RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD
-Mil de twijfelaar.
(Uit hot Duitsch von Karl Esscher.)
Om tien uur 's morgens werd aan
Emils kamerdeur geklopt.
Binnen l
En Martha, het vlasblonde dlenst-
meisjo, bracht een expresse-briet.
Emil bekeek nauwkeurig het adres.
0, van mevrouw Elsbacher, mom
pelde hij lachend. Een Invitatie 1
En het was zoo de kleine, kogel
ronde vrouw van don „Konunerzien-
rat" vroeg Emil ten eten. „Antwoord
als je blieft per expresse-bestelling
En als onderschrift stond er nog vluch
tig onder gekrabbeld „De vriendin
van Lucie, Mela, komt ook. Anders
niemand."
Emil wist dadelijk wat dat beteeken-
de Dc vrouw van den „Kommerzien-
ral" verwachtte zeker, dat hij van
daag zijn aanzoek zou doen. Nou,
waarom eigenlijk niet? Ten slotte had
hij Lucie lang genoeg het hof ge
maakt. En hij vond haar ook aardig.
Alleen al haar vroolijke bruin© oogen.
En dan hel jongeluisleven, daar
had hij ook meer dan genoeg van. Dat
ve.rvelende vegeteeren in grootsteed-
sclie pensions eeuwig hetzelfde.
llij nam dadelijk een besluit Emil
hield er van 0111 vlug een besluit te
nemenhaalde een couvert uit zijn
nette schrijfmap, schreef er een adres
op en sloot er een kort briefje in, dat
zijn komst aankondigde. Daarna riep
hij Martha en vroeg haar, hot briefjo
zoo vlug mogelijk naar de post te
brengen.
Het heeft veel haast riep hij
haar nog na.
Verheugd, dat dit afgeloopen was,
stak hij een goede lichte sigaar aan
en ging behaaglijk in zijn clubfau
teuil zitten. (Hij woonde namelijk iri
een „voornaam" ponsion, honderd
tachtig mark per maand zonder
fooien).
Toon hij nu zoo de grijsblauwe rook
wolkjes nakeek en zich erg behaag
lijk voelde, kreeg hij plotseling zon
derlinge gedachten Hij zeide
Nu ben Je nog een vrij man. kun-Je
doen of laten wat je wil. Maar als je
eenmaal getrouwd bentl... Alle ge
trouwde mannen klagen toch Dan
mag Je niet rooken, omdat de gordij
nen er onder lijden, niet uitgaan, om
dat er de ©en oi ander verwacht wordt
en als je rustig thuis wilt blijven zit
ten, moet je je avond in een vervelend
theater doorbrengen. Drommels.
Emil sprong op.
Ach, ach, daar had hij zich gebon
den de brief was weg. Dat was
eigenlijk zoo goed als een huwelijks
aanzoek een huwelijksaanzoek van
hem, Emil aan Lucie I
Misschien was Martha nog niet weg
gegaan, misschien stond ze bij de
vrouw van den portier; ze was al
tijd zoo verbazend langzaam. Het was
te hopenJ
Emil zette vlug zijn hoed op en ren-
do kamer uit, de trappen af en de
straat op. Daar. aan den overkant,
stond Martha in gesprek met een jon
gen infanterist.
Al bezorgdAl bezorgd riep
ze Emil toe en dacht daarbij aan een
flinke fooi voor haar vlugheid
Maar Emil bleef niet staan. Hij liep
naar liet nostkantoor. Aan het loket
vroeg hij den ambtenaar of men een
brief per expresse-bestelling terugkrij
gen kon.
Hm. Dat ging lastig.
Wat te doen daar viel het hem ln.
Een telegram En dus telegrafeerde
hij aan mevrouw Elsbaoher
„Expresse-brief foutief afgezonden.
Niet openen."
Hij gaf het telegram af en ging te
vreden weecr op straat.
Het was een zeer warme morgen;
de zon scheen zich ln den tijd vergist
te hebben en deed alsol 't reeds mid
dag was. Emil wilde eerst weer
naar huis gaanmaar zijn kamer was
niet opgeruimd, in de huiskamer was
het warm en ongezellig. Hij hield in
hot algemeen ook heelemaal niet van
die huiskamer. In wandelen had hij
ook al geen zin. Ja, ja, ja. als je muar
een eigen huis hadt, een gezellige wo
ning en een kleine vrouw daarin, die
voor je zorgt 1 Lucie bijvoobeeld
Met haar was het nu totaal uit
Haar moeder zou den brief toch open
maken, zal hem juist lezen En hij,
Emil, is onsterfelijk belachelijk Iïn
met Lucie is het definitief uit Die
trouwt met Scbulze of een ander eu
hij blijft verder plakken in zijn eeuwig
pension.
Besluiteloos bleef hij op den hoek
staan. Het telegram moest ongedaan
gemaakt worden, maar hoe Dat
werd nu reeds door een fietsenden
jongen naai- mevrouw Elsbacher ge
bracht. Wat is er aan to doen
Wat, wat
De telefoon Prachtig Hij trok de
deur van een sigarenwinkel open en
liet) naar 't toestel.
Is mevrouw Elsbacher daar? Jal
Goeden morgen. Ik heb u daar juist
een telegram gezonden. Is het al aan
gekomen Verstaat u me niet
Ja, dat telegram is van mij. Maak 't
als 't u blieft niet open 1 Een gekke
geschiedenis ?Neen een een vergis
sing. Ja, ik kom gaarne I Tot ziens
Gelukkif In zijn vreugde vergat
Emil heelemaal oen paar sigaren te
kropen. In zeer opgewonden stem
ming slenterde hij nu de straten door
Nou, spoedig hoefde hij niet meer
naar eeu onderdak te zoeken, niet
meer in den vroegen morgen naar een
café te gaan om uit te rusten. Reeds
zat hij aan een ronde marmeren tafel
en zoog op een rietje, dat in zijn limo
nade met lis stak.
Bij die aangename bezigheid dacht
hij aan die kleine kogelronde me
vrouw Elsbacher. zijn toekomstige
schoonmoeder. Ze sprak oen beetje
veel, dat was waar, cn 't buskruit, o
jé neen, dat had ze ook niet uitgevon
den. En dan deed ze hem altijd aan
Marlënbad denken. Of Lucie ook zoo
zou worden Binnen tien, twaalf
jaar Vast, ze leek toch sprekend op
haar moeder en mevrouw Elsbacher
beweerde toch altijd, dat ze zelf in
haar jonge jaren zoo slank als een
den geweest was „precies als Lucie
nou."
Emil braoht zijn hand aan zijn
voorhoofd. Als Lucie eens mis
schien reeds gauw -- even dik werd
als haar moeucr. dat.. dat zou ver
schrikkelijk zijn. En hij moest dan
steeds, steeds bij haar blijven 1 Hemel
neen, dat was onzin I Trouwen wil
de hij maar waarom don juist met
Lucie? Er waren toch nog andere
meisjes 1
Natuurlük, men moest zoo'n stap
rijpelijk overwegen. Het beste zou
wei zijn, als hij met mevrouw Elsba
cher sprak. Als fatsoenlijk man 1 Dat
hij geen verkeerde verwachtingen
mocht doen ontstaan, dat juffrouw
Lucie hem zeer sympathiek was,
Hij sprong op» wenkte een auto en
reed naar Elsbacher.
Alles vlug afgehandeld, dacht hij,
dat zou hei beste zijn.
Toen iets later stond hij in het
salon van mevrouw Elsbacher. Men
liet hem wachten. Op dit vroege uur
sprak het eigenlijk vanzelf.
Maar wat wilde hij dan ook eigen
lijk zeggen Dat h er nooit aan den
ken kon Lucie te trouwen 1 Onaango-
na&m gesprek. En Lucie zou ten slotte
heloedigd zijn, dat hij haar versmaad
de Versmaden9 Neen, hij versmaad
de haar niet, hij vond haar zelfs lief.
Zoo'n bekoorlijk meisjeAls die
schoonmoeder er maar niet was. Ja,
die mevrouw Elsbacher Onzin, zon
der schoonmoeder is er geen echt hu
welijk.
Daar hing haar portret.... ln olie
verf geschilderd in een broeden gou
den lijst. En daar een foto van Lucie...
En die twee lijken op elkaar
Ezel. schold Emil zichzelf uit.
Wat wil ik hier eigenlijk doen
Daar ging de deur open mevrouw
Elsbacher in zwart-zijden toilet
ruischte de kamer in. Enul kuste haar
in zijn opgewonden stemming de
hand.
O, zat ik maar in mijn veilige
jongeluiskamer, dacht hij. Maar de-,
ze wensch was nu absoluut niet meer
to vervullen.
—En waaraan hebben we zoo vroeg
'het genoegen te danken, je hier te
tien, Emil vroeg de Heine dame la-
Ik kan het niet langer meer
uithouden I Mevrouw Elsbaoher, ik
ik hou van Lucie. Geeft u haar aan
mij riep Emil zoo hard, dat de por
tretten trilden.
Och. wat een verrassing I zuchtte
roevrouw Elsbacher. Lieve Emil, wees
gelukkig
En Emil was blij over zijn snel
besluit.
(Utr. Crt.)
VAN HOEFSMID TOT BEURS-
PRESIDENT.
Een romantische loopbaan, zooals
alleen maar in het land der onbe
grensde mogelijkheden kan voorko
men, heeft haar hoogtepunt gevon
den in de keuze van den miHirwmn i,r
James J. Townzend, tot president van
de beurs van Chicago.
Nog voor 22 jaar was deze groote
financier een eenvoudige sm.dsknecht
die aah niets minder dacht dan aan
groote geldspeculatie's. Zijn geschie
denis en de wijze, waarop hij een
beursman werd, heelt Tow nsend zelf
in eenvoudige woorden verteld:
„Ik kwam hierheen met bijna niets
ln mijn zak en keek uit naar werk.
Na eenige dagen vond ik dan ook
werk bij een hoefsmid, genaamd
Martindale, die nu reeds dood is. Bij
hem bleef ik tien Jaren en besloeg
een menigte paarden. Er kwam ook
een man in onze smederij, die had
zeek mooie, dure paarden en toen ze
beslagen werden, keek hij er op toe.
Hij was zoo met mij tevreden dat hij
al zijn paarden alleen door inij liet
beslaa'n. Eens op een dag toen hij
er weer bijstond, dat ik zijn paarden
besloeg, zei hij tegen mij: Jimmy,
waarom laat je dat werk niet varen
en doet wat anders!" Ik lachte en zei
dat er niets anders was wat ik doon
koo- „Toch wel", meende hij, „als ik
je een plaats op mijn bank verschaf,
•wil je die dan aannemen? Nu, dat
was een prachtige verrassing. Den
volgenden dag deed ik mijn loeren
voorschot af en ging met mijn beken
de mee. John A. King, de toenmalige
president van de Fort Dearborn Bank
was het die mij tot een financier
maakte. Zes maanden Weef de jonge
Junmy daar in de leer, toen maakte
hij zich zelfstandig en werd langza
merhand miUionnair en een der lei-
doende persoenlijkheden van de beurs
te Chicago.
DE BLOEDZUIGER ALS WEER-
WIJZER.
De bloedzuiger is een veel hetero
weerwijzer dan de beste barometer.
Bij helder weder, bijv. in den winter
als het vriest, blijft hij rustig op d<-n
bodem der flesch liggen of zwemt hij
bedaard en met zeer gelijkmatige be
wegingen door bet water. Is er re
gen te wachten, dan kruipt hij te
gen den wand der flesch of van riet
vat op en blijft daar tot het weder
mooier en bestendiger geworden is.
Als er storm of onwedar op honden
is, woedt hij onrustig, gaai «oog op
t water zwemmen, maakt al zwem
mende zeer onrustige bewegingen in
't water eii wendt en keer zich snel
Is er sneeuw in de lucht, evenals bij
regen, dan houdt hij zich uau deu
wand der flesch op. Om zulk eeu uit
stekend weerprofeet te bewaren be
dient men zich van 'n eenvoudig glas,
dat od den bodem mei een weinig
rivierzand bestrooid Is. Men vuile
het glas 3/4 met water en bindt er
van boven een linnen lapje over. Het
water worde niet vaak vernieuwd;
alleen als het vuil en troebel gewor
den is, vuile men de geheelo flesch
opnieuw.
(Veldp.)
Raadsels
Deze raadsels zijn alle ingezonden
door jongens en meisjes, die „Voor
Onze Jeugd" lezen.
Deze maand moeten de oplossingen
mij niet dadelijk gezonden worden,
maar neties opgeschreven en be
waard.
Je schrijft er dan de Volgende week
de oplossingen bij en op 23 Augustus
ontvang ik dan inééns 50 oplossingen
of zooveel als je er hebt kunnen vin
den.
Onder de beste oplossers worden
dan
T\\ EE BOEKEN IN PRACHTBAND
verloot.
13. (Ingezonden door Gerda v. Dijk.)
Zet achter elkaar: den naam van
een ambachtsman en een water bij
Amsterdam en ge krijgt een versle-
14. (Ingezonden door Ans v. d. Ban).
Wat beteekent dit:
R
15. (Ingezonden door Lena Stevens).
Mijn 1ste en 2de is iets, dat we in
den winter niet graag zouden willen
missen. Miin 3de is een ambachtsman.
Mijn geheel noemt hem, die mijn lste
en 2de gemaakt heeft.
16. (Ingezonden door Maartje Verdel.)
te
en
ver
pen
van
mijn
niet jsteen
staan
hier
niet
kan
daar
schoor
koo
IOOk8D
Maak hiervan een rijmpje van twee
reads. dat als opschrift aan de kar
of het tentje van een koopman, die op
de markt staat, kan dienst doen.
17. (Ingezonden door Johanna Kok.)
Ik ben zeer hard. Onthoofdt mij en
ik hen een lichaamsdeel.
18. (Ingezonden door Hubertha Raas.)
Zonder mijn lste zou geen stad of
derp kunnen bestaan.
Van miin 2de hangt in iedere ge
meente heel veel af.
Mijn geheel behoort in mijn lste
deel te staan.
19. (Ingezonden door Aaltje en Anna
Peters.)
Welke plaats in den Balkan is te
vens een voetbalvereenlging
20. (Ingezonden door Annie M. Rozen-
hart.)
Mijn lste is een blad.
Mijn 2de is een blad.
En mijn geheel is ook een blad.
21. (Ingezonden door Alida A. C. Möh-
ring.)
„Klop, klop, klop 1"
„Wie is daar
„Mevr., mag ik Doortje even spre
ken
„Ja, maar dan moet je drie witte
muren openbreken 1"
Wie was Doortje
22. (Ingezonden door Henderina
Hoekstra.)
Mijn lste bevat water.
Mijn 2de is een dier.
Op mijn 3de verkoopt men.
Mijn geheel vindt men in Haarlem.
23. (Ingezonden door Anna de Liefde.)
Ik ben een insect.
Verander mijn lste en 4de letter en
ik hen een rivier in Pruisen.
24. (Ingezonden door Arie de Vos.)
Ik bon een plaats in Nederland.
Verander mijn lste letter en ik hen
een huisdier.
25. (Ingezonden door Willy Germe-
raad.)
Welk spreekwoord leest ge hieruit
Rust eens uit
blaauwe 1 aan stad.
STRIKVRAGEN.
(Ingezonden door NS ühelmina Hooger-
vorst.)
1. Uit welke pijp kan men geen
tabak rooken
(Ingezonden door Piet de Veer.)
2. Op welke stoelen kan men niet
zitten
3. Ik hen een jas zonder panden en
zonder kraag, ja. zelfs zonder mou
wen. Wat voor een jas ben ik
(Ingezonden door A. Duterloo.)
4. Met welk spoor kan men niet
reizen
5. Ik hen een werkman hoe meer ik
werk. hue hardei ik achteruil ga. Wie
ben ik?
(Ingezonden door Jotske Hooger-
vorst.)
6. Wélke stok heeft goeden dienst
gedaan bij de inneming van D©d
Brielï
(Ingezonden door Frits Seuter.)
7. Welke schuiten worden niet be
varen 1
8. Waarom kan men de torenklok
nooit vertrouwen
9. Wat is het verschil tus9chen een
soldaat eu een ooievaar
10. Wie keeren ons den rug toe, als
zij buiten dienst zijn?
11. Waarom kan men geen stotte
raars vertrouwen
12. Welke nieren bezitten niet alle
menscben
13. W at belet een ruiter op het paard
te zitten
14 W elk haar heeft het paard van
den Keizer van Rusland
15. NVien kan men hel veiligst een
geheime boodschap toevertrouwen
BEGRAVEN GROENTEN.
Antwoorden.
1. Prei.
2. Ui.
3. Biet
4. Sla.
5. Lof.
6. Rapen.
7. Boon.
8. Selderie.
9. Kool.
10. Andijvie.
11. Asperge.
12. Knol.
De lste prijs bestaat uit:
EEN VOETBAL,
EEN REISMANDJE,
of een TIVOLISPEL.
De 2de prijs is:
EEN PLANTENTROMMEL.
EEN TUBEVERFDOOS,
of een STEMPEL.
Dan zijn er nog twee premies nl.:
BOEKEN IN PRACHTBAND.
Nu zal ik dezen keer jullie heel
ruim den tijd geven, want er gaan
veel jongens meisjes eenige dagen of
weken de stad uit Je moet dus zelf
maar beslissen, of je het vóór of iu
de vacantie het beste doen kunt Ik
verwacht alle inzendingen vóór of op
Woensdag 30 Augustus 1911.
Denk er vooral aan. je werk te
voorzien van naam. leeftijd en adres.
Nu hebben jullie nog den tijd tot
W OENSDAG 30 AUGUSTUS 1911.
Zorg maar, dat je werk dan netjes
in orde is en voorzien van leeftijd,
naam en adres van de(n) inzender
(ster).
DE JONGEN, DIE MET DEN EER
STEN SPOORTREIN REED.
De Wedstrijd
MAAK EEN LIJST VAN BEKENDE
HUIZEN EN GEBOUWEN IN HAAR
LEM EN SCHRIJF HIERBIJ EENI
GE BIJZONDERHEDEN, bijv wan
neer ze gebouwd of gesticht zijn,
waarvoor ze toen of nu gebruikt wer
den, of waardoor ze het meest be
kend zijn geworden.
Nu moet je de stad maar eens in
alle richtingen doorlooDen en goed
om je heen kijken. Je weet, Haar
lem is al een heel oude stad cn er
hebben hier heel wat beroemde per
sonen geleefd. Ik geloof, dat je menig
grcot gebouw en menig oude gevel
steen met teekening of opschrift ont
dekt!
Het is zomer en ik ben blij, dat Je
voor dezen wedstrijd meer buiten
moet iconen, dan in huis zitten; en
ik ben er zeker van. dal wie hier een
maal aan begonnen is, zelf zoo'n ploi-
zier Ln ziin verzameling krijgt, dat
het een keurig volledige collectie wor
den zal.
Je mag natuurlijk om inlichtingen
vragen, waar je die maar krijgen
kunt en je mag ook in boekjes, of tijd
schriften er iets over opzoeken, en
schrijf er dan bij welke bronnen jo
geraadpleegd hebt.
Er is dezen keer maar één afdeeling
wont do kleintjes kunnen bier even
goed aan meedoen als de grooten en
bij de beoordoeling wordt natuurlijk
de leeftijd in aanmerking eenomen.
Daar is een jongen te New-York
neen, wacht even. Hij telt 94 jaar en
dat is toch waarlijk geen jongens
leeftijd, wel?
Maar eens was hij een jongen, een
levendige, gezonde, vroolijke jongen,
om en bij liet jaar 1830, en hij deed
iets, dat nooit een jongen vóór hem i
deed en dat geen jongen na hem zal
doen want hij was de eerste jon
gen, die in den eersten spoortrein
van Amerika reed.
Hij heette Stephen Smith Dubois en
hij hield evenveel van drukte, pret-
maken en kijken naar wat er te zien
is, als de jongens van dozen tijd.
In het najaar van 1331, toen de
oogst binnen was, en hu in zijn zak
het geld had, dat hu verdiend had
door mee te helpen op het veld,
wilde hij er eens een pleizier van ne
men. Hij ging, met een pakje goed
aan een stok over den schouder, op
weg. om van Providence, district
Saratoga, naar Albany te wandelen
eu daar zijn oom te bezoeken. Hij
was toen 15 jaar oud en een wan-1
deling van 40 mijlen was niets voor 1
iemand met flinke jonge beenen zoo
als hij.
Hij was nog nooit in een stad ge-
weest en hij genoot met levendig© be- j
langstelling van al het nieuwe, dat
hij te Albany zag. Na verloop van j
een week vond hij, dat hot tijd werd
om naar huis té wandelen. Maar
toen hij zijn oom daarvan sprak, zei
deze hem, dat hij nog ©en klein poos
je langer moest blijven; dan zou zijn
oom hem meenemen op den proefrit
langs den nieuwen spoorweg, die er
toen werd aangelegd.
Welke jongen zou geen gebruik
maken van de gelegenheid om in een
spoortrein te rijden, die nieuwe uit
vinding. waarvan in het geheel© land
werd gesproken en waarvan boven
dien werd voorspeld, dat hij in de
lucht zou vliegen of in een kuil of
sloot zou vallen bij den eersten rit?
De oude jongen zat op een maïs
veld, bij Norwood, Long Island, druk
bezig met mais uit de kolven te ha
len, toen hij zijn verhaal deed van
den tocht.
Mijn rit op den eersten spoor
trein", zeide hij, zal ik nooit ver
geten. zoolang ik loof. Ik herinner
mii alles zoo duidelijk, alsof het gis
teren is gebeurd. Het was een van de
giootste dingen, die ooit in den Staat
New-York gebeurd zijn, en dat ik,
een eenvoudige boerenjongen, het
voorrecht had eraan deel te nemen,
is iets, waaraan ik altijd mot trots
zal denken. Het geheel© land, van
Albany toi Sclienecrady, was opge
wonden over den spoorweg.
Mijn oom, John Conklin, was bij
de ispoorwegondexmeming betrokken
en zoo kwam het, dat Ik het buiten
kansje had van me© te magen gaan
od dien eersten rit.
Ge kunt u voorstellen hoe dol
blij ik was, toen het mij werd mee
gedeeld Ik kon *s nachts bijna niet
slapen en ik dacht er aldoor aan.
Ik dwaalde rond, om en op het spoor
wegterrein, bekeek de locomotief, on
derzocht de rails en bezichtigde de
rijtuigen, als ik er maar even bij
kon komen. Het was een groote ge
beurtenis voor een jongen zooals ik!
Zooiets zou geen anderen jongen In
de Yereenigde Staten van Noord-
Amerika ooit weer gebeuren. De lo
comotief werd in New-York gebouwd
door een man, die David Matlicws
heette, en de rijtuigen weiden ge
maakt door 6en man, die James
Goold heette. Dat alles ontdekte ik op
mijn tochten rondom de werkplaat-
Er was een locomotief in Enge
land gemaakt en naar hier overge
zonden. Die werd „John Buil' ge
noemd, en zoo jong als ik was koes
terde ik, bij het bekijken van de nieu
we locomotief, die luer in ons land
was gebouwd, de hoop, dat zij zou
blijken beter te zijn dan de Engel-
sche.
Zooals ik al zei, het sporen was
iets nieuws in die dagen en er wa
ren menschen, die heftig opkwamen
tegen de proefneming; zo zeiden, dat
God rivieren en meren en straatwe
gen had geschapen voor het verkeer
der menscben en dat. als die voor
onze vaderen goed genoeg waren ge
weest om te bereizen en hun goede-
ron er over te voeren en het land
groot te maken .aooals zij gedaan
hebben, die wegen ook goed genoeg i
waren voor hen. Zij konden maar1
r.iet inzien, waarom de menschen
toch zoo'n ophef er van maakten en
hun tijd verspilden met zulke buiten
landse he malligheden als zoo'n gil
lende, snuivende, geraasmakende lo
comotief
De oude man lachte hartelijk.
Zij waren ar doodsbang voor.
Ze dachten niet anders of de trein
zou ontsDaren. in de lucht vliegen
of van een hoogte afrollen en ver
pletterd worden met allen, die er in
zaten. En men drong er op aan, dat,
als er menschenlevens gewaagd moes
ten worden aan het rijden met dat
ding, de eerste rit gedaan zou wor
den door de directeuren, wier schuld
het voornamelijk was, dat er zoo
veel lichtgeloovige lieden bij betrok
ken waren.
Die soort van praatjes bewerkte,
dat er eenige menschen werden afge
schrikt. Maar ik liet mij niet afschrik
kon. Ik had meer lust dan ooit om
mee te gaan. Ik kon den bepaalden
dag bijna niet afwachten.
Dien dag herinner ik mij nog
zeer goed. Het was do 24ste Septem
ber 1831. Er was sinds weken van
niets anders gesproken en toen ik
dien morgen wakker werd. had ik
een gevoel, zooals Columbus moet
hebben gehad op den dag, toen hij
uitzeilde om Amerika te ontdekken.
Ik had dien nacht niet veel gesla
pen en bij het aanbreken van den
dag was ik al op en gereed om te
vertrekken, ledereen was er vroeg:
maar de mannen, die de locomotief
moesten besturen, schenen allerlei
moeite te hebben, voordat wij konden
afrijden. Eerst werkten de zuigers
niet goed: toen mankeerde er wat
aan de buizen. Kortom, het was over
twaalf, voordat alles gereed was.
De oude man zette zijn hoed af en
legde dien naast zich neer. Een zacht
windje bewoog zijn lange, sneeuw
witte hanen. Zijn knobbelige werk
handen lagen stil en voor zijn blau-
oogen, die over de velden staar
den naar het veelkleurige herfsUoo-
1 de verte, rees opnieuw liet
merkwaardige schouwspel op, waar
van hij zoovele jaren geleden getuige
was.
Ik zie dien trein nog, vervolgde
hij, even duidelijk als op Uien
morgen. Ik denk, dat de menschen
het nu een kluchtig schouwspel z-iu-
den vinden: maar voor mij was het
een grootsch, verheffend geaicht-
Ik was maar een arme boeren
knaap en ik had niet veel gezien,
maar ik moet u zoggen, dat ik dien
dag er trotsch op was een Ameri
kaan te wezen.
De locomotief heette „De Witt
Clinton", maar iemand noemde ze
„Broeder Jonathan" eu later was ze
bekend als „De Yankee", denkelijk
omdat de Engclsche locomotief John
Bult werd genoemd.
De locomotief zag er. in verge
lijking met de tegenwoordige, zeer
zonderling uit. Zij was hoog en smal
had een rechte, klein© stoompijp en
de stoomketel was ongeveer zoo groot
als een petroleumvat Achter de lo
comotief tras een platte wagen, waar
op twee tonnen vol water en een
paar manden vol takkenbossen ston
den met een stapeltje hout. Dan
volgden ide personen wagens, door
drie schakels aaneengehaakt. Hebt ge
wel eens een ouderwetsche diligence
gezien? Welnu, daar geleken de rij
tuigen sprekend op. Het waren dili
gences, op spoor gezet.
Er waren dien dag vijf van zul
ke wagens en die waren allen stamp
vol, toen de trein eindelijk afreed.
Er moeten zoowat 75 menschen in
den trein zijn geweest. Al de „groote
lui" en waandigheidbekleeders van
den staat waren er bij. Ik geloof niet,
dat ooit een knaap in voornamer
gezelschap heeft gereden. De moes
ten waren directeuren van den spoor
weg, senatoren, gouverneurs, burge
meesters, hoofdcommissarissen van
politie, dagbladredacteurs en allerlei
vermaardheden. Velen waren al oud;
de meesten waren van middelbaren
leeftijd ol daarboven. Ik was de
eenige jongen, die dea tocht mee
maakte, en ik telde nog pas vijftien
jaar.
Daarom zeg ik ook zeker te we
ten, dat ik de eenige nog levende
deelnemer aan den eersten rit op den
Mohawk- en Hudson-spoorweg ben.
Zooals ik zei. het duurde vree-
selijk lang, voordat wij afreden, maer
eindelijk vertrokken wij toch, en
toen was het mij alsof wij werkelijk
vlogen. Ik had nooit zoo iets gevoeld.
Er stonden groote wit steenen mijl
palen langs den weg en het was mij
of wij er nooit door zouden komen;
pas waren wij er een voorbij, of
daar kwam al weer ©en and ore. O.
het was een heerlijke rit. dat verzeker
Zekere Jervis - John B Jervis,
geloof ik was le machinist, John
TTampson was stoker en John Clark,
een andere machinist, deed dienst als
conducteur. Ze hadden nog geen
eigenlijken conducteur. Ik herinner
mij, dat zii den stoomketel vulden,
toen wij aftredenmaar half weg
moesten wij stilstaan bij een vijver en
water innemen om verder te kunnen
rijden.
Na dit stilhouden ging het
er flink van door. Ik verbeeldde mij
dat we verschrikkelijk snol reden
maar ik denk, dat het niet sneller was
dan 18 mijlen per uur.
Tk zag eenige passagiers bleek
worden en zich angstig aan de ban
ken klemmen, als wij een bocht om
gingen. Andere deftige, oude heeren
keken elkander aan en schudden het
hoofd, alsof zii wilden z.eegen, dat
rijden met zulk een vaart bijna slecht
en het noodlot verzoeken was. Maar ik
was volstrekt niet bang. Hoe sneller
wij reden, hoe prettiger ik het vond.
De locomotief kon niet t® snel rijden
naar mijn zin.
Langs den weg liepen de men
schen uit. om naar den trein te kijken,
zoo verbaasd, alsof het een luchtschip
of een komeet was geweest, en de
paarden, koelen, varkens en kippen
vluchtten van de heuvelen, angstig
schreeuwend, alsof de duivel hen ach
terna zat. Ik kan mij niet precies her
inneren in hoeveel tijd we naar Sche
nectady reden, maar ik weet wel. dat
de rit met hall lang genoeg was naar
mijn zin.
Toen we te Schenectady waren
eangekomen, gaf het stadsbestuur ©i
iemand anders een groot feestmaal
ter eere van de gelegenheid. Oom
John vertelde mij, dat mijnheer Cam-
breling, president van den spoorweg,
daar een toast instelde, waarbij hij
zei te hopen^ dat wij eerlang toudon
kunnen ontbijten te Utica. .dlneercn
te Rochester en het avondeten gebrui
ken bij vrienden te Lake Erie
Dat scheen mij toen nagenoeg
onmogelijk toe want men hnd onge
veer 72 uren noodig om per .diligence
naar Buffalo te reizen, en ik droom
de toen niet van een spoortrein, die
door het land zou vliegen met een
snelheid van 60 mijlen per uur. even
min als, hier verdween de glim
lach van het gelaat van den grijs
aard en hij staarde, met het aartsva
derlijk hoofd gebogen, peinzend over
de velden evenmin als ik toen dacht
dat ik hier nog eens, als man van !M,
die herinneringen uit inijn jongensja-
zou zitten vertellen voor de jon
gens en meisjes van dezen tijd.
LEEFTIJD DER HERTEN.
Bij mij in de gang hangt een kap
stok, die van een hertengewei ge
maakt is.
Dat hebben jullie misschien wel
eens meer gezien doch wie kan me
vertellen, hoe oud het hert was, toen
het diezelfde horens nog op zijn
tretsch veheven kop droeg
Er zitten drie zij-armen aan eiken
horen, en daarnaar is de ouderdom
van het hert te berekenen. Maar dan
moet je eerst weten, hoe zulk een ge
wei ontstaat.
Een jonge hertebok krijgt in zijn
eerste levensjaar op zijn .voorhoofds
been onder de huid twee beenknob
bels, die men rozenstokken noemt.
Daarop groeien in het tweede levens
jaar de eerst© hertenhorens. Dat zijn
ir eenvoudig twee punten zonder
eenige vertakking. Eerst zijn die jon
ge, weeke horens nog met behaarde
huid bedekt, doch in den loop van liet
jaar verhardt het been en de huid er
omheen verdroogt De bok schuurt die
dan langs de boomstammetjes af. In
den herfst gaat het ondereinde der
horens, roos genaamd, loszitten op
den rozenstok en dp éénjarige spiets-
bok verliest zijn spietsen.
In den tweeden winter, dien het
dier beleeft, groeit er op dezelfde ma
nier een nieuw- stel horens op zijn
kop, waaraan dan een zijstang zit 't
Is dan een „gaffelhert Ieder najaar
verliest het hert zijn gewei en elk
volgend jaar prijkt er een nieuw stel
horens, wneraan telkens een zijstang
meer zit dan het vorige jaar. of wel,
er komt een nieuwe vertakking aan
de bovenste stangen bij. Dat gaat zoo
ten minste eenige jaren achtereen.
Het gewei van een edelhert bereikt
een negental takken, dat van een ree
bok hoogstens vijf aan eiken horen.
Bij de oudere herten valt het gewei
niet meer af, ze wisselen niet moer.
Telt men dus zes punten aan een
gewei, aan iederen horen drio, dan
heeft de bok. die het draagt, drie
winters beleefd, 't is een „zeseinder".
Do hertebok, die mijn kapstok leverde,
was een achteinder en toen dus op
weg om zttn vijfden verjaardag te
vieren.
BOEKEN.
De eerstvolgende Woensdagen kun
nen er geen boeken geruild, of terug
gebracht worden. Bewaar ze dus
maar. tot je in onz© courant leest,
dat ze weer geruild mogen worden.
Brievenbus
(Brieven aan de Redactie van da
Kirider-Afdeeiing moeten gezonden
worden aan Mevrouw Ven erna—Van
Doorn, Wagenweg 88. Haarlem).
In de bus gooien, zonde r aan
schellen
AAN ALLE KINDEREN I Daar
ik «enigen tijd de stad uitga, kunnen
er dan geen briefjes worden ontvan
gen of beantwoord. Onthoudt dus
rnaar goed wat jullie me te vertellen
hebt en bezorgt me de briefjes dan
maar weer vóór of op W oensdag 23
Augustus, dan komt ©r Zaterdag 26
Augustus weer een brievenbus in de
courant.
Mevr. VENEMA—v. DOORN.
b Augustus 1911.