iu weerwil van dén regen wilde ik
een uitstapje maken. Doch ik had
vergeten, dat we aan het einde van
hot seizoen waren. De kleine spoor
weg, die anders dagelijks twaalf keer
naar de nabijgelegen groote stad
ging. reed nu slechts tweemaal heen
en tweemaal terug. De beide omni
busdiénsten naar punten, waar men
een schoon uitzicht had, waren op
geheven. de motordiienst op de nabu
rige stad gestaakt. In do straten der
stad was het hoogst ongezellig. Men
maakte zioh gereed voor de ontvangst
der win tergasten. Overal werd ge
klopt, gereinigd, gerepareerd. Do
3tad zag er uit, alsof de vijand moest
komen en de bewoners van plan
ren met al hun have 011 goed te
vluchten.
Drie dagen hield ik dezen toestand
uit; ik trotseerde do omstandigheden
en mijn eigen gemoedsstemming die
mij voo'rtdurend toeriep: „Je bent
overbodig."
Ik ontwaakte den vierden dag
vroeg, zag, dat het buiten nog altijd
regende, en nam haastig een bestuit-
Ik pakte mijn koffer en vermiste
daarbij eenige kleinigheden, want ik
had in de laatste dagen vijfmaal een
andere kamer betrokken. Bij de kof
fie deelde ik mee, dat ik wilde ver
trekken. De piccolo, dio ellendige
huichelaar, zei wel is waar „wilt u
reeds vertrekken?" maar ik zag het
aan zijn gez/.cht, dat hij blij was, mij
kwijt te raken. Toen ik wegging, ver
gezelden ze mij allen naar de vige-
lante, die mij naar den trein zou
brengen, met gezichten, alsof ze een
lieven huisgenoot lieten vertrekken.
Doch ik liet mij niet bedriegen (of
was het mijn ellendige gemoedsstem
ming?) ik las op elk gezicht achter
het Vriendelijke glimlachje: „we
danken den hemel, dat we je kwijt
lijn!"
En toon ik nu in den trein zat en
langs de velden reed, die mot herfst
tinten prijkten, werd het mij duide
lijk, dat ik een recht dwazen wensch
gokocstord had, toen ik do eenige
gast Lu een badplaats of een pension
had willen zijn, en ik moest er aan
denken, dat voor duizenden jaren de
wijze koning Salomo het dwaze van
mijn wensch reeds had ingezien, toen
hij' op verscheiden plaatsön aldus
sprak: „Alles op zijn tijd."
Flory.
Toeh Gerard haar voor den eersten
keer vroeg, was hij zeventien jaar
oud en Flory zestien, llij begon er
mee, dat hij een kus van haar heb
ben wilde, zooals hij dat gèdaan
had, toen zij nóg kinderen waren.
Maar zij, die eerst onlangs uit een
streng pension uit Zwitserland thuis
gekomen was, wilde daar niets
weten en liep weg. Toen begon een
wild heen- en weer geloop in de ga
lerij van het groote landhuis, trap
op, trap af, beneden door de ruime
hal en buiten in het door de zon be
schenen park.
Maar hij kreeg haar niet eerder te
pakken, als toen zij het einde van de
groote laan bereikt had, waar geen
zijweg meer was.
En toen hij haar gevangen had.
kuste hij Flory op den rooden frls-
schen mond en zij, buiten adem door
het harde loopen en dientengevolge
met in staat te schelden, zat op de
tuinbank en waaide zich met haar
slroohoed eenige verfrissching toe.
Zij zag er allerliefst uit, zooals zij
daar zat in haar eenvoudig wit ja
ponnetje, haar bruine krullen dwars
over het voorhoofd hangend, die
liaar beelderig gezichtje omzoomden
cu haai- wangen gloeiden. Een groo
te zonnebloem hing juist over haar
hoofdje. Het was zoo n verlokkelijke
aanblik, dat Gerard haar het liefst
nog eens gekust had.
Ilij ging naast haar zitten op de
bank en legde zijn arm om haar
taille.
Wat ben je toch dom, Gerard!
zeóde zij.
Ik ben niet dom, antwoordde hij.
Ik beu heel verstandig!
Daarvan heb ik niets gemerkt!
Maar ik" weet heil
In hoeverre ben jij verstandig?
Vroeg zij en zag hem van terzijde
non.
Omdat ik jou gekozen heb!
Hoe aardig \an je! proestte zij
liet spottend uiL
Lach niet, stoof hij op. Ik
spreek geen gekheid, ik heb jou ge
kozen. Ik wil geen andere dan jou.
Hoe verwaand toch sommige
menschen ziju! riep zij uit
Ja, ja, dat is wel waar maar
op ui ij heeft dat geen zin. Er zijn
een heeie massa moeders, die
baron eu erfgenaam van een oud-
1 ddergoed tot schoouzooa wenschen-
Flöry trok de groote zonnebloem
naar beneden eu deed, alsof zij die
aandachtig bekeek.
Er ziju een hee'.e massa moeders,
dio ceu rijke erfgename als schoon
dochter wonschen, sprak zij na een
oogenblikje.
Ilij zweeg. Van dat standpunt had
hij de zaak nog nooit bekeken.
Meen je, dat ik iemand ben, die
aast op een grooten bruidschat?
vroeg hij eindelijk.
Jij hebt jonge meisjes ougevoer
op dezelfde wijze beschuldigd.
Opnieuw stilte.
-- Ik meende het riet zoo, zcide hij
zacht.
Je moet correct zeggon, wat je
meent en meen en wat Je zeg', be
val zij.
Fvn als ik 'dat doe lach Je me
toch uit
Zij wfist niet recht, wat ze daalrop
moest antwoorden.
Flory, zeide hij toen met zachte
en weeke stem, ik houd van je bo
ven allen.
Zij draaide hem liaar gezicht toe,
lachte en zeide: Hoe aardig toch
van je!
Ik geloof, dat je mij niet goed
begrijpt, riep hij uil, stond op en
ging voor haar staan.
Ik spreek in vollen ernst.
Neen, ik begrijp niet, hoe je zoo
sentimonteol kunt zijn. Ik haat' sen
timenteels menschen.
Flory, wil je mij trouwen? vroeg
hij, niet uit het veld geslagen.
Neon, zeide zij droogjes,
dank je wel voor d e oer.
Je wilt later 'niet mijme vrouw
worden?
Neen.
Is dat volle ernst van je?
Ja zeker, lachte zij.
Jij bent harteloos! riep hij harts
tochtelijk uit.
En hij ging weg en sloeg onder het
loopen met zijn rijzweep de koppen
van de bloemen af.
Waarheen ga je? riep zij hem
na.
Hij draaide zich om. Zelfmoord
begaan! zeide hij kort af.
Maar hij beging geen zelfmoord.
Hij vond het verstandiger te wachten
en na eenigen tijd nog eens zijn ge
luk te beproeven.
Hij wilde de hand van Flory vra
gen, als hij de universiteit zc
laten. Maar hij kon het niet, -was
nog veel mooier en lieftalliger
worden, zoo Hef en zoo innemend,
dat hij or tegen op zag de belang-;
rijko vraag iot haar te richten. Hij
hield nog steeds van haar, meer dan
ooit te voren. Hij had er over nage
dacht, dat hij toch eigenlijk veel ar
mer was dan Flory, want zijn vader
lijk bezit was met hypotheken be
last.
liet was op een zomeravond. Zij
hadden op een der schaduwrijke ter
rassen thee gedronken. Toon liet koe
ler begon te worden., stond Flory op
en ging do groote trap af naar bene
den.
Gerard volgde haar. Eindelijk ging
zij op een bank zitten onder een
groote rozenstruik en trok de prach
tige roode bloemen naar ach toe.
Geef mij een 'roos, Flory, vroeg
Gerard lachend.
Zij sprak ovér andere dingen,
plukte daarbij werktuigelijk een roos
en reikte ze hem over.
Gerard rook aan de verrukkelijk
mooie roos en kuste ze voordat
bij ze in zijn knoopsgat stak.
Weer eens sentimenteel, zeide
zij lachend.
Daar kan ik niets aam doen,
Flory, ik ben nu eenmaal zoo.
Arme jongen! Ik zou nog senti'.-
mentceler zijn, als ik een man was.
Haar blauwe oogen lachten over
moedig in zijn gezicht eai voor
dat hij zich goed en wel bedacht,
kwam het er uit.
Ik houd van je, Flory. Ik kan
er niets aan doen en ik kan niet
zonder je leven.
Zij keek hem zoo van terzijde aan.
Die dramatische houd ng staat
je heel goed! lachte zij. Hoe doe je
het toch, om de oogen te laten glin
steren?
Hij zag liaar treurig aan. Dit
keer is het bittere ernst, Flory.
Dat heb ik jo vroeger ook al
eens gezegd, antwoordde zij en t.rok
daarbij een roos uit elkaar.
Toen zeide oen zoker iemand zelfs,
dat hij zelfmoord zoude begaan
llij dood het echte'r xt et.
Dat is een paar jaren geleden.
Sedert dien tijd ben ik een man ge-
orden. Het is niet meer de liefde
vau oen jongeling, maar van 'n ern
stig man.
Hij trad dichterbij, nam haar hand
en zag haar diep in de oogen.
Flory, houdt je riot van mij?
Vroeg hij treurig. Zij beet op haar
lippen. Ik wou, dat je niet zoo
tragisch was. Zij zag, dat hij
■doodsbleek werd. Hij drukte liaar
hand, loon liet hij baar los.
WnnneOr zult go iemand leeren
begrijpen? stamelde hij.
Toen ging hij langzaam, het hoofd
naar beneden met loome schreden
weg. En teen zij hem nazag, bestierf
haar liet lachen op de lippen en voor
den eersten keer in haar leven zag
zij in, dat men met de ernstige ware
hefde van een man niot mocht spe
len.
Maar haar ernstige stemming hield
niet lang aan. Zij zong en lachte spoe
dig wéér even vroolijk als altijd, als
of er op de geheole wereld geen ver
driet bestond.
Maar op een goeden dag brachten
hem in het huis van haar vader
een draagbaar een beweging
loos, levenloos lichaam met doods
bleek gezicht, waarop rich geen
spier verroerde, toen zij zijn gebro
ken ledematen aanraakten.
llij was op de jacht van zijn paard
gestort. En Flory kwam juist den
treurigon stoet tegen, toen zij la
chend en zingend de trap af naar be
neden kwam. Zij werd doodsbleek en
schreeuwde: Hij sterft hij stérft
Maar hij stierf niet. Wekenlang
zweefde hij tusschen leven en dood.
Hij lag in een zijvleugel, waar geen
geluidje doordrong. Di'.epe stilte
iieerschto hier. Flory werd al bleeker
haar oogen al treuriger en ernstiger.
Eindelijk was het gevaar geweken
i do doktoren verklaarden, dat hij
In het leVén zou blijven. Toen begon
Flory woer te zingen, maar zacht,
zoe'r zacht, het was slechts neuriën.
Zij speelde ook weer met haar lie
velingshonden in den tui n, maar niet
meer zoo dol en uitgelaten als vi
ger. En toen het voorjaar kwam,
vond hij haar zoo mooi, zoo aanval
lig als nooit te voren.
Op zekeren dag droegen ze hem in
de tuinkamer, waarin de zon waïm
scheen.
Zingend kwam Flory binnen, zon
der te weten, dat hij hier lag. Toon
ze hem zag liggen, bloosde zij tot
achter de ooTen, vervolgens kwam
zij op hem af én reikte hem dé hand.
Ik ben blij dat was alles, wat
zij kon zeggon, want haar lippen be
wogen zich en tranen kwamen, haar
in de oogen. Hij zag er zoo vreese-
lijk bleek uit en liad donkere ran
den onder de oogen. Zij verliet snel
de kamer, om haar gevoelens te ver
bergen. Maar zij kwam spoedig te
rug met oen heerlijke roode roos in
de hand.
Bedeesd reikte zij hem die.
Hij nam ze aan on dood ze vervol
gens in zijn knoopsgat. Zij zag,
hoe zijn oogen vochtig werden.
Toen wérden zijn blikken helder.
Zachtjes trok hij Flory tot rich.
Diit keer stel ik mij niet tevre
den met do roos, Flo'ry. Ik moet de
mooiste roos op deze wijde wereld
hebben.
En het antwoord, dat hij in haar
oogen las scheen hem voldoende te
zijn*
(Pr. Gron. Crt.).
De Diainaatmaker
Naar het Engelsch van
H. G. WELLS.
lit was tot negen uur 's avonds aan
't werk geweest in Chancery Lane, en
daar ik een beetje hoofdpijn had, voel
de ik noch lust om uit te gaan, noch
om verder iets uit te voeren. Het
stukje lucht, dat in die nauwe kloof
van woelig verkoor zichtbaar was,
scheen een moeien avoncl te beloven
en ik besloot, naar 't Embankment te
gaan; mijn hoofd te laten afkoelen en
mijn oogen rust te geven door te kij
ken naar het wisselende licht op de
rivier.
Avonds toch ziet men de rivier op
haar voordeeligst; de duisternis werpt
genadiglijk haar sluier over de vuil
heid van het water, en al de verschil
lend gekleurde lichten van onze over-
gangs-eeuw. rcod, fel oranje, geel gas
en wit electrisch licht, flikkeren u te
gen vau uit vaag omlijnde schaduw
partijen, die alle schakeeringem door-
lcopen tusschen grijs en dof purper.
Onder do bogen van Waterloo Bridge
door, teekent ecu rij Lichtende stippen
do bocht van het Embankment, en bo
ven de leuning verrijzen de torens
van Westminster, warm -.grijs togen
den hemel vol sterren. De zwarte ri-
ier stroomt voorbij; slechts nu en
dan verbreekt een lichte rimpeling
hare stilte en brengt de spiegelende
lichten in trillende beweging, die te
rugkaatsen in het effen oppervlak.
Een warme avond, zei een stem
vlak bij mij.
Ik keek om en zag het profiel van
een man, die naast mij over de leu
ning boog. Het was eeri beschaafd ge
zicht; niet ontknap; hoewel .ager en
bleek: de jaskraaa- dio was opge
zet en om den hals toegespeld, ver
ried zijn maatschappelijke positie zoo
duidelijk, als ware het een uniform.
Ik kreeg een gevoel, alsof ik stellig
verplicht zou zijn, zijn nachtverblijf
met ontbijt te betalen, als ik hem ant
woord gaf.
Ik zag hem oplettend aan. Zou hij
mij iets kunnen vertellen, dat hel geld
daarvoor bewaard was, of was hij een
■an dat gewone soort menschen, dat
zelfs hun eigen levensgeschiedenis
niet vertellen kan? Iels verstandigs in
zijn voorhoofd en iets gevoeligs in zijn
onderlip deden mij een besluit nemen.
Erg warm, zei ik, maar bier
gaat het nog al-
Ja. zei hij, nog altoos naar 't wa
ter ziende. 't is hier nu wel aange
naam op 't Öogenblik.
liet doet goed, ging hij na een
ocgenbllk zwijgen voort. zulk een
rustig plekje te vinden in Londen. Als
men den beelen dag zijn hoofd vol
heeft van zaken, aan niets denkt dan
fortuin maken, verplichtingen nako
men, gevaren afwendon, dun zou men
bepaald ten einde raad worden, al3
men niet nu en dan zoo'n rustig plek
je vond.
Hij zweeg lang na eiken zin. U
weet zeker ook. wal het zegt, inge
spannen arbeid re verrichten in de
wereld; anders zou u hier niet zijn.
Maar uw hoofd is niet zoo moo on uw
voeten zijn niet zoo pijnlijk als de mij
ne.... Bah! Soms denk ik wel eens,
dal het son de kool niet waard is. Dan i
ben ik geneigd om alles op te geven,
naam, fortuin en roem, en een of
ardor bescheiden bedrijf te gaan uit
oefenen. Maar ik weet het als ik af
stand deed van mijn eerzucht, hoe
zeer deze mij ook moge kwellen,
ik zou voor altoos ten prooi ziin aan
hel diepste berouw. Hij zweeg. Ik zag
hem vol verbazing aan. Als ik ooit
iemand had gezien, die in hopeloos
benarde omstandigheden verkeerde,
dan was het de.mnn, die hier voor mii
stond. Hij zag er haveloos cn vuil uit,
ongeschoren en ongekamd; alsof hij
een week op den vuilnishoop gelegen
had En hii praatto tegen mij van de
lastige beslommeringen eener groote
zaak. Biina begon ik hardop te la
chen. Of hij was gek, óf hij spotte op
een treurige manier met zijn eigen
armoede.
Al brengen veelomvattende plan
ner. en een hooge positio hun eigen
aardige bezwaren mede, zei ik, al
zijn daaruan inspannende arbeid en
verantwoordelijkheid verbonden, er is
oei dut daartegen opweegt. Hot bezit
an invloed; de macht om goed te
doen. om hen te helpen, die zwakker
en minder vermogend zijn dan wij;
en zelfs is er een zekere voldoening
in het ton toon spreiden...
Mijn scherts was in de gegeven om
standigheden weinig gepast. Ik sprak
zonder na to denken; énkel getroffen
'door de tegenstelling tusschen zijn
voorkomen on zijne woorden; ik
gevoelde roads spijt, eer Ik nog had
uitgesproken.
Hij zae mij aan; hij was bleek;
maar de uitdrukking van zijn gezicht
bleef zeer klam. Hij zei: Ik sprak
overijld. Natuurlijk begrijpt u mij
niet.
Hij nam mij een oogenbllk op.
Het klinkt ongetwijfeld bespottelijk.
IJ zult mii niet gelooven, zelfs als ik
het u vertel; dus kan ik u g..rust de
waarheid zeggen. En 't zal mij goed
doen, mij eens uit te spreken. Ik heb
werkelijk gewichtig werk oiideiiian-
den. héél gewichtig. Maar ik ben
in moeilijkheden op liet oogenblik....
De zaak is deze: ik maak diamanten.
Dan hebt u zeker op 't moment
geen werk? vroeg ik.
Ik krijg genoeg van die ongeloo-
vigheid, zei hij ongeduldig, en terwijl
hij snel zijn armoedige jas losknoop
te, trok hii oen klein zakje van zeil
doek lo voorschijn, dat aan een koord
om zijn hals hing. Hij haalde er een
bruin steentje uit. Hobt u genoeg
versland van zulke dingen om te zien
wat dat i3? Hij reikte het mij toe.
Nu had ik een jaar te voren mijn
vrijen tijd l>esteed aan de studie voor
een examen in de natuurwetenschap
pen aan de Londensche universiteit,
zoodat ik tenminste eenig begrip had
van nhvsica cn mineralogie.
Het ding. dat hij mij liet zien,
leek op oen ruwen diamant vau
donkere soort, ofschoon liet veel te
groot was ;bijna zoo groot als de top
van mijn duim. Ik nam het in de
hand cn zag, dat het den vorm had
van een regelmatige attaëder, met, do
gebogen vlakken die kenmerkend zijn
voor het kostbaarste dor mineralen.
nam mijn pennemes. en trachtte
tevergeefs er een kras op te maken.
Toen- ging ik iets dichter bij de gas
lantaarn en trok met den steen over
het glas van mijn horloge met het
grootste gemak een wille streep. De
zag den man met toenemende belang
stelling aan.
Dat heeft werkelijk voel van een
diamant. Maar als dat zoo is. dan is
het oen Behemoth onder de diaman
ten. Hoe is u er aan gekomen?
Ik zei u immers, dat ik hem ge
maakt had. antwoordde hij. Geeft
u hem terug.
Hij dood hem haastig weer in het
■zakje en knoopte zijn jas weer dicht.
Ik wil hem n verkoopen voor
twaalfhonderd gulden, fluisterde hij
op eens geiaagd.
Dat wekte opnieuw mijn achter
docht. Ilct ding kon heel goed een
stukje corundum zijn, een bijna even
harde stof. en toevallig, wat den vorm
betrof, op een diamant gelijken. Als
het een diamant was, hoe kwam hij
er dan aan, en waarom zou hij hem
voor twaalfhonderd gulden van de
hand willen doen?
Wij zacen elkander uitvorschend"
aan. Hij scheen wel zeer verlangend
hem te verkoopen; maar in zijn ma
nieren was niets bedriegelijks. En ik
geloofde werkelijk, dat het eea dia
mant was. Maar ik ben niet vermo
gend, twaalfhonderd gulden zou een
heele hap uit mijn kapitaaltje zijn; en
geen verstandig mensch koopt diaman
ter. bij gaslicht van oe>n hnveloozen
vagebond, zonder verderen waarborg.
Toch doed een diamant van deze groot
te voor mijn verbeelding visioenen
van honderd duizenden guldens op
rijzen.
Maar, zoo dacht ik weer. zulk een
kleinood zou niet kunnen bestaan zon
der in elk boek over edelgesteenten
vermeld te worden. En dan herinner
de ik mij weer verhalen over den smok
kelhandel en gauwdieven van Kaffers
aan do Kaap. Ik ging op die vraag
omtrent het koopen niet verder in.
Hoe komt u er aan? vroeg ik.
Ik heb hem gemaakt.
Ik had wel.gelioord van Moissan,
maar ik wist, dat diens nagemaakte
diamanten heel klein waren. Ik
schudde het hoofd.
U schijnt van die dingen iets af
te weten. Ik zal u wat meer van mij
zelf vertellen. Misschien denkt u dan
gunstiger over den koop. Hij keerde
zich om. en ging met den rug naar de
rivier staan; met de handen in de
zakken. Hii zuchtte. Ik weet. dat u
mij niet gelooven zult
Diamanten, begon hij, en nu was
dat bedelachtige in den klank van zijn
stem verdwenen en hij sprak met de
jemakkeliikiheid van den man van
opvoeding, worden gemaakt, door
zuivere koolstof te vermengen met 'n
zekere vloeibare metaaJmassa ouder
een zekere drukking; de koolstof kris
talliseert uit. niet ais graphiet, of
houtskool poeder, maar als kleine dïa-
manten.Dit hebben de chemici al jaren
geweten; maar niemand is er nog in
geslaagd, de juiste stoffen te vinden,
waarmede de kool moot vermengd
worden ;noch de benoodigde drukking
om tot liet gewensehte resultaat te ge
raken. Daardoor zijn die door chemici
vervaardigde diamanten klein en don
ker. en als edelgesteenten van gerin
ge waarde. Maar ik heb mijn geheole
leven gewiid aan dit onderzoek; mijn
geheele leven. Ik begon met die proe
ven toon ik zeventien jaar was. en nu
ben ik twoe en dertig. Ik verwachtte
wel. dat daarmede tien, misschien
wel twintig jaren zouden gemoeid zijn
van inspanjiend denken en werken;
maar al was dit zoo, dan was het nog
de moeite wel waard. Stel, dat ie
mand juist het goede middel had ge
vonden. eer 't geheim was uitgelekt,
en diamanten even overvloedig wer
den als steenkool, dan zou zoo iemand
millioenen kunnen verdienen! Mii-
lioenen!
Hij zweeg en verwachtte blijkbaar
eenig bewijs van instemming. Zijn
oogen glinsterden. Als ik bedenk,
zei hij, dat ik op 't punt sta, dat
alles te bereiken, en toch....
Ik bezat, ging hij voort, toen
ik een en twintig was. ongeveer twaalf
duizend gulden, en Ik meende, dat
die som. als ik er wat bij verdiende
met lesgeven, voldoende zdu zijn om
mijn onderzoekingen voort te zetten.
Een paa rjaar studeerde ik, meest in
Berlijn .en daarna wijdde ik mij aan
eigen studie 't Lastigste was. dat ik
de zaak geheim moest houden. U be
grijpt, als ik 't liet merken, wat Ik
voorhad, zouden andoro menschen
worden aangespoord door mijn eigen
vertrouwen in de uitvoerbaarheid van
mijn plan; on ik geloof niot, dat ik
geniaal genoeg ben, om, ingeval er
een wedstrijd ontstond, wie. do eersLo
ontdekker zou zijn, als overwinnaar
daaruit te voorschijn te treden. Het'
sprak van zelf, als ik werkelijk fortuin
zou maken mocht niemand weten,
dat er oen kunstbewerking mogelijk
was, dio diamanten kon opleveren
zooveel men maar verkoos. Dus was
ik op mijzelf aangewezen. Eerst had
ik een klein laboratorium; maar toen
mijn geldmiddelen uitgeput raakten,
moest ik mijn proeven voortzetten in
een armzalig ongemeubileerd hokje in
Kentish Town, waar ik sliep op een
stroomatras .tusschen mijn instru
menten en toestellen. Do zaak ver
slond geld. Ik ontzei mijzelf het aller-
n nodigs te, om te kunnen bekostigen
wat ik voor mijn proeven noodig had.
Ik trachtte er iets bij te verdienen met
lesgeven; maar.ik ben geen g»schikt
onderwijzer; ik heb geen graad aan
eene universiteit behaald, en ik weet
ook van andere vakken dan chemie
niet veel af. Ik zag wol dat ik veel
tijd cn moeite moest besteden, voor
heel weinig geld. Maar ik kwam in-
tusschen steeds nader tot mijn doel.
Drie jaar geleden had ik de samen
stelling gevonden van dat mengsel, en
den druk verkreeg ik bijna, door het
bewuste mengsel en een zekere kool-
vorbinding in den gesloten loop van
een geweer te persen, en alles te ver
hitten.
Hij zweeg.
Nog nI gevaarlijk, zei ik.
Ja. liet ontplofte, en sloeg ui mijn
ruiten en veel van mijn werktuigen
stuk maar toch verkreeg ik een
soort diu ra ontstof. In mijn nasporin
gen ter oplossing van het probleem,
om een hooge drukking te krijgen, op
het gesmolten mengsel, waaruit de
verlangde slof zich kristalliseer en zou,
kreeg ik hot verslag onder de oogen
van eenige proefnemingen, genomen
door Daubrée, te Parijs, in liet Labo-
ratoire des Poudres et Salpèlres. Hij
liet dynamiet ontploffen in een dicht-
geschroofden stalen cylinder, die te
sterk was om te 1)4 sten, en hij kon
rotsen verbrijzelen tot een soort gruis
zooals dat waarin de Zuid-Afrikaan-
sche diamanten worden gevonden.
Ondanks de verbazende kosten liet ik
een stalen cylinder vervaardigen naar
dat model. Ik deed daarin mijn meng
sel en mijn ontplofbare stoffen, legde
een groot vuur aan in mijn fornuis,
paste den cylinder er in, en ging
een wandeling doen."
Ik kon niet laten, te lachen om zijn
luchtige manier van de zaak op te
vatten.
Was u niet bang, dat het huis
in de lucht zou vliegen Woonden er
nog andere menschen
T Was in 't belar- van de weten
schap, zei hij. Onder mij woonde een
straatventer een schrijver van bedel
brieven had de kamer achter de mij
ne, en boven waren een paar bloem-
erkoopsters. 't Was misschien niet
heel voorzichtig. Maar ze zullen wel
niet thuis geweest zijn.
Toen ik terugkwam, lag het ding
nog juist zooals ik 't had verlaten, in
de witgloeiende kolen. De ontplofbare
stof had den cylinder niet doen bar
sten. Toen stond ik voor een groote
moeilijkheid. Tijd is bij kristallisatie
van het hoogste gewicht. Wordt het
proces verhaast, dan zijn de kristallen
klein en slechts op den langen duur
bereiken zij ©en zekere grootlo. Ik be
sloot. alles twoe jaar lang te laten
blijven in dezen toestand, en zeer
langzaam de temperatuur te laten da
len. Ik had geen geld meer, en terwijl
ik een groot vuur moest blijven aan
houden .de huur van mijn kamer be
talen, en mijzelf voedsel aanschaffen,
bezat ik geen cent in de wereld,
Ik kan u niet zeggen, wat ik al niet
n handen heb gehad, terwijl ik de
diamanten maakte Ik heb couranten
verkocht, nuarden vastgehouden, aan
't portier van rijtuigen gestaan. We
ken lang schreef ik adressen op enve
loppen. Ik hielp soms een man. die
met een kruiwagen ventte, en liep aan
den eenen kant van do straat te
schreeuwen, terwijl hij den anderen
voor zijn rekening nam. Eens had ik
een week lang in 't geheel geen werk,
«n teen bedelde ik. Wat een week was
datOn een ziekeren dag was bet
vuur bijna uit, en ik had neg niet ge
geten. Een jong kereltje, dat met zijn
meisje aan den arm liep, gaf mij een
sixpence, om mot zijn liefdadigheid te
pronken. Gelukkig, dat er n<ig ijdele
menschen in de wereld zijn. De visch-
winkels roken verleidelijk Maar ik
besteedde al het geld aan kolen, en
stookte mijn fornuis weer gloeiend, en
toen... Ju. ais men honger heeft..
Eindelijk, drie weken geleden, heb
ik t vuur laten uitgaan. Ik schroefde
den cylinder los, toen hij nog zoo
gloeiend was. dat ik mijn handen
brandde, en ik krabde de kruimige,
lava-achtige massa er uit met een bei
en sloeg liet tot gruis op een ijze-
pluat. Ik vond drie groote diaman
ten en vijf kleine. Toen ik op den
vloer te hameren zat. kwam mijn
buurman, de bedelbrievcnschrijver,
binnen. Hii was dronken, als gewoon
lijk. .Anarchistzei hij. „J0 bene
dronken", zei ik. „Vernieler hij
weer. „Loop naar je vader", snauwde
ik hem toe den vnder der leugens, be
doelde ik. ,,'l Is zoo erg liet ge
meend", zei liij met een knipoogje, en
in de deur geleund, met zijn een.' oog
tegen de deurpost, begon hij mij te
vertellen, dat hij eens in mijn kamer
had rondgekeken, en dat hij dien mor
gen naar de politie was geweest, Zij
hadden alles opgeschreven, wat hij
zei.
Toen begreep ik, dat ik er in geioo-
pen was Of i kmoest aan de politie
mijn geheim vertellen, en dan was ui.
les uit, óf als anarchist worden opge
pakt.
Ik greep mijn buurman bij de kraag
en schudde hem goed door elkaar, en
toen pakte ik mijn diamanten eu
poetste de plaat, 's Avonds in de krant
zag ik, dat mijn hokje „do Bommen-
fabriek te Kennish Town" word ge
noemd.
En nu kan ik die dingen met geen
jogelijkheid kwijt raken. Als ik naar
een fatsoenlijken juwelier ga, vragen
ze mij, of ik even wil wachten, en
fluisteren den Indiende in, dat hij een
agent moet halen, en dan zeg ik, dat
ik niet wachten kan. Ik ben naar
een heler van gestolen goed ge-traan.
en ik kon den een. dien ik hem in
handen had gegeven, niet meer los
krijgen, hii zei, dat ik 't maar moest
aangeven, ids ik hem wou terug Heb
ben. Nu loop ik met honderdduizen
den guldens waarde om mijn hals en
heb noch voedsel, noch onderkomen.
U is de eerste persoon, dien ik in mijn
vertrouwen heb genomen. Uw gezicht
trok mij aan, en ik ben tot het uiterste
gedreven.
Hij zag mij recht in de oogen.
Het zou onverstandig van mij
zijn, zei ik. in dit geval dien diamant
te koopen Bovendien, ik loop ook niet
rond met twaalfhonderd gulden inden
zak. Maar dit wil ik wel doen kom
morgen aan miin kanfoor...
II denkt, dat ik een dief ben, zef
hij heftig. U gaat de politie waarschu
wen. Zóó loop ik niet In den val.
Ik weet heel goed. dat n geen dief
is. Hier is mijn kaartje. Dat kunt u
bewaren. Dan behoeft u geen afspraak
ie maken. IJ kunt komen, wanneer u
wilt.
Hïf nam het kaartje aan. cn oer
rijksdaalder, als een bewijs, dot ik
goed met liom meende
Ik zou mij nog maar eens beden
ken, en komen, zei ik. Ilij schudde
twijfelachtig het hoofd. Ik zal u dal
geld nog eens met interest terugbeta
len, zei hij; een interest, waarover u
verbaasd zult staan. U zult. mijn ge
heim niet verraden Blijf liever
tier.
Hij stak de brug over en ging in het
donker naar het trapje onder de poort
die naar Essex Street leidt. Ik ver
loor hem uit het gezicht. En ik heb
hem nooit weergezien.
Later kreeg ik nog twee brieven van
hem, met verzoek, een banknoot,
geen chèque te sturen aan een op
gegeven adres. Ik overlegde de zaak
nog eens voed, en deed. wat ik 't ver
standigste vond. Eens kwam hij mij
opzoeken, toen ik uit was. Mijn loop
jongen zei. dat er een magere vuile,
armoedige man was geweest, dio
akelig hoestte. Tlij had geen bood
schap achtergelaten.
Wat hem betreft is mijn verhaal
hier uit. Soms ben ik benieuwd, hoe
't met hem is afgeloepen.
Was hii oen vindingrijke gek. een
koopman in kiezelsteentjes, of zou hij
werkeliik diamanten hebben gemaakt,
zooals hij beweerde?
Die laatste onderstelling is juist
waarschijnlijk genree. om mii soms
te doen denken, dat ik de mooiste
kans om rijk te worden in mijn leven
heb laten glippen. Hij kan wel dood
zijn, en zijn diamanten zijn dan zeker
weggeworpen. Zooals ik zei. een
er van was bijna zoo groot als de
punt van mijn duim. Misschien is hij
uog wel bezig, ze aan den man te
brengen.
Wie weet, of hij nog niet eens op
daagt in deftige kringen, en flonke
rend in die hoogere sfeer, die alleen
bereikbaar is voor rijke lieden, die
van zich doen spreken in do wereld,
mij zwijgend mijn gebrek aan onder
nemingsgeest verwijt.
Soms leuk ik, dat ik er toch licht
een zestig gulden aan had kuuncn
wagen.
11. D.
Hoe is 't met Je vrouw
Och, ze tobt aldoor met haar
hoofd. Kan de dokter haar daar niet
afhelpen
Neon, niemand, behalve de prui
kenmaker.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie deze rubriek be-treffende, gelieve men le richten »aa
den heer J. Moyer, Kruisstraat 3d, Telephoon 1513.
Probleem No. 303.
van Bombéke.
47 48 49 60
Zwart schijven op 2, 6, 7, 8, 9, 13, 18, 19. 20. 24 cn 30
"Wil achii ven op 17. 21. 27, 28, 29, 33, 37, 39. 45. 47 cn 48.