RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD -Mil de twijfelaar. (Uit hot Duitsch von Karl Esscher.) Om tien uur 's morgens werd aan Emils kamerdeur geklopt. Binnen l En Martha, het vlasblonde dlenst- meisjo, bracht een expresse-briet. Emil bekeek nauwkeurig het adres. 0, van mevrouw Elsbacher, mom pelde hij lachend. Een Invitatie 1 En het was zoo de kleine, kogel ronde vrouw van don „Konunerzien- rat" vroeg Emil ten eten. „Antwoord als je blieft per expresse-bestelling En als onderschrift stond er nog vluch tig onder gekrabbeld „De vriendin van Lucie, Mela, komt ook. Anders niemand." Emil wist dadelijk wat dat beteeken- de Dc vrouw van den „Kommerzien- ral" verwachtte zeker, dat hij van daag zijn aanzoek zou doen. Nou, waarom eigenlijk niet? Ten slotte had hij Lucie lang genoeg het hof ge maakt. En hij vond haar ook aardig. Alleen al haar vroolijke bruin© oogen. En dan hel jongeluisleven, daar had hij ook meer dan genoeg van. Dat ve.rvelende vegeteeren in grootsteed- sclie pensions eeuwig hetzelfde. llij nam dadelijk een besluit Emil hield er van 0111 vlug een besluit te nemenhaalde een couvert uit zijn nette schrijfmap, schreef er een adres op en sloot er een kort briefje in, dat zijn komst aankondigde. Daarna riep hij Martha en vroeg haar, hot briefjo zoo vlug mogelijk naar de post te brengen. Het heeft veel haast riep hij haar nog na. Verheugd, dat dit afgeloopen was, stak hij een goede lichte sigaar aan en ging behaaglijk in zijn clubfau teuil zitten. (Hij woonde namelijk iri een „voornaam" ponsion, honderd tachtig mark per maand zonder fooien). Toon hij nu zoo de grijsblauwe rook wolkjes nakeek en zich erg behaag lijk voelde, kreeg hij plotseling zon derlinge gedachten Hij zeide Nu ben Je nog een vrij man. kun-Je doen of laten wat je wil. Maar als je eenmaal getrouwd bentl... Alle ge trouwde mannen klagen toch Dan mag Je niet rooken, omdat de gordij nen er onder lijden, niet uitgaan, om dat er de ©en oi ander verwacht wordt en als je rustig thuis wilt blijven zit ten, moet je je avond in een vervelend theater doorbrengen. Drommels. Emil sprong op. Ach, ach, daar had hij zich gebon den de brief was weg. Dat was eigenlijk zoo goed als een huwelijks aanzoek een huwelijksaanzoek van hem, Emil aan Lucie I Misschien was Martha nog niet weg gegaan, misschien stond ze bij de vrouw van den portier; ze was al tijd zoo verbazend langzaam. Het was te hopenJ Emil zette vlug zijn hoed op en ren- do kamer uit, de trappen af en de straat op. Daar. aan den overkant, stond Martha in gesprek met een jon gen infanterist. Al bezorgdAl bezorgd riep ze Emil toe en dacht daarbij aan een flinke fooi voor haar vlugheid Maar Emil bleef niet staan. Hij liep naar liet nostkantoor. Aan het loket vroeg hij den ambtenaar of men een brief per expresse-bestelling terugkrij gen kon. Hm. Dat ging lastig. Wat te doen daar viel het hem ln. Een telegram En dus telegrafeerde hij aan mevrouw Elsbaoher „Expresse-brief foutief afgezonden. Niet openen." Hij gaf het telegram af en ging te vreden weecr op straat. Het was een zeer warme morgen; de zon scheen zich ln den tijd vergist te hebben en deed alsol 't reeds mid dag was. Emil wilde eerst weer naar huis gaanmaar zijn kamer was niet opgeruimd, in de huiskamer was het warm en ongezellig. Hij hield in hot algemeen ook heelemaal niet van die huiskamer. In wandelen had hij ook al geen zin. Ja, ja, ja. als je muar een eigen huis hadt, een gezellige wo ning en een kleine vrouw daarin, die voor je zorgt 1 Lucie bijvoobeeld Met haar was het nu totaal uit Haar moeder zou den brief toch open maken, zal hem juist lezen En hij, Emil, is onsterfelijk belachelijk Iïn met Lucie is het definitief uit Die trouwt met Scbulze of een ander eu hij blijft verder plakken in zijn eeuwig pension. Besluiteloos bleef hij op den hoek staan. Het telegram moest ongedaan gemaakt worden, maar hoe Dat werd nu reeds door een fietsenden jongen naai- mevrouw Elsbacher ge bracht. Wat is er aan to doen Wat, wat De telefoon Prachtig Hij trok de deur van een sigarenwinkel open en liet) naar 't toestel. Is mevrouw Elsbacher daar? Jal Goeden morgen. Ik heb u daar juist een telegram gezonden. Is het al aan gekomen Verstaat u me niet Ja, dat telegram is van mij. Maak 't als 't u blieft niet open 1 Een gekke geschiedenis ?Neen een een vergis sing. Ja, ik kom gaarne I Tot ziens Gelukkif In zijn vreugde vergat Emil heelemaal oen paar sigaren te kropen. In zeer opgewonden stem ming slenterde hij nu de straten door Nou, spoedig hoefde hij niet meer naar eeu onderdak te zoeken, niet meer in den vroegen morgen naar een café te gaan om uit te rusten. Reeds zat hij aan een ronde marmeren tafel en zoog op een rietje, dat in zijn limo nade met lis stak. Bij die aangename bezigheid dacht hij aan die kleine kogelronde me vrouw Elsbacher. zijn toekomstige schoonmoeder. Ze sprak oen beetje veel, dat was waar, cn 't buskruit, o jé neen, dat had ze ook niet uitgevon den. En dan deed ze hem altijd aan Marlënbad denken. Of Lucie ook zoo zou worden Binnen tien, twaalf jaar Vast, ze leek toch sprekend op haar moeder en mevrouw Elsbacher beweerde toch altijd, dat ze zelf in haar jonge jaren zoo slank als een den geweest was „precies als Lucie nou." Emil braoht zijn hand aan zijn voorhoofd. Als Lucie eens mis schien reeds gauw -- even dik werd als haar moeucr. dat.. dat zou ver schrikkelijk zijn. En hij moest dan steeds, steeds bij haar blijven 1 Hemel neen, dat was onzin I Trouwen wil de hij maar waarom don juist met Lucie? Er waren toch nog andere meisjes 1 Natuurlük, men moest zoo'n stap rijpelijk overwegen. Het beste zou wei zijn, als hij met mevrouw Elsba cher sprak. Als fatsoenlijk man 1 Dat hij geen verkeerde verwachtingen mocht doen ontstaan, dat juffrouw Lucie hem zeer sympathiek was, Hij sprong op» wenkte een auto en reed naar Elsbacher. Alles vlug afgehandeld, dacht hij, dat zou hei beste zijn. Toen iets later stond hij in het salon van mevrouw Elsbacher. Men liet hem wachten. Op dit vroege uur sprak het eigenlijk vanzelf. Maar wat wilde hij dan ook eigen lijk zeggen Dat h er nooit aan den ken kon Lucie te trouwen 1 Onaango- na&m gesprek. En Lucie zou ten slotte heloedigd zijn, dat hij haar versmaad de Versmaden9 Neen, hij versmaad de haar niet, hij vond haar zelfs lief. Zoo'n bekoorlijk meisjeAls die schoonmoeder er maar niet was. Ja, die mevrouw Elsbacher Onzin, zon der schoonmoeder is er geen echt hu welijk. Daar hing haar portret.... ln olie verf geschilderd in een broeden gou den lijst. En daar een foto van Lucie... En die twee lijken op elkaar Ezel. schold Emil zichzelf uit. Wat wil ik hier eigenlijk doen Daar ging de deur open mevrouw Elsbacher in zwart-zijden toilet ruischte de kamer in. Enul kuste haar in zijn opgewonden stemming de hand. O, zat ik maar in mijn veilige jongeluiskamer, dacht hij. Maar de-, ze wensch was nu absoluut niet meer to vervullen. —En waaraan hebben we zoo vroeg 'het genoegen te danken, je hier te tien, Emil vroeg de Heine dame la- Ik kan het niet langer meer uithouden I Mevrouw Elsbaoher, ik ik hou van Lucie. Geeft u haar aan mij riep Emil zoo hard, dat de por tretten trilden. Och. wat een verrassing I zuchtte roevrouw Elsbacher. Lieve Emil, wees gelukkig En Emil was blij over zijn snel besluit. (Utr. Crt.) VAN HOEFSMID TOT BEURS- PRESIDENT. Een romantische loopbaan, zooals alleen maar in het land der onbe grensde mogelijkheden kan voorko men, heeft haar hoogtepunt gevon den in de keuze van den miHirwmn i,r James J. Townzend, tot president van de beurs van Chicago. Nog voor 22 jaar was deze groote financier een eenvoudige sm.dsknecht die aah niets minder dacht dan aan groote geldspeculatie's. Zijn geschie denis en de wijze, waarop hij een beursman werd, heelt Tow nsend zelf in eenvoudige woorden verteld: „Ik kwam hierheen met bijna niets ln mijn zak en keek uit naar werk. Na eenige dagen vond ik dan ook werk bij een hoefsmid, genaamd Martindale, die nu reeds dood is. Bij hem bleef ik tien Jaren en besloeg een menigte paarden. Er kwam ook een man in onze smederij, die had zeek mooie, dure paarden en toen ze beslagen werden, keek hij er op toe. Hij was zoo met mij tevreden dat hij al zijn paarden alleen door inij liet beslaa'n. Eens op een dag toen hij er weer bijstond, dat ik zijn paarden besloeg, zei hij tegen mij: Jimmy, waarom laat je dat werk niet varen en doet wat anders!" Ik lachte en zei dat er niets anders was wat ik doon koo- „Toch wel", meende hij, „als ik je een plaats op mijn bank verschaf, •wil je die dan aannemen? Nu, dat was een prachtige verrassing. Den volgenden dag deed ik mijn loeren voorschot af en ging met mijn beken de mee. John A. King, de toenmalige president van de Fort Dearborn Bank was het die mij tot een financier maakte. Zes maanden Weef de jonge Junmy daar in de leer, toen maakte hij zich zelfstandig en werd langza merhand miUionnair en een der lei- doende persoenlijkheden van de beurs te Chicago. DE BLOEDZUIGER ALS WEER- WIJZER. De bloedzuiger is een veel hetero weerwijzer dan de beste barometer. Bij helder weder, bijv. in den winter als het vriest, blijft hij rustig op d<-n bodem der flesch liggen of zwemt hij bedaard en met zeer gelijkmatige be wegingen door bet water. Is er re gen te wachten, dan kruipt hij te gen den wand der flesch of van riet vat op en blijft daar tot het weder mooier en bestendiger geworden is. Als er storm of onwedar op honden is, woedt hij onrustig, gaai «oog op t water zwemmen, maakt al zwem mende zeer onrustige bewegingen in 't water eii wendt en keer zich snel Is er sneeuw in de lucht, evenals bij regen, dan houdt hij zich uau deu wand der flesch op. Om zulk eeu uit stekend weerprofeet te bewaren be dient men zich van 'n eenvoudig glas, dat od den bodem mei een weinig rivierzand bestrooid Is. Men vuile het glas 3/4 met water en bindt er van boven een linnen lapje over. Het water worde niet vaak vernieuwd; alleen als het vuil en troebel gewor den is, vuile men de geheelo flesch opnieuw. (Veldp.) Raadsels Deze raadsels zijn alle ingezonden door jongens en meisjes, die „Voor Onze Jeugd" lezen. Deze maand moeten de oplossingen mij niet dadelijk gezonden worden, maar neties opgeschreven en be waard. Je schrijft er dan de Volgende week de oplossingen bij en op 23 Augustus ontvang ik dan inééns 50 oplossingen of zooveel als je er hebt kunnen vin den. Onder de beste oplossers worden dan T\\ EE BOEKEN IN PRACHTBAND verloot. 13. (Ingezonden door Gerda v. Dijk.) Zet achter elkaar: den naam van een ambachtsman en een water bij Amsterdam en ge krijgt een versle- 14. (Ingezonden door Ans v. d. Ban). Wat beteekent dit: R 15. (Ingezonden door Lena Stevens). Mijn 1ste en 2de is iets, dat we in den winter niet graag zouden willen missen. Miin 3de is een ambachtsman. Mijn geheel noemt hem, die mijn lste en 2de gemaakt heeft. 16. (Ingezonden door Maartje Verdel.) te en ver pen van mijn niet jsteen staan hier niet kan daar schoor koo IOOk8D Maak hiervan een rijmpje van twee reads. dat als opschrift aan de kar of het tentje van een koopman, die op de markt staat, kan dienst doen. 17. (Ingezonden door Johanna Kok.) Ik ben zeer hard. Onthoofdt mij en ik hen een lichaamsdeel. 18. (Ingezonden door Hubertha Raas.) Zonder mijn lste zou geen stad of derp kunnen bestaan. Van miin 2de hangt in iedere ge meente heel veel af. Mijn geheel behoort in mijn lste deel te staan. 19. (Ingezonden door Aaltje en Anna Peters.) Welke plaats in den Balkan is te vens een voetbalvereenlging 20. (Ingezonden door Annie M. Rozen- hart.) Mijn lste is een blad. Mijn 2de is een blad. En mijn geheel is ook een blad. 21. (Ingezonden door Alida A. C. Möh- ring.) „Klop, klop, klop 1" „Wie is daar „Mevr., mag ik Doortje even spre ken „Ja, maar dan moet je drie witte muren openbreken 1" Wie was Doortje 22. (Ingezonden door Henderina Hoekstra.) Mijn lste bevat water. Mijn 2de is een dier. Op mijn 3de verkoopt men. Mijn geheel vindt men in Haarlem. 23. (Ingezonden door Anna de Liefde.) Ik ben een insect. Verander mijn lste en 4de letter en ik hen een rivier in Pruisen. 24. (Ingezonden door Arie de Vos.) Ik bon een plaats in Nederland. Verander mijn lste letter en ik hen een huisdier. 25. (Ingezonden door Willy Germe- raad.) Welk spreekwoord leest ge hieruit Rust eens uit blaauwe 1 aan stad. STRIKVRAGEN. (Ingezonden door NS ühelmina Hooger- vorst.) 1. Uit welke pijp kan men geen tabak rooken (Ingezonden door Piet de Veer.) 2. Op welke stoelen kan men niet zitten 3. Ik hen een jas zonder panden en zonder kraag, ja. zelfs zonder mou wen. Wat voor een jas ben ik (Ingezonden door A. Duterloo.) 4. Met welk spoor kan men niet reizen 5. Ik hen een werkman hoe meer ik werk. hue hardei ik achteruil ga. Wie ben ik? (Ingezonden door Jotske Hooger- vorst.) 6. Wélke stok heeft goeden dienst gedaan bij de inneming van D©d Brielï (Ingezonden door Frits Seuter.) 7. Welke schuiten worden niet be varen 1 8. Waarom kan men de torenklok nooit vertrouwen 9. Wat is het verschil tus9chen een soldaat eu een ooievaar 10. Wie keeren ons den rug toe, als zij buiten dienst zijn? 11. Waarom kan men geen stotte raars vertrouwen 12. Welke nieren bezitten niet alle menscben 13. W at belet een ruiter op het paard te zitten 14 W elk haar heeft het paard van den Keizer van Rusland 15. NVien kan men hel veiligst een geheime boodschap toevertrouwen BEGRAVEN GROENTEN. Antwoorden. 1. Prei. 2. Ui. 3. Biet 4. Sla. 5. Lof. 6. Rapen. 7. Boon. 8. Selderie. 9. Kool. 10. Andijvie. 11. Asperge. 12. Knol. De lste prijs bestaat uit: EEN VOETBAL, EEN REISMANDJE, of een TIVOLISPEL. De 2de prijs is: EEN PLANTENTROMMEL. EEN TUBEVERFDOOS, of een STEMPEL. Dan zijn er nog twee premies nl.: BOEKEN IN PRACHTBAND. Nu zal ik dezen keer jullie heel ruim den tijd geven, want er gaan veel jongens meisjes eenige dagen of weken de stad uit Je moet dus zelf maar beslissen, of je het vóór of iu de vacantie het beste doen kunt Ik verwacht alle inzendingen vóór of op Woensdag 30 Augustus 1911. Denk er vooral aan. je werk te voorzien van naam. leeftijd en adres. Nu hebben jullie nog den tijd tot W OENSDAG 30 AUGUSTUS 1911. Zorg maar, dat je werk dan netjes in orde is en voorzien van leeftijd, naam en adres van de(n) inzender (ster). DE JONGEN, DIE MET DEN EER STEN SPOORTREIN REED. De Wedstrijd MAAK EEN LIJST VAN BEKENDE HUIZEN EN GEBOUWEN IN HAAR LEM EN SCHRIJF HIERBIJ EENI GE BIJZONDERHEDEN, bijv wan neer ze gebouwd of gesticht zijn, waarvoor ze toen of nu gebruikt wer den, of waardoor ze het meest be kend zijn geworden. Nu moet je de stad maar eens in alle richtingen doorlooDen en goed om je heen kijken. Je weet, Haar lem is al een heel oude stad cn er hebben hier heel wat beroemde per sonen geleefd. Ik geloof, dat je menig grcot gebouw en menig oude gevel steen met teekening of opschrift ont dekt! Het is zomer en ik ben blij, dat Je voor dezen wedstrijd meer buiten moet iconen, dan in huis zitten; en ik ben er zeker van. dal wie hier een maal aan begonnen is, zelf zoo'n ploi- zier Ln ziin verzameling krijgt, dat het een keurig volledige collectie wor den zal. Je mag natuurlijk om inlichtingen vragen, waar je die maar krijgen kunt en je mag ook in boekjes, of tijd schriften er iets over opzoeken, en schrijf er dan bij welke bronnen jo geraadpleegd hebt. Er is dezen keer maar één afdeeling wont do kleintjes kunnen bier even goed aan meedoen als de grooten en bij de beoordoeling wordt natuurlijk de leeftijd in aanmerking eenomen. Daar is een jongen te New-York neen, wacht even. Hij telt 94 jaar en dat is toch waarlijk geen jongens leeftijd, wel? Maar eens was hij een jongen, een levendige, gezonde, vroolijke jongen, om en bij liet jaar 1830, en hij deed iets, dat nooit een jongen vóór hem i deed en dat geen jongen na hem zal doen want hij was de eerste jon gen, die in den eersten spoortrein van Amerika reed. Hij heette Stephen Smith Dubois en hij hield evenveel van drukte, pret- maken en kijken naar wat er te zien is, als de jongens van dozen tijd. In het najaar van 1331, toen de oogst binnen was, en hu in zijn zak het geld had, dat hu verdiend had door mee te helpen op het veld, wilde hij er eens een pleizier van ne men. Hij ging, met een pakje goed aan een stok over den schouder, op weg. om van Providence, district Saratoga, naar Albany te wandelen eu daar zijn oom te bezoeken. Hij was toen 15 jaar oud en een wan-1 deling van 40 mijlen was niets voor 1 iemand met flinke jonge beenen zoo als hij. Hij was nog nooit in een stad ge- weest en hij genoot met levendig© be- j langstelling van al het nieuwe, dat hij te Albany zag. Na verloop van j een week vond hij, dat hot tijd werd om naar huis té wandelen. Maar toen hij zijn oom daarvan sprak, zei deze hem, dat hij nog ©en klein poos je langer moest blijven; dan zou zijn oom hem meenemen op den proefrit langs den nieuwen spoorweg, die er toen werd aangelegd. Welke jongen zou geen gebruik maken van de gelegenheid om in een spoortrein te rijden, die nieuwe uit vinding. waarvan in het geheel© land werd gesproken en waarvan boven dien werd voorspeld, dat hij in de lucht zou vliegen of in een kuil of sloot zou vallen bij den eersten rit? De oude jongen zat op een maïs veld, bij Norwood, Long Island, druk bezig met mais uit de kolven te ha len, toen hij zijn verhaal deed van den tocht. Mijn rit op den eersten spoor trein", zeide hij, zal ik nooit ver geten. zoolang ik loof. Ik herinner mii alles zoo duidelijk, alsof het gis teren is gebeurd. Het was een van de giootste dingen, die ooit in den Staat New-York gebeurd zijn, en dat ik, een eenvoudige boerenjongen, het voorrecht had eraan deel te nemen, is iets, waaraan ik altijd mot trots zal denken. Het geheel© land, van Albany toi Sclienecrady, was opge wonden over den spoorweg. Mijn oom, John Conklin, was bij de ispoorwegondexmeming betrokken en zoo kwam het, dat Ik het buiten kansje had van me© te magen gaan od dien eersten rit. Ge kunt u voorstellen hoe dol blij ik was, toen het mij werd mee gedeeld Ik kon *s nachts bijna niet slapen en ik dacht er aldoor aan. Ik dwaalde rond, om en op het spoor wegterrein, bekeek de locomotief, on derzocht de rails en bezichtigde de rijtuigen, als ik er maar even bij kon komen. Het was een groote ge beurtenis voor een jongen zooals ik! Zooiets zou geen anderen jongen In de Yereenigde Staten van Noord- Amerika ooit weer gebeuren. De lo comotief werd in New-York gebouwd door een man, die David Matlicws heette, en de rijtuigen weiden ge maakt door 6en man, die James Goold heette. Dat alles ontdekte ik op mijn tochten rondom de werkplaat- Er was een locomotief in Enge land gemaakt en naar hier overge zonden. Die werd „John Buil' ge noemd, en zoo jong als ik was koes terde ik, bij het bekijken van de nieu we locomotief, die luer in ons land was gebouwd, de hoop, dat zij zou blijken beter te zijn dan de Engel- sche. Zooals ik al zei, het sporen was iets nieuws in die dagen en er wa ren menschen, die heftig opkwamen tegen de proefneming; zo zeiden, dat God rivieren en meren en straatwe gen had geschapen voor het verkeer der menscben en dat. als die voor onze vaderen goed genoeg waren ge weest om te bereizen en hun goede- ron er over te voeren en het land groot te maken .aooals zij gedaan hebben, die wegen ook goed genoeg i waren voor hen. Zij konden maar1 r.iet inzien, waarom de menschen toch zoo'n ophef er van maakten en hun tijd verspilden met zulke buiten landse he malligheden als zoo'n gil lende, snuivende, geraasmakende lo comotief De oude man lachte hartelijk. Zij waren ar doodsbang voor. Ze dachten niet anders of de trein zou ontsDaren. in de lucht vliegen of van een hoogte afrollen en ver pletterd worden met allen, die er in zaten. En men drong er op aan, dat, als er menschenlevens gewaagd moes ten worden aan het rijden met dat ding, de eerste rit gedaan zou wor den door de directeuren, wier schuld het voornamelijk was, dat er zoo veel lichtgeloovige lieden bij betrok ken waren. Die soort van praatjes bewerkte, dat er eenige menschen werden afge schrikt. Maar ik liet mij niet afschrik kon. Ik had meer lust dan ooit om mee te gaan. Ik kon den bepaalden dag bijna niet afwachten. Dien dag herinner ik mij nog zeer goed. Het was do 24ste Septem ber 1831. Er was sinds weken van niets anders gesproken en toen ik dien morgen wakker werd. had ik een gevoel, zooals Columbus moet hebben gehad op den dag, toen hij uitzeilde om Amerika te ontdekken. Ik had dien nacht niet veel gesla pen en bij het aanbreken van den dag was ik al op en gereed om te vertrekken, ledereen was er vroeg: maar de mannen, die de locomotief moesten besturen, schenen allerlei moeite te hebben, voordat wij konden afrijden. Eerst werkten de zuigers niet goed: toen mankeerde er wat aan de buizen. Kortom, het was over twaalf, voordat alles gereed was. De oude man zette zijn hoed af en legde dien naast zich neer. Een zacht windje bewoog zijn lange, sneeuw witte hanen. Zijn knobbelige werk handen lagen stil en voor zijn blau- oogen, die over de velden staar den naar het veelkleurige herfsUoo- 1 de verte, rees opnieuw liet merkwaardige schouwspel op, waar van hij zoovele jaren geleden getuige was. Ik zie dien trein nog, vervolgde hij, even duidelijk als op Uien morgen. Ik denk, dat de menschen het nu een kluchtig schouwspel z-iu- den vinden: maar voor mij was het een grootsch, verheffend geaicht- Ik was maar een arme boeren knaap en ik had niet veel gezien, maar ik moet u zoggen, dat ik dien dag er trotsch op was een Ameri kaan te wezen. De locomotief heette „De Witt Clinton", maar iemand noemde ze „Broeder Jonathan" eu later was ze bekend als „De Yankee", denkelijk omdat de Engclsche locomotief John Bult werd genoemd. De locomotief zag er. in verge lijking met de tegenwoordige, zeer zonderling uit. Zij was hoog en smal had een rechte, klein© stoompijp en de stoomketel was ongeveer zoo groot als een petroleumvat Achter de lo comotief tras een platte wagen, waar op twee tonnen vol water en een paar manden vol takkenbossen ston den met een stapeltje hout. Dan volgden ide personen wagens, door drie schakels aaneengehaakt. Hebt ge wel eens een ouderwetsche diligence gezien? Welnu, daar geleken de rij tuigen sprekend op. Het waren dili gences, op spoor gezet. Er waren dien dag vijf van zul ke wagens en die waren allen stamp vol, toen de trein eindelijk afreed. Er moeten zoowat 75 menschen in den trein zijn geweest. Al de „groote lui" en waandigheidbekleeders van den staat waren er bij. Ik geloof niet, dat ooit een knaap in voornamer gezelschap heeft gereden. De moes ten waren directeuren van den spoor weg, senatoren, gouverneurs, burge meesters, hoofdcommissarissen van politie, dagbladredacteurs en allerlei vermaardheden. Velen waren al oud; de meesten waren van middelbaren leeftijd ol daarboven. Ik was de eenige jongen, die dea tocht mee maakte, en ik telde nog pas vijftien jaar. Daarom zeg ik ook zeker te we ten, dat ik de eenige nog levende deelnemer aan den eersten rit op den Mohawk- en Hudson-spoorweg ben. Zooals ik zei. het duurde vree- selijk lang, voordat wij afreden, maer eindelijk vertrokken wij toch, en toen was het mij alsof wij werkelijk vlogen. Ik had nooit zoo iets gevoeld. Er stonden groote wit steenen mijl palen langs den weg en het was mij of wij er nooit door zouden komen; pas waren wij er een voorbij, of daar kwam al weer ©en and ore. O. het was een heerlijke rit. dat verzeker Zekere Jervis - John B Jervis, geloof ik was le machinist, John TTampson was stoker en John Clark, een andere machinist, deed dienst als conducteur. Ze hadden nog geen eigenlijken conducteur. Ik herinner mij, dat zii den stoomketel vulden, toen wij aftredenmaar half weg moesten wij stilstaan bij een vijver en water innemen om verder te kunnen rijden. Na dit stilhouden ging het er flink van door. Ik verbeeldde mij dat we verschrikkelijk snol reden maar ik denk, dat het niet sneller was dan 18 mijlen per uur. Tk zag eenige passagiers bleek worden en zich angstig aan de ban ken klemmen, als wij een bocht om gingen. Andere deftige, oude heeren keken elkander aan en schudden het hoofd, alsof zii wilden z.eegen, dat rijden met zulk een vaart bijna slecht en het noodlot verzoeken was. Maar ik was volstrekt niet bang. Hoe sneller wij reden, hoe prettiger ik het vond. De locomotief kon niet t® snel rijden naar mijn zin. Langs den weg liepen de men schen uit. om naar den trein te kijken, zoo verbaasd, alsof het een luchtschip of een komeet was geweest, en de paarden, koelen, varkens en kippen vluchtten van de heuvelen, angstig schreeuwend, alsof de duivel hen ach terna zat. Ik kan mij niet precies her inneren in hoeveel tijd we naar Sche nectady reden, maar ik weet wel. dat de rit met hall lang genoeg was naar mijn zin. Toen we te Schenectady waren eangekomen, gaf het stadsbestuur ©i iemand anders een groot feestmaal ter eere van de gelegenheid. Oom John vertelde mij, dat mijnheer Cam- breling, president van den spoorweg, daar een toast instelde, waarbij hij zei te hopen^ dat wij eerlang toudon kunnen ontbijten te Utica. .dlneercn te Rochester en het avondeten gebrui ken bij vrienden te Lake Erie Dat scheen mij toen nagenoeg onmogelijk toe want men hnd onge veer 72 uren noodig om per .diligence naar Buffalo te reizen, en ik droom de toen niet van een spoortrein, die door het land zou vliegen met een snelheid van 60 mijlen per uur. even min als, hier verdween de glim lach van het gelaat van den grijs aard en hij staarde, met het aartsva derlijk hoofd gebogen, peinzend over de velden evenmin als ik toen dacht dat ik hier nog eens, als man van !M, die herinneringen uit inijn jongensja- zou zitten vertellen voor de jon gens en meisjes van dezen tijd. LEEFTIJD DER HERTEN. Bij mij in de gang hangt een kap stok, die van een hertengewei ge maakt is. Dat hebben jullie misschien wel eens meer gezien doch wie kan me vertellen, hoe oud het hert was, toen het diezelfde horens nog op zijn tretsch veheven kop droeg Er zitten drie zij-armen aan eiken horen, en daarnaar is de ouderdom van het hert te berekenen. Maar dan moet je eerst weten, hoe zulk een ge wei ontstaat. Een jonge hertebok krijgt in zijn eerste levensjaar op zijn .voorhoofds been onder de huid twee beenknob bels, die men rozenstokken noemt. Daarop groeien in het tweede levens jaar de eerst© hertenhorens. Dat zijn ir eenvoudig twee punten zonder eenige vertakking. Eerst zijn die jon ge, weeke horens nog met behaarde huid bedekt, doch in den loop van liet jaar verhardt het been en de huid er omheen verdroogt De bok schuurt die dan langs de boomstammetjes af. In den herfst gaat het ondereinde der horens, roos genaamd, loszitten op den rozenstok en dp éénjarige spiets- bok verliest zijn spietsen. In den tweeden winter, dien het dier beleeft, groeit er op dezelfde ma nier een nieuw- stel horens op zijn kop, waaraan dan een zijstang zit 't Is dan een „gaffelhert Ieder najaar verliest het hert zijn gewei en elk volgend jaar prijkt er een nieuw stel horens, wneraan telkens een zijstang meer zit dan het vorige jaar. of wel, er komt een nieuwe vertakking aan de bovenste stangen bij. Dat gaat zoo ten minste eenige jaren achtereen. Het gewei van een edelhert bereikt een negental takken, dat van een ree bok hoogstens vijf aan eiken horen. Bij de oudere herten valt het gewei niet meer af, ze wisselen niet moer. Telt men dus zes punten aan een gewei, aan iederen horen drio, dan heeft de bok. die het draagt, drie winters beleefd, 't is een „zeseinder". Do hertebok, die mijn kapstok leverde, was een achteinder en toen dus op weg om zttn vijfden verjaardag te vieren. BOEKEN. De eerstvolgende Woensdagen kun nen er geen boeken geruild, of terug gebracht worden. Bewaar ze dus maar. tot je in onz© courant leest, dat ze weer geruild mogen worden. Brievenbus (Brieven aan de Redactie van da Kirider-Afdeeiing moeten gezonden worden aan Mevrouw Ven erna—Van Doorn, Wagenweg 88. Haarlem). In de bus gooien, zonde r aan schellen AAN ALLE KINDEREN I Daar ik «enigen tijd de stad uitga, kunnen er dan geen briefjes worden ontvan gen of beantwoord. Onthoudt dus rnaar goed wat jullie me te vertellen hebt en bezorgt me de briefjes dan maar weer vóór of op W oensdag 23 Augustus, dan komt ©r Zaterdag 26 Augustus weer een brievenbus in de courant. Mevr. VENEMA—v. DOORN. b Augustus 1911.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 15