ft
46
ft
gevlochten sahdalen en hun gezichten
waren blauw van den kouden wind,
d.e evenzoo brandde als de boete zo
merzon.
Wapenen hadden ze n:et Ze droegen
slechts een stok in de hand, dien z©
zich onderweg gesneden hadden.
Maar met schitterende oogern en op
geheven hoofd drongen ze het nog
niet bo'.tendö gebied binnen, waarvan
zo zich wonderbaarlijke avontureta
beloofden. Het leven zong een voor
jaarslied in hun binnenste. Hun een
voudig© zielen doken onder in het ge
heimzinnige en nieuwe, dat zich aan
hun blikken vertoonde, en sidderden
tegelijk van vrees voor het eene of
andere dreigende gevaar, welks groot
te en gestalte hun onbekend was...
Reuter had zijn laatste dadel opge
geten; hij keek naar de met sneeuw
bedekte bergen, wees met de hand
naar de hinderpalen, welke uit den
weg geruimd moesten worden en
vroeg eindelijk:
Is het nog altijd munt?
Ja, altijd. En de marsch werd
weer voortgezet.
ïussclien struiken en boom en van
allerlei soort moesten ze zich een weg
bunen. De doornen van de gummi-
boom scheurden hun het vieesoh
open, en de wind, die door de gewel
dige kruinen der ceders ruischte,
schreeuwde hun bedreigingen toe...
Moede en uitgeput hurkten ze ne
der... Ze konden niet verder meer...
Bij het krieken van den morgen
werden ze door een bende omringd...
Aan een boom gebonden, verwacht
ten ze den dood. Men wilde hen 5too
rn gen, toen de Kaid, die zich het los
geld niet wilde laten ontgaan, hen tot
x.ch riep.
Ik sta voor uw leven in, als ge
Q tot den islam bekeert
Reuter antwoordde met vaste stem:
W ij hebben het land van den mach
tigen vorst van Maghreb alleen betre
den om ons in Fez bij den godsdienst
van Sidna-Aica aan te sluiten. Al
lah is groot en Mohammed zijn pro
feet
Allah Ackbar. Allah Ackbarl
Aan een met zooveel overtuiging
u.tgesproken bekeering viel niet te
twijfelen.
Een wit gewaad werd hun over
hun kleeren getrokken en eenige da
gen later trokken de afvalligen, door
een schaar mannen vergezeld, Dar-
el-Maghsen binnen.
Reuter had het fabriceeren van
wapenen geleerd en was een uitste
kend schutter, Sturm was goudwer
ker van zijn ambacht. Alle twee trok
ken weldra de opmerkzaamheid mn
den sultan, die hen in zijn gevolg op
nam en met zooveel gunstbewijzen
overlaadde, dat kaid Abidin, een af
gunstig, fanatiek Muzelman, dooi
jaloerschheid verteerd werd.
Reuter, die nu Iliman heette, en
Sturm, die Moklar genoemd werd,
volgden de schaar van geloovigen
met de kalmte en waardigheid der
khahfen. Met een kostbaar met goud
draad bestikt gewaad, versohenen ze
op de publieke pleineh en op de hoe
ken der straten.
Dat zijn afvalligen, zeiden de
slaven.
Toen Reuter op zekeren dag den
'raad der Djèmara verliet, hoorde hij
zich toeroepen:
Je broer is dood. Ga tot hem en
toon den schuldige, dat jouw hand
even machtig is als die van Mozes.
Sturm was door Abidin vergiftigd.
Zijn lijk lag op een hoop vuil en ver
dween bijna onder de massa glinste
rende veelkleurige vliegen.
Tevergeefs zocht Reuter zich een
weg naar het lichaam van zijn mak
ker te banen.
De in lompen gehulde, fanatieke
menigte schreeuwde dreigend:
Voor de honden met hem! Voor
de honden met hein!
Langzaam bukte Reuter zich, tast
te in een mand met granaatappels,
wierp ze in de hoogte en ving ze na
elkander op. als een handig jongleur.
De eerste rij Berbers werd kalm,
verbaasd als ze was over zooveel han-
dighe:d, doch het was slechts voor
een oogenblik. Weldra weer klonk
van' alle kanten de kreet:
Voor de honden met hem!
En de mehigte vergezelde hem tot
aan de gevangenis van Das-el-Magh-
zen. waar hij altijd vrijen toegang
had om de politiewacht van den sul
tan te controleeren. De groote scha
duw van het reusachtige gebouw
vormde oen donkere cirkelvorm.ge
plek op de straat en de opgewonden
menigte waagde het niet deze te
overschrijden. De schrik voor deze
muren was te groot en ontzetting
verlamde hen bij het zietn van de
zwaar getraliede vensters, waarvoor
do gieren met hangende vleugels en
ingetrokken hals m afwachting van
den buit sliepen.
Reuter trok de zware deur achter
zich in het slot. Het scheeh hem, dat
hij den storm van den haat, waarvan
zijn vriend het slachtoffer was go-
worden ,had bedwongen. Maar hij
wist, dat dit slecht3 voorbijgaande
was. De moord maakte hem angsti
ger dan hij zich zeiven wilde beken
nen, Hij drukte hem ter neer. Hij
had een voorgevoel, dat ook hij op
een gegeven oogenblik het slachtoffer
zou worden van de wraak van den
hooggeplaatste.
En hij dacht aan het veel bewogen
leven, dat achter hem lag, aan de
familie, die hij had verloren, en aan
zijn heiligste eeden, welke hij twintig
maul had geschonden. Hoe onwaar
dig hoe beschamend. Koortsachtig
opgewonden, gepijnigd doof gewetens
wroeging drong hij steeds dieper in
de donkere gewelven door, als wilde
hij zijn schuld daarin begraven.
Uit do onderaurdsche kelders hoor
de men het rinkelen der ketenen en
het dierlijke geschreeuw der gevange
nen...
Toen hij verde'r liep, zog hij de ge
stalte van een man op den grond hur
ken. Een schijnsel van licht viel door
een deur ovale vensters juist op het
nog jeugdige inaar bleoko en door
ontberingen van allerlei aard verma
gerde gelaat van den met ketenen
aan den vloer geklonken man, die
hem eerbied.g groette. Reuter was
onwillekeurig blijven staan. De man
vroeg zacht in het Fransch:
Waar ben ik?
Bij den klauk dezer stem ging hem
een rilling over het lichaam en hij
antwoordde:
Ge zijt in een kerker, waar nie
mand levend uitkomt.
De gevangene glimlachte flauw en
de uitdrukking van zijn gelaat bleef
droevig en berustend.
Wie bent u?
Ik ben Iliman, de gunsteling van
den sultan.
Beide mannen zwegen. Ze zagen
elkaar aan; ze gevoelden, dat hun
kleeding n.et paste voor de perso
nen, die ze in werkelijkheid waren.
De ongelukkige rinkelde zenuw
achtig met zijn ketenen en met harts
tochtelijk verlangen naar do lang
ontbeerde vrijheid riep hij uit:
En ik. ik ben Camille Doubs,
een Fransch ondeizoeker. Twaalf
maanden lang heb ik Marokko in alle
richtingen van het Zuiden naar het
Noorden doorkruist... Ik heb de
kwelling van den dorst leeren kennen
en die vou den honger... en de zweep
heb ik gevoeld. De messen van Ber
bers en Mooren hebben mijn lichaam j
doorboord en ik meende, dat mijn j
martelaarsscliap een einde nam op
den dag, leen men mij lovend in het
zand begroef. Een gebed heeft mij
gered. Ik hernieuw liet heden, I
mocht het mij geluk brengen.
En met smoekende stem vervolgde
hij, terwijl hij slechts met moeite
adem haalde:
Ben ik niet te na aan het doel?
Moeten de weldaden en het nut van
mijn werk voor liet vaderland, voor
altijd verloren zijn, voor het vader
land, welks vlag ik in mijn droom
in dit raadselacntige land heb zien
wapperen?
Bij de woorden van den gevangene i
was een eigenaar-dig gevoel ïu Keu-
ter's borst ontwaakt. Eeu onbeschrij-
ielijke opwinding, een plotseling ver-
langen maakte zich van tiem mees-i
ter. Vaderlandl Geboortegrond.
lu enkele seconden trok, zooals bij
een stervende in zijn laatste uur,
zij n verleden aan zijn geestesoog
voorbij en schokte hom geweldig, i
Ver achter van het vaderland, de-
serteur ©n godloochenaar... IIij had
alle lafheden gepleegd, ©n de volle
verachting van alien verdiend,
i Eindelijk zei hu zacht en aarze-
lend: 1
Ik heb gelogen... Ik heet Reu Ier,
hen Luxeinburtcsch onderdaan, had
in 't vreemdelingenlegioen dienst ge
nomen, en ben gedeserteerd...
Wat hebt ge gedaan, rampzali
ge? mompelde dp gevangene vol me-
I delijden.
Ach, had hij tot op dit oogenblik j
wel geweten ltoe schuldig hij eigen-1
lijk was? Was de gedachte wel ooit
bij hom opgekomen, dat zijn handel
wijze oneerbaar, laag en gemeen ge
noemd moest worden? 't Was hem,
of hij door een slroom van gevoelens
en bedenkingen overstelpt werd; een -
zachte blos begon zijn voorhoofd te
kleuren, en eijidelijk zei hij, terwijl
hij de boeien van den gevangene los-,
maakt©:
Volg mij.
Twee volle dagen en nachten mar-1
cheerden de tweo. j
Waarheen ze gingen? Ze wisten het
niet. Dorp aan dorp, die ïu onvrucht
bare dalen of mei mirten begroeide
berghellingen angstig verborgen la-'
gen, heien ze achter zich.
Eindelijk zagen ze bij een bocht
van den weg een stad voor zich lig
gen. Het wus Tandzjer.... j
Doubs had zich fier opgericht. Ver
geten was alle lijden, vergeten wa
ren alle pijnen, die hij had moeten
doorslaan, want aan den top van
een mast op een terras, dat ue ge-
heeie stad bclieerschte. wapperde de
Fransche vlag....
Hij was ui zijn vaderland, in zijn
geliefd .Frankrijk. Zijn armen om
vatten in dankbare omarming zijn j
kameraad en niet een door tranen
verstikte stem fluisterde hij:
0, hoe hebt ge uw vaderland!
toch kunnen verlaten.
De afvallige boog blozend het hoofd.
Maar weldra keek hij den ander vrij
in de oogen; zijn gelaat was ais door
berouw verheerlijkt en zacht zei hij:
Nu weet ik het. Ik was het niet
waard.... ik moest het eerst leeren
liefhebben. En met de hoop op ver-
j giffenis in de met tranen gevulde
oogen voegde hij erbij:
En om u, aan de gevangenis te
ontrukken en weer naar het vader
land terug te kunnen voeren.
IN. v. 't N.)
Juin» Oroogmeijer's
traioing.
Humoreske door Felix Ilageman.
Met kleine, voorzichtige slokjes nip
te Janus Droogmeijer aan z'n glas
bier, terwijl-ie met half dichtgekne
pen, peinzende muizenoogjes door z'n
glimmende brilleglazen tuurde naar
z'n vrouw, aan de overzij van 't café
tafeltje gezeten.
Mevrouw Droogmeijer kauwde
zwijgzaam op een taai lapje vleesch
op een droge boterham, die de kellner
haar zooeven als ,,'n sneodje ros" had
geserveerd.
Het echtpaar was 't oneens, een feit
des te opmerkelijker, daar Janus er
zich meestentijds wèl voor wachtte
van edn andere meening te zijn dan
zijn vrouw, wier argumenten vaak
van een zóó dóórslaande en klinkende
bewijskracht waren, dat de heer
Droogmeijer er vaak dagen later nog
do sporen van vertoonde.
Maar dien avond kón Janus onmo
gelijk straffeloos zich laten aanleunen,
wat z'n vrouw in kleinachteude be
woordingen, vergezeld van beklagende
schouderschokjes, van hem had be
weerd.
Ze waren naar Carré geweest, en
onder de nummers was er een. dat
mevrouw in peinzende bewon
dering had doen verzinken, tot vrij
groot verdriet van haar man. die op
gezette tijden een povere jaloezio
meende te mogen kulti\eercn.
„Brothers Franconelli", een paar
jongelui in vleeschkleurig tricot, met
vetglimmend haar en zware wenk
brauwen, bonkige spieren en zoetige
glimlachjes, werkten op nonchalante
wijze met halters, "ewichten en niet
elkaar. Tot slot van hun exhibitie
klom er een op een houten stellage,
sloeg een riem mot ketting over zijn
schouders en tilde daaraan een or
kestje van twaalf man in do hoogte.
Mevrouw dreigde bij hot zien daar
van in onmacht te vallen, en had haar
bewondering gelucht in half afgebro
ken extase-zinnetjes ols „nee maar
't is toch wat... je gelóóft 't niet....
wat 'n armen hebben die mensehen...
wat 'n bééuen.... wat 'n,kracht..."
Mijnheer was door di© huiiluid ge-
spronen opmerkingen ten zeerst© ont-
Siicht, en ten slotte haa hij zich zoo
onvoorzichtig mogelijk luien ontglip
pen. met 'n niinachtend-vertroaxeii
neus
't Mócht wat van dat optillen
zal ik niks zeggen, maar dat werken
met die gewichten beteekent geen
steek, compliment van mij. lu m'n
jonge jaren lapte ik 'm dat precies
zoo, en ik ben een boon, als ik 't uog
niet doe.
Mevrouw had daarop langzaam 't
hoofd naar 'm omgewend, en hem
daarop zoo tergend-medelijdend, zoo
sarrend-spottend, van hoofd tot de
voeten opeenomen, hem als 't ware
getaxeerd, dat mijnheer een golf ko
kend bloed in z'n wangen voelde op
stijgen en z'n lippen zich «peenpersten.
Daarop had mevrouw opgemerkt, met
een onzegbaar-ironisch tintje in haar
zware stem
Dat zal bepaald wel. Janus. Je
hebt er zoo heelemaal 't figuur voor,
hé
En deze laatste fraze had mijnheer
den genadeknak gegeven. Want in
derdaad was Janus Droogmeijer niet
alleen zeer klein van stuk. maar te
vens zoo benauwend mager, zoo angsi-
wekkend-peuterig. dat 't een wonder
was, hoe dit beetje vleesch schraapsel
zoo kohereni aanéén bleef.
Mijnheer was dus kwaad geworden,
had geprotesteerd, tot pijnlijke ont
steltenis zifter gade, had aangevoerd:
„dat je met kunt afgaan op die lom
pe spieren, en op die dikke, logge li
chamen; dat de spierkracht niet zit in
de dikte of de lengte, en dat bij, Jnnus
Droogmeijer, voor den dit en dat zou
bewijzen, dat hij, zoo klein als hij
was, z'n mannetje stond."
Hierop was een dien stilzwijgen ge
volgd, mevrouw had haar schouders
opgehaald. haar breede massale
schouders, en mijnheer had kwaad
aardig het puntje van 'n versche si
gaar afgebeten.
Na aflooo der voorstelling was het
echtpaar naar een café gegaan daar
had mijnheer, in een recalcitrante bui.
bier besteld, ofschoon mevrouw van
oordeel was, dat hij van bier suf werd,
en mevrouw had ©en sneedje roast-
bpaf genomen, omdat ze „van de graat
viel".
En de avond gleed verder, en mijn
heer nipte kleine, bedachtzame slokjes
bier, en zweeg. Mevrouw at roast-
beaf. Daarop gingen ze naar huis,
zwijgend....
Den volgenden dag, vóór dat hij
naar zijn kantoor wandelde, liep Ja
nus Droo"-meijer even bij Perry in.
en kocht er een snierversterker, derde
maat. „voor sterk© hoeren". Gown-
pend met de kartonnen doos. waarin:
het elastieken ding lag opgerold, toog
hij naar zijn kantoor, waar hij het
zorgvuldig wegsloot. Vergenoegd
wandelde hij 's middags naar huis, en
glimlachte geheimzinnig tegen z'n I
vrouw, die op 't zien daarvan de
wenkbrauwen fronste, wijl het glim
lachen van Janus Droogmeijer mees
tentijds ©en ramp na zich sleepte.
Mevrouw stond in de keuken, en
hielp de keukenmeid, die er niet op ge
steld was, aan 't bakken van uien, en
peinsde achterdochtig over het raad
selachtig lachje door Janus zooeven
vertoond
Maar Janus ging naar de slaapka
mer. Hij dook onder bet ledikant en
bracht een eroote houten doos te voor
schijn, waarin hij met ijver begon
rond te schommelen, totdat hij een
reusachtigen hamer en twee robuust©
draadnagels had gevonden. Daarop
trok hij, tevreden in zichzelf grinni
kend, z'n >as uit, deed z n boord af,
greep den hamer en begon met veel
armgezwaai en dreunende slagen een
der spijkers in den deurpost te slaan.
Nauwelijks echter had mevrouw dit
geweld gehoord, waarvan het gehee-
le huis dreunde, of ze liet haar uien
in den steek e.n ijlde op 't daverend
rumoer toe.
Wat voer jij daar uit, Droogmeij
er gilde ze uit boven de woedende
hamerslagen, terwijl ze haar ooren
bedekte met haar vleezige handen.
Ben je krankzinnig
Mijnheer draaide zich om op den
stoel, waarop hij geklommen was. En
hij verloor het evenwicht. Dn de stoel
viel om. En mijnheer viel met zijn
neus op den hamer en scheurde zijn
meest onmisbaar kleedingstuk. Toen
hij weer overeind stond, zei hij kalm:
Ik ben niet krankzinnig, vrouw.
Ik sla een spijker in den deurpost.
Waarvoor?
Om er iets aan vast te maken.
Wat?
Dat I zei mijnheer, ©n hij nam
triomfanteliik het krachtding uit de
doos, en ontrolde het voor de oogen
van zijn verbaasde vrouw.
Wat is dat vroeg ze
Dat is een Health Exerciser.
Mevrouw zette een gezicht, alsof z©
't begreep, bromde iets onverstaan
baars en merkte op
Wat ga je daar mee doen
Oefenen, antwoordde mijnheer,
terwijl hij z'n arm boog, zoodat z'n
stijf overhemd in puntige bulten rond
om z'n bovenarm hoekt©.
Mevrouw haalde de schouders od.
wees voelbeteekenend op haar voor
hoofd en ze»
J© wordt kindsch. Janus Droog
meijer. Ik zeg je maar, dat dat getim
mer niet lang moet duren, en dat Je
mijn boel niet bederft.
Daarop verdween ze, en zocht haar
uien weer op. Mijnheer overpeinsde
het vreemde, dat een vrouw nóóit an
ders spreekt dan van „haar" boel,
maar vorder zei hij niet veel. Hij nam
don hamer, klom weer behoedzaam op
den stoel, en sloeg zich bij den eer
sten slag den duim van zijn linker
hand half te pletter.
Met een woedenden kreet van pijn
sprong hij weer den stoel af en begon
als een speelgoedkoniju door de ka
mer te springen, onderwijl op zijn ge
kwetsten duim kauwend. Ten slotte
ging hij er op zitten. Toen de pijn een
weinig bedaurd wus, ©n de heer
Droogmeijer tol do oveituiging was
gekomen, dat het levenspad van een
krachtmensch niet over louter rozen
voert, stond hij weer op, naderde met
voorzichtige schreden den spijker, en
onderwierp dit voorwerp aan een op
merkzame beschouwing. Er was aan
dien spijker weinig bijzonders te zien.
Mijnheer bromde. Hij keerde zich om
eu begon te snuffelen in de doos,
waarin het elastieken toestel verpakt
wn8 geweest. Met een gezicht, dat al
les uitdrukte, behalve snuggerheid,
bracht hij twee schroef hak en en twee
stalen klampen aan het licht, waar
van hij zich nu eerst de bestemming
herinnerde de haken hadden ten
doel, in een deurpost te worden ge
draaid óf de klampen werden boven
en onder de deur geschoven, de deur
werd gesloten en je maakt© de ©in
den elastiek er aan vast..
Mijnheer draaide de voorwerpen
onnoozel in z'n handen rond, en dacht
er ©en oocenblik over, een zenuwarts
ta gauu raadplegen De bediende in
den winkel had 't liem zoo grondig
uitgelegd, en toch was hij alles weer
vergeten
Hoofdschuddend en brommend stak
mijnheer zift hoofd in de gang en
schreeuwde
.Mina Mina Breng 'n boor!
'n Boor. meneer gilde het dienst
meisje uit de keuken terug, 'n Appe-
lenboor
Neen, eend. 'n gewone timmer-
mansboor I
Die 's d'r niet, meneer
Jnnus Droogmeber kwakte de deur
hard dicht (hij had er later spijt van),
baalde zijn zakmes te voorschijn en
begon met den kurketrekker een aan
val op den deurpost.
Het is vreemd, dnt iemand zonder
Ivmaelde srhriimverker-jr-pleidiTig met
een zoo gebrekkig werktuig als een
kurketrekker een geverfd stuk hout
zoo grondig van aanzien kan doen
verandoren. Janus Droogmeijer wilde
een gat boren, maar ook slechts één.
Toch zag de deurpost er na een kwar
tier harden arbei duit. alsof hij door
den houtworm was doorknaagd.
Verwonderd over dit zonderling ge
beuren, hield Droogmeijer op, en krab
de zich achter 't oor.
Zoo gaat 't niet, mompelde hij.
Hij legde het zakmes terzijde, veeg
de het houfboorsel netjes met zijn
zakdoek onder 't kleed, nam een slok
water uit de karaf, en bette zijn voor
hoofd. Daarop deed hij de deur open,
legde een der stalen klampen er op,
eu de andere er onder, en sloot haar
behoedzaam. Een glans van blijd
schap kwam als zonnige schijn over
zijn gelaat.
Z09 doet-ie 't zoo doet-ie 't wel,
zei-ie handenwrijvend. Hij haakte do
elastieken koorden er in, deed z'n vest
uit en greep vastberaden de handels,
nadat hij met een punaise het bijge
voegde overzicht der oefeningen op 't
behang had geprikt. Met z'n neus op
't papier bestudeerde hij de eerste hou
ding.
Hm, kwam Janus Droogmeijer,
romp buigen, armen strekken, vijf
maal achtereen. Da's eenvoudig dat
begrijpt 'n kind.
.Maar 't was niet eenvoudig. Mijn-
lieer deed een paar passen vooruit, j
strekt© niet 'n ruk z'n armen, en werd
op hetzelfde oogenblik weer achteruit
geslingerd als n cricketbal of 'n kurk
uit hl chuuipagnefiesch. Mijnheer i
bonsde rnet z'n hoofd tegen de deur j
daarop zei hij „au kiarfteide over-
eind. eu stond een oogenblik verwe
zen om zich heen te kijken.
Da's gek da's al heel gek j
monologeerde hij. Hóe zou dat nou I
komen Hij wreef peinzend z'n achter
hoofd. bezag de elastieken, en vervol
gens het overzicht. Dat klopt toch
romp buigen armen strekken 't
sUiat er duidelijk 't is héél gek
Mijnheer draaide zich weer om,
deed weer twee passen vooruit en
strekte nu voorzichtig, langzaam, z'n
maeere armen. Z'n gezicht werd vuur
rood, «n z'n adem piepte benauwd.
De elastieken spanden trillend, als
snaren van 'n contrabas.
Janus Droogmeijer steunde als een
verkouden ijsbeer hij wankelde als
een pilaar damschijven, en 't zweet
kwam hem bij dikke droppels op het
voorhoofd. Ineens
Kom er niet in laat dicht die
deur schreeuwde hij, maar 't was al
te laat. Mina had de deur geopend.
De bovenste klamp vloog er met ge
weldige kracht af. suisde door de ka
mer en sloeg den monumentalen spie
gel aan diggelen. Het dienstmeisje
uitte een snerpenden gil, mijnheer
zakte, kriitwit, op een stoel, en me
vrouw kwam als 'n woestjinwind uit
de kouken aandonderen. Wat ze pre
cies zei, is moeilijk in dezelfde be
woordingen voor een net publiek weer
te geven. Zij vergeleek haar echtge
noot met alle dieren, die in de fabels
een min of meer onaangename rol
spelen en gaf onverholen te verstaan,
dat zij voor zijn hersens geen cent
meor gaf.
Daarop trok £e haar mantel aan en
liep naar haar moeder, ten einde die
over het geval te consulteeren.
Maar Janus Droogmeijer was een
koppig mensch. Hij gaf een eens be-
gonnon zaak slechts noode op.
Daarom, toen z'n vrouw de straat
deur achter zich had dichtgekwakt
en Mina naar haar domein was af
gedwaald, toog hij met ijzingwekken
de koelbloedigheid opnieuw aan 't
werk. Hij koos ©en anderen deurpost,
en slaagde er werkelijk in, nadat hij
een schaar, twee breinaalden en een
vouwbeen had «gebroken, ©en paar
gaten t© boren, waarin hij de schroef
haken kon (vastdraaien. Toen dat
gedaan was, roeide hij wel ia waar
geen grond meer onder zijn voeten,
en waren zijn armen als verlamd,
maar hij sloeg met hartstocht aan
't oefenen.
Na een half uur kwam mevrouw
Droogmeijer thuis, en kon mijnheer
Droogmeijer zichzelf gevoegelijk als
niet meer aanwezig beschouwen. Hij
was doend© zijn toilet weer in orde
te brengen en de sporen van zijn
training uit do slaapkamer te ver
wijderen. Mevrouw nam hem mot on
derzoekenden, bijna beangstigden
blik op, en even later klonk oen half
gedempt fluist©ren uit d© keuken,
waar Mina zenuwachtig aan het di
ner werkte
't Was niet geanimeerd, dat diner.
Mevrouw zweeg mot doffe overtui
ging. Mijnheer at met kleine hapjes.
Hij was doodmoe hij was letter
lijk geradbraakt hij gevoelde zich
als na een reis van acht dagen in
oen derde klas coupé. In trage zwijg-
sfeer verliep liet middagmaal.
Mijnheer ging heel vroeg naar
bod, onder voorwendsel van zware
hoofdpijn. In waarheid was er geen
spier en geen been in zijn lichaam,
die geen pijn deden. Mevrouw keek
hem ua niet een ironisch lachje oin
de lippen, toen liij mot knikkende
knieën de kamer uitwaggelde.
Toen mijnheer don volgenden mor
gen wakker werd, na een nacht van
de ontzette ndste nachtmerries, meen-
hij een strijkplank te zijn. Zijn nek
spieren staken en zijn armen on bec-
nen waren zoo zwaar als lood. Dit
bemerkend, uitte SGii ker
mende zucht, liet zich zwaar op 't
kussen terugvallen en zond de meid
met «een boodschap naar zijn kan
toor, dat „mijnheer door ziekte ver-
iiinderd was t© komen".
Twee dagen later was Janus Droog
meijer weer ongeveer hetzelfde oud-
achtige, magere en knikker'ge man
netje van vroeger.
Maar de kracht-elastieken heeft
hij op den volgenden Sint-Nikolaas
cadeau gedaan aan een ongetrouwde
nicht. Die zou er nog wel wat van
kunnen maken, meende hij.
En voor altijd heeft hij afstand ge
daan vnn de snoevende «eerzucht»
een athleel te worden.
„De Kunst".
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meijer, Kruisstraat
34. Telepho«>n 1543.
Probleem No. 279.
van M. Bertholin.
Z/M.
5
6
g
1
m
9
15
16
H
e
s
i
25
26
m
m
a
iH
36
86
is,
fil
f
A
'M
.ft*
18
45
I fi
Zwart schoten op 8, 9, 10, 12 14, 15, 20, 21, 22. 25, 20, 27 en 31
Wit schijven op 17, 28, 29. 30. 33,34, 39, 40, 41, 42 en 47
Eindspel No. 2S0
van J. Luteyn.
Wit
Zwart schiiven op6, 19, 23 en 25
Wit schijven op 30. 34 en dam op 37.
Oplossingen van probleem en (of)
eindspel worden gaarne ingewacht
aan bovengenoemd adres, uiterlijk
Dinsdag. 15 dezer.
Oiossin g van probleem No. 275, van
den auteur: Wit 42-37, 40-41, 39-34,
31 - 27, 47 - 29. 4-4 11. 5 2
Tweede oplossing Wit 31 - 26,
26 37 (zw. 17 26), 39 - 34, 40 - 34,
44 - 39, 42 11. 5 28 enz. Slaat
zwart als 2e zet (16 27) dan S9 - 34,
40 - 34, 44 - 39. 42 31 enz. 1
Goed opgelost door de hoeren B. A.
Koper. W. J. A. Matla, P. Ottolinl en
H. C. van Oort.
Oplossing van probleem No. 276,
van den auteur Wit 29 - 23, 40 - 34,
44 - 39, 49 40, 26 - 21, 36 - 81, 48 10,
45 34 I
Goed opgelost door de heeren J. H.
Blom, W. J. A. Matla en P. Ottolini.
Oplossing van het bladprobleem i
„mijn eersteling" Wit 49 - 43,
48 - 42, 28 - 23. 19 - 13. 39 - 34.
'25 31
Wij hopen, dat de auteur hel niet bij
zijn eersteling zal laten, maar ons
spoedig opnieuw zal verrassen, zij het
dan met een tweeling.
SLAGZET IN DE PARTIJ.
In een correspondentie-partij
kwam onlangs de volgende aardige
alagzet voor
Wit
In dezen stand werd gespeeld i
Wit
Zwart
37 - 31
23 - 29
34 23
18 29
38 - 32
25 34
39 30
10 - 15
43 - 38
13 - 18
30 - 25
15 - 20
trachtende 1 voor 1 to kunnen afrui
len. met 29 - 33 en*.
zwart nog meer vrijheid voor deze af-
rulling gevende.
26 - 21 l
40 34
36 27
35 111
24 33
17 48
22 31
De Haarlemsche Damclub houdt ha
re bijeenkomsten iederen Maandag
avond van 8 tot 12 uur in het gebouw
„De Nijverheid", Jansstraat 85. al
hier.
Liefhebbers van het damspel zijn
daar steeds welkom.
Zij, die lid wenschen te worden,
kunnen zich daartoe bij het besluul
aanmelden.