BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. het Perzisch tapijt. 18« .'ï-»**rg. ZATERDAG 8 JDLI1911 Mo. 8802 DE ZATERDAGAVOND HAARLEW3 DAGBLAD KOST fL20 PER 3 KAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. GROOTE HOUTSTRAAT 55. IN HAARLEM-S DAGBLAD ZUN ADVEKTENT1ÊN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Hei Rijke Natuurleven NAALDEN VELD EN ZIJN VARENS. In de naaste omgeving van Haar lem ia moeilijk mooier eri intiemer stukje natuurschoon te bedenken dan hier waar de mooiste plekjes van ons schilderachtig land In miniatuur schijnen vertegenwoordigd. De heuvelachtige, droge gronden van onze Oostelijke provincies met hun altijd groen geboomte vinden hae'r in het klem hun reproductie in de donkere dennengroepen; de mos- rijke plekjes van onze moerassen zijn ook hier te midden van het eiken hakhout weer te vindein, terwijl het romantische beekje omzoomd met hoog op gaande lischbloemeii mot ont breekt. Hier op Naaldenveld roept de schol ekster cn broedt de nachtegaal, hier dartelt nog 't vlugge konijn en klap wiekt de lasant, hier is, te midden der gemoderniseerde villaterreinen nog een bijna ongerept brokje na tuur te bewonderen. Vooral in deze zomermaanden ver toont Naaldenveld een bijna tropi- schen plantengroei en te midden daar van wuiven de hoogopgaande varen- veeren, met hun lichter groen zacht afstekend tegen het donker der eiken Aan den voet dezer knoestige ver wrongen kinderen van den trotschen koning des wouds vinden wij een rijkdom van planten, klein en groot, maar het meest sprookjesachtig, het meest idyllisch troont daar de beken de boomvaren. Dit plantje, hoewel zijn naam eer aan groote afmetingen doet denken, is een van otizo kleme boschvarens. De dikke, bruine stengel kruipt tus- scben en onder de half vermolmde boomtronken door ei zendt van ai- stand tot afstand de betrekkelijk klei ne bladeren omhoog. Deze zijn ongeveer twee d.M. lang en slechts enkelvoudig ingesneden. Komt ge wat verder in den tijd een kijkje nemen, dan zijn bijna alle blaadjes aan de achterzijde dicht be zet met bruine hoopjes, die uit hon derden kleine bolletjes zijn opge bouwd. bloemen zijn er niet geweest. Geen honingbakjes konden de zwaar gon zende insecten lokken. Door alles wat maar vleugels heeft wordt ons varen tje voo'rbij gezien cn slechts een enkel kruipend wezentje zoekt bescherming tusschen de ruwe vliezen van den stengel. Zoo is ons plantje genoodzaakt, zelf voor de voortplanting te zorgen. Wat deert het oen rïjkbloomige toorts of er een enkel bijtje voo'rbij gonst, de tien- en twint.gtallen die te midden van het viltige wereldje be landen vergoeden ruimschoots deze veronachtzaming van den enkeling. Maar het varentje mag wachten, den geheelen zomer door. „Dan maar zelf het werk ter hand genomen" zouden wij zeggen en on bewust slaat ook het plantje dezen weg in. Als in 't najaar de stormen gieren door de beschermende eikentakken, als bijna al wai groen is zich moet verdedigen tegen de naderende kou de, dan kiest het varentje de wijste partij. Het trekt zich terug. De groene ar men worden een voor een afgeworpen nadat het bereide voedsel in den sten gel is gedrongen en van ons plantje Is niets meer te zien. Maar de bruine hoopjes hebben zioh verdeeld in m llloenen sporen en als het voorjaar komt hebben enkele van deze lichaampjes genoeg kracht om uit te groeien tot heel kleine plantjes. Maar geen varentje is er zoo ont staan. Het is nog slechts een tus- schcnvoriu en vóór het eigenlijke va rentje be nt te ontwikkelen, moet 't geheimz.i.-.i.ge werk der bijen hier door eigen kracht worden gedaan. Uit heel kleine doosjes op die voor- plantjes komen microscopische we zentjes voor den dag. Wezentjes zeg ik, waul in werkelijkheid doen ze evenais de bacteriën aan laag ont wikkelde dieren denken; daar zij een eögen beweging hebben. Komt zoo n klein wonderding in een dauwdrop of een andere kleine hoeveelheid vocht, dan zwemt het rus tig door dit vijvertje naar een andër doosje, waarin geen soo'rtgenootjes, maar heel kleine eicelletjes liggen te wachten op de zwemmende avontu riers. Daar komt er een naar binnein, aangetrokken door een zuurachtige vloeistof, die in het doosje wordt af gescheiden. Langzaam beweegt liet zich naar de eicel en als deze twee elkaar heb ben gevonden smelten ze earned an groeien nu uit tot een echt varen plantje. Oorspronkelijk is dit ding nog zwak, en niet in staat zelf voor voedsel te zorgen maar het voorplantje offert zich gewillig op, staat al zijn voe dingsstoffen af aan het jonge varen rentje en is eindelijk geheel verdwe nen. Hoewel deae wijze van voortplan ting heel doelmatig is hangt ze toch teveel vad allerlei omstandigheden af, vooral van vocht. Het is daarom ook, dat varens het liefst op vochti- gen boschgrond groeien, enkele uit zonderingen, zooals het muurvaron- tje bij het begin van de Zandvoorter- laan, niet meegerekend. Er is water noodig. Wordt aan deze hoofdvoorwaarde niet voldaan, dan werken de vernuf tige doosjes niets uit. Hun inhoud verdroogt en geen snel bewegend spi raalbootje bereikt zijn doel. Er is gelukkig nog een tweede ma nier. De bruine stengel doorstaat ge makkelijk de winterkoude en als liet voorjaar den bodem wat verwarmt en de knoppen der eiken beginnen te zwellen, zendt ook onze stengel weer als voorheen zijn groene bladarmp jes omboog, als om hulp smeekend bij de bereiding van zetmeel. Met opzet wijdde ik het grootste deel van mijn artikel aan dit kleine varentje. Door zijn afmeting moest het wat mee'r worden belicht. Het oog -wordt, vooral nu, mee'r geboeid door de metershooge ade- laarsvarens. Hieraan is Naaldenveld heel rijk. Het kle.ne ding van zooeven, om zijn onbedekte sporen hoopjes ook wel Nas/ktvarcn genoemd mag «en be scheiden naam hebben, deae Ibijna tropische weetldeplant voert met recht een adelaar in haar schild. Zooals de koninklijke vogel zweeft, ver boven heuvels en bergen, ver boven -zijn soortgenooten, zoo verheft zich de adelaarsvaren in korten tijd hoog boven de kleinere planten ein wed ijvert hij zelfs met de anders zoo sterke eikenstruiken. En uit een botanisch oogpunt zijn het nog slechts bladeren, d.e wij zien, wat wij stelngel noemen is nog slechts bladsteel al doet de' dikte soms aan een tak donken. Evenals bij het Naaktvarentje leeft de eigenlijke plant ook onder den- grond. Kortstondig is het leven der groene palmetten. Vol intense kracht scho ten zij op, snel ontplooiend de fijn verdeelde wondervoeren, statig wui ven zij nu, hoog hoven de groene hosehranden maar als de koude haar adem laat gaan door het vochlwa- somende eikenhout verschrompelen de krachtige kinderen des wouds en machteloos hangt het eens zoo f.ere hoofd neer bij den houtachtig verhar den stengel. De adelaar, d.e nu bij doorsnede door den bladsteel zicht baar wordt, is dan verdwenen en de wind speelt door de krakende resten van deze zomerweelde. H. PEUSENS. VRAGENBUS. Den heer A. P. te H. In aardbeien slakken ïs wel de Ias- lastigste aanval. Er is maar één middel en dat is ze zooveel mogelijk er uit zoeken. Verder kunt u zorgen, dat er n et meer bij komen, door om het bed ongebluschtè kalk of zout te strooien. Deze onttrekken het vocht aan de slakken waardoor de dieren sterven. H. PEUSENS. Rubriek voo. Vrouwen PRACTISCHE REIS-GARDE-ROBE. Wederom nadert de tijd voor groo te en kleine zomerreizen en onze da mes (hebben "het natuurlijkerwijze zeer druk met het in orde brengen harer garde-robe en die harer kinde ren. Iedereen kent uit eigen ervaring het groote ongerief, dat reizen met veel bagage met zich brengt, daar om moet men te dien opzichte zoo practisch mogelijk te werk gaan en alleen datgene in de koffers pakken, waaraan men beslist behoefteheeft en wat door het pakken zoo min moge lijk te lijden beeft. We willen titans eens zien, wat nu eigenlijk wel tot het beslist noodzakelijke behoort. Natuurlijk is dat ©enigszins afhan kelijk van de plaats van bestem ming; tenzij men niet van plan is zioh eendgen tijd op een bepaalde plaats op te houden, doch er de voor keur aan geeft van de eene plaats naar de andere te trekken om in den kortst mogelijken lijd zooveel moge lijk te wen. In het laatste geval heeft men slechts behoefte aan een practisch reiscostuum, dat men met eeiiigo blouses varieert. Als men echter eeni- gen tijd aan het strand of in een boschrijke streek wil vertoeven om uit te rusten van zenuwinspannenden arbeid, dan moet men er op uit zijn, zich het dien tijd zoo aangenaam en gemakkelijk mogelijk te maken en daarbij «peelt onze kleedmg een voor name rol. Bepaald gekleede toiletten, kan men in de meeste gevallen wel thuis la ten; want alhoewel reeds men'gmaal voorspeld werd, dat de blouses ver bannen zouden worden is 't tot he den nog niet gelukt om aan dit prac- tische kleedingstuk zijn heerschappij te ontnemen en treedt de blouse te genwoordig dan ook sterker op den voorgrond dan'ooit het geval was. In haar versch.llende variaties voorziet ze in bijna alle behoeften. Bijna alle blouses worden tegen woordig in den kimonovorin gesne den, waardoor de hoeveelheid stof tot een minimum is teruggebracht en men gemakkelijk een half dozijn blouses kan meenemen om nog niet te spreken van de zoowel pracüsche als élégante voilages, die met ver schillende onderblouses gedragen worden. Ook de nauwe rokken nemen in de koffers wedn.g plaats in, terwijl van onderrokken nauwelijks meer sproke is. Wanneer men dus een cheviot of homespun reistoilet heeft, dat met verschillende waschblouses gedra gen wordt, bovendien een zwarten, gekleeden rok met satijnen blouse of voilages en den gekleeden' satijnen mantel, die in bijna elke garde-robe voorhanden ls, heeft men vrij wel wat voor elke gelegenheid noodig is. Aanbeveling verdient een ulster of stofmantel. De reusachtige hoedenkoffers kun nen eveneens thu.s blijven; want nu men voor de reis algemeen stofkap- pen benut, die de geheele coiffure beschutten tegen stof en regen en die aan elk strand gedragen worden, kan men met één gekleeden hoed vol staan, voor het geval, dat men aan table d'hölc dineert. Dames, die op reis de voorkeur ge ven aan donkerkleurige taillourto let ten verzuimen niet minstens éen wol len costuum mee te nemen, want met koude, regenachtige dagen maken de l'nneu costuums niet alleen een a'r- moed gen indruk, doch zijn met het oog op de dunne onderkleeding spoe- dig te kil. Jonge meisjes en vrouwen, die aan een of ander modestrand gaan ver toeven raad ik de geborduurde lin nen of bat/.sten costuums ten zeerste aan. Ze klcoden jeugd g en frisch en zijn hij wurme zomerdagen van on schatbare waarde. Voor het jonge volkje verdient een serie katoenen of linnen wuschjur- KCit eveneens aanbeveling, terwijl een mar.ne of matroze..pakje van blauwe cheviot groote d.ensten kan bewij zen. De matrozen-rokjes moeien met Knoopgaten inger.cht zijn en worden op katoenen voeringlijven geknoopt, waurdoor het kind eveneens verschil lende blouses op hetzelfde rokje kan dragen. Een cover coat jasje en een regen cape voltooien de re.s garderobe. Onderjurken kunnen eveneens tot een kle.n getal herleid worden, want vele moeders hebben er het overbo- d ge van ingezien, onder die ruime pioo.rokjes. Een donker tricot broek je en flinke wollen kniekousen, die door trckclasUeken omhoog gehou den worden, geven voor kille dagen voldoende beschutting terwijl op warme, zonnige dagen de sokjes wit linnen strandschoentjes benut worden. MARIE VAN AMSTEL. teu geheimzige geschiedenis. Het was half 11 op een warmen morgen in Augustus, toen de agent Saggers plechtig Felton Street bin nentrad. Op een afstand gezien had de verschijning van den zeer langen agent Saggers iets zeer indrukwek kends. Maar als men dichter bij hem kwam, ging er wel wat van dien in druk verloren door het frisscha, jon gensachtige. Tonde gezicht. Halverwege de straat keek Sag gers onderzoekend om zich heen, want hij naderde een herberg, „De Harp'' genaamd, en hij moest oplet ten of men niet tegen een der vele bepalingen van de drankwet zondig de. j Toen hij vlak bij het gebouw kwam, verscheen er een knappe jonge vrouw" met een krnd op den arm die van plan scheen „De Harp" binnen te gaan. Saggers bleef verbaasd staan en riep haar toe: Hé, wacht een oogenblikje juffrouw, waar gaat u met dat kind heen? De jonge vrouw keek haar onder vrager aan. Ik ga naar „De Harp" antwoordde ze Met welk doel? ging de lange agent voort. Om wat te drinken, antwoordde de ander lachend. Dacht u, dat ik er een pond boter ging koopen? Saggers schudde het hoofd. U mag daar niet gaan drinken, begon hij, als u dat kind draagt 't Is beter, dat ik u vooruit waarschuw j dan dat ik 't later moet zeggen. On der het spreken rustte zijn» oog be wonderend op een donker'1 krul, die onder haar hoed te voorschijn kwam. O, bedoelt u dat, antwoordde de jonge vrouw. lk dacht eerst, dat n van plan was me tc tracteeren. Saggers glimlachte en trok aan, iets, wat over eemgen tijd een kne vel kon worden. Ik zou 't graag doen, juffrouw, als ik niet ui mijn dienst was, maar nu gaat 't met. j De jonge vrouw wendde zich naar de deur der herberg. Saggers g.ivg voor haar staan. U mag dat kind daar n.et b.'nnon brengen, juffrouw, zei hij op fermen toon. lk heb u dat iliiRi net al gezegd. De wet is de wet en die -uoet gehoorzaamd worden. liet meisje trok een gezicht Ik wou, dat zij, die de wetten maakten, even dorstig waren als ik, riep ze \erontwaard gd, en ik zou blij zijn, als ze d.l zware k'nd den gehee- len dag moesten dragen! Dit is mijn eerste betrekking, als kindermeid, voegde ze er bij, en t is een zware jongen voor zijn leeftijd. De agent lachte veelhi te. k-nend. U zal er gauw aan wennen, sprak hij troostend. Als u zoo lang een kind op den arm heeft gehad als ik soms, zal u gemakkelijk zes herber gen voorbij kunnen gan.ii, izonder uw durst te willen lesschen. U? riep de jonge vrouw. U een k nd dmaen? U heefl er natuur lijk nooit een op den arm gehad i i.i.,u n.et Zuo'n o.iz.n. Ik was de oudste van veertien, vertelde de agint, en 1 waren alle maal jongens, behalve de jongste Ik heb er dus hee-I wat mee omge gaan. Dat kan u gelooven. De jonge vrouw lachte ongeloovig. Onzin, zei ze U heeft van uw leven geen kind op den arm gedra gen. Neem den jongen eens even aan dan kan ik dadelijk zien, of ik gelijk heb. Ik zou 't graag doen, als ik niet in dienst was O, zei het meisje. ik wist wél, dut u een verontschuldiging zou zoe ken. Alie minuien z<jn hetzelfde. Eerst poenen ze en t volgende oogen bhk trekken ze zich terug. baggers boel zich op de l.p. loen keek hij de lange straat door cn zag dal er niemand m was. Geef mij het kind, zei hij. en ik zal u laten I z.en, dat ik er mee om kan gaan. Het meisje lachte ouueu&eud en legde bet kind voorzicht g in de ar men van den langen man. Toen ze het gedaan had, r.ep ze opeens: Kijk eens even. Een luchtschip! Het daalt daar giuds neer! Saggers keerde zich om Het lelie zonlicht verblindde hem een oogen- bhk. Toen hield hij een hand voor de oogen em keek weer. Hij zag een vlucht duiven, maar kon geen luclit- sch p ontdekken. Waar ziet u het, I jsffrouw? vroeg hij, maar kreeg geon I antwoord. De jonge vrouw was ver dwenen. Saggers keek de heele struat langs. Er was niemand te z.en. Nu merkte hij dat de deur van „De Harp"' nog heen en weer ging en hij begreep, dat hij in een strik geval len was. Wie zou gedacht hebben, dat ze me zoo beet zou nemen, mompelde hij. Ik zal naar binnen gaan en haar eens vertellen, hoe ik over haar denk. En Saggers stapte in z n verontwaardiging de herberg jn. B.nnengekomen, zocht hij dadelijk 'naar zijn prooi. Twee vrouwen met witte schort em en bloote armen fca- ten aan een tafeltje. Twee mannen stonden bij het buffet met Brown, den herbergier, te praten. De laatste keek Saggers en zijfc last aan. U mag dat kind hier niet binnenbren gen, begon hij. Maar ik moet de jonge vrouw hebben van wie dit kind is, antwoord de Saggers. Ze ging hier nog geen minuut 'geleden binnen. Is dit uw kind, juffrouw Putter? vroeg de herbergier aan de oudste der twee vrouwen, die in verbazing zaten toe te kijken. Ik wou, dat het waar was, sprak de vrouw op droevigen toon. Ik heb mijn negende kind twee maanden geleden begraven. Is het van u, juffrouw Hopkins? ging de herberg er voort tot de an-| dere. een vijftigjarige vrouw. Wil u me beleedigen, meneer Brown! schreeuwde ze heftig. Denkt u, dat ik mijn kind aan zijn lot zou overlaten. Dan zal ik u eens zeggen, hoe ik er over denk. U hoeft u zoo boos niet te ma ken om een eenvoudige vraag, zei de heer Brown kalmeerend. U had toch wel een kind verloren kunnen hebben. Een van de andere bezoekers vroeg intusschen: aar heb je dat kind vandaan gehaaid, ouwe jongen? Lag het op de piano, toen je thuis kwam van je d.enst? Geen aardigheden, alsjeblieft, sprak de agent op waardigen toon. Waar is de jonge vrouw, die hier juist binnenkwam? Ik weet niets van een jonge vrouw, zeide de herbergier, en ik moet u vr.endclijk verzoeken, hiér met dat kind vandaan te gaan. Ik moet die vrouw hebben, zei de lange man in uniform norsch, - en w.l haar vinden ook. Sag.e. Keek-bijna smeekend rond Zijn toestand was niet te benijden. Maar wat zal ik er mee doen? vroeg hij. Breng 't naar het politiebureau, j raadde. Brown. Of naar het werkhuis, vond juffrouw Potter. Bied het juffrouw Hopkins aan, ze. de eene gast. Bewaar het tot je getrouwd bent, sprak zijn vriend Het zal em goeie oefening voor je zijn. Vóór Saggers op al die raadgevin- gen kon antwoorden, werd er een zachte voetstap gehoord en een vrou- w es tem riep: Waar is mijn lieve- linc? Waar is mijn kind? Een dame in langen mantel met een autoslu.er om den hoed was het vertrek binnengekomen. Ze snelde op den agent toe en rukte hem het kind uit de armen. Mijn lieveling, riep ze, het kind aan haar borst drukkend Tóen keek ze de kamer rond en men kon haar oogen bijna vonken zién schieten achter haar blauwen sluier. Wie is de man, d e mijn kind heeft ge stolen? gilde ze bijna. Waar heb j je hem gepakt, agent? Heb je hem I gi-boeid? Zullen ze er hem voor op-1 hangen, denk je? Toen zwoeg ze en keck Brown am. Maar die eerlijke man was blijkbaar de schuldige niet. j Vervolgens werden de twee andere mannen aan een onderzoek onder worpen, d e verdroegen evenwel haar blikken ook kalm. Waar is hij? herhaalde de moe der. Waar heb je hem gevonden? De kinderme.d kwam me vertellen, dat een man het kind gestolen had en er mee naar „De Harp" was ge gaan. Toen v.el ze flauw en ik liet haar aan de zorg van de werkmeid over en snelde hierheen. Waar is de schurk, agent? Hoe kranig, dat je hem gepakt hebt. Saggers bloosde hevig bij dien lof. Ik pakte hem niet, mevrouw, stamelde hij. Vraag hem, mevrouw, wie het kind van uw meid nam, raadde juf frouw Potter. Wie nam mijn lieveling van zijn verzorgster? vroeg de dame. Als je wist, wie het was, waarom heb je hem dan met gearresteerd? Hij moet gevangen gezet worden. Levenslang, voegde de eene man er bij. De ongelukkige Saggers keek ver- Iegener dan ooit. M.sschien wil u de dame wel ver tellen, wie het kind bier bracht, sprak juffrouw Potter. De moeder wachtte op een verkla ring. U moet weien, begon de agent ten laatste wanhopig, lk sprak een paar woorden met uw kinder meid. U maakte praatjes met mijn meid, riep de dame verontwaardigd. Neen, ik raadde haar aan, hier niet binnen te gaan, om te drinken en opeens legt ze het kind in mijn armen. Mijn meid drinken, die haar le ven lang een geheelouthoudster ia geweest. Als u me wat wijs wil ma ken, moet u iets meer waarschijnlijks bedenken. 't Is de waarheid, sprak de Jon ge man. De dame met den blauwen sluier keerde zich naar de deur, als iemand d o den genadeslag heeft ontvangen, gen. Ik moet naar huis, sprak ze, het kind inpakkend. Bovendien maakt die tabaksrook me van streek. Als je weer eens mijn kind van de meid afneemt, ga er dan niet de her berg mee in. Ik wou hom liever niet met sterken drank in aanraking brengen, voor hij tenminste kan loo- pen. En voor Saggers een antwoord kon geven, was ze de deur reeds uit. Laat dit een les voor u zijn. Sag gers, zoo sprak de herbergier tot den politieagent, om u voortaan niet meer met kindermeisjes te bemoeien. Je bent er nu goed afgekomen. Stel je voor dat ze eens naar den inspecteur was gegaan. Bemoei Je niet meer met vrouwen. Dat zal ik niet doen, daar kar» je zeker van zijn antwoordde de agent somber. Een week later was Saggers met een van zijn collega's in een der drukste wijken van Londen in dienst. Hij had juist den arm opgeheven om een auto tegen te houden, toen een mandenwagentje, getrokken door een pony, den hoek omsloeg. Toen hot vlak langs hem reed, keek hij naar de inzittenden. Een man met een gladgeschoren gezicht mende, en naast hem zat eem in 't wit gekleede dame met een kind op haar schoot. Haar bruine oogen flikkerden, toen ze den agent zag, en ze glimlachte onder 1 maken van een lichte hand beweging. De collega kwam van den overkant der straat aanloopen. Hoe vond je haar? vroeg hij. Wie wie was het? stamelde den ander. Mollie Considine, de ster van de Variété. En haar man zat naast haar. Je moet haar van avond maar eens gaan zien m haar rol van kin derme.d. Ze speelt zoo natuurlijk. Opeens' begon Saggers te begrij pen. Ik heb haar die rol eens zien spelen, zei hij. Is ze soms familie van Brown uit „De Harp"? Ze is zijn schoonzuster. Waar om? vroeg de collega. Maar Saggers had zich al omge draaid. Kindje, zei de oude heer Jerons tot zijne dochter, ge weet dat ik de laatste man in de wereld ben om hard te zijn tegen een jongeman die vooruit wil komen... Ik heb dan ook mets tegen Jacques Carteret, maar... ik moet niet aan hem, maar in de eerste plaats aan u denken. Alles wat ik vau mijn aanstaanden schoon zoon vraag, is dat hij een Vrouw kan onderhouden... 't zij door zijn inko men, 't zij door zijn rente. En als de heer Carteret mij morgen kan aan- toonen, dat hij 120.000 franken bezit, dan mag hij u, wat mij betreft, over morgen al trouwen, desnoods nog denzelfden dag. Ella's gezichtje stond pruilerig. Zij was Zich maar al te goed bewust, dat t eeuigszins woe.hjk was voor iemand, d.e nog geen 120 franken bezat, er 120.000 te laten rinkelen. Zij keek hulpeloos op naar haar vader. Er was mets onrechtvaard.gs cn dien etsch, maar dat was nu juist om zoo wanhopig onder te worden. Hij moet dus 120.000 franken hebben, zuchtte zo, - alleen om iets te zeggen. Ja. De rente van dat sommetje kan u althans door moeilijke dagen heenbrengen. Toen haar vader heengegaan was, dacht Eila na over de manier om aan zooveel geld te komen. Zij pijmgde haar hoofdje af, en vond er geen weg op. Jacques was schilder, en ver diende bijna niets... Hij had van nie mand ook iets te doen. O, wat ben ik toch ongeluk kig, zuchtte Ella, en snikkend wierp

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 13