iu weerwil van dén regen wilde ik een uitstapje maken. Doch ik had vergeten, dat we aan het einde van hot seizoen waren. De kleine spoor weg, die anders dagelijks twaalf keer naar de nabijgelegen groote stad ging. reed nu slechts tweemaal heen en tweemaal terug. De beide omni busdiénsten naar punten, waar men een schoon uitzicht had, waren op geheven. de motordiienst op de nabu rige stad gestaakt. In do straten der stad was het hoogst ongezellig. Men maakte zioh gereed voor de ontvangst der win tergasten. Overal werd ge klopt, gereinigd, gerepareerd. Do 3tad zag er uit, alsof de vijand moest komen en de bewoners van plan ren met al hun have 011 goed te vluchten. Drie dagen hield ik dezen toestand uit; ik trotseerde do omstandigheden en mijn eigen gemoedsstemming die mij voo'rtdurend toeriep: „Je bent overbodig." Ik ontwaakte den vierden dag vroeg, zag, dat het buiten nog altijd regende, en nam haastig een bestuit- Ik pakte mijn koffer en vermiste daarbij eenige kleinigheden, want ik had in de laatste dagen vijfmaal een andere kamer betrokken. Bij de kof fie deelde ik mee, dat ik wilde ver trekken. De piccolo, dio ellendige huichelaar, zei wel is waar „wilt u reeds vertrekken?" maar ik zag het aan zijn gez/.cht, dat hij blij was, mij kwijt te raken. Toen ik wegging, ver gezelden ze mij allen naar de vige- lante, die mij naar den trein zou brengen, met gezichten, alsof ze een lieven huisgenoot lieten vertrekken. Doch ik liet mij niet bedriegen (of was het mijn ellendige gemoedsstem ming?) ik las op elk gezicht achter het Vriendelijke glimlachje: „we danken den hemel, dat we je kwijt lijn!" En toon ik nu in den trein zat en langs de velden reed, die mot herfst tinten prijkten, werd het mij duide lijk, dat ik een recht dwazen wensch gokocstord had, toen ik do eenige gast Lu een badplaats of een pension had willen zijn, en ik moest er aan denken, dat voor duizenden jaren de wijze koning Salomo het dwaze van mijn wensch reeds had ingezien, toen hij' op verscheiden plaatsön aldus sprak: „Alles op zijn tijd." Flory. Toeh Gerard haar voor den eersten keer vroeg, was hij zeventien jaar oud en Flory zestien, llij begon er mee, dat hij een kus van haar heb ben wilde, zooals hij dat gèdaan had, toen zij nóg kinderen waren. Maar zij, die eerst onlangs uit een streng pension uit Zwitserland thuis gekomen was, wilde daar niets weten en liep weg. Toen begon een wild heen- en weer geloop in de ga lerij van het groote landhuis, trap op, trap af, beneden door de ruime hal en buiten in het door de zon be schenen park. Maar hij kreeg haar niet eerder te pakken, als toen zij het einde van de groote laan bereikt had, waar geen zijweg meer was. En toen hij haar gevangen had. kuste hij Flory op den rooden frls- schen mond en zij, buiten adem door het harde loopen en dientengevolge met in staat te schelden, zat op de tuinbank en waaide zich met haar slroohoed eenige verfrissching toe. Zij zag er allerliefst uit, zooals zij daar zat in haar eenvoudig wit ja ponnetje, haar bruine krullen dwars over het voorhoofd hangend, die liaar beelderig gezichtje omzoomden cu haai- wangen gloeiden. Een groo te zonnebloem hing juist over haar hoofdje. Het was zoo n verlokkelijke aanblik, dat Gerard haar het liefst nog eens gekust had. Ilij ging naast haar zitten op de bank en legde zijn arm om haar taille. Wat ben je toch dom, Gerard! zeóde zij. Ik ben niet dom, antwoordde hij. Ik beu heel verstandig! Daarvan heb ik niets gemerkt! Maar ik" weet heil In hoeverre ben jij verstandig? Vroeg zij en zag hem van terzijde non. Omdat ik jou gekozen heb! Hoe aardig \an je! proestte zij liet spottend uiL Lach niet, stoof hij op. Ik spreek geen gekheid, ik heb jou ge kozen. Ik wil geen andere dan jou. Hoe verwaand toch sommige menschen ziju! riep zij uit Ja, ja, dat is wel waar maar op ui ij heeft dat geen zin. Er zijn een heeie massa moeders, die baron eu erfgenaam van een oud- 1 ddergoed tot schoouzooa wenschen- Flöry trok de groote zonnebloem naar beneden eu deed, alsof zij die aandachtig bekeek. Er ziju een hee'.e massa moeders, dio ceu rijke erfgename als schoon dochter wonschen, sprak zij na een oogenblikje. Ilij zweeg. Van dat standpunt had hij de zaak nog nooit bekeken. Meen je, dat ik iemand ben, die aast op een grooten bruidschat? vroeg hij eindelijk. Jij hebt jonge meisjes ougevoer op dezelfde wijze beschuldigd. Opnieuw stilte. -- Ik meende het riet zoo, zcide hij zacht. Je moet correct zeggon, wat je meent en meen en wat Je zeg', be val zij. Fvn als ik 'dat doe lach Je me toch uit Zij wfist niet recht, wat ze daalrop moest antwoorden. Flory, zeide hij toen met zachte en weeke stem, ik houd van je bo ven allen. Zij draaide hem liaar gezicht toe, lachte en zeide: Hoe aardig toch van je! Ik geloof, dat je mij niet goed begrijpt, riep hij uil, stond op en ging voor haar staan. Ik spreek in vollen ernst. Neen, ik begrijp niet, hoe je zoo sentimonteol kunt zijn. Ik haat' sen timenteels menschen. Flory, wil je mij trouwen? vroeg hij, niet uit het veld geslagen. Neon, zeide zij droogjes, dank je wel voor d e oer. Je wilt later 'niet mijme vrouw worden? Neen. Is dat volle ernst van je? Ja zeker, lachte zij. Jij bent harteloos! riep hij harts tochtelijk uit. En hij ging weg en sloeg onder het loopen met zijn rijzweep de koppen van de bloemen af. Waarheen ga je? riep zij hem na. Hij draaide zich om. Zelfmoord begaan! zeide hij kort af. Maar hij beging geen zelfmoord. Hij vond het verstandiger te wachten en na eenigen tijd nog eens zijn ge luk te beproeven. Hij wilde de hand van Flory vra gen, als hij de universiteit zc laten. Maar hij kon het niet, -was nog veel mooier en lieftalliger worden, zoo Hef en zoo innemend, dat hij or tegen op zag de belang-; rijko vraag iot haar te richten. Hij hield nog steeds van haar, meer dan ooit te voren. Hij had er over nage dacht, dat hij toch eigenlijk veel ar mer was dan Flory, want zijn vader lijk bezit was met hypotheken be last. liet was op een zomeravond. Zij hadden op een der schaduwrijke ter rassen thee gedronken. Toon liet koe ler begon te worden., stond Flory op en ging do groote trap af naar bene den. Gerard volgde haar. Eindelijk ging zij op een bank zitten onder een groote rozenstruik en trok de prach tige roode bloemen naar ach toe. Geef mij een 'roos, Flory, vroeg Gerard lachend. Zij sprak ovér andere dingen, plukte daarbij werktuigelijk een roos en reikte ze hem over. Gerard rook aan de verrukkelijk mooie roos en kuste ze voordat bij ze in zijn knoopsgat stak. Weer eens sentimenteel, zeide zij lachend. Daar kan ik niets aam doen, Flory, ik ben nu eenmaal zoo. Arme jongen! Ik zou nog senti'.- mentceler zijn, als ik een man was. Haar blauwe oogen lachten over moedig in zijn gezicht eai voor dat hij zich goed en wel bedacht, kwam het er uit. Ik houd van je, Flory. Ik kan er niets aan doen en ik kan niet zonder je leven. Zij keek hem zoo van terzijde aan. Die dramatische houd ng staat je heel goed! lachte zij. Hoe doe je het toch, om de oogen te laten glin steren? Hij zag liaar treurig aan. Dit keer is het bittere ernst, Flory. Dat heb ik jo vroeger ook al eens gezegd, antwoordde zij en t.rok daarbij een roos uit elkaar. Toen zeide oen zoker iemand zelfs, dat hij zelfmoord zoude begaan llij dood het echte'r xt et. Dat is een paar jaren geleden. Sedert dien tijd ben ik een man ge- orden. Het is niet meer de liefde vau oen jongeling, maar van 'n ern stig man. Hij trad dichterbij, nam haar hand en zag haar diep in de oogen. Flory, houdt je riot van mij? Vroeg hij treurig. Zij beet op haar lippen. Ik wou, dat je niet zoo tragisch was. Zij zag, dat hij ■doodsbleek werd. Hij drukte liaar hand, loon liet hij baar los. WnnneOr zult go iemand leeren begrijpen? stamelde hij. Toen ging hij langzaam, het hoofd naar beneden met loome schreden weg. En teen zij hem nazag, bestierf haar liet lachen op de lippen en voor den eersten keer in haar leven zag zij in, dat men met de ernstige ware hefde van een man niot mocht spe len. Maar haar ernstige stemming hield niet lang aan. Zij zong en lachte spoe dig wéér even vroolijk als altijd, als of er op de geheole wereld geen ver driet bestond. Maar op een goeden dag brachten hem in het huis van haar vader een draagbaar een beweging loos, levenloos lichaam met doods bleek gezicht, waarop rich geen spier verroerde, toen zij zijn gebro ken ledematen aanraakten. llij was op de jacht van zijn paard gestort. En Flory kwam juist den treurigon stoet tegen, toen zij la chend en zingend de trap af naar be neden kwam. Zij werd doodsbleek en schreeuwde: Hij sterft hij stérft Maar hij stierf niet. Wekenlang zweefde hij tusschen leven en dood. Hij lag in een zijvleugel, waar geen geluidje doordrong. Di'.epe stilte iieerschto hier. Flory werd al bleeker haar oogen al treuriger en ernstiger. Eindelijk was het gevaar geweken i do doktoren verklaarden, dat hij In het leVén zou blijven. Toen begon Flory woer te zingen, maar zacht, zoe'r zacht, het was slechts neuriën. Zij speelde ook weer met haar lie velingshonden in den tui n, maar niet meer zoo dol en uitgelaten als vi ger. En toen het voorjaar kwam, vond hij haar zoo mooi, zoo aanval lig als nooit te voren. Op zekeren dag droegen ze hem in de tuinkamer, waarin de zon waïm scheen. Zingend kwam Flory binnen, zon der te weten, dat hij hier lag. Toon ze hem zag liggen, bloosde zij tot achter de ooTen, vervolgens kwam zij op hem af én reikte hem dé hand. Ik ben blij dat was alles, wat zij kon zeggon, want haar lippen be wogen zich en tranen kwamen, haar in de oogen. Hij zag er zoo vreese- lijk bleek uit en liad donkere ran den onder de oogen. Zij verliet snel de kamer, om haar gevoelens te ver bergen. Maar zij kwam spoedig te rug met oen heerlijke roode roos in de hand. Bedeesd reikte zij hem die. Hij nam ze aan on dood ze vervol gens in zijn knoopsgat. Zij zag, hoe zijn oogen vochtig werden. Toen wérden zijn blikken helder. Zachtjes trok hij Flory tot rich. Diit keer stel ik mij niet tevre den met do roos, Flo'ry. Ik moet de mooiste roos op deze wijde wereld hebben. En het antwoord, dat hij in haar oogen las scheen hem voldoende te zijn* (Pr. Gron. Crt.). De Diainaatmaker Naar het Engelsch van H. G. WELLS. lit was tot negen uur 's avonds aan 't werk geweest in Chancery Lane, en daar ik een beetje hoofdpijn had, voel de ik noch lust om uit te gaan, noch om verder iets uit te voeren. Het stukje lucht, dat in die nauwe kloof van woelig verkoor zichtbaar was, scheen een moeien avoncl te beloven en ik besloot, naar 't Embankment te gaan; mijn hoofd te laten afkoelen en mijn oogen rust te geven door te kij ken naar het wisselende licht op de rivier. Avonds toch ziet men de rivier op haar voordeeligst; de duisternis werpt genadiglijk haar sluier over de vuil heid van het water, en al de verschil lend gekleurde lichten van onze over- gangs-eeuw. rcod, fel oranje, geel gas en wit electrisch licht, flikkeren u te gen vau uit vaag omlijnde schaduw partijen, die alle schakeeringem door- lcopen tusschen grijs en dof purper. Onder do bogen van Waterloo Bridge door, teekent ecu rij Lichtende stippen do bocht van het Embankment, en bo ven de leuning verrijzen de torens van Westminster, warm -.grijs togen den hemel vol sterren. De zwarte ri- ier stroomt voorbij; slechts nu en dan verbreekt een lichte rimpeling hare stilte en brengt de spiegelende lichten in trillende beweging, die te rugkaatsen in het effen oppervlak. Een warme avond, zei een stem vlak bij mij. Ik keek om en zag het profiel van een man, die naast mij over de leu ning boog. Het was eeri beschaafd ge zicht; niet ontknap; hoewel .ager en bleek: de jaskraaa- dio was opge zet en om den hals toegespeld, ver ried zijn maatschappelijke positie zoo duidelijk, als ware het een uniform. Ik kreeg een gevoel, alsof ik stellig verplicht zou zijn, zijn nachtverblijf met ontbijt te betalen, als ik hem ant woord gaf. Ik zag hem oplettend aan. Zou hij mij iets kunnen vertellen, dat hel geld daarvoor bewaard was, of was hij een ■an dat gewone soort menschen, dat zelfs hun eigen levensgeschiedenis niet vertellen kan? Iels verstandigs in zijn voorhoofd en iets gevoeligs in zijn onderlip deden mij een besluit nemen. Erg warm, zei ik, maar bier gaat het nog al- Ja. zei hij, nog altoos naar 't wa ter ziende. 't is hier nu wel aange naam op 't Öogenblik. liet doet goed, ging hij na een ocgenbllk zwijgen voort. zulk een rustig plekje te vinden in Londen. Als men den beelen dag zijn hoofd vol heeft van zaken, aan niets denkt dan fortuin maken, verplichtingen nako men, gevaren afwendon, dun zou men bepaald ten einde raad worden, al3 men niet nu en dan zoo'n rustig plek je vond. Hij zweeg lang na eiken zin. U weet zeker ook. wal het zegt, inge spannen arbeid re verrichten in de wereld; anders zou u hier niet zijn. Maar uw hoofd is niet zoo moo on uw voeten zijn niet zoo pijnlijk als de mij ne.... Bah! Soms denk ik wel eens, dal het son de kool niet waard is. Dan i ben ik geneigd om alles op te geven, naam, fortuin en roem, en een of ardor bescheiden bedrijf te gaan uit oefenen. Maar ik weet het als ik af stand deed van mijn eerzucht, hoe zeer deze mij ook moge kwellen, ik zou voor altoos ten prooi ziin aan hel diepste berouw. Hij zweeg. Ik zag hem vol verbazing aan. Als ik ooit iemand had gezien, die in hopeloos benarde omstandigheden verkeerde, dan was het de.mnn, die hier voor mii stond. Hij zag er haveloos cn vuil uit, ongeschoren en ongekamd; alsof hij een week op den vuilnishoop gelegen had En hii praatto tegen mij van de lastige beslommeringen eener groote zaak. Biina begon ik hardop te la chen. Of hij was gek, óf hij spotte op een treurige manier met zijn eigen armoede. Al brengen veelomvattende plan ner. en een hooge positio hun eigen aardige bezwaren mede, zei ik, al zijn daaruan inspannende arbeid en verantwoordelijkheid verbonden, er is oei dut daartegen opweegt. Hot bezit an invloed; de macht om goed te doen. om hen te helpen, die zwakker en minder vermogend zijn dan wij; en zelfs is er een zekere voldoening in het ton toon spreiden... Mijn scherts was in de gegeven om standigheden weinig gepast. Ik sprak zonder na to denken; énkel getroffen 'door de tegenstelling tusschen zijn voorkomen on zijne woorden; ik gevoelde roads spijt, eer Ik nog had uitgesproken. Hij zae mij aan; hij was bleek; maar de uitdrukking van zijn gezicht bleef zeer klam. Hij zei: Ik sprak overijld. Natuurlijk begrijpt u mij niet. Hij nam mij een oogenbllk op. Het klinkt ongetwijfeld bespottelijk. IJ zult mii niet gelooven, zelfs als ik het u vertel; dus kan ik u g..rust de waarheid zeggen. En 't zal mij goed doen, mij eens uit te spreken. Ik heb werkelijk gewichtig werk oiideiiian- den. héél gewichtig. Maar ik ben in moeilijkheden op liet oogenblik.... De zaak is deze: ik maak diamanten. Dan hebt u zeker op 't moment geen werk? vroeg ik. Ik krijg genoeg van die ongeloo- vigheid, zei hij ongeduldig, en terwijl hij snel zijn armoedige jas losknoop te, trok hii oen klein zakje van zeil doek lo voorschijn, dat aan een koord om zijn hals hing. Hij haalde er een bruin steentje uit. Hobt u genoeg versland van zulke dingen om te zien wat dat i3? Hij reikte het mij toe. Nu had ik een jaar te voren mijn vrijen tijd l>esteed aan de studie voor een examen in de natuurwetenschap pen aan de Londensche universiteit, zoodat ik tenminste eenig begrip had van nhvsica cn mineralogie. Het ding. dat hij mij liet zien, leek op oen ruwen diamant vau donkere soort, ofschoon liet veel te groot was ;bijna zoo groot als de top van mijn duim. Ik nam het in de hand cn zag, dat het den vorm had van een regelmatige attaëder, met, do gebogen vlakken die kenmerkend zijn voor het kostbaarste dor mineralen. nam mijn pennemes. en trachtte tevergeefs er een kras op te maken. Toen- ging ik iets dichter bij de gas lantaarn en trok met den steen over het glas van mijn horloge met het grootste gemak een wille streep. De zag den man met toenemende belang stelling aan. Dat heeft werkelijk voel van een diamant. Maar als dat zoo is. dan is het oen Behemoth onder de diaman ten. Hoe is u er aan gekomen? Ik zei u immers, dat ik hem ge maakt had. antwoordde hij. Geeft u hem terug. Hij dood hem haastig weer in het ■zakje en knoopte zijn jas weer dicht. Ik wil hem n verkoopen voor twaalfhonderd gulden, fluisterde hij op eens geiaagd. Dat wekte opnieuw mijn achter docht. Ilct ding kon heel goed een stukje corundum zijn, een bijna even harde stof. en toevallig, wat den vorm betrof, op een diamant gelijken. Als het een diamant was, hoe kwam hij er dan aan, en waarom zou hij hem voor twaalfhonderd gulden van de hand willen doen? Wij zacen elkander uitvorschend" aan. Hij scheen wel zeer verlangend hem te verkoopen; maar in zijn ma nieren was niets bedriegelijks. En ik geloofde werkelijk, dat het eea dia mant was. Maar ik ben niet vermo gend, twaalfhonderd gulden zou een heele hap uit mijn kapitaaltje zijn; en geen verstandig mensch koopt diaman ter. bij gaslicht van oe>n hnveloozen vagebond, zonder verderen waarborg. Toch doed een diamant van deze groot te voor mijn verbeelding visioenen van honderd duizenden guldens op rijzen. Maar, zoo dacht ik weer. zulk een kleinood zou niet kunnen bestaan zon der in elk boek over edelgesteenten vermeld te worden. En dan herinner de ik mij weer verhalen over den smok kelhandel en gauwdieven van Kaffers aan do Kaap. Ik ging op die vraag omtrent het koopen niet verder in. Hoe komt u er aan? vroeg ik. Ik heb hem gemaakt. Ik had wel.gelioord van Moissan, maar ik wist, dat diens nagemaakte diamanten heel klein waren. Ik schudde het hoofd. U schijnt van die dingen iets af te weten. Ik zal u wat meer van mij zelf vertellen. Misschien denkt u dan gunstiger over den koop. Hij keerde zich om. en ging met den rug naar de rivier staan; met de handen in de zakken. Hii zuchtte. Ik weet. dat u mij niet gelooven zult Diamanten, begon hij, en nu was dat bedelachtige in den klank van zijn stem verdwenen en hij sprak met de jemakkeliikiheid van den man van opvoeding, worden gemaakt, door zuivere koolstof te vermengen met 'n zekere vloeibare metaaJmassa ouder een zekere drukking; de koolstof kris talliseert uit. niet ais graphiet, of houtskool poeder, maar als kleine dïa- manten.Dit hebben de chemici al jaren geweten; maar niemand is er nog in geslaagd, de juiste stoffen te vinden, waarmede de kool moot vermengd worden ;noch de benoodigde drukking om tot liet gewensehte resultaat te ge raken. Daardoor zijn die door chemici vervaardigde diamanten klein en don ker. en als edelgesteenten van gerin ge waarde. Maar ik heb mijn geheole leven gewiid aan dit onderzoek; mijn geheele leven. Ik begon met die proe ven toon ik zeventien jaar was. en nu ben ik twoe en dertig. Ik verwachtte wel. dat daarmede tien, misschien wel twintig jaren zouden gemoeid zijn van inspanjiend denken en werken; maar al was dit zoo, dan was het nog de moeite wel waard. Stel, dat ie mand juist het goede middel had ge vonden. eer 't geheim was uitgelekt, en diamanten even overvloedig wer den als steenkool, dan zou zoo iemand millioenen kunnen verdienen! Mii- lioenen! Hij zweeg en verwachtte blijkbaar eenig bewijs van instemming. Zijn oogen glinsterden. Als ik bedenk, zei hij, dat ik op 't punt sta, dat alles te bereiken, en toch.... Ik bezat, ging hij voort, toen ik een en twintig was. ongeveer twaalf duizend gulden, en Ik meende, dat die som. als ik er wat bij verdiende met lesgeven, voldoende zdu zijn om mijn onderzoekingen voort te zetten. Een paa rjaar studeerde ik, meest in Berlijn .en daarna wijdde ik mij aan eigen studie 't Lastigste was. dat ik de zaak geheim moest houden. U be grijpt, als ik 't liet merken, wat Ik voorhad, zouden andoro menschen worden aangespoord door mijn eigen vertrouwen in de uitvoerbaarheid van mijn plan; on ik geloof niot, dat ik geniaal genoeg ben, om, ingeval er een wedstrijd ontstond, wie. do eersLo ontdekker zou zijn, als overwinnaar daaruit te voorschijn te treden. Het' sprak van zelf, als ik werkelijk fortuin zou maken mocht niemand weten, dat er oen kunstbewerking mogelijk was, dio diamanten kon opleveren zooveel men maar verkoos. Dus was ik op mijzelf aangewezen. Eerst had ik een klein laboratorium; maar toen mijn geldmiddelen uitgeput raakten, moest ik mijn proeven voortzetten in een armzalig ongemeubileerd hokje in Kentish Town, waar ik sliep op een stroomatras .tusschen mijn instru menten en toestellen. Do zaak ver slond geld. Ik ontzei mijzelf het aller- n nodigs te, om te kunnen bekostigen wat ik voor mijn proeven noodig had. Ik trachtte er iets bij te verdienen met lesgeven; maar.ik ben geen g»schikt onderwijzer; ik heb geen graad aan eene universiteit behaald, en ik weet ook van andere vakken dan chemie niet veel af. Ik zag wol dat ik veel tijd cn moeite moest besteden, voor heel weinig geld. Maar ik kwam in- tusschen steeds nader tot mijn doel. Drie jaar geleden had ik de samen stelling gevonden van dat mengsel, en den druk verkreeg ik bijna, door het bewuste mengsel en een zekere kool- vorbinding in den gesloten loop van een geweer te persen, en alles te ver hitten. Hij zweeg. Nog nI gevaarlijk, zei ik. Ja. liet ontplofte, en sloeg ui mijn ruiten en veel van mijn werktuigen stuk maar toch verkreeg ik een soort diu ra ontstof. In mijn nasporin gen ter oplossing van het probleem, om een hooge drukking te krijgen, op het gesmolten mengsel, waaruit de verlangde slof zich kristalliseer en zou, kreeg ik hot verslag onder de oogen van eenige proefnemingen, genomen door Daubrée, te Parijs, in liet Labo- ratoire des Poudres et Salpèlres. Hij liet dynamiet ontploffen in een dicht- geschroofden stalen cylinder, die te sterk was om te 1)4 sten, en hij kon rotsen verbrijzelen tot een soort gruis zooals dat waarin de Zuid-Afrikaan- sche diamanten worden gevonden. Ondanks de verbazende kosten liet ik een stalen cylinder vervaardigen naar dat model. Ik deed daarin mijn meng sel en mijn ontplofbare stoffen, legde een groot vuur aan in mijn fornuis, paste den cylinder er in, en ging een wandeling doen." Ik kon niet laten, te lachen om zijn luchtige manier van de zaak op te vatten. Was u niet bang, dat het huis in de lucht zou vliegen Woonden er nog andere menschen T Was in 't belar- van de weten schap, zei hij. Onder mij woonde een straatventer een schrijver van bedel brieven had de kamer achter de mij ne, en boven waren een paar bloem- erkoopsters. 't Was misschien niet heel voorzichtig. Maar ze zullen wel niet thuis geweest zijn. Toen ik terugkwam, lag het ding nog juist zooals ik 't had verlaten, in de witgloeiende kolen. De ontplofbare stof had den cylinder niet doen bar sten. Toen stond ik voor een groote moeilijkheid. Tijd is bij kristallisatie van het hoogste gewicht. Wordt het proces verhaast, dan zijn de kristallen klein en slechts op den langen duur bereiken zij ©en zekere grootlo. Ik be sloot. alles twoe jaar lang te laten blijven in dezen toestand, en zeer langzaam de temperatuur te laten da len. Ik had geen geld meer, en terwijl ik een groot vuur moest blijven aan houden .de huur van mijn kamer be talen, en mijzelf voedsel aanschaffen, bezat ik geen cent in de wereld, Ik kan u niet zeggen, wat ik al niet n handen heb gehad, terwijl ik de diamanten maakte Ik heb couranten verkocht, nuarden vastgehouden, aan 't portier van rijtuigen gestaan. We ken lang schreef ik adressen op enve loppen. Ik hielp soms een man. die met een kruiwagen ventte, en liep aan den eenen kant van do straat te schreeuwen, terwijl hij den anderen voor zijn rekening nam. Eens had ik een week lang in 't geheel geen werk, «n teen bedelde ik. Wat een week was datOn een ziekeren dag was bet vuur bijna uit, en ik had neg niet ge geten. Een jong kereltje, dat met zijn meisje aan den arm liep, gaf mij een sixpence, om mot zijn liefdadigheid te pronken. Gelukkig, dat er n<ig ijdele menschen in de wereld zijn. De visch- winkels roken verleidelijk Maar ik besteedde al het geld aan kolen, en stookte mijn fornuis weer gloeiend, en toen... Ju. ais men honger heeft.. Eindelijk, drie weken geleden, heb ik t vuur laten uitgaan. Ik schroefde den cylinder los, toen hij nog zoo gloeiend was. dat ik mijn handen brandde, en ik krabde de kruimige, lava-achtige massa er uit met een bei en sloeg liet tot gruis op een ijze- pluat. Ik vond drie groote diaman ten en vijf kleine. Toen ik op den vloer te hameren zat. kwam mijn buurman, de bedelbrievcnschrijver, binnen. Hii was dronken, als gewoon lijk. .Anarchistzei hij. „J0 bene dronken", zei ik. „Vernieler hij weer. „Loop naar je vader", snauwde ik hem toe den vnder der leugens, be doelde ik. ,,'l Is zoo erg liet ge meend", zei liij met een knipoogje, en in de deur geleund, met zijn een.' oog tegen de deurpost, begon hij mij te vertellen, dat hij eens in mijn kamer had rondgekeken, en dat hij dien mor gen naar de politie was geweest, Zij hadden alles opgeschreven, wat hij zei. Toen begreep ik, dat ik er in geioo- pen was Of i kmoest aan de politie mijn geheim vertellen, en dan was ui. les uit, óf als anarchist worden opge pakt. Ik greep mijn buurman bij de kraag en schudde hem goed door elkaar, en toen pakte ik mijn diamanten eu poetste de plaat, 's Avonds in de krant zag ik, dat mijn hokje „do Bommen- fabriek te Kennish Town" word ge noemd. En nu kan ik die dingen met geen jogelijkheid kwijt raken. Als ik naar een fatsoenlijken juwelier ga, vragen ze mij, of ik even wil wachten, en fluisteren den Indiende in, dat hij een agent moet halen, en dan zeg ik, dat ik niet wachten kan. Ik ben naar een heler van gestolen goed ge-traan. en ik kon den een. dien ik hem in handen had gegeven, niet meer los krijgen, hii zei, dat ik 't maar moest aangeven, ids ik hem wou terug Heb ben. Nu loop ik met honderdduizen den guldens waarde om mijn hals en heb noch voedsel, noch onderkomen. U is de eerste persoon, dien ik in mijn vertrouwen heb genomen. Uw gezicht trok mij aan, en ik ben tot het uiterste gedreven. Hij zag mij recht in de oogen. Het zou onverstandig van mij zijn, zei ik. in dit geval dien diamant te koopen Bovendien, ik loop ook niet rond met twaalfhonderd gulden inden zak. Maar dit wil ik wel doen kom morgen aan miin kanfoor... II denkt, dat ik een dief ben, zef hij heftig. U gaat de politie waarschu wen. Zóó loop ik niet In den val. Ik weet heel goed. dat n geen dief is. Hier is mijn kaartje. Dat kunt u bewaren. Dan behoeft u geen afspraak ie maken. IJ kunt komen, wanneer u wilt. Hïf nam het kaartje aan. cn oer rijksdaalder, als een bewijs, dot ik goed met liom meende Ik zou mij nog maar eens beden ken, en komen, zei ik. Ilij schudde twijfelachtig het hoofd. Ik zal u dal geld nog eens met interest terugbeta len, zei hij; een interest, waarover u verbaasd zult staan. U zult. mijn ge heim niet verraden Blijf liever tier. Hij stak de brug over en ging in het donker naar het trapje onder de poort die naar Essex Street leidt. Ik ver loor hem uit het gezicht. En ik heb hem nooit weergezien. Later kreeg ik nog twee brieven van hem, met verzoek, een banknoot, geen chèque te sturen aan een op gegeven adres. Ik overlegde de zaak nog eens voed, en deed. wat ik 't ver standigste vond. Eens kwam hij mij opzoeken, toen ik uit was. Mijn loop jongen zei. dat er een magere vuile, armoedige man was geweest, dio akelig hoestte. Tlij had geen bood schap achtergelaten. Wat hem betreft is mijn verhaal hier uit. Soms ben ik benieuwd, hoe 't met hem is afgeloepen. Was hii oen vindingrijke gek. een koopman in kiezelsteentjes, of zou hij werkeliik diamanten hebben gemaakt, zooals hij beweerde? Die laatste onderstelling is juist waarschijnlijk genree. om mii soms te doen denken, dat ik de mooiste kans om rijk te worden in mijn leven heb laten glippen. Hij kan wel dood zijn, en zijn diamanten zijn dan zeker weggeworpen. Zooals ik zei. een er van was bijna zoo groot als de punt van mijn duim. Misschien is hij uog wel bezig, ze aan den man te brengen. Wie weet, of hij nog niet eens op daagt in deftige kringen, en flonke rend in die hoogere sfeer, die alleen bereikbaar is voor rijke lieden, die van zich doen spreken in do wereld, mij zwijgend mijn gebrek aan onder nemingsgeest verwijt. Soms leuk ik, dat ik er toch licht een zestig gulden aan had kuuncn wagen. 11. D. Hoe is 't met Je vrouw Och, ze tobt aldoor met haar hoofd. Kan de dokter haar daar niet afhelpen Neon, niemand, behalve de prui kenmaker. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie deze rubriek be-treffende, gelieve men le richten »aa den heer J. Moyer, Kruisstraat 3d, Telephoon 1513. Probleem No. 303. van Bombéke. 47 48 49 60 Zwart schijven op 2, 6, 7, 8, 9, 13, 18, 19. 20. 24 cn 30 "Wil achii ven op 17. 21. 27, 28, 29, 33, 37, 39. 45. 47 cn 48.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 18