BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
ZA.TKRDAQ 28 SEPTEMBER 1011
No. 8668
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S BAGSLAD K08T
f 1.20 PER 8 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERU ZUIDER BUTTENSPAARNB 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
riet Rijke Natuurleven
ENKELE ALGEMEENHEDEN.
De doelmatigheid in de natuur
«pringt meer en meer in het oog,
naarmate wij haar scherper waarne
men.
Ook het groote aanpassingsvermo
gen Ls een eigenschap in de planten
en dierenwereld, waarover al heel
wat boeken zijn geschreven en waar
van toch ieder onzer zeker nog een
ontelbaar aantal voorbeelden kan op
sporen.
Ga op een zonnig plekje van uw
gras- of bleekveld wat bladeren van
de paardebloem plukken en zoek ze
daarna aan den vochtigen zoom van
een der Ilaarlemsche wateren en ge
zult, zonder ze te sorteeren, na maan
den nog juist kunnen zeggen, welk
blad op de eerste, welk op de tweede
plaats voor regeling van de vochithoe-
veelheid en voor do zetmeelvorming
heeft gezorgd.
Dezelfde plant vonnt op een plekje,
waar de groote verdamping spoedig
watergebrek zou doen ontstaan, bla
deren, die zoo diep zijm ingesneden,
dat er hier en daar slechts een hoofd
nerf overblijft, terwijl op de vochtige
standplaats een breede bladvlakte
zorgt, dal het overtollige water kan
.verdampen.
Wat is zoo ook de bekende sedum
uit de duinen, die im het begin van
den zomer de gouden sterretjes doet
schitteren in de zon, een begenadigd
plantje.
Laat heote zonnebrand gloeien op
helm en doddegras, böodstong en si
lene, hel deert ons vetplantje niet en
aan den voet der alles opslokkende
watertorens vormt het gouden kus
sentjes, waar andere droomkinderen
ondergingen in den strijd met den
meedoogeriiloozen kolossus.
De kleine, vleezige blaadjes verdra
gen de grootste droogte. Do zouten,
die ook in de bladeren in opgei oaten
toestand aanwezig zijn, houden het
water vaat, terwijl bovendien het
vcrdampimgscvppervlak klein. is.
Zetten wij onze duinwandeling een
weinig voo'rt. dan komen wij aan de
zoozeer geliefde blauwe zeedistels.
Duindistel was hier beter toepasse
lijk, maar diit te'rzijdio. Vindt ge het
niet merkwaardig, dat deze planted
met haar toch zoo breede bladeren 't
zoo goed in die brandende zon kun
nen uithouden?
Het geheim is reeds geen geheim
meer. Die ha-rde pnrseleVnachtige
duinwonderen t'rotséereri iederen aan
val, die op hun vochthoeveelheid ge
daan wordt en e'r is heel wat hitte
noodig, om hen van gebrek te doe'n
verschrompelen.
Daar komt een vroolijk huppelende
duiinplaag, een klein konijntje aan
gesprongen. liet ding, dat met zijn
uitgebreide familie het er op schijnt
te hebben gezet om onze natuurlijke
zeeweringen te perforeeren, verbeeldt
zich ook. dat het de planten, die bo
ven zijn mijnschachten en tunnels
groeien, niet zoo ongerept mag laten
staan.
Het heeft genoeg van die armzalige
stukken schors, waarmede het zich
geheel den winter moet tevreden stel
len en verlangt naar een sappig
blaadje. Ha, daar staat een plant, die
er wat malschcr uitziet en in een
paar sprongen zit het naast -onzen
distel. Het eerste onderzoek doet
hem al terugdeinzen. De harde blad
rand en de nog minder te vermurwen
stekels, die dreigend worden opgehe
ven, benemen hem al zijn moed en
nog sneller dan hij is gekomen, ijlt
onze veelvraat weg om elders zijn
geluk te beproeven.
Wat zou ook de heiplant beteekc-
nou, als de stengels sappig ware'n en
de bladeren en bloemen flinke afme
tingen hadden?
Het zand leverde te weinig vocht eh
dat weinig}e zou de zon, die door
geen breede kruinen wordt tegenge
houden, nog opzuigen. Maar de doel
matigheid aan den eernon kant mag
aan de andere zijde niet in nadeel
worden omgezet.
Kleine bloempjes op zoo'n uitge
strekt vlakte zouden geen bij lokken
eh geen vlindertje zou neerstrijken
om zijn roltong uit te steken.
Wat li:er aan grootte wordt verlo
ren wint de plant terug door haar
groote boeveelheid bloemon wier
paarse kleur mooi afsteekt bij het
donkere van tak en blad.
Duizende paarse kelkjes kleuren on
ze plantjes zoo opvallend, dat een
leger van insecten en hieronder de
bijen niet te vergeten, gaat onderzoe
ken, of bij die kleurenpracht ook ho
nig aonwez g is en dat zij niet onver-
richtefrzake weer heengaan bewijzen
ons de korven en kastjes, die tegen
Augustus naar de heide worden ge
bracht.
Hoe zou de woekerplant, die met
Kerstmis in bijna alle bloemenwin
kels met- haar donkergroene bladeren
en melkwitte bessen zoo mood uitkomt
tusschen het rood van den Hulst en
het ka'rmijh der Podnsettia'e, op de
stammen en takken der hooge hoo
rnen belanden, als niet de vogels haar
zaden overbrachten. „MaaT dat ge
beurt met de meeete bessen", hoor ik
u zeggen.
Juist, maar als de Mistletoe geen
andere inrichting bezat, don lijster
bes en vlier, zou geen enkel zaadje
op de stammen blijven bleven. De
eerste regenbui zou ze al omlaag ja
gen en de ontkieming was doelloos.
Knijp echter zoo'n besje door en het
raadsel is opgelost. De gomachtige
inhoud, is bijna met van uw vingers
te brijgen en onder de kraan van de
waterleiding zult ge moeten opmer
ken, dat in de natuur ook geen regen
buitje kan schaden. Lange lijniefcra
don hangen dan met de excrementen
bij de takken neer en heel wat zaad
jes blijven zoo in hoogere sferen ach
ter om het aanzijn to geven aa'n een
nieuwe Mazetak.
MaaT ik sprak in het begin van
doelmatigheid ook in de dierenwe
reld.
Bekijk eens den bop van die traag
voort kruipende rups. Stel u een oogen
blik voo'r, dat dit diertje evenals ma
ma van honig leefde. Binnen een
paar dagen was het verschrompeld,
want al werd een nectarreservoir be
reikt, dan zou nog de hoeveelheid te
ge'ring zijn, oon onzen veelvraat te
voeden. Vandaar die sterke kaken en
die harde chitlneplaten. aan den kop.
Nu kan de rups op de bladeren
blijven en geheel zijn zitplaats is met
een voedsel.
Later, als hot mondwerktulg tot
een epiraaltong is uitgegroeid en de
trage bladvijand als een etherisch
vlindertje rondzweeft, zijn hem de bla
deren te ruw en te grof en vergenoegt
hij zich slechts met oodendra'nk,
zuigt hij alleen den zoeten honing der
kleurige bloemkelken.
Zoo zouden wij door kunnen gaan
en spreken over de viervoudige maag
dor koeie'n en de beiteltanden der
knagers, over de speklaag van den
walvisch en het wdnterpakje der pool
dieren, genoeg zij het echter een paar
v oorbeelden genoemd te hebben al
leen om te bewijzen, dat ze voor het
grijpen waren. Zelf kan ieder ze met
meerdere aanvullen.
H. PEUSENS.
VRAGENBUS.
Den Heer J. S. te H. Half Octo
ber is de beste tijd om jonge frambo-
zenstekken te verplanten. Ze kunnen
dan vóór den winter nog wat vasten
voet krijgen. Een weinig patentkali
over de oudere planten, ongeveer een
ons peï M2. is zeer aan te bevelen.
De planten moeten dit nu hebben om
in het voorjaar beter uit te loopem
H. PEUSENS.
Een avontuur ia een
sneltrein.
Is er geen coupé, waarin al een
dame zit.' vroeg Leiy Freston, oemgs-
zlns angstig toen de conducteur het
portier van 't ledige earste-klasse-
coupc voor naar opende en haar kof
fers en reisdeken opnam om het in
het net op te bergen.
Ja, ziet ge, juffrouw, aldus ver
dedigde de man zich, er gaan wel
veel menschen niet dezen trein mee,
maai- daarvan reizen er maar héél
weinig eerste klasse .Maar het is heel
goed mogelijk dat ei- nog komen, we
hebben nog wel twintig minuten den
tijd. alvorens de trein vertrekt,
'k Zal uitzien of ei- nog dames ko
men en als ik er iets aan doen kan,
zal ik zeugen, dat ze hier in dezen
coupé komen.
Hij rekende natuurlijk op oen
fooitje en Lely gaf hem eon sliiliuig.
Hij ging heen eji weer en vergat zijn
belofte door de drukte, welke andere
reizigers hem veroorzaakten. Het
rijtuig bleef leeg. Eindelijk vond Lely
het wel prettig, dat ze alleen bleef
en ze zou ei werkelijk héél blij om
geweest zijn, ais ze de zekerheid had
gehad gedurende de geheel© reis. die
twee uur duurde geheel alleen te
zullen blijven. Maar de onzekerheid,
de mogelijkheid die bestaan bleef,
dat ze toch nog een minder gewensch-
n reisgenoot krijgen zou, stemde
aar onaangenaam.
Ze koos een plaatsje uit met haar
gezicht naar de machine in een hoek
van het rijtuig. Doch ze ging daar
niet onmiddellijk zitten. Eerst bleef
ze nog een poosje staan kijken bij "t
open portier, naar de snel zich rep
pende menschen op het perron. De
conducteur had wel gelijk gehad. Er
warne veel menschen voor den trein,
maar de moesten daarvan reisden
2e en 3de klas Er waren moeders
met troepjes kindoren, schooljongens
en jongelieden; ze zag een geestelijke
en een gejaagde oude dame met een
vogelkooi in de een© en een boek in
de andere hand.
De opgewondenheid van de dame
nam nog toe doordat ze niet gezien
had, dat haar koffer >n den bagage
wagen was gezet, on een van de con
ducteurs trachtte tevergeefs 't oude
mensch te overtuigen, dat hij zelf
eigenhandig die gewichtige bezigheid
had verricht. Ze ging naar den sta
tionschef, die toevallig in haar na
bijheid stond en klaagde hem haar
nood.
Lely zag haar dit alles doen en
volgde al hare gebaren, ofschoon zij
nier, waarop die dame stond te wui
ven met haar book en met haar vogel
kool; en onwillekeurig stond ze bij
zichzelf te denken hoe die vogel daar
onder het groene overtrekje, zich wel
gevoelen moest bij al die evoluties1
van zijn kooitje. Ten slotte begreep
Lely, dat de stationschef het oude
mcnschje vroeg met hem medo te
gaan naar den bagagewagen om er
zich persoonlijk van te overtuigen,
dat alles In oide was. De spoorweg-
man ging voorop en achter hem aan
haastte zich de dame.
Intusschen was het station bijna
geheel verlaten. De meeste reizigers
'hadden reeds een plaatsje gezocht.
Slechts een knap uitziend Jcxng-
mensoh, in een licht zomercostuum
was achtergebleven. Hij keek dan
weer op zijn horloge, dan weer naar
een stationinennar. blijkbaar in
spanning wachtende op de komst van
iemand, die hijjtier verwadhitte.
Nu, ze schijnt niet te komen, zei
Lely bij zichzelf, terwijl ze hem aan
dachtig gadesloeg. Ik denk, dat zo
zich wat al te lang gekapt heeft
dat was natuurlijk vandaag extra-
noodig en daardoor mist zo nu den
trein. Ge zult zonder haar moeten
vertrekken, of den volgenden trein
afwachten. Maar... ge ziet er voel te
aardig uit om zonder haai- te ver
trekken. Wachten dus...
De portieren werden dichtgeslagen.
Lely zat in haar hoekje, blijde, al
leen de reis te zullen doen. Want na
vertrek van Liverpool-street-station
zou do trein niet meer stoppen voor
lrswich. Ze behoefde niet bang te
wezen, dat ze zich vervelen zou. Eer
stens was het al ©en genot voor haar
zioh te voelen verplaatst met eene
snelheid van 110 K.M. per uur en
bovendien was liet wei belangrijk, al
die huizen en buitenverblijven eens
in suizende vaart te zien voorbijsnel-
en daarbij te denken aan al de
geschiedenissen, die verbonden zijn
aan hen en hunne bewoners. En bo
vendien had ze een heel pakje cou
ranten en tijdschriften meegenomen
n de verveling te verdrijven.
Dan moest re nog een brief schrij
ven aan haar tante, daar was ze
reeds aan begonnen, voor ze op reis
ging en dien moest zij nu het eerst
afmaken, meende zij. Ze nam liaar
koffer uit het net, zocht haar schrijf
map en potlood op en maakte de
punt ei'vaji eerst vochtig tusschen
haar aardige kersenlippen. Toen
ging zo verder met haar reisverhaal
en schreef;
„Van Charing Cross naai- Liver-
poolstreet weid Ik gebracht door een
erg vriendelijken koetsier. Toen ik
hem vroeg, wat ik hem schuldig was,
zeido hij; Nu, juflrouw, omdat gij
het zijt vijf shilling. Dat was toch
heel vriendelijk van hem, nietwaar?
En liet was werkelijk niet te veel,
want het was een hééle afstand door
zulke verschrikkelijke drukke stra
ten, wat erg moeilijk rijden moet
wezen. Nu zit ik alleen in den trein
naar Lrswich, want ik kon geen an
dere dames vinden, waarmee ik rei
zen kon, zooals ge me kadt aange
raden. .Maar dat ie niet zoo erg, want
ik verveel me lieelemaal niet en bon
ook niet bang....
Op dat oogenblik werd de deur
opengerukt, een koffer haastig naar
binnen geschoven en een groote man
met een zwarten baard en 'n gewel
dige sigaar tusschen zijn lippen
kwam snel binnen. Hij trapte Lely
gevoelig op haar teenen zonder een
verontschuldiging te uiten, sloot de
deur met een geweldigen smak en
wierp rich neer in den vorsten Iwek
van liet compartiment. Lely keek
hem verwonderd en ver van vriende
lijk aan. Dat was toch veel erger
dan ze zich ook maar een oogenblik
had durven voorstellen. Ze kon heel
eenvoudig niet in één coupé reizen
mot een man. die rookte, want ta
bakswalm maakte haar riek... Ze
kreeg er altijd hoofdpijn van en dat
was zoo erg, dat te het geen tien mi
nuten kon uithouden in de rookka
mer van haai- neef, zonder dat ze
door den walm werd bevangen. En
nu zou ze twee uur opgesloten moe
ten zitten met die reusachtige sigaar.
Doch wat zou ze doen? Zou ze nog
van coupé kunnen verwisselen? Ze
zag hopeloos naar alles wat ze had
meegenomen op reis, en dat nu alle
maal op de banken verspreid lag, be
halve haar reiskoffer en deken te
genover haar in het net. Neen, het
was onmogelijk, nu nog dat alles
pver te laden; maar wat ter wereld
moest zo doen?
Ze besloot een beroep te doen op
de welwillendheid van haar reisge
noot. Hij had nl. veel minder bagage
en kon due nog best een andere
plaats zoeken Bovendien moest hij
zich vergist hebben, want zij herin
nerde zich te hebben opgemerkt, dat
het volgende compartiment oen rook
coupé was Blijkbaar had dus deze
reiziger in ziin haast het verkeerde
portier geopend.
1-Iij had het voorkomen van een
heer, dat had Lely dodeliik bemerkt,
ofschoon ze er tévens de opmerking
aan vastknoopte, dat hij er zeer on
gunstig uitzag. En zeker leed de ma
nier, waarop hij was binnengekomen
niet aan overvloed van hoffelijkheid
Toch was zij er van overtuigd, dat
hij aan haar verzoek zou voldoen;
liever dan met geweld, haar zulk
een overlast aan te doen.
Verschooning, mijnheer, aldus
kleedde rij haar verzoek in, ik geloof
dat ge u vergist heb. Dit is een niet-
rook-coupé.
Er was iets zonderlings in het voor
komen van dezen vreemden man, die
evengoed een Franschman als een
Italiaan wezen kon. Hij droeg een
grooten, slappen hoed; hod een wijde
manteljas aan en droog een dunnen
stoppel baard. Hij zag er zonderling
uit en tevens afstootend met de
zwarte oogen in het bleeke gelaat.
Hij keek haar strak aan en die ho
rende blik joeg haar een zenuwacliti-
gen angst op het lijf.
Hij nam de si gaai' van tusschein
zij no lippen weg en trok zijn gelaat
tot een valsohen, schee ven glimlach,
wat hém bet voorkomen gaf van een
nijdigen hond.
Ge wilt niet, dat ik rook
vroeg hij haar in een stork klinken
den tongval en op hardon, vreemden,
woLwlLlenden toon.
Ge zoudt mij een genoegen doen
als gij het liet, gaf L©ly dapper ten
antwoord. Ik kan er beslist niet
tegen, daarom juist ben ik in dezen
coupé gaan zitten. Maar hier vlak
naast, hot. volgend© portier, daar
vindt ge een rookcoupé. Als ge vlug
zijt, dan hebt ge nog tijd genoeg om
daar te gaan zatten. Toe, mijnheer,
haast u nog even, dan gaat bet nog
best.
Maai- de vreemdeling nam weer
eenvoudig de sigaar tusschen zijn
lippon en rookte er duchtig op los.
Dua ge wilt niet, dat ik rook
vroeg hij weer, even onvriendelijk
als de eerste maal.... Ge wilt me aan
merkingen maken Ge wilt dat ik
in een ander rijtuig ga Wel kijk
eens hier.
Tegelijk stak hij zijn hand onder
zijn jas en haalde een revolver te
voorschijn, welke hij naast zioh neer
legde op de armleuning van de bank,
terwijl hij de kolf met één hand om
klemd hield.
- Lk veroorloof niemand ter we
reld, ging hij voort, zich met mij
te bemoeien. Niemand heeft aanmer
kingen op mij te maken. En ik draag
dit altijd bij me.
Tegelijkertijd hield hij het wapen
op Ixrly'a gelaat gericht.
Om menschen, die me niet met
rust kiten, een lesje te geven.
Eerst was Lely rood van ergernis
geworden, omdat ze op die manier
werd aangesproken. Maai- toen hij
het wapen voor don dag haalde, had
zij het warme bloed van beur klop
pende slapen voelen terugstroomen
naar haar hart. Zij werd er bleek en
ontdaan van en riide van ontzetting.
Want eensklaps begreep ze de volle
waarlieid. De man was een waan
zinnige Zij was alleen opgesloten in
een sneltrein-coupé met een gek.
En op het oogenblik, dat zij die
ontdekking deed bemerkte ze, dat de
trein zich langzaam in beweging zet
te en wegstoomde.
Van schrik bleef ze onbeweeglijk
zitten ais een sieonen beeld. En dat
was waarschijnlijk haar geluk. Want
de waanzinnige wendde geen oogen
blik zijn flikkerende oogen van haar
af ©n nog steeds hield hij het pistool
omklemd, dat naaat hom lag. Blijk
baar bespiodde hij elk barer bewegin
gen. En de minste verkeerde bewe
ging zou aanleiding voor hem ge
weest zijn, om haar een kogel door
het hoofd to jagen. Ze begreep, dat
zo geheel machteloos was. Als zij om
hulp riep, als zij trachten zou het
portier te openen, als re het waagde
aan de noodrem te trekken, dan zou
hij haur meodoogenloos neerschieten
vóór ©r hulp was komen opdagen.
Zijn zucht om te dooden, om geweld
te plegen aan zijn médemenschon,
lag nu duidelijk te lezen in rijn
Het leek baar een vreeseiijke nacht
merrie. maar het was veel erger dan
dat, veel ercer. Het was zelfs ergor
dan de benauwdsto droom, welken zij
ooit gedroomd had. Want dit was
waarheid, dit was de werkelijkhied
Wat zou ze doen
De reclames op de muren van het
station gleden haar voorbij. Die
sclireeu wende aanprijzingen van
teep, van poetsgood, van Dier, van
wat niet aL Allemaal dingen, die ze
goed kende, die ze al zoo vaak gezien
bad. Eu nu was het misschien de
laatste maal, dat zij die dingen zien
zou... Do laatste maal. Want straks
zou ze hulpeloos alleen zijn, alleen
met een krankzinnige. Wat er dan
ook gebeuren mocht, haar hulpge
roep zou overstemd worden door het
geratel van den trein, want deze reed
immers aan één stuk door bot lrswich
too.
Haar vingers trilden tegen hot pot
lood, dat ze nog altijd vasthield, om
den brief af te schrijven. En eens
klaps kwam er een redder" ;j gedach
te bij haar op. Ze kreeg weer moed,
nu ze een greintje van <hx>o in de
verte zag oggloren. En mocht er geen
redding uit volgen, dan zou tenmin
ste een medemensch weten, in hoe
vreeseiijke omstandigheden zij rich
bevond.... En die- reddende gedachte
voerde zij onmiddellijk uit.
Al dien tijd bad de zonderlinge
reisgenoot ritten wachten op haar
antwoord. Er waren trouwens slechts
een paar seconden verloupen, want
de gedachten hadden elkaar snel op
gevolgd. Nu voegde zij hem vriende
lijk toe, zoodat zij er zelf verbaasd
over was. dat haar stem niet trilde
van angst en klonk even kalm ais al
tijd
Heel goed, ga uw gang. Gij blijft
rooken en ik zal voortgaan met mijn
Brief.
Haar schrijfmap bestond uit losse
bladen, die afgescheurd konden wor
den. Lelv nam het bovenste vel en
schreef door op
„Help mij oan Godswil. Ik ben vree-
selijk bang."
Daar schreef ze nog een aantal an
dere woorden achter, zonder eenige
beteeken is, om den man te doen ge-
looven, dat ze werkelijk een brief zat
te schrijven. Toen scheurde zij het
blaadje af, alsof ze een fout gemaakt
had, en verfrommelde liet in haar
hand. Zij stond op en keek onver
schillig het raampje uit. De lange lijn
van het perrongebiefl was haar al
voorbij. Een man reed een wagen
weg, waar kannen melk op stonden.
Eu- stond nog één jonge man in een
grijs costuum, dezelfde van daar
straks. Hij was nu in gesprek met
den stationschef. Alles zag er even
vredig en kalm uiten niemand was
zich bewust van het gevaar, waarin
zij verkeerde.
De jonge man zag haar toevallig
aan, toen de trein voorhij reed, of
schoon hij nog al Yer van haar af
stond, dicht tegen den stationmuur
aan.
Uiterst kalm, en alsof ze het met de
minste bedoeling deed, wierp ze den
prop papier het venster uit en ging
toen weer ritten om te schrijven.
Maar ze had wel gerien, dat bet pa
piertje rold© tot vlak voor de voeten
van de pratende mannen, en dat de
jongste het schielijk opraapte. Hij
vouwde het glad, juist toon het sta
tion uit haar gezicht verdween. Zij
had niet kunnen zien, wat er verder
gebeurde.
Tot hiertoe was zij reeds geslaagd
in haar pogen. Maar hoe zou liet nu
verder gaan Wat zou de jonge man
doen en wat zou de stationschef wel
denken van het briefje Zouden ze
wel bij machte zijn, nog tussohen-
beiden te komen Of zouden ze den
ken, dat ze met een meisjesgril te
doen hadden En zelfs, al geloofden
dat Lely in gevaar verkeerde, hoe
zouden ze baar dan kunnen helpen
Intusschen zat zij weer over haar
papier gebogen, alsof re weer was
voortgegaan aan het schrijven van
haar brief. En tegelijk peinsde zij,
of er middelen bestonden om een
snel trein midden op zijn weg te doen
stilstaan aan een of ander i.usscheu-
station, en daar het sein onveilig
zetten. Maar wie weet hoe ver het
station nog verwijderd was, voor ze
daar waren aangekomen. Dan was
zij misschien reeds lang vermoord
door dezen waanzinnige.
Een onverklaarbare aandrang deed
haar opzien naar den krankzinnige.
Hij zat haar nog altijd van zijn hoek
uit te bespieden, terwijl ziin vinger
den trekker van de revolver streelde.
En aldoor dacht ze, telkens weer
„nu zal hij schieten. Voor ik den
volgenden regel af heb, zai hij schie
ten. Hoe ongelukkig voor tante, uls
ze hoort, hoe ik hier ben omgeko
menIk denk, dat ze het morgen
ochtend uit de ochtendbladen zal ver
nemen
Zij wond rich voortdurend meer en
oneer op, tot haar oogen zien vulden
met tranen, van medelijden met haar
arme tante, die liet zich zoo zou aan
trekken
Nu viel er een schaduw op haar
papier en een donkere schaduw toe
kende zich af voor het venster in
den coupe. Even later stond er
iemand op de treeplank van den cou
pé en keek naar binnen. Het was de
jonge man in het grijze cosluuni.
Leiy herkende hem terstond aan zijn
mannelijk schoon gelaat, llij liad
Lely s briefje overhandigd aan den
stationschef en zonder diens ant
woord af te wachten, was hij den
trein nageloopen, was op de tree
plank van een der laatste waggons
gesprongen en had zich toen, dank
zijn kracht en zijn sterke zenuwen,
naar voren gewerkt langs den in
volle vaart zijnden trein. Haast had
hij dus xün doei boreikt en een en
kele blik in den coupé toonde hem
den waren stand der zaken.
Hij opende het portier en trad bln-
Dat scheelde maar heel weinig,
of ik had den trein gemist, begon
ltij op blij-hoffelijken toon. Ge hadt
zeker al gedacht, dat ik niet meer
komen zou.
Lely was even verbaasd over zijn
manier van doen, maar toen begreep
zij, dat hij de rol speelde van broe
der of vriend, om daardoor niet te
veel aandacht van den vreemdeling
te trekken over zijn zonderlinge bin
nenkomst en tevens daardoor recht
ie erlangen, haar eventueel te kun
nen verdedigen.
Ja, ik had alle hoop al opgege
ven, stemde zij toe. Maar zoudt
ge niet liever hier ritten
En ze ruimde al vast oen plaats
naast haar voor hein in.
Hij ging zoo natuurlijk naast haar
zitten, alsof dat dagelijkse he gewoon
te was en deed alsof hij den anderen
.reiziger, in den hoek, zelfs niet eens
bemerkte. Maar Lely begreep, dat
haar helper gezorgd had zóó te gaan
ritten, dat hij den man voortdurend
in het oog had en diens geringste
beweging zien kon. Zij woes met een
lachend knikje op hot kleine potlood,
dat de Franschman in de hand hield
en dat op dit oogenblik ©enigszins
verborgen was door een plooi van
diens mantel.
De man rookte nog steeds en keek
recht voor rich uit. Met een vastbe
sloten blik zag hij plotseling op naar
zijn beide relsgenooten en kook dan
weer vlak voor zich. En intusschen
ging de trein al sneller en sneller,
zoodat het rijtuig soins lieftig heen
en weer schokte. Snel schemerden do
telegraafpalen voorbij.... een snel
trein, uit tegenovergestelde richting
komend, stoof langs hen heen als een
sliert deuren en raampjes, even snel
als hij gekomen was.
Lieve liemel, zei de jonge man
weer, dat was nog eens vlug. En
als ik niet met dezen trein gekomen
was, dan hadden de meisjes bet mij
nooit vergeven, deuk ik. Ze hadden
er zoo vast op gerekend. Maar nu
moet ik eens ©ven kijken, ter zijde
van den weg. Daar is een zonderling
huis te zien. Er is geen enkele gevel
aan en het is gebouwd door een man,
die meerit tc genezen door hél lucht-
systcam. Dat is natuurlijk een aller
zonderlingst huis. Ge kunt er alle ka
mers zien. Daar daar is liet
Ziet ge 't nu viel hij eensklaps
zichzelf in de rede, terwijl hij opstond
om het haar des te boter te kunnen
aanwijzen.
Lely spreng op en keek door het
raampje, terwijl de vermeende
Franschman hetzelfde deed.
Of er werkelijk zulk een huis stond,
zou Lely toch niet hebben kunnen
zeggen. Want de trein reed nu met
volle snelheid, zoodat huizen en hoo
rnen en akkers inéén schoven en weg
holden achter haar aan, vóór zij don
tijd had gehad, iets te onderscheiden.
Maar op dit oogenblik, terwijl hij
vruchteloos poogde het huis te vin
den, was de jonge man plotseling op
den vreemdeling toegesprongen, boog
zich voorover, greep liet wapen en
wierp het ver weg, het portier uit.
O, pas op, riep het beangstig
de meisje uit.
Ze zag den man in een uitval van
razernij op haar beschermer toe
springen en in het volgende oogen
blik lagen de beide mannen in een t
woedende worsteling op den bodem.
De twee mannen vochten en woTstel-
den om elkander te overwinnen. En
Lelv, die zich zoo ver mogelijk in
een hoek bad teruggetrokken, stond
handenwringend toe te rien, zich ge
weld aandoende, om het van angst
niet uit te gillen.
De gelveole coupé was in wanorde.
Dagbladen, boeken, vellen papier, la
gen over den bodem verspreid. Do
krankzinnige klemde zich vast aan 'n
staaf van 't bagagenet, om niet door
z'n tegenstander tegen den grond go-
worpen ie worden. Doch de jonge
man was hem te sterk en toen de on
gel ukk.ge ten slotte toch moest toege
ven, kwam ook de inhoud van he*
net naar omlaag. Zijn eigen koffer
was e'r ook bij en was blijkbaar niet
goed gesJoton, want het ding sprong
open en de geheele inhoud viel op
den grond. Dat was een stortvloed
van de meest vcrscliillende dingen.
Pomade, medicijuflesehjes sieenen
potjes, du ailes scheen wel te komen
uit oei: kapperswinkel; ecu flink stuk
brood, ecu aantal fijne sigaren, die
ten slotte in alle hoeken verspreid la
gen en daar vertrapt werden. En nog
altijd waren de mannen worstelende.
En doodsbleek wachtte Lely in ang
stige spaiiii.üg, wat daarvan het ein
de zou zijn. Maar rij twijfelde geen
oogenblik aan dekracht van haar hel
per in het grijs. Bovendien werd do
krankzinnige erg in zijn bewegingen
gehinderd door zijn wijden mantel,
die hem belemmerde rich goed ie roe
ren.
Eindelijk had de jonge man hem
met beide armen in een hoek neerge
drukt.