BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD 29e Jaargang, ZATERDAG fl AUUUBTUB 1911 No. 3626 DE ZATERDAGAVOND HAARLEMS OAOM AD KOST ,N HAARLEM'S DAQBLAO ZIJN fliO PER 8 BAANDEN ADMINISTRATE GROOTE HOUTSTRAAT 5^. ADVERTENT1ËN DOELTREFFEND. OF 10 CENT PER WEEK. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. 0,06 ANN<J^EN OPGEMERKT. Het Rijke Natuurleven DE WEG DER RUWBLADIGEN. Do binnenweg naar Zandvoort» to beginnen bij Elswoud, schijnt het troetelkind der Bloemendalers te rijn. De laatste jaren is hij dan ook zoo verbeterd, dat het vroegere zandpad in een vlakke baan is herschapen, gezocht door voetga'ngers, bemind doo'r wielrijders en wat hot mooiste is, aan beide zijden versierd roet de mooiste lileu'rigste duinplanten. Het begin is al met het, biologische wonder, de aristoloohiia diiclvt lavas sen. De veel bezongen duinen achter Meerenbórg ware'n tot nu toe in onze naaste omgeving de eenige Vindplaat sen van die fraai gele bloemen, die zoo aardig bij het matgroene der dichtgenerfdo bladeren afsteken. Verderop mocht men ze dan al ee'ns aantreffen, dicht bij waren ze niet in zoo groote hoeveelheid te vinden. De Ar.stolochia heeft nu haar lange witte wortelstokken ook vastgezet in het zand naast den genoemden weg. Steeds boort en graaft zij verder en waar eertijds dor bestoven duingras stond, tiert nu onze bolwortel. Uit een Vroeger artikel herinnert ge u die vernuftig samengestelde bloe men 'nog wel, die als even zooveel in- aectenvallen de omgeving voor het kleine gedierte onveilig maken. De geur van den honing en de kleur der bloemen lokt hen aah en drijft hen naar het donkere bestui- vingskelde'rtje onder in de bloem, om ze daar in hun angst en radeloosheid voor vruchtvornnng te laten zorgen. Maar dit is slechts het begin. Verderop staan misschien minder interessante, maar zeker even mooi gevormde planten. Deze zonnige wegkanten zijn uitne mend geschikt voor planten, welke bij bestraling door de middagzon wei nig vocht verliezen. Harige bladeren houden warmte en vocht tegen e'n zoo verwondert het ons niet, dat de familie der ruwbla- digen hier zoo rijk is vertegenwoor digd. Daar staat het slangonkruid met zijn mooie blauwe bloemen. Op een afstand is het een prachtige plant, waa'rd om in hot mooiste bouquet te prijken, maar dichter bij schrikt ge wel een weinig terug. Ieder blad, ja zelfs de gcheele sten gel is dicht bezet met stijve stekel haren. die u in het plukken bemoei lijken. Zoo'n haar is een instrumentje op gebouwd tot bescherming van het blad zelf en daarom is het stevig ge construeerd. Het bevat zooveel kiezel, dat het als eeu klein naaldje kan boren in de huid van den aanvaller en zoo vor men de haartjes samen een soort k.ezelpantser, waarmee geeii dumko- nijntje spot en waarmee wij bij het plukken wel rekening dienen ie hou den. De bloemen van het slaugenkruid lokken al weer door hun kleur de insecten aan en nu is het merkwaar- d.g, dat de jonge bloenipjes roodach tig, de oudere hemelsblauw zijn ge tint. Dit kleurverschil valt nog meer op, doordat de plant nog al ver naar boven schiet en dat het doel treffend is bewijzen ons de vele hom mels en bijen, die hier hun zoeten voorraad komen opdoen. Naast de blauwe omhoogstrevendo duinslangetjes zien wij lrier overal de Akkcrkromlials, Om deze plant te loeren kennen behoeft ge geen flora op te slaan. Daar staat een mooie plant. De har:ge bladeren vertellen ons al, dat het een zusjo is van het soo- even genoemde slaugenkruid, maar deze is meer cosinopoiitisch aange legd. Vinden wc de eerste bijna uitslui tend op hooggelegen droge gTonden, zooals de duinen en de boscliachtige heikanten onzer oostelijke provincies de akkerkromhals wil overal nog al gemakkelijk groeien. Treil eens even zoo'n klein Wauw bloempje uit het kelkje. Bladeren, kelk en stengel alles steekt en dreigt met de kiezelhaartjes. Alleen de bloem is daarvan bevrijd en waar dc harige prikkeldingen ofstooten, lok ken de blauwe oogjes juist aan. Zij zouden zoo met de eer gaan strijken maar wij weten al, dat al dat gopnk cn gesteek ten hunne'n behoe ve geschiedt. Het zijn de blauwe edelsteentjes, die door duizenden 6peren worden be schermd. Slechts om hen te laten bloeien en groeien houdt de plant 't loopend en kruipend gedierte op een afstand. Alleen het gevleugelde volkje is veilig en wordt bovendien nog op zoete lekkernij onthaald. Toein ge bet bloempje uit het kelkje naamt, Viel het u zeker op, dat het bloeinbuisje zoo eigenaardig is ge knikt. Dit is zoo gebogen, dat de meeldra den niet op dezelfde hoogte staan, wat ook al weer nuttig is voor liet beetuivingswerk. De 'ingang van d'it buisje is ook dicht met haartjes bezet, maa'r deze zijn zacht en zijdeachtig. Het zij'n kleine pluimpjes, die hel bloemkeldertje voor regen en dauw beschutten en hoewel zij dus ook al een beschermende taak hebben, ve'r- toonen zij toch geen disteiiuituur. Lichtblauw zijn de bloemen van akkerkromhals, prachtig paars zij'n deze bij het derde zusje, dat ook langs dezen weg haar mooie kleedje laat bewonderen. De weinig poëtische naam ossetong, mag u niet afschrikken. De plant verdient een beteren, maar de echte bloemenvriend let niet op die kleinigheden. De verdedigingsmiddelen zijn ntj deze plant al in de eerste levensda gen aanwezig. De breede zaadlobben, die eerst de functie van liet blad op zich nemen, zijn reeds dicht met speorpuntjes be zet. Van dit eerste stadium oftot aan het eind van den bloeitijd is zoo de osse- tong de schrik der hongerige duin- konijntjes en der alles vernielende slakken familie. Ons echter boeit ze door liaar diep paarse kraaloogjes, die met liet don kerblauw van het slangenkruid en het lichte van den akkerkroinhals een s eraad zijn voor den mooleh duin weg. H. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen Een ouderwetsche zomer. De lichte Toiletjes. De luxe-mode op Scheveningen. Het is inderdaad een ouderwctscho zomer, dien we dit jaar beleven; en we zijn deze buitengewone vva'rmte zoo vve.n.g gewoon, dat onze toiletten ei' slecht mede in overeenstemming zijn. Ik spreek hier niet van de gar derobe der jonge meisjes en vrouwen, want gewoonlijk zijn <L.e wel in het bezut van tailleurs van temiis-flanel of een geborduurd batisten toiletje,! doch meer van de vrouw op rijperen leeitijd, die mei het oog op liaur fi guur ongaarne zonder mantel uitgaat en die voor het dragen van witte! waschj aponnen te veel goeden smaak bez.t. Wel is waar heeft zij een 6erge tail leur, die met verschillende wasch- blouses gedragen wordt, doch dit al les is weinig geschikt voor deze war me dagen en leent zich vooral met voor 're.zen. Het. allereenvoudigste, meestpractische is voor haar een tailleur-costuum van lustre of alpac- ca. Dit weefsel is glad Cn glinsterend, zoodat het geen stof of vuol aanneemt en daarbij buitengewoon licht en po reus. De tegenwoordige mode brengt in dit weefsel de meest varieerende patronen en kleuTe'n. Vóó'r mij ligt op het oogenblik ean collectie stalen, waarvan mij als zeer goed geslaagd voorkomen Zwart met een fijn wiit streepje; de afstanden tusschen de streepjes is niet grooter dan 1 c.M. Verder een mar.ne blauw fond met genuanceerd groen en zvva'rt sti'eepje in vaal-'rood koizerblauw en een weinig zwart; ef fen marine, effen grijs met witte of zwarte streepjes. Een eenvoudig man- tel-costuum van deze stof kost hoog stens vijf en twintig gulden. Men kan don het manteltje met serge (half zijde) voeren. Een kanten matrozen kraag is voor deze manteltjes een aardige ga'rneering. De 'rok, dio nauw en glad moet zijn, diene men een weinig op te knippen, daar ceintu- res dan vermeden kunnen worden, omdat de gespen der ceintures raeni- gen rok bederven. Hierbij een kan ten of batisten blouse en men Is ge reed voor de reis of voor morgenwan delingen; zelfs bij de hoogste tempe ratuur. Voor blouses is de kimono-snit nog altijd het aangewezen model. Van Engelsch borduursel staan deze blou ses allerliefst en ze zijn bijzonder cauw gemaakt; met ee'n goed pa troon kan elke vrouw zich zelf zoo'n blouse vervaardigen. Het Engelsch borduursel vraagt geen garneermg; in het uiterste geval kan men de-n halCrand en de mouwen met een kanten of geborduurd batis ten entre-deux afwerken en dat zelfde entre-deux over de* mouwen laten loopen, doch noodzakelijk is dat laat ste niet. Zwarte voilages worden nog zeer ve.el toegepast; trouwens de göheele mode is op voilages gebasee'rd. Voor al bij de meest gekleeds toiletten is dat duidelijk merkbaar, daar men zich bijna geen toilet denken knit, dat niet uit tweeërlei weefsels is sa mengesteld. Men ziet effen zijde, satijn of liber- ty-slof als onderjapon met overklee- den van mousseline, marquisette tule of gaas. De dunne overkleeden wor den meestal afgewerkt met breed zij den galon, kralen borduursel of lan ge koord of bandfranjes. De tailles worden veelal met kantgaroee'ringen afgemaakt. Zeer nieuw is de fichu Marie Antoinette, d.e met lange ein den op de achterbaan van den rok vallen. Enkele-voorname mode-huizen te Parijs hebben in de laatste helft van dit seizoen wederom lange tailles ge lanceerd, waardoor ceintures ontston den met lange, afhangende einden, die aan sommige al te eenvoudige modellen een eigenaardige charme verleenden. Buitengewoon is dit jaar de luxe in avondmantels, als men ten minste die doorzichtige weefsels waarvan ze vervaardigd zijn, den naam van man tel wil toekenlten. Ik bedoel die sprookjesachtige omhangen van gaas en étamine, die de vaak kostbare gala-toiletten oversluieren. Een avond in de Kor-zaal te Schevenin gen is wel het meest geschikt voor toilet-studies cn voor haa'r, die gaaV- no de mondaine beweging gade slaan; want al hoewel onze mode-berichtge vers en toonaangevende vakbladen ons nauwkeurig op de hoogt» honden van hetgeen Parijs brengt, is het toch merkwaardig om al die voortbrengse len van kunst en smaak eens door waarlijk élégante vrouwen te zien dragen, want wat de modeplaten aantoonen moet dikwijls zee'r gewij zigd worden naar het f.guur der draagster, om het ontwerp volkomen tot zijn recht te brengen. MARIE VAN AMSTEL. Hubert Pfeiffert. (Uit het militaire leven). Ja, Doniieïweuer, luitenant, ik zeg u, die kerel, die Pfeiffert, moot en zal schieten ieerenlOnvoorwaarde- lijkl De vent marcheert prachtig, exerceert met het geweer, dat je zoudt denken, dat hij het kolf stukslaat en turnt als een slingeraap en nu komt u mij vertellen, dat hij m. zwijm valt als het schot afgaat? Ach, kom, hoe; hij schieten leert is mij onverschillig, maar... leeren zal hij het! Verstaat u mij... Jawel, kapitein, maar... Geen ma'ren als het u blieft, zie maar dat ge het gedaan krijgt. Mor gen luitenant! Dit gesprek werd gevoerd tusschen dCn kapitein en don luitenant der oompgnie ove'r een recruut, die mot bewonderenswaardige vlugheid het exerceexen bad geleerd, doch een bo vennatuurlijke vrees had voor een .ge weer en patronen. Met trots blikte zijn sectie-comm. op hem, Hubert Pfeiffert, en stelde hom aan de andere recruten voor ais een magazijn van militaire deugden, maar o wee, toen Hubertje voor 't eerst moest schieten. De vlugge, vroo- lijke Pfeiffert stond op de baan met een gelaat, dat door angst vertrok ken en bleek als een doek was. Do eerste schietoefeningen bestaan ge woonlijk in bet vuren mot losse pa tronen om, zooals 't reglement luudt, „den recruut met den knal gemeen zaam te maken." Toen nu de beurt aan Pfeiffert wus gokomen, trad hij met knikkende knieën voor de schijf Bevende laadde hij zijn geweer en met de doodskleur op de kaken legde hij aan; de tromp van bet geweer maakte daarbij vol gens den pelleton-commandant dezelf de beweging als de staart van ee'n kater. Bij bet afgaan van hot schot zeeg Pfeiffert naar rechts nede'r „als een padde", terwijl zijn geweer links van hem lag. Dit was nu reeds bij alle schietoefeningen voorgekomen, zoodat de arme luitenant er aan be gon te wanhopen, een bruikbaar sol daat van hem te maken. Wie onze Pfeiffert bij het exerceeren had ge zien of bij "het turnen, waar hij de halsbrekendsle toeren met onbegrij pelijke juistheid uitvoerde, zoodat men va'n angst den adem inhield, zou het niet geloofd hebben, dat hij de zelfde soldaat was, die zich bij het schieten zoo laf aanstelde. Ook bij het zwemmen was het niet veel beier dan met het schieten; bij den aanblik der kalme bassins in de zwemschool, betrok plotseling Pfetffert's lachend gelaat en zïj'ne oogen staarden ang stig naar den zwemmeester, die hem op onbeschrijfelijk liefderijken toon uitnoodigde tot het nemen van 'n bad. Als hij dan eindelijk na alle ver- geefsche toesp'raak van dezen, aa'n den haak werd geslagen en in het, water geworpen, dan spartelde hij zoo wanhopig aan het lijntje, dan schreeuwde en bad hij zoo hartver scheurend, dat men hem, na ee'n':ge vergeefsche onderdompelingen, weer op het droge haalde. Zoo stonden de zaken tijdens het vermelde gesprek tusschen kapitein K. en den dikken luitena'nt M. Dientengevolge beproef de de luitenant nogmaals alles, wat zij'n veeljarige ondervind ng Item had geleerd op het gebied van het over winnen van schiet- en zwemvrees, doch het bleef zonder de gewenschte resultaten. Acht dagen later. Kapitein, ik heb mij met Pfeiffert de grootste moe, te getroost, maar de kérel kan niet schieten zonder te vallen. De aderen op bet voorhoofd van den k.i.p.tein zwollen bedenkelijk. De duivel hale den kerel centi me teTsgewijze, als hij hoor eens, luitenant, ik zeg je, de vent leert liet, hij moet en zal het leeren, verstaat ge? En anders zal ik hem aan liet verstand brengen, ik zelf, zijn eigen kapiteinl Waanneer en op welke baan wordt er weer geschoten?" Morgenochtend, baan zes, acht uu'r het eerste schot, kapitein. Dank u, adieu! Daarna ging de overigens goedhar tige compagnies-commandant lieen en de luitenant liet Pfeiffert op het bureau roepen. Luister ee'ns, Pfeiffert, de hoofd pijn, die je mij bezorgd hebt, is meer waard, dan honderd zulke ezels als jij bent. Morgen vroeg komt de kapitein zelf naar de schietbaan om je schie ten te leeren. Man, kmd. kerel, houd je goed en schiet voor mijn part zoo'n gat hierbij een handbeweging in de lucht, houd je zinnen bij elkander, dat je niet neervalt als eene jongejuf frouw op het zien van een rat! Be grepen? Jawel, luitenant, antwoordde Pfeiffert in de onberispelijkste mili taire houding, maakte daarna prach tig „rechtsomkeert" en g;ng naar de compagnie om zich voor den volgen den dag behoorlijk voor te bereiden. Toen den volgenden morgen de af- deeli'ng, waartoe Pfeiffert behoorde, op de baan kwam, liep de kapito.n daar reeds sedert geruimen tijd met groote schreden op en neer, en peins de, volgens welke nieuwe methode hij pfeiffert zou leeren schieten. Hml, mompelde hij, misscliien is hij door het schelden en razen der on derofficieren zóó ban ggeworden, dat hij zijne kalmte verloren heeft, en kalmte is de eerste plicht ven den sol daat, ja zoo zal het wel zijn, nu, we. zullen eens zien, of het mij niet ge lukken wil. Nadat alles voor het schieten en het aanwijzen der punten in gereedheid was gebracht, trad Pfeiffert op commando van den ka pitein het eerst voor de schijf. Ja, kihd, begon de kapitein, kmd waarom zie je er zoo bleek uit? Hemel jo behoeft toch geen mensch te vermoorden, nietwaar? Kijk eens hier, en hij klopte den recruut ver trouwelijk op den schouder, er ge beurt niets, de kogel gaat er van vo ren uit en bovendien sta ik, jo eigen kapitein, naast je, dus er kan Je vol strekt niets overkomen Doe mij nu eens het genoegen en sta zoo n.et te beven; geeft mij nu als liet u blieft uw geweer eens en geef u mij dan een patroon zoo z.et u, nu doet u juisi zooals ik, open den grendel, heel kalm, nu de pa troon in de kamér, heel rustig niet waar?... zoo nu den grendel sluiten zoo ziet u wel, nu is het geladen niet waar? Pfeiffert knikte bij iedere vraag met liet jaminerlijkste gezicht van de we'rold e'n nu neemt u het geweer in den aanslag, daar, zoo nu legt u rustig aan Pfeiffertje, rustig, rust.g, zoo, nu gemikt, langzaam doordruk ken, heel kalm, maar niet zoo met je geweer staan te hengelen, wees toch bedaard en... pang! daar knalde 't, schot daar lag Pfeiffet rechts met alle vier in de lucht en met wijd open gesperde glazige oogen. Eerst stond de kapitein een oogenblik als ver steend te kijken naar den op den grond liggenden soldaat, daarna ech ter barstte de bom los. Honde'rd duizend mlillioen kle wangs! daar heb Lk nu met dien na ren vent zoo vriendelijk gesproken ais met.'een meisje, heb mij bijna schor gepraat voor dien be... dien nkeligen doodskop en.nu... ha, wacht maa'r kereltje, ik zal je die streken wel afleeren! Ingerukt, leelijk onge luk, marsch! uit mijn oogen. Des namiddags van denzelfden dag ontmoette de kapitein den luitenant op de binnenplaats der kazerne. Neen, luitenant, met dien vent is, geloof ik, geen eer te behalen in het schieten, ik heb mei dien kerel, d.en Pfeiffert, gesproken als met een ine.sje, maar ik heb geen hoop meer, dat wij hem schieten zullen loeien. Kapitein, daar geloof ik sinds lang niet meer aan en zijn angst, voor het water is bijna nog erger. Halt, M... daar heb ik een prach tig idee, misschien kunnen wij hem langs homoeopafcischen weg genezen! Begrijp je, dooi- den eenen angst den andereu genezen. Hé, wat? Jawel, kapitein, haastte zich de luitenant te zeggen, hoewel hij in de verste verte niet begreep, wat zijn ohef bedoelde. Morgenochtend om negen uur staat Pfe.ffert in schieitenue aange treden met een pakje losse patronen bij z ch, vóór de zweminrichting. Gij en een ónderofficier met vier man en een kleine schijf zijn daar eveneens present, dan zullen wij eens kijken, hé? Zeer goed, kapitein, knikte de dikke luitenant M. met eeta veel bet eo kenend glimlachje. Nadat kapitein K. zich had verwij derd. bleef M. mog een poosje staan nadenken wat zijn kapitein wel be doeld mocht hebben met zijne homoc- opatische kuur. Daar hij echter geen Lefhebber va'n mijmeren was, ging hij onder het ni'ompclen van: „We zuilen maa'r afwachten, naai- het bu reau der compagnie. Op den vaslge- steklen tijd versclienen des anderen morgens de gecommandeerde perso nen Ln dc zweminrichting en eenige minuten later ook de kapitein. Zoo, oude vriend... wendde hij z ch tot Pfeiffert, nu zullen wij het eens op eene harde manier probee- ren, als het langs den zachtmoedigen weg met gaan wil. Van het water ben je ook geen vriend, hè? Neen, kapitein, klonk het sidde rend en nauwelijks hoorbaar tus schen de lippen van Pfeiffert Jelui vier, zeide kapitein K. tot de aanwezige jagers, zet die schijf eens op aan den wal 'recht tegenover do springplank, zoo, meer naar 'rechts halt, zoo, goed, nu op zij, jelui. En nu Pfeiffertje. kom nu eens hier. ging hij voort, terwijl hij zich begaf naar de ver over bet, water uitstekende springplank, en ga eens zoover op de plank staah als ge kunt, verdc'r, nog verder! B1...1 tot aan den rand, marsch! Zoo, maak nu eens rechts omkeert, Ziezoo, kereltje, nu zullen we eens een los patroontje of wat naar de schijf schieten, hé? Als je nu weer na het schot valt, oude jongen, dan „bimlibams"' jc in het water, en ik laat je niet gaan, zonder dat je ge schoten hebt. Bij deze woorden ging dc kapitein een weinig op zij en keek den luite nant triomfantelijk aan. Deze had uit de voorafgaande manoeuvres reeds begrepen, wat de kapitein met zijne „homoeopatische kuur" had be doeld. Een homoeopatische kuur is dus met andere woorden „ecu water kuur' dacht hij. Het schouwspel, dat de arme Pfeiffert, in zijn tegenwoor dige poeitie aanbood, met den rug naar bet diepe waterbassin aan do uiterste 'rand der springplank staan de en met de oogen strak gevestigd op do aan den wal staande schijf, dit beeld van angst, lafheid, jammer en ellende, geef ik den lezer gaarne ter verdere voltooiing. Ach lieve, beste kapiteih, laat mij er toch af! smeekte hij wel tien maal met tranen in de oogen. Maar steeds kreeg hij hetzelfde antwoord: Je komt er niet af voordat je ge schoten hebt. Eindelijk ging de ka pitein vlak vóór Pfeiffert staan en bulderde: Ik gelast het dat je dadelijk schiet begrepen! Langzaam, bevend sidderend steu nend en zuchtend legde Pfeiffert aan, terwijl de kapitein op zijn vorige standplaats, hem met belangstelling gadesloegee'n knal... een plons.;.... en het geweer was rechts. Pfeiffert links in het water verdwenen, Drommels! 'riep de kapitein, ver- bleekende, want zulk een uitslag had hij van zijn proefneming niet ver wacht; daa'rna hoorde men weer een plomp. want onze dikke luite nant was, ïirtdat hij met óngewo'no snelheid zijn sabel én attilla had neergeworpen. Pfeiffert nagespron gen, had liern gélukkig gegrepen e'n met zeer veel moeite gelukte het bom den blijkbaar levenlooze onder het bereik van ee npaar stevige grena diers te brengen, die hem op den 'wal neerlegden. Totaal onbruikbaar, geheel on mogelijk, bromde de kapitein, daarna knielde hij neer en begon met de toepassing van kunstmatige ademha ling, terwijl de anderen hem daarbij behulpzaam waren. Duivels de kerel zal toch niet verdronken zijn, mompelde de kapi tein, toen Pfeiffert na tien minuten nog steeds geen teéken van leven gaf, dat zou een mooie geschiedenis wor den. En in zijn verbeelding zag hij zijn naam reeds i'n alle couranten onder het opschrift: „Soldatenmisliau deling, hij, d;e toch voor zijne ke rels zoo goed wasl Vreeselijk als hem zoo iets over kwam Eindelijk, eindelijk, na twin tig minuten, begon Pfeiffert zich te bewegen, daarna sloeg hij de oogen op en keek verwonderd om zich heon, terwijl hij zich langzaam op richtte, ondersteund doo'r zijne mak kers. Nadat voor beide zwemmers droge kleeren waren gekomen, ging de kapitein naar zijne woning. Vijl weken daarna was de jagor Hubert Pfeiffert als ongeschikt voor d6D dienst te velde naar huis gezonden, Ee'nige jaren later maakte de kapi tein een zomerreisje. Aan een klein station kreeg hij een klein manke ment aan zijn fiets. I-Iij trad derhal ve de naastbïjgelegeh boerenwoning binnen en verzocht den boer, een vroolijken snaak, een oogenblik in zijn woning te mogen uitrusten om op zijn gemak zijn rijwiel te kunnen herstellen. Zoo onder het gesprek kwam er een stevige jongen binnen niet een jachtgeweer onder den arm en een zak, waaruit hij onverschillig een ge hazen e'n fazanten op den grond smeet. De kapitein zag den jon. gen aan en lierkende onmiddellijk in hem Hubert Pfeiffert. Zoo, zoo, zeide de xap-tem, heb je nu toch schieten geleerd en boe? Papa Pfe.ffêrt antwoordde voor zijn zoon, die bijna dubbel sloeg van het lachen en zeide: Van zijn veertiende jaar af was hij dc grootste strooper uit den om* trekl De kapitein maakte dat hij weg kwam. Prov. Gron. Ct.) De Afvalligen. Dóór GRAY DE TóRAMOND. De beide soldaten hielden halt... De plaats waar ze zich nederl.eten, beheerseht© Sibi-bel-Abbès, welks breede, regelmatige wegen zich als witte linten tusschen mimosa's en eu calyptus door slingerden. Sturm en Reuter waren uit Luxem burg gevlucht. Dringende redenen hadden hen genoodzaakt zich een an der vaderland te zoeken. Nadat 2e hun geluk in Frankrijk beproefd had- dón, waren ze in het vreemdelingen legioen terecht gekomen. Welnu, kameraad, heb je een be sluit genomen? Zullen we vluchten? Wij zullen het noodlot raadple gen. Hier is eeu geldstuk, valt het op kruis, dan gaan we naar de kazerne terug, valt het op munt, dan wonko ons de vrijheid... en wij gaan over do grenzen vau Marokko. Aangenomen, zei Reuter. Hot geldstuk viel op den grond, 't Was munt! Twee dagen later bereik ten de deserteurs Oedja; zo bevonden zich dus op Marokkaanschen bodem. De marsch was moeilijk geweest. Beiden hadden van hun uniform nog slechts de broek en de breede, bluuwo sjerp der Afrikaanschc troepen. Hu* voeten bloedden op de van boombast

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 13