Ia den storm,
Zachtkens 'daalde 'do milde zomer
nacht op aarda neer, verademing
brengend den door het dagwerk in
de brandende zon uitgeputten mensch
Langzaam, een voor een, begon een
ontelbare menigte sterren aan het
firmament ie schitteren, gietend
zacht licht in de avondschemering.
De maan troonde nog niet aan den
hemel, maar toch spoedig zou zij
haar zilveren stralen werpen over t
vredig avondlandschap. De oude,
trouwe gezellin der aarde zou betee-
kenisvol glimlachen als zij zag het
formeel, dat de tuin van den rijken
reedet Van der Dijk bood.
Het eenige dochtertje van 'den
schatrijken roeder stond, ©enigszins
door vlierstruiken verborgen bij
lage heining van den tuin en tuurde
in do avondschemering. Zij had haar
waarnemingspost nog niet lang be
trokken, toen vlugge voetstappen
weerklonken. Leon's hartje klopte
hevig, want, dien zij verwachtte,
kwam afscheid nemen. Morgen, heel
vroeg reeds, zou zijn schip het ruime
sop kiezen en het kon wel eenlgr
ren duren, eer stuurman Staal,
wien in Lena's hartje een liefdevuur
ontgloeid was, zijn vaderland w
zou zien. Dat zou voor beiden
zodr langen tijd zijn, want zij hielden
zoo innig veel van elkaar Snel was
Staal de plaats genaderd waar het
meisje stond, dat haren geliefde
stormachtig begroette. Hij drukte de
slanke gestalte aan zijn breede borst,
waartegln Leentje, o zoo graag rust
te; teeder omarmde hij het teerbemin
de meisje. Dan fluisterde hij:
Als ik deze reis maar eerst ach
ter den rug heb, lieve, dan hoop ik
een plaatsje als kapitein te kunnen
krijgen, zoodat ik je ouders om je
hand kan vragen; nu zouden ze mij
eenvoudig uitlachen, want stuurman
Staal, de zoon van arme buren, die
niets anders bezit dan een beschei
den huisje, dat deze hem nalieten, is
helaas niets in de oogen van je ou
ders. O, teerbemind Leentje ik dank
je voor je trouwe liefde, blijf mij
ook nog dezen tijd trouw.
Ja Frons, fluisterde het jonge
meisje, in tranen uitbarstend, ik zal
op je blijven wachten.
Jaren waren voorbij gegaan. Lena
van der Dijk was een volmaakte
schoonheid gewordene die elke man
gaarne tot de zijne begeerde, want
daar de oude v. d. Dijk een der rijkste
menschen van het kuststadje was,
gold zij voor eene zeer goede partij,
Onophoudelijk omgeven door een
zwerm ijverige vereerders, was het
haar wel opgevallen, toen deze plot
seling het ouderlijk huis meden,
maar toch zou zij er minder acht op
hebben geslagen, had zij 'tegelijker
tijd ook in haars vaders wezen een
plotselinge verandering waargeno
men. Hij scheen bedrukt en ging ie
der bijna schuw uit den weg. Of
schoon Lena het zeer prettig vond,
dat zij van de laffe vleierijen van
haar vroegere vereerders ontslagen
was, baa'rde haar de toestand haars
vaders toch ernstiger zorg. Hij we>rk-
te nu bijna geregeld tot diep in den
nacht en begon er steeds slechter uit
te zien.
Ook haar moeder zag er deernlis-
waardig uit. Endelijk echter zou zij
de oplossing van bet raadsel erva-
'ren. Haar vader had door mislukte
speculatiën zijn geheele vermogen
verloren en stond nu voor een crisis
waaruit hij nauwelijks enkele gul
dens zou kunnen redden. Deed reeds
dit bericht het jonge meisje, dat tot
dusver zorgeloos geleefd had, ineen
krimpen, de verdere mededeel mg der
ouders schokten haar tot in 't diepst
harer ziel. De rijke kolenhandelaar
Pieters, een reeds bejaarde man, wil
de liaar vader helpen, mits Lena er
in toestemde zijn vrouw te worden.
Het bloed kookte Lena in de aderen.
Zij kon dezen man niet trouwen, ter
wijl zij de liefde voor een ander in
haar hart ronddroeg. Onmogelijk!
Stormachtig woelden de gedachten in
liaar brein. Toen haar vader met
- looine schreden de kamer verlaten
had, wierp zij zich aan de horst ha-
'rer moeder en beleed onder hartver
scheurend snikken dat zij Frans
Staal voor eeuwig beminde. Wel ging
de smart van haar kind de moeder
aan 't hart, maar zij had rich dezen
uitweg reeds als zoo zeker voorge
steld, dat zij van geen terugkeeren
Wilde weten. Zij troostte haar doch
ter en wees er op, dat Staal haar
stellig reeds lang vergeten zou zijn,
anders zou hij toch in die jaren van
lange afwezigheid wel eens iets van
zich hebben laten hooren. Nu zij door
haar eigen moeder zoo werd toege
sproken, nu ook begon Lena aan
haar gediefde te twijfelen. Maar toch,
toen haar moeder er bij haar op aaïi
drong, om den kolenhandel aar haar
hand te schenken antwoordde zij vast
besloten „neen", begaf zich naar
liaar kamer en wierp zich snikkend
op haar bed.
Lo'na zag dat heur ouders er van
dag tot dag slechter begonnen uit te
zien; in hun verwijtende blikken las
zij een stomme aanklacht, dat zij
haar hand er niet toe wilde leenen om
de catastrophe van het huis af te
wenden. Een versclirikkelijken twee
strijd streed zij in haar binnenste.
Haar trots beweerde, dat haar gelief
de de trouw had verbroken en ach,
Lena gevoelde dat haar hart hem nog
altijd toebehoorde.
En dan zag Lena weer, hoe h'aaï
oudera leden, hoe het verderf steeds
nauwere kringen om heb beschreef,
zoodat ten slotte alles welbeschouwd
toch beter was dan volslagen armoe
de on t armenhuis. Neen, zoo ver
mocht het niet komen. Zij moest 't of
fer brengen. Met een bloedend hart
verklaarde zij op zekeren dag, dat
zij mevrouw Pieters wilde worde'n,
om haar oudora te redden. Hun dank
echter wees Lena terug, want haar
oude'rs konden immers niet weten,
dat zij haar levensgeluk opgeofferd
had.
Pieters, een goede vijftiger, drong
op een spoedige bruiloft aan. Werk
tuigelijk gaf Lena haar toestem
ming. Terwijl de hooge gestalte van
den, van geluk stralenden bruidegom
dien men in weerwil van zijn grij
zende haren en baard, z'n 50 jaren
nog niet kon aanzien, nog scheen te
groeien, slonk de gestalte van de
bruiid moor en meer, hoe dichter de
.trouwdag naderde.
Haar wangen waren bleek. Haren
bruidegom had zij alles gezegd en
Pietera, die Lena hartelijk lief had,
had hau'r geroerd in z'n armen ge
drukt, en haar beloofd een trouwe
echtgenoot te zullen worden, tenein
de zich ook Lena's liefde waardig te
maken.
Feestelijk was de kerk van het klei
ne stadje op den huwelijksdag, met
groen eu bloemen versierd. Toen de
rijtuigen het jonge paar en de genoo-
digden naar de kerk brachten, had
z ch hiervoor een gTOote menigte kijk
lustigen verzameld.
Verwonderd aanschouwden de
nieuwsgierigen de schrikaanjagend
bleeko vrouw, welker spookachtige
bleekheid door de prachtige witte zij
der bruidsjapon nog meer opviel.
Voorwaar een schoone bruid mompel
de een uit de menigte, zij ziet er
uit als een wandelend lijk. Hetzelfde
dacht ook een vreemdeling, die juist
hel kerkportaal bereikt had en met
groote oogen, verschrikt de jonge
vrouw aanstaarde. En 't was alsof de
ze blik de gedachten der jonge vrouw
tot zich trok. Vlak voor 't kerkportaal
keek zij op: een schok voer door haar
leden, en zij zou gevallen zijn, wan
neer haar echtgenoot haar niet met
zijn krachtigen arm had ondersteund.
Zij geraakte in een toestand van ver-
dooving en als in een droom ging de
gansche trouwplechtigheid voor haar
voorbij.
Langzaam stroomde het Godshuis
leeg, bezo"rgd sloeg de echtgenoot zijn
vurig beminde vrouw gade, die de
vragen van zijn en haar ouders naar
den toestand met een vermoeid lach
je beantwoordde: hij zag de toekomst
niet rooskleurig in, want Lena had
bij den kerkdeur haren geliefde
zien, en diens dieptreurigen verwij
tenden blik opgevangen. Hij was to
laat gekomen. De tanden op elkaar
klemmen en geduldig en vrijwillig de
opgenomen ketens te dragen, was nu
de boodschap. De zonneschijn was
voor altijd uit haar leven verdwenen,
en 't was alsof het in haar zieJ storm
de en onweerde.
Pieters droeg zijn jonge vrouw als
het ware op de handen, hij ve'rvulde
al de wenschen, die hij slechts in
hare oogeh kon lezen.
Lena wist het en moest het dank
baar erkennen, hoewel zij niet kon
verhinderen, dat hu re gedachten zeer
dikwijls verpoosden in de verte, bij
don beminde harer jeugd. Enkele we
ken na de bruiloft kwam Pieters ver
moeid en huiverig van een kleine
reis thuis. Hij zou 't huis niet levend
erlaten, want een hevige longaan
doening greep den krachtigen man
én sleepte hem na weinige dagen,
hoewel zijn vrouw hem met opoffe
rende liefde verpleegde, ten grave.
Bij de opening van het testament
bleek zijn vrouw universeele erfge
naam.
Bulderend kookt de zee. Met don
derend geraas klotsen de kokende
golven op liet strand. In bruisende
fanfares en krachtige accoorden
klonk de ouverture door den hevigen
orkaan reeds eenige dagen voor de
kustliewoners opgevoerd en het
schijnt alsof de ontketende elementen
nog altijd niet tot rust zullen komen.
Hoewed liet nu juist geen aangename
tijd is om buiten te zijn, is toch een
deel der bevolking va"n het kuststadje
op de duintoppen verzameld en staart
angstig langs de wijde watervlakte.
Een schip in nood! Men riet duide
lijk, hoe het, als in een draaikolk op
een zandbank getold wordt. De take-
lage is verbroken; een deel van de
raas en masten heeft de zee reeds ver
zwolgen; reddeloos schijnt het schip
den ondergang gewijd. Ademloos
staart der menschenmenigte naar het
wrak.
De kanonschoten die van bet schip
gelost we'rden, waren niet noodig ge
weest, want reeds naderde hulp. Een
krachtig sleepbootje.ls met de red
dingsboot in zee gegaan. Er verloo-
peïi enkele bange uren eer liet do
reddingsboot gelukt, in den vrcese-
1 ijken storm de manschappen van het
wrak over te brengen op de stoom-1
boot, die dan sleepend de 'reddings
boot, de haven binnenstoomt, waur
de dappere redders met luide hoera's
begroet worde'n.
Onder de toeschouwers, die de lan
ding der redders en geredden bij
wonen, bevinden zich ook Lena en
haar vader, die nu hij ontheven is
van zijn zotge'n, zich weer geheel do
oude voelt. P.ecds willen beiden zich
verwij doren, als Lana plotseling stil
blijft staan; een der geredden baant,
dwars 'door de menigte zich" bon weg
naar de plaats, waar vader en doch
ter slaan.
Slechts weinige schreden is hij nog
van haar verwijderd, als zijn blik die
der jong® Vrouw ontmoet, op wier
wangen zich blosjes beginnen te ver-
toonen en in wier oogen een zeldza
me glans licht. „Frans", roept izij
bewogen uit, en Ln dat cene woord
ligt heel haar gievoel, al haar lefde
voor hem. „Lena" Is het jubelend
antwoord.
Dan omarmen zij elkaar zich niet
storend aan de verbaasde fluisteren
de menigte. Die bestaat niet voo'r
hen. Zij waren gelukkig, zij hadden
elkaar teruggevonden in den storm,
om nimmer meer te scheiden.
U. C.
Z'a Vrachtje.
Door HUGO PLEINER.
Zal je er goed op passen? Voor
zichtig loopen, hoor, want het Is eeói
cue, zei mevrouwv toen ze hem den
cello aangaf, warm in 't b'ruine over
trek gepakt.
Op z'n ruig-oud gezicht grijnsde
'n ongeloovige lach.
Ja zeker, zei mevrouw nog eens
nadrukkelijk, denk er om, hoor!
Meneer heeft hem te leen gehad en
zoo'n oude cel is een boel geld waard!
Nou, nou, lachte hij goedig te
rug. 'n Oue? As 't nou nog 's 'n
nieuwe was... Maar afijn, 'k zal d'r
wel op passé.
Hij nam den bultigen zak voorzich
tig onder z'n arm en stapte er lang
zaam mee weg.
'n Best karreweitje, dacht hij glun
der; z'n kameraads waren vandaag
met piano's an 't sjouwe... dood wer-
h'ad, straks, toén hij rteï. Nee,
nee, snauwde hij niks noodig, me
naam, eeks kijke! Hij drong de
menschen om zich op elj wurmde on
handig met z'n stroeve eeltvingers
den zak los, waar hij den cel uittrok
bang hem bevoelend.
Het was geen cel meer t' was 'n
vreemde houtmassa geworden, 'n
spLinterige open gaping, waar slap-
ongespannen de snaren over hingen.
HIJ schrok er eerst wel van; maar
toen hij de snaren heel zag, de twee
zilveren heelemal ongeschonden en
de twee andere ook, zuchtte hij van
verluchting,
Hè hè. steunde hij,, ik doch al dat
de heele zaak keduuk was maar het
ie gelukkig alleen maar do kast, van
bove.
Jonge, jonge, zei de apotheker,
ook kijkend, da's leelljk!
Nou ja, zei hij geruststellend,
maar de snare ben gelukkig heel en
het is toch maar 'n ouel"
Hij pakte hem weer in, nam hem
on<tór z'n arm.
Toen hij weer huiten kwam, sloeg
het Juist twaalf uur. Sapperloot,
dacht hij, daar gaat me tikkertje
ajuus, hoorl en hij iiaaste zich
naar den instrumentmaker.
Hieïo, zei hij tegen de meid, die
hem opendeed, het vreemde pak haar
voorhoudend, van mevrouw Van
Laan. Enne, zeg 's tege meheer, da 'k
gevalle ben met dat lamme ding.".
Wat ze>g je, riep toen ineens me
neer achter uit de gang, wat is er?
Hij kwam naar voren, 'n beetje on
rustig om wat hij vaagde hoorde zeg
gen.
Ongelukkie gehad, meheer, zei
hij, aan z'n pet tikkend, maar geluk
kig is t alleen de kast maar, van
bove.
er- j nove
roke mos je je met die zware dingo J Wat..., hijgde ineens de instru-
en je ve'rdiende d'r lauw mee. Nee. j mentmaker, wat zeg je...?! Z'n
dan dit, da's werk... Wat is zoo'n I stem kropte vast van schr.k, hij ruk-
ding licht Dalik, as ie de straat uit te het vreemde pak uit de handen van
was, nam ie 'm op z'n rug, dan had j de meid, d~e er onhandig mee stond
ie fijn z'n hande vrij... D:e mevrouw te wachten, plukte aan do zakgespen,
met d'r denk je er om, hij is oud... voelde onderwijl aan den buiten
die dacht dat ze hèm kon neme, J kant, hakkelend van woede. O, o,
maar afijn, hij had d'r lak an, hij ellen... ellen... de... ling... 'n Ja.
bracht 'm weg en verder geen nieuws.
Toen hij den hoek van de straat
om was, zette hij zijn vrachtje neer;
hoog knoopte hij z'n riem van onder
z'n kiel los, bond 'm om den cello-
zak. Op z'n gemak stak hij een bkiad
je tabak in z'n mond en veegde met
z'n stroeve werkhand over z'n hari-
gen kop. Ziezoo, dacht hij, nou
gaan ik van wiek. En moeizaam
bukkend, lichtte hij het bruine pak
op z'n rug. Langzaam stappend, z'n
handen in z'n zakken, liep hij door
regelmatig sjokkend, 'n beetje voor
over gebogen, in z'n gewonen work-
gang.
Hij was een klein, verweerd man
neke, als verknoerst door het werken
knokelig staken in z'n beenige go-
zicht de Jukbeendéren uit de warro-
lige kroesing van z'n baard, die tot
heel onder in zijn hal3 doorliep, aeh-
te'r den blauwen, kraag van z'n kiel
verdween. Schuin achter op z'n
hoofd stond z'n bestellerskepi, ver
fomfaaid als hij zelf, vlekkig van do
onderkanten van koffe'rs en allerlei
pakken, die hij op z'n nek ronddroeg
dag aan dag. En om z'n middel
schommelden, bij eiken stap die hij
deed, de touwtrossen, die aan z'n
broekriem hingen, klaar voo'r 't sjou
wen.
Op z'n gemak iiep hij door; hij
voelde zich lekker in z'n schik de
zon scheen en 't was prettig-vol op
straat.
Hij mompelde, knus in zich zelf:
Om kwart voo'r twaalve kan ik d'r
zijn... als d'r dan 'n fooitje opzit, hè
'k net tijd om 'n likkertje te nemen,
voor 'k gaan schafte...
'n Slagersjongen, die hem tegen
kwam, riep ineens: Hei, mot je
nog ver, met je zakkie?
En hij bromde terug zonder op
kijken, snel gewoon: Loop héén!
Onbewogen sjokte hij voort, straat
na straat mee met het menschenge-
loop op de trottoirs. Als hij over
moest steken, stond hij even stil, keek
bedachtzaam op zij, of de straat vrij
was, en liep dan naar den overkant,
h oog-gemoedelijk.
Knus liep hij te suffen 't bleef
toch maar fijn weer, nou al Novem
ber en no" niks geen. winter... lekkcr-
warm nog dat zonnetje, 't was waar
achtig of Ie 't door dat ding heen op
z'n rug voelde. En d0n weer dacht hij,
ineens lekker, aan z'n potje, straks.,
hè, hij had nou al trek.
ilij was er al haast, nog twee stra
ten, hier den hoek om... Maar ineens
glibberde hij onderuit, hij schrok met
'n schok op uit z'n loopend gedut,
rukte z'n handen uit z'n zakken, sloeg
rnet z'n aroien... maaT hij kon zich
niet tegenhouden» 't was of de cello
achter op z'n rug 'm zwaar achter
over trok... hij maakte nog een paar
dwaze sprongetjes, wit van schrik en
toen viel hij met een slag neer. Er
kwam 'n dof gekraak uit den cello-
zak onder hem, hij lag klemmend
vast, schoor geknepen in de plots in
gezakte bulting van z'n ruggevracht.
Om hem liep 'n opstootje samen; ze
moesten 'm overeind helpen, brachten
'm bibberend op z'n stramme beenen,
den cello als 'n dood. vormeloos ding
op z'n TU"\ naar een apotheek.
Maar toen ze hem daar een glas
water hadden laten drinken en het
pak van z'n rug hadden gegespt,
werd hij al gauw weer wat beter.
Hij zag een agent bij rich staan, d'ie
hem z'n naam vroeg en daarachter
den apotheker en z'n bediende, met
stiekeme lachgezichten... boven de
rulthorren de loerende menschenge-
zlchten, stijf-gedrukt tegen het glas
En Ineens was hij weer bij, schoot 'm
de schrik weer door z'n lijf om den
col, om 't gekraak, dat hij gehoord
Ja... cobs,... 'n echte Ja... ce... ce...
cobs!...!
S.mpel bleef het bestelle'rtje erbij
slaan; goeiig dacht hij: „Da bedaart
wel. as meheer maar ziet dat 't enkel
de kast is...
Maar eindelijk was de zak los, me
neer trok den cel cr uit, zag de ver-
woestng, de ruïne, de nog gapende
klem, waar bet bestellertje in ge
drukt had gezeten... Hij begon ineens
zoo te bibberen, dat ze dachten dat
hij een beroerte kreeg: hij werd vuur
rood en teen wit, z'n lippen gingen
op en neer, maar er kwam geen ge
luid.
En z'n oogen staarden al maar,
wild, wijd-open, naar de Vreemde
houtsplfntering, die hij in z'n hand
hield.
Het werd angstig, de meid en hij
keken elkaar aan: O, O, wat moste ze
doen? Ze moste 'm bedare, dalik bleef
ie d'r in...
En liet bestellertje, ineens moedig
vooru.t, zei sussend, met z'n grove,
schorre stem:
Toe, meheer... hé, meheer, be-
daa'r nou... toe, kijk nou eera 's... de
snare ben allemaal nog heel...
(L W.)
BIJ DE JAPANSCHE OP
THEE-VISITE.
Het thee-uurtje, dat bij ons losjes
hcenvlïedt en een tüd is van ontspan
ning. is de gewichtige namiddag
bezigheid der Japansche, die een lan
gen leert'>d doormaken moet, eer zo
naar behooren als gastvrouw kan op
treden. In het land. waar de echtge
noot zijn levensgezellinne teeder be
titelt met namen als O Hanna San
(juffrouw Bloem), O. Jacki San fjuf-
frouw Sneeuw), O. Kilioe San (juf
frouw Chrysanthemum), O. Notja San
(juffrouw Speelgoed), lijkt het leven,
vooral der hoogere standen, een ge
durig spelen. Toch heeft de Japansche
jenge dame heel wat te loeren, om van
een goede opvoeding te mogen spre
ken.
Zoo is het houden van thee-visite
een ware kunst. Als de Japansche
gastvrouw thee zet. wil de étiquette,
dat ze, om deze plechtige daad te ver
richten, ongeveer tachtig nauwkeurig
voorgeschreven en verschillende be
wegingen uitvoeu'd door middel van
vreemdsoortig ge'.Qrmde potjes en in
strumenten. Dit .Dgewikkeld gema
noeuvreer "aat ver jRzeld van een con
versatie, waarvoor (tan groote ontwik
keling gevorderd wordt. Als eerste on
derwerp zijn er de kopjes, die meest j
erfstukken zijn en ln haar soort kunst
voorwerpen. Om deze met kennis van
zaken le kunnen bespreken, moeten
do dames fijne kensters zijn der ver
schillende porseleinfabrikaten en op
de hoogte der geschiedenis van de
Japansche en Chineesche ceramiek
een kennis, waarin een Japansche
van goeden huize dan ook les zou
kunuen geven aan Europeesche kunst-
handelaren met gevestigde reputatie.
Stof voor het onderhouden der con
versatie leveren verder de weinige,
maar kostbare vazen, met bloemen en
takken, die bijna de eenige versiering
uitmaken der zeer schraal gemeubi
leerde vertrekken. De beleefdheid vor
dert, dat de gaste haar bewondering
uitspreekt over den bloemontooL Nu
volgt een ©raatje over het samenvoe
gen en binden der verschillende bloe
men, een kunst, waarvoor we nog
altijd bij de Japanners in de leer mo
gen. De verschillend© scholen en stij
len van het bloemenarrangement
worden besproken.
Daar dez© kunst eeuwenoud is en
de Japanneezen ze steeds tot hooger
volmaaktheid gebracht hebben, moet
de gastvrouw al zeer veel schoonheids-
Bevoel bezitten, wil ze met haar bloe-
ménarrangemeni echt® bewondering
oogsten bii haar gasten.
Ee» derde punt van onderhoud
doorgaans de schilderkunst. Behalve
de bloemen vazen zien we een kakemo
no in het vertrek. Deze lange oprol
bare streep papier of stof zegt ons
Europeanen niet veel. aan de Japan
ners des te meer. Wij ontdekken er
slechts eenige vreemdsoortige teeke-
ningen op. soms maar wat letters
voor den Japannees kan dit schijn
baar slordig neergeworpen tee kon- of
schrijfwerk een kunstwerk zijn. Deze
fantastische krabbels zijn incest het
resultaat eener lange studie, ze zijn
gemaakt door een meestor, die er zijn,
vaak hoogverhevengedachten in uit
drukt. De beschaafde Japansche
behoort dan ook in het gesprek
blijk te geven, dat ze do fijnheden en
schoonheden van den kakemono snapt
en weet op prijs te stellen.
Men ziet. dat het snoepige Japan
sche vrouwtje met haar kinderlijke
manieren, naïeve vraagoogon en knus
gedoe haar hoofdje met heel wat ken
nis heeft vol te proppen, eer ze als
salondnme haar thee-uurtje bonden
mag. Het woord salondnme past haar
eigenlijk niet, meer geëigend voor
liaan- is de titel van huisvrouw want
een huisvrouw moet ze zijn tot in de
toppen harer vingers, wil ze de liefde
van haar man. de achting iiarer ken
nissen bezitten.
De man is in Japan de kostwinner,
de vrouw daarentegen moet al het mo
gelijk© doen om haar echtgenoot het
leven zoo aangenaam mogelijk te ma
ken. De man, die zijn vrouw niet
goed behandelt, de plichten tegenover
zijn gezin verwaarloost, wordt aan
de olgemeene verachting prijsgege
ven de vrouw, die niet goed voor
haar man zorgt, eveneens.
DE GROOTSTE LOCOMOTIEF DER
WERELD.
De grootste locomotief der wereld
is met het geweldige gewicht van
280 tonnen thans in Topeka klaa'r
gemaakt. De machine is bestemd om
goederenwagens van over de 2000
ton over een zeer bergachtig gedeelte
van Arizona te brengen, waar groote
en lang© stijgingen en scherpe boch
ten voo'rkome'n. Daar er op de lijn
nauwelijks water té krijgen is, moest
ook de tendér buitengewoon groote
afmetingera hebben.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
'Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meijer, Kruisstraat
34. Telephoon 1543.
Probleem No. 277
van JOH. H. BLOM,
Wit
47
4b
ÖU
Zwart schijven op: 5, 6, 11, 13, 15,29, 45, en dam op 35.
Wit schijven op: 20, 25, 26, 28, 30, 32, 38, 39, 43, 4-1, 47 en 49.
Probleem Na 278
van L WEISS.
Zwart
Zwart schijven op: 1, 6, 7, 9, 11, 13,14, 15, 19, 36 eh dam op 25.
Wit schijven op: 17, 21, 22, 23, 24, 25, 28, 30, 37, 39, 41, 42, 48 en 50.
Oplossingen van beide problemen
worden gaarne ingewacht aan bo
vengenoemd adres, uiterlijk Dinsdag
8 Augustus a.s.
Oplossing van probleem No. 273,
van den auteur: Wit 24-19, 29:20,
34-29, 33-29, 25-20, 35-30, 40:7, 36-31,
41:51
Oplossing van probleem Nó. 274,
van den auteu'r: Wit 29-24, 17-12,
38-32, 44.21
2e Oplossing: Wit 21-16, 29-23, 33-35,
38-32, 17-15, 15:21
Beide problemen zijn goed opgelost
door de heeren: R. Bouw, P. Bcnit,
Joh. H. Blom, B. A. Koper, J. Lyckla-
ma, P. Moilema, W. J. A. Matla, P.
Ottolini, C. Serodini.
Nogmaals moeten wij beleefd ver-
zoekeu de oplossingen van proble
men in verschillende rubrieken voor
komende, niet op één velletje papier
te schrijven, doch voor iedere ru
briek een afzonderlijk stukje papier
te gebruiken.
BLADPROBLEEM
toegezonden onder het motto:
„Mijn eersteling".
4b 47 4b 49 60
Zwart schijven op: 4, 5, 8, 9, 15, 16,18 en 26.
Wit schijven op: 19, 25, 28, 31, 36,39, 48 en 4a
De oplossing geven wij in de vol
gende rubriek.
D® Haarlemsche Damclub houdt
hare bijeenkomsten lederen Maandag
avond van 8 tot 12 uu"r in het ge
bouw, ..De Nijverheid". Jansstraat
S5, alhier.
Liefhebbers van het damspel zijn
daar steeds welkom. Zij die lid wen-
schen te worden van de Haarlemsche
Damclub kunnen zich daartoe aan
melden hij het bestuur.