ft 46 ft gevlochten sahdalen en hun gezichten waren blauw van den kouden wind, d.e evenzoo brandde als de boete zo merzon. Wapenen hadden ze n:et Ze droegen slechts een stok in de hand, dien z© zich onderweg gesneden hadden. Maar met schitterende oogern en op geheven hoofd drongen ze het nog niet bo'.tendö gebied binnen, waarvan zo zich wonderbaarlijke avontureta beloofden. Het leven zong een voor jaarslied in hun binnenste. Hun een voudig© zielen doken onder in het ge heimzinnige en nieuwe, dat zich aan hun blikken vertoonde, en sidderden tegelijk van vrees voor het eene of andere dreigende gevaar, welks groot te en gestalte hun onbekend was... Reuter had zijn laatste dadel opge geten; hij keek naar de met sneeuw bedekte bergen, wees met de hand naar de hinderpalen, welke uit den weg geruimd moesten worden en vroeg eindelijk: Is het nog altijd munt? Ja, altijd. En de marsch werd weer voortgezet. ïussclien struiken en boom en van allerlei soort moesten ze zich een weg bunen. De doornen van de gummi- boom scheurden hun het vieesoh open, en de wind, die door de gewel dige kruinen der ceders ruischte, schreeuwde hun bedreigingen toe... Moede en uitgeput hurkten ze ne der... Ze konden niet verder meer... Bij het krieken van den morgen werden ze door een bende omringd... Aan een boom gebonden, verwacht ten ze den dood. Men wilde hen 5too rn gen, toen de Kaid, die zich het los geld niet wilde laten ontgaan, hen tot x.ch riep. Ik sta voor uw leven in, als ge Q tot den islam bekeert Reuter antwoordde met vaste stem: W ij hebben het land van den mach tigen vorst van Maghreb alleen betre den om ons in Fez bij den godsdienst van Sidna-Aica aan te sluiten. Al lah is groot en Mohammed zijn pro feet Allah Ackbar. Allah Ackbarl Aan een met zooveel overtuiging u.tgesproken bekeering viel niet te twijfelen. Een wit gewaad werd hun over hun kleeren getrokken en eenige da gen later trokken de afvalligen, door een schaar mannen vergezeld, Dar- el-Maghsen binnen. Reuter had het fabriceeren van wapenen geleerd en was een uitste kend schutter, Sturm was goudwer ker van zijn ambacht. Alle twee trok ken weldra de opmerkzaamheid mn den sultan, die hen in zijn gevolg op nam en met zooveel gunstbewijzen overlaadde, dat kaid Abidin, een af gunstig, fanatiek Muzelman, dooi jaloerschheid verteerd werd. Reuter, die nu Iliman heette, en Sturm, die Moklar genoemd werd, volgden de schaar van geloovigen met de kalmte en waardigheid der khahfen. Met een kostbaar met goud draad bestikt gewaad, versohenen ze op de publieke pleineh en op de hoe ken der straten. Dat zijn afvalligen, zeiden de slaven. Toen Reuter op zekeren dag den 'raad der Djèmara verliet, hoorde hij zich toeroepen: Je broer is dood. Ga tot hem en toon den schuldige, dat jouw hand even machtig is als die van Mozes. Sturm was door Abidin vergiftigd. Zijn lijk lag op een hoop vuil en ver dween bijna onder de massa glinste rende veelkleurige vliegen. Tevergeefs zocht Reuter zich een weg naar het lichaam van zijn mak ker te banen. De in lompen gehulde, fanatieke menigte schreeuwde dreigend: Voor de honden met hem! Voor de honden met hein! Langzaam bukte Reuter zich, tast te in een mand met granaatappels, wierp ze in de hoogte en ving ze na elkander op. als een handig jongleur. De eerste rij Berbers werd kalm, verbaasd als ze was over zooveel han- dighe:d, doch het was slechts voor een oogenblik. Weldra weer klonk van' alle kanten de kreet: Voor de honden met hem! En de mehigte vergezelde hem tot aan de gevangenis van Das-el-Magh- zen. waar hij altijd vrijen toegang had om de politiewacht van den sul tan te controleeren. De groote scha duw van het reusachtige gebouw vormde oen donkere cirkelvorm.ge plek op de straat en de opgewonden menigte waagde het niet deze te overschrijden. De schrik voor deze muren was te groot en ontzetting verlamde hen bij het zietn van de zwaar getraliede vensters, waarvoor do gieren met hangende vleugels en ingetrokken hals m afwachting van den buit sliepen. Reuter trok de zware deur achter zich in het slot. Het scheeh hem, dat hij den storm van den haat, waarvan zijn vriend het slachtoffer was go- worden ,had bedwongen. Maar hij wist, dat dit slecht3 voorbijgaande was. De moord maakte hem angsti ger dan hij zich zeiven wilde beken nen, Hij drukte hem ter neer. Hij had een voorgevoel, dat ook hij op een gegeven oogenblik het slachtoffer zou worden van de wraak van den hooggeplaatste. En hij dacht aan het veel bewogen leven, dat achter hem lag, aan de familie, die hij had verloren, en aan zijn heiligste eeden, welke hij twintig maul had geschonden. Hoe onwaar dig hoe beschamend. Koortsachtig opgewonden, gepijnigd doof gewetens wroeging drong hij steeds dieper in de donkere gewelven door, als wilde hij zijn schuld daarin begraven. Uit do onderaurdsche kelders hoor de men het rinkelen der ketenen en het dierlijke geschreeuw der gevange nen... Toen hij verde'r liep, zog hij de ge stalte van een man op den grond hur ken. Een schijnsel van licht viel door een deur ovale vensters juist op het nog jeugdige inaar bleoko en door ontberingen van allerlei aard verma gerde gelaat van den met ketenen aan den vloer geklonken man, die hem eerbied.g groette. Reuter was onwillekeurig blijven staan. De man vroeg zacht in het Fransch: Waar ben ik? Bij den klauk dezer stem ging hem een rilling over het lichaam en hij antwoordde: Ge zijt in een kerker, waar nie mand levend uitkomt. De gevangene glimlachte flauw en de uitdrukking van zijn gelaat bleef droevig en berustend. Wie bent u? Ik ben Iliman, de gunsteling van den sultan. Beide mannen zwegen. Ze zagen elkaar aan; ze gevoelden, dat hun kleeding n.et paste voor de perso nen, die ze in werkelijkheid waren. De ongelukkige rinkelde zenuw achtig met zijn ketenen en met harts tochtelijk verlangen naar do lang ontbeerde vrijheid riep hij uit: En ik. ik ben Camille Doubs, een Fransch ondeizoeker. Twaalf maanden lang heb ik Marokko in alle richtingen van het Zuiden naar het Noorden doorkruist... Ik heb de kwelling van den dorst leeren kennen en die vou den honger... en de zweep heb ik gevoeld. De messen van Ber bers en Mooren hebben mijn lichaam j doorboord en ik meende, dat mijn j martelaarsscliap een einde nam op den dag, leen men mij lovend in het zand begroef. Een gebed heeft mij gered. Ik hernieuw liet heden, I mocht het mij geluk brengen. En met smoekende stem vervolgde hij, terwijl hij slechts met moeite adem haalde: Ben ik niet te na aan het doel? Moeten de weldaden en het nut van mijn werk voor liet vaderland, voor altijd verloren zijn, voor het vader land, welks vlag ik in mijn droom in dit raadselacntige land heb zien wapperen? Bij de woorden van den gevangene i was een eigenaar-dig gevoel ïu Keu- ter's borst ontwaakt. Eeu onbeschrij- ielijke opwinding, een plotseling ver- langen maakte zich van tiem mees-i ter. Vaderlandl Geboortegrond. lu enkele seconden trok, zooals bij een stervende in zijn laatste uur, zij n verleden aan zijn geestesoog voorbij en schokte hom geweldig, i Ver achter van het vaderland, de- serteur ©n godloochenaar... IIij had alle lafheden gepleegd, ©n de volle verachting van alien verdiend, i Eindelijk zei hu zacht en aarze- lend: 1 Ik heb gelogen... Ik heet Reu Ier, hen Luxeinburtcsch onderdaan, had in 't vreemdelingenlegioen dienst ge nomen, en ben gedeserteerd... Wat hebt ge gedaan, rampzali ge? mompelde dp gevangene vol me- I delijden. Ach, had hij tot op dit oogenblik j wel geweten ltoe schuldig hij eigen-1 lijk was? Was de gedachte wel ooit bij hom opgekomen, dat zijn handel wijze oneerbaar, laag en gemeen ge noemd moest worden? 't Was hem, of hij door een slroom van gevoelens en bedenkingen overstelpt werd; een - zachte blos begon zijn voorhoofd te kleuren, en eijidelijk zei hij, terwijl hij de boeien van den gevangene los-, maakt©: Volg mij. Twee volle dagen en nachten mar-1 cheerden de tweo. j Waarheen ze gingen? Ze wisten het niet. Dorp aan dorp, die ïu onvrucht bare dalen of mei mirten begroeide berghellingen angstig verborgen la-' gen, heien ze achter zich. Eindelijk zagen ze bij een bocht van den weg een stad voor zich lig gen. Het wus Tandzjer.... j Doubs had zich fier opgericht. Ver geten was alle lijden, vergeten wa ren alle pijnen, die hij had moeten doorslaan, want aan den top van een mast op een terras, dat ue ge- heeie stad bclieerschte. wapperde de Fransche vlag.... Hij was ui zijn vaderland, in zijn geliefd .Frankrijk. Zijn armen om vatten in dankbare omarming zijn j kameraad en niet een door tranen verstikte stem fluisterde hij: 0, hoe hebt ge uw vaderland! toch kunnen verlaten. De afvallige boog blozend het hoofd. Maar weldra keek hij den ander vrij in de oogen; zijn gelaat was ais door berouw verheerlijkt en zacht zei hij: Nu weet ik het. Ik was het niet waard.... ik moest het eerst leeren liefhebben. En met de hoop op ver- j giffenis in de met tranen gevulde oogen voegde hij erbij: En om u, aan de gevangenis te ontrukken en weer naar het vader land terug te kunnen voeren. IN. v. 't N.) Juin» Oroogmeijer's traioing. Humoreske door Felix Ilageman. Met kleine, voorzichtige slokjes nip te Janus Droogmeijer aan z'n glas bier, terwijl-ie met half dichtgekne pen, peinzende muizenoogjes door z'n glimmende brilleglazen tuurde naar z'n vrouw, aan de overzij van 't café tafeltje gezeten. Mevrouw Droogmeijer kauwde zwijgzaam op een taai lapje vleesch op een droge boterham, die de kellner haar zooeven als ,,'n sneodje ros" had geserveerd. Het echtpaar was 't oneens, een feit des te opmerkelijker, daar Janus er zich meestentijds wèl voor wachtte van edn andere meening te zijn dan zijn vrouw, wier argumenten vaak van een zóó dóórslaande en klinkende bewijskracht waren, dat de heer Droogmeijer er vaak dagen later nog do sporen van vertoonde. Maar dien avond kón Janus onmo gelijk straffeloos zich laten aanleunen, wat z'n vrouw in kleinachteude be woordingen, vergezeld van beklagende schouderschokjes, van hem had be weerd. Ze waren naar Carré geweest, en onder de nummers was er een. dat mevrouw in peinzende bewon dering had doen verzinken, tot vrij groot verdriet van haar man. die op gezette tijden een povere jaloezio meende te mogen kulti\eercn. „Brothers Franconelli", een paar jongelui in vleeschkleurig tricot, met vetglimmend haar en zware wenk brauwen, bonkige spieren en zoetige glimlachjes, werkten op nonchalante wijze met halters, "ewichten en niet elkaar. Tot slot van hun exhibitie klom er een op een houten stellage, sloeg een riem mot ketting over zijn schouders en tilde daaraan een or kestje van twaalf man in do hoogte. Mevrouw dreigde bij hot zien daar van in onmacht te vallen, en had haar bewondering gelucht in half afgebro ken extase-zinnetjes ols „nee maar 't is toch wat... je gelóóft 't niet.... wat 'n armen hebben die mensehen... wat 'n bééuen.... wat 'n,kracht..." Mijnheer was door di© huiiluid ge- spronen opmerkingen ten zeerst© ont- Siicht, en ten slotte haa hij zich zoo onvoorzichtig mogelijk luien ontglip pen. met 'n niinachtend-vertroaxeii neus 't Mócht wat van dat optillen zal ik niks zeggen, maar dat werken met die gewichten beteekent geen steek, compliment van mij. lu m'n jonge jaren lapte ik 'm dat precies zoo, en ik ben een boon, als ik 't uog niet doe. Mevrouw had daarop langzaam 't hoofd naar 'm omgewend, en hem daarop zoo tergend-medelijdend, zoo sarrend-spottend, van hoofd tot de voeten opeenomen, hem als 't ware getaxeerd, dat mijnheer een golf ko kend bloed in z'n wangen voelde op stijgen en z'n lippen zich «peenpersten. Daarop had mevrouw opgemerkt, met een onzegbaar-ironisch tintje in haar zware stem Dat zal bepaald wel. Janus. Je hebt er zoo heelemaal 't figuur voor, hé En deze laatste fraze had mijnheer den genadeknak gegeven. Want in derdaad was Janus Droogmeijer niet alleen zeer klein van stuk. maar te vens zoo benauwend mager, zoo angsi- wekkend-peuterig. dat 't een wonder was, hoe dit beetje vleesch schraapsel zoo kohereni aanéén bleef. Mijnheer was dus kwaad geworden, had geprotesteerd, tot pijnlijke ont steltenis zifter gade, had aangevoerd: „dat je met kunt afgaan op die lom pe spieren, en op die dikke, logge li chamen; dat de spierkracht niet zit in de dikte of de lengte, en dat bij, Jnnus Droogmeijer, voor den dit en dat zou bewijzen, dat hij, zoo klein als hij was, z'n mannetje stond." Hierop was een dien stilzwijgen ge volgd, mevrouw had haar schouders opgehaald. haar breede massale schouders, en mijnheer had kwaad aardig het puntje van 'n versche si gaar afgebeten. Na aflooo der voorstelling was het echtpaar naar een café gegaan daar had mijnheer, in een recalcitrante bui. bier besteld, ofschoon mevrouw van oordeel was, dat hij van bier suf werd, en mevrouw had ©en sneedje roast- bpaf genomen, omdat ze „van de graat viel". En de avond gleed verder, en mijn heer nipte kleine, bedachtzame slokjes bier, en zweeg. Mevrouw at roast- beaf. Daarop gingen ze naar huis, zwijgend.... Den volgenden dag, vóór dat hij naar zijn kantoor wandelde, liep Ja nus Droo"-meijer even bij Perry in. en kocht er een snierversterker, derde maat. „voor sterk© hoeren". Gown- pend met de kartonnen doos. waarin: het elastieken ding lag opgerold, toog hij naar zijn kantoor, waar hij het zorgvuldig wegsloot. Vergenoegd wandelde hij 's middags naar huis, en glimlachte geheimzinnig tegen z'n I vrouw, die op 't zien daarvan de wenkbrauwen fronste, wijl het glim lachen van Janus Droogmeijer mees tentijds ©en ramp na zich sleepte. Mevrouw stond in de keuken, en hielp de keukenmeid, die er niet op ge steld was, aan 't bakken van uien, en peinsde achterdochtig over het raad selachtig lachje door Janus zooeven vertoond Maar Janus ging naar de slaapka mer. Hij dook onder bet ledikant en bracht een eroote houten doos te voor schijn, waarin hij met ijver begon rond te schommelen, totdat hij een reusachtigen hamer en twee robuust© draadnagels had gevonden. Daarop trok hij, tevreden in zichzelf grinni kend, z'n >as uit, deed z n boord af, greep den hamer en begon met veel armgezwaai en dreunende slagen een der spijkers in den deurpost te slaan. Nauwelijks echter had mevrouw dit geweld gehoord, waarvan het gehee- le huis dreunde, of ze liet haar uien in den steek e.n ijlde op 't daverend rumoer toe. Wat voer jij daar uit, Droogmeij er gilde ze uit boven de woedende hamerslagen, terwijl ze haar ooren bedekte met haar vleezige handen. Ben je krankzinnig Mijnheer draaide zich om op den stoel, waarop hij geklommen was. En hij verloor het evenwicht. Dn de stoel viel om. En mijnheer viel met zijn neus op den hamer en scheurde zijn meest onmisbaar kleedingstuk. Toen hij weer overeind stond, zei hij kalm: Ik ben niet krankzinnig, vrouw. Ik sla een spijker in den deurpost. Waarvoor? Om er iets aan vast te maken. Wat? Dat I zei mijnheer, ©n hij nam triomfanteliik het krachtding uit de doos, en ontrolde het voor de oogen van zijn verbaasde vrouw. Wat is dat vroeg ze Dat is een Health Exerciser. Mevrouw zette een gezicht, alsof z© 't begreep, bromde iets onverstaan baars en merkte op Wat ga je daar mee doen Oefenen, antwoordde mijnheer, terwijl hij z'n arm boog, zoodat z'n stijf overhemd in puntige bulten rond om z'n bovenarm hoekt©. Mevrouw haalde de schouders od. wees voelbeteekenend op haar voor hoofd en ze» J© wordt kindsch. Janus Droog meijer. Ik zeg je maar, dat dat getim mer niet lang moet duren, en dat Je mijn boel niet bederft. Daarop verdween ze, en zocht haar uien weer op. Mijnheer overpeinsde het vreemde, dat een vrouw nóóit an ders spreekt dan van „haar" boel, maar vorder zei hij niet veel. Hij nam don hamer, klom weer behoedzaam op den stoel, en sloeg zich bij den eer sten slag den duim van zijn linker hand half te pletter. Met een woedenden kreet van pijn sprong hij weer den stoel af en begon als een speelgoedkoniju door de ka mer te springen, onderwijl op zijn ge kwetsten duim kauwend. Ten slotte ging hij er op zitten. Toen de pijn een weinig bedaurd wus, ©n de heer Droogmeijer tol do oveituiging was gekomen, dat het levenspad van een krachtmensch niet over louter rozen voert, stond hij weer op, naderde met voorzichtige schreden den spijker, en onderwierp dit voorwerp aan een op merkzame beschouwing. Er was aan dien spijker weinig bijzonders te zien. Mijnheer bromde. Hij keerde zich om eu begon te snuffelen in de doos, waarin het elastieken toestel verpakt wn8 geweest. Met een gezicht, dat al les uitdrukte, behalve snuggerheid, bracht hij twee schroef hak en en twee stalen klampen aan het licht, waar van hij zich nu eerst de bestemming herinnerde de haken hadden ten doel, in een deurpost te worden ge draaid óf de klampen werden boven en onder de deur geschoven, de deur werd gesloten en je maakt© de ©in den elastiek er aan vast.. Mijnheer draaide de voorwerpen onnoozel in z'n handen rond, en dacht er ©en oocenblik over, een zenuwarts ta gauu raadplegen De bediende in den winkel had 't liem zoo grondig uitgelegd, en toch was hij alles weer vergeten Hoofdschuddend en brommend stak mijnheer zift hoofd in de gang en schreeuwde .Mina Mina Breng 'n boor! 'n Boor. meneer gilde het dienst meisje uit de keuken terug, 'n Appe- lenboor Neen, eend. 'n gewone timmer- mansboor I Die 's d'r niet, meneer Jnnus Droogmeber kwakte de deur hard dicht (hij had er later spijt van), baalde zijn zakmes te voorschijn en begon met den kurketrekker een aan val op den deurpost. Het is vreemd, dnt iemand zonder Ivmaelde srhriimverker-jr-pleidiTig met een zoo gebrekkig werktuig als een kurketrekker een geverfd stuk hout zoo grondig van aanzien kan doen verandoren. Janus Droogmeijer wilde een gat boren, maar ook slechts één. Toch zag de deurpost er na een kwar tier harden arbei duit. alsof hij door den houtworm was doorknaagd. Verwonderd over dit zonderling ge beuren, hield Droogmeijer op, en krab de zich achter 't oor. Zoo gaat 't niet, mompelde hij. Hij legde het zakmes terzijde, veeg de het houfboorsel netjes met zijn zakdoek onder 't kleed, nam een slok water uit de karaf, en bette zijn voor hoofd. Daarop deed hij de deur open, legde een der stalen klampen er op, eu de andere er onder, en sloot haar behoedzaam. Een glans van blijd schap kwam als zonnige schijn over zijn gelaat. Z09 doet-ie 't zoo doet-ie 't wel, zei-ie handenwrijvend. Hij haakte do elastieken koorden er in, deed z'n vest uit en greep vastberaden de handels, nadat hij met een punaise het bijge voegde overzicht der oefeningen op 't behang had geprikt. Met z'n neus op 't papier bestudeerde hij de eerste hou ding. Hm, kwam Janus Droogmeijer, romp buigen, armen strekken, vijf maal achtereen. Da's eenvoudig dat begrijpt 'n kind. .Maar 't was niet eenvoudig. Mijn- lieer deed een paar passen vooruit, j strekt© niet 'n ruk z'n armen, en werd op hetzelfde oogenblik weer achteruit geslingerd als n cricketbal of 'n kurk uit hl chuuipagnefiesch. Mijnheer i bonsde rnet z'n hoofd tegen de deur j daarop zei hij „au kiarfteide over- eind. eu stond een oogenblik verwe zen om zich heen te kijken. Da's gek da's al heel gek j monologeerde hij. Hóe zou dat nou I komen Hij wreef peinzend z'n achter hoofd. bezag de elastieken, en vervol gens het overzicht. Dat klopt toch romp buigen armen strekken 't sUiat er duidelijk 't is héél gek Mijnheer draaide zich weer om, deed weer twee passen vooruit en strekte nu voorzichtig, langzaam, z'n maeere armen. Z'n gezicht werd vuur rood, «n z'n adem piepte benauwd. De elastieken spanden trillend, als snaren van 'n contrabas. Janus Droogmeijer steunde als een verkouden ijsbeer hij wankelde als een pilaar damschijven, en 't zweet kwam hem bij dikke droppels op het voorhoofd. Ineens Kom er niet in laat dicht die deur schreeuwde hij, maar 't was al te laat. Mina had de deur geopend. De bovenste klamp vloog er met ge weldige kracht af. suisde door de ka mer en sloeg den monumentalen spie gel aan diggelen. Het dienstmeisje uitte een snerpenden gil, mijnheer zakte, kriitwit, op een stoel, en me vrouw kwam als 'n woestjinwind uit de kouken aandonderen. Wat ze pre cies zei, is moeilijk in dezelfde be woordingen voor een net publiek weer te geven. Zij vergeleek haar echtge noot met alle dieren, die in de fabels een min of meer onaangename rol spelen en gaf onverholen te verstaan, dat zij voor zijn hersens geen cent meor gaf. Daarop trok £e haar mantel aan en liep naar haar moeder, ten einde die over het geval te consulteeren. Maar Janus Droogmeijer was een koppig mensch. Hij gaf een eens be- gonnon zaak slechts noode op. Daarom, toen z'n vrouw de straat deur achter zich had dichtgekwakt en Mina naar haar domein was af gedwaald, toog hij met ijzingwekken de koelbloedigheid opnieuw aan 't werk. Hij koos ©en anderen deurpost, en slaagde er werkelijk in, nadat hij een schaar, twee breinaalden en een vouwbeen had «gebroken, ©en paar gaten t© boren, waarin hij de schroef haken kon (vastdraaien. Toen dat gedaan was, roeide hij wel ia waar geen grond meer onder zijn voeten, en waren zijn armen als verlamd, maar hij sloeg met hartstocht aan 't oefenen. Na een half uur kwam mevrouw Droogmeijer thuis, en kon mijnheer Droogmeijer zichzelf gevoegelijk als niet meer aanwezig beschouwen. Hij was doend© zijn toilet weer in orde te brengen en de sporen van zijn training uit do slaapkamer te ver wijderen. Mevrouw nam hem mot on derzoekenden, bijna beangstigden blik op, en even later klonk oen half gedempt fluist©ren uit d© keuken, waar Mina zenuwachtig aan het di ner werkte 't Was niet geanimeerd, dat diner. Mevrouw zweeg mot doffe overtui ging. Mijnheer at met kleine hapjes. Hij was doodmoe hij was letter lijk geradbraakt hij gevoelde zich als na een reis van acht dagen in oen derde klas coupé. In trage zwijg- sfeer verliep liet middagmaal. Mijnheer ging heel vroeg naar bod, onder voorwendsel van zware hoofdpijn. In waarheid was er geen spier en geen been in zijn lichaam, die geen pijn deden. Mevrouw keek hem ua niet een ironisch lachje oin de lippen, toen liij mot knikkende knieën de kamer uitwaggelde. Toen mijnheer don volgenden mor gen wakker werd, na een nacht van de ontzette ndste nachtmerries, meen- hij een strijkplank te zijn. Zijn nek spieren staken en zijn armen on bec- nen waren zoo zwaar als lood. Dit bemerkend, uitte SGii ker mende zucht, liet zich zwaar op 't kussen terugvallen en zond de meid met «een boodschap naar zijn kan toor, dat „mijnheer door ziekte ver- iiinderd was t© komen". Twee dagen later was Janus Droog meijer weer ongeveer hetzelfde oud- achtige, magere en knikker'ge man netje van vroeger. Maar de kracht-elastieken heeft hij op den volgenden Sint-Nikolaas cadeau gedaan aan een ongetrouwde nicht. Die zou er nog wel wat van kunnen maken, meende hij. En voor altijd heeft hij afstand ge daan vnn de snoevende «eerzucht» een athleel te worden. „De Kunst". DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34. Telepho«>n 1543. Probleem No. 279. van M. Bertholin. Z/M. 5 6 g 1 m 9 15 16 H e s i 25 26 m m a iH 36 86 is, fil f A 'M .ft* 18 45 I fi Zwart schoten op 8, 9, 10, 12 14, 15, 20, 21, 22. 25, 20, 27 en 31 Wit schijven op 17, 28, 29. 30. 33,34, 39, 40, 41, 42 en 47 Eindspel No. 2S0 van J. Luteyn. Wit Zwart schiiven op6, 19, 23 en 25 Wit schijven op 30. 34 en dam op 37. Oplossingen van probleem en (of) eindspel worden gaarne ingewacht aan bovengenoemd adres, uiterlijk Dinsdag. 15 dezer. Oiossin g van probleem No. 275, van den auteur: Wit 42-37, 40-41, 39-34, 31 - 27, 47 - 29. 4-4 11. 5 2 Tweede oplossing Wit 31 - 26, 26 37 (zw. 17 26), 39 - 34, 40 - 34, 44 - 39, 42 11. 5 28 enz. Slaat zwart als 2e zet (16 27) dan S9 - 34, 40 - 34, 44 - 39. 42 31 enz. 1 Goed opgelost door de hoeren B. A. Koper. W. J. A. Matla, P. Ottolinl en H. C. van Oort. Oplossing van probleem No. 276, van den auteur Wit 29 - 23, 40 - 34, 44 - 39, 49 40, 26 - 21, 36 - 81, 48 10, 45 34 I Goed opgelost door de heeren J. H. Blom, W. J. A. Matla en P. Ottolini. Oplossing van het bladprobleem i „mijn eersteling" Wit 49 - 43, 48 - 42, 28 - 23. 19 - 13. 39 - 34. '25 31 Wij hopen, dat de auteur hel niet bij zijn eersteling zal laten, maar ons spoedig opnieuw zal verrassen, zij het dan met een tweeling. SLAGZET IN DE PARTIJ. In een correspondentie-partij kwam onlangs de volgende aardige alagzet voor Wit In dezen stand werd gespeeld i Wit Zwart 37 - 31 23 - 29 34 23 18 29 38 - 32 25 34 39 30 10 - 15 43 - 38 13 - 18 30 - 25 15 - 20 trachtende 1 voor 1 to kunnen afrui len. met 29 - 33 en*. zwart nog meer vrijheid voor deze af- rulling gevende. 26 - 21 l 40 34 36 27 35 111 24 33 17 48 22 31 De Haarlemsche Damclub houdt ha re bijeenkomsten iederen Maandag avond van 8 tot 12 uur in het gebouw „De Nijverheid", Jansstraat 85. al hier. Liefhebbers van het damspel zijn daar steeds welkom. Zij, die lid wenschen te worden, kunnen zich daartoe bij het besluul aanmelden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 14