterdam naar Soes-
terberg terug kon keoren Veronder
stel, dat hij een tante heeft le Wage-
ningen en dat die tegen hem zegt
„Henri, kom morgen bij ons eten en
kom dan over in je vliegmachine, op
't bleekveldle achter 't huis kun je wol
landen" dan antwoordt Henri na
tuurlijk als een brave neef„zeker
tante, heel graag. Ho© laat verwacht
u mij
„We gaan te zes uur aan tafel, laat
ons zeggen vijf uur precies op 't gras
veldje. Of is 't in de lucht érg vuil,
moet je véél toilet maken als je bene
den komt
„O nee" zegt Henri, de lucht is
schoon genoeg, veel betor dan die vui
le stof- en rookboel van jullie bene
den. Maar tante, ik ben niet altijd ze
ker van mijn tijd, is het ere als ik te
halfzeven kom
„Volstrekt niet, als ik het maar
weet."
„Ja, ziet u, maar lk bedoel mor
gen over een week bijvoorbeeld."
Tante, overbluft, zal van zoo'n on
zekere» gast wel afzien of hem vra
gen, of hij maar niet liever met de
schuit zou komen, die vaart langzaam,
maar zeker.
Op dezelfde manier staan we er ook
voor met de ontvangst van de vliegers
van de Europeesche rondvlucht te
Soesterbere. Alsof het een spoortrein
was zijn de momenten van aankomst
hier en daar en overal bepaald. Ja
wel, de vliegende Henri zat een week
in de Vogelwijkslanden, omdat de
wind niet verkoos op te houden mot
blazen. Zal hil voor de zestig deelne
mers aan de Europeesche rondvlucht
ln zijn schulp kruipen
We hebben dez© week mot verwon
dering gezien, dat het landelijke Alk
maar Bloemendaal tot zijn omgeving
rekent. Sommige Bloemendalers wa
ren daar een bootje knak over en
vonden, dat Alkmaar aan grootheids
waanzin begint le doen, maar ik ben
zoo kleinzeerig niet. Zoo'n beschou
wing is immers wederkeerig als
Bloemendaal gerekepd moet worden
tot de omgeving van Alkmaar, dan ba-
hoort Alkmaar ook tot, do omgeving
van Bloemendaal. Wie weet, mis
schien draagt de kaasstad bij leven
en welzijn nog eens tot de stichting
van het Beethovenhuis bij I
Er wordt allerweg© overigens zoo
druk gebouwd, dat er over een jaar of
wat geen sprake meer van omstre
ken zal wezen, geen enkele gemeente
zal die meer bezitten, alles zal aaneen
gebouwd wezen en heel Noordholland'
één aaneengesloten massa huizen,
pleinen en grachten zon. met ui-,
leen andere namen. In Bloemendaal'
is het al zoo bebouwd, dat er niet
eens meer een goed plekje voor de do;
Genestet-bank to vinden ls. Je zou,
zeggenin een gemeente met zóóveel
parken en duinen. En toch is het
waar tot dusver zijn daar nog niet
eenige vierkante meters ruimte voor;
een van onze grootste, althans symy
pathiekste, dichtere gevonden.
FIDELIO-