BIJBLAD VAN HAARLEMS DAGBLAD 29a Jaargang. ZATERDAG 5 JANUARI 1912 Mo 8765 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST f 1.20 PER 3 MAANDEN DE SO CENT PER WEEK. ADMNKTTRATIB GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIEN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT liet Rijke Natuurleven EEN WANDELING DOOR „ARTIS". Graag ga ik oen paar keer per jaar docr het zwaar tikkend tourniquet van den Amsterdamschen wor.dertuin, waar vertegenwoordigers van de meeste diergroepen zijn verzameld, waar wij dicht onder ons bereik heb ben, wal anders slechts vaag in ons schemert, waar de lust in ons wo'rdt gewekt, tot uitvoeriger bestudeering 'der waargenomen dier- en planten soorten. Over het algemeen ben ik geen Vriend van kooien en hokken, ik weet ook, dat het vormen van een bordeel over een of ander dier, alleen door bot in Artis te bestudeeren gelijk staat met het bespreken van een boek, na een eukel fragment te hebben gele zen, maar als hulpmiddel is een Ar- tiswandeling van onschatbare waar de. Zelfs geef ik toe, dat het kooi sys teem ecu langzaam werkend gif, een oubioedige vivisectie is, maar het is; onbotwistbuar dat dit systeem groote voordeelen geeft bij de studie van on ze wereldfauna. Daarom nog eens, ik maak graag een wandeling door onzen Zoölogi- Bchen tuin. Ook in het koude jaarge tijde is er heel wat te zien. Geen veelkleurige «erewacht, sa mengesteld uit schel sehreeuwe'nde tra s en deftig doende kakatoe's groet ons bij het binnentreden, geen vroolijke k.nderstoet begeleidt ons en juicht en joelt om ons heen, maar des te rustiger kunnen wij de dieren kijken en hun bewegingen volgen. liet nieuwe vogelpaleis is een groo te aanwinst In de buiten volières vliegen onze boschbewoners bij tien en twintigtallen rond, en de verguis- do musch is er de collega van den xcldzamen notenkraker. Ik was blij, dat ik dezen laatsten sinjeur eens in levenden lijve kon z.eu. Jaren geleden kwamen ze hier ia menigte op bezoek. Ze waren op den najaarstrek en stoeiden voor af wisseling enkele weken in onze bos- sclien. Ook dit jaar zijn weer heel wat van deze zonderlinge vogels waarge nomen, maar daar ik zelf niet iot de gelukkigen behoorde, was ik blij, on zer. vogel ten minste in A'rtis aan ie treffen. Do beschrijvingen konden de verge lijking goed doorstaan. Het is een druk, vrooiijk dier, dat met veel pa thos zijn onwelluidende stem doet hooreu. Terwijl ik er was zat h;j heel hoog op een boomtak te Llosophecren over het wisselvallige van het Zijn zwartbruin pakje met de witte sp kkelplekken werd nu en dan eens geschud, de lange hamei-snavel werd vooruit gestoken, maar juist als hij wild© opvliegen, scheen hij z.ch te be denken en do gevangen eikelvriend verviel weer in zijn vorig gepeins. Dinnen wus hot rumoeriger. Daar zaten do zooeven genoemde pape gaaien vreedzaam op hun kruk, de parkieten drongen tegen elkaar aan, de groote paradijsvogel bewoog zich niet, maar liet gekrijsch was op mige momenten zoo sterk, dat zelfs do kalongs of vliegende houden, aan het eind der galerij, wakker werden. Met opzet wijd ik maar geen be schouwing aan de godroclitelijke apenbende. De grimassen on zotheden dezer die reu kennen we beter, dan al bet an dere in Arti3. Liever gaan we naar de groote roofdieren. Iedere onttrooude koning dien we zien op onze wandel.ng langs de kooien, kijkt ons met vlammende oo. gen na. De leeuw loopt onrustig langs de tralies, de tijger schurkt zijn huid aaü de spijlen die hem gevangen houden, de leeuwin speelt met haar .welpen. Er is weinig idyllisch in een roof dier-galerij, maar hier konden we 't dan toch genieten. De drie jonge roovers sjokten op bun dikke, logge pooten over de glad de planken der kooi, bonsden tegen elkaar aan en boten dan weer in de pooten van de woestijnkoningin, die ie met een luid gebrul uiteen joeg. Jaguars en panters dommelden op hun planken en achtten onze aanvve- tigheid niet belangrijk genoeg, om van hun verhevenlieid j f te dalen. Buiten wus het didn dag guur en een eentonig regentje versomberde en vergrijsde alles, wat anders nog al Vrooiijk is. Do vijvers waren bevolkt ■net honderd© zwemvogels. Luid snaterende oenden en gan zen. deftig wiegclendo zwanen, meou- wen en waterhoentjes roeiden hier vreedzaam dooreen. Zij alle waren bijna even luidruchtig als in den zo mer, maar des te scherper stak daar bij af, de tragische houding van ooie vaars en reigers. Nu zijn deze laatste vogels niet zoo heel bang voor ons klimaat lu weiden langs de Amsterdamsche vaart had ik er 's morgens nog twee zien staan, aan den kant van een sloot, maar do ooievaars hadden het blijk baar te kwaad met wind en regen. De lange roode snavel ging geheel schuil lri de dik opgeizetto borstveeren, do geknipte vleugels hingen weemoedig neer, de pootein wa'ren klam en voch tig. De treurige, sombere houding de zer die'ren trof me nog meer daar die der roofvogels, die wat verder op staroogend naar buiten zaten te tu ren. Meer dan een dozijn stednuiltjes ke ken ons met de groote ronde oogen aan, alsof ze 6r niets van begrepen, do kerkuilen waren in een hoek gekro pen en wachtten het nachtelijk duis ter af, de hertoguden hadden den kop ver terug getrokken in liet zachte derkleed en scbene'n volkomen met de govangcnschap te zijn verzoend. Dit was niet het geval met de kie kendieven. Deze vlogen onrustig te gen de kooien, klemden de scherpe klauwen om de spijlen, rukten en I trokken en schenen weg te willen 1 naar de groote wouden waar zij heerscliten naast sperwer en valk, uil cn buize'rd. Het was duidelijk te zien, dat deze dieren zich moe iel ijk in hun gevangenschap konden schikken. Dut konden de dertig veertig par kieten d e wat verder op in bun kooi rondstoeiden, beter. Zij zaten gezel lig te kirren, stijf tegen elkaar aan gedrukt, of vlogen het ee'ne nestkast- jo in, het andere uit. De roofvogels zouden o'ns een afkeer doen krijgen van alle artiskooien, deze smaragd- rokjes \erzoeriden ons er weer en met deze gedachte g.ngen wij naar het tooveipalels der vissch-en, waar over ik biniiehiko'rt nog eons een ar tikeltje hoop te schrijven. H. PEüSENS. Rubriek voor Vrouwen „LA SAISON MORTE". KINDER- KLEEDING. Nu we in de mode wederom „la saison inorte" beleven; d.w.z. het tijd stip, waarop geen nieuwe créaties het daglicht z.en, doch slechts modellen uitkomen die als fantasies op de be staande mode beschouwd moeten worden, kwam mij de gelegenheid gunstig voor om eens over het toilet onzer lieve kleinen te praten. De kindermode toch, alhoewel min of meer beïnvloed duör die der volwassenen is niet zóózeer aan verandering onderhevig, zooilat men niet ongerust hoeft te zijn, dat het kind ouderwetsch gekleed is, v neer hot model van jurk of mantel u.et precies aan de laatste modeplaat ontleend Is. De moeders kunnen der halve hot toilet ha're'r kleine meisjes gereedheid brengen, terwijl zij zelve afwachten wat de voorjaars mode haar brengen zal. Zoowel kleine als grootere meisjes ku'nnen tot de Meimaand in het land komt, haar fluweelen jurken dragen, hetzij dan mèt of zonder mantel, al naar gelang der temperatuur, doch daarna krijgt men den overgang, die d.kv.-ijls uiterst moeiehjk is. Men moet dan oonigo jurken in gereedheid hebben, de, alhoewel nog niet be paald licht \aQ kleur, toch van dun- ïe, soepele stoffen vervaardigd zijn. Hiervoor komen aHlereerst in aan merking duir laken, fijn serge of che viot, cachemire en eindelijk mousse line de lame en wollen voiles. De modellen der kinderjurken mun ten uit door grooten eeinvoud. De tail- lelijn wordt nog steeds door- liet „genre empire" beïnvloed, d.w.z. dal do oointures boven de normale piaals worden aangebracht. De lijf jes zijn bijna zonder uitzondering in k.iiiono-vorm gesneden, terwijl de tu- nique veolal door het aanbrengen van een tros of biais gevormd wordt. Grootere meisjes dragen de Marle- Antoinetto, doch voor de kleintjes maakt men liever gebro-k van kanten inzetstukje, of een korden kraag. We willen thans ©enige modellen wat 'na der bepreken. Voor meisjes van vier tot acht jaar maakt men een allerliefste Jurk van' effen of ger.bd katoen fluweel. Men snijdt eefn kort lijfje in kimonovo'rm met half lange mouwen. Aan den hals knipt men het fluweel ro'nd weg en werkt op de voering een wit. kanten iln zetstuk je met staande boordje; om het stukie wordt een dikke kant ge garneerd, terwijl de onder-mouwtje: gelijk moeten zijn aan de kant of tule van tiet inzetstukje. Het rechte rokje wo'rdt met weinig ruimte op het lijfje genaaid en men bedekt rimpels door een cordel.ère. die in ongelijke einden op het rokje afhangt. De rokrand kan naar verkiezing met een broeden biais of soutache-rand ve'rsierd worden. Voor meisjes van acht tot twaalf ijaar zag ik deze'r dagen een aller liefste gekleede jurk, die vervaardigd was uit gestreept cachemire in oud rose. Het rechte rekje was aan de Ifn- tóeJraijd© (van de -voorbaan cq*>ngo- knipt en vertoonde daar een smalle Ingezette baan van etof, doch waar van de streepjes dwars liepen. Ook voor de lange, nauw aansluitende mouwen had men de stof dwars nomen, hetgeen een alleraardigst ef fect maakte. Het platte inzetstuk, waarop deze jurk gewerkt was, ver dween bijna geheel onder een fichu Marie-Antoinette van ivoorkleurige guipure. De rokrand, de fichu en de mouwen waren ajgewerkt met een smal 'randje marabout. Het mara bout onder op het "rokje eindigde bij het ingezette baantje. De fichu moet mcln niet op de jurk vastuaaien, voor het geval, dat de jurk onder «en man tel gedragen moet worden. Onmisbaar in de kinder-garderebo is de lang© gekleede mantel, die wel over een gekleed© jurk gedragen kan w-ordeïr ais over d© eenvoudigste school- of huisjurk. Voor schoolkin deren is vooral het machinaal geplet te mantelpluche aan te raden, daar het sterk is en tevens warm kleedt. Men brengt het in wit, zwart en bïuln. Het wit is de aangewezen dracht voor baby's, doch bruin en zwart is moer practisch voor groo tere kinderen. Laken wo'rdt eveneens veel gedragen, doch is minde'r ge schikt voor een alledaagsch gebruik. De mantels w orden in rechten vorm gesneden en ingericht met pelerines of ronde en vierkante kragen. De pe lerines, die op de borst over elkander vallen zijn het meest aan te bevelen, omdat daarbij bontjes of dassen over bodig zijn. Men weet, dat de hygiënis ten sterk gekant zijn tege'n het dra gen van bont; omdat he' 1© veel broeit en daardoor vatbaar maakt voor verkoudheid en keelaandoenin gen 1 MARIE VAN AMSTEL.. De Damescoupé. Naar hot Fransch van LU CI EN VERNAT. Tijdens het vervullen van mijn mi litairen dienst dien ik waarnam in een bataljon Alpenjagers kreeg ik eens achtenveertig uur verlof, die ik gebruikte om een oude niclrt te Lo ire eken. -Zij ontving m© uitstekend, tracteerd© me royaal, en vergat niet, mo bij mijn terugkeer naar mijn garnizoensplaats wat hartigs mee te geven. De trein die mo naar G. moest te rugvoeren vertrok om 9 uur van 't kleine station, on ik kwam juist op het perron toen hij binnenstoomde. Er was maar heel weinig tijd. en ik stapte haastig, op goed geluk, op een coupé derde klasse af. De eenige rei ziger die duarin zat was een stevige, corpulente man, die me toeriep: „Kom binnen, soldaat We zullen me kaar niet hinderen". Beleefd nam hij mijn city-bag aan, en ik w erkte me juist haastig omhoog, in de coupé, toen plots een stem klonk; „Hei daar! U stapt in een da mescoupé! Wilt u er maar weer uit komen?" 't Was de hoofdconduc teur. Ik wilde dadelijk aan zijn ver zoek voldoen, maar de gezette reizi ger zei kortaf en duidelijk: „Blijf 1" lk bleef. De hoofdconducteur, woe dend, klom op de treeplank on zag toen eerst den tweeden reiziger .„En u? wat hebt u in deze coupé te ma1 ken'?" Ik gebruik do plaats die me toe komt!", antwoordde de dikke man zeer kalm. „Dat zullen we eens zien aan het volgende station't Is uw geluk dat we hier maar een minuut sloppen". Toen wendde de hoofdconducteur zich tot den stationschef: „Wilt u een militair- en een burger signaleeren, die de dameseoupée in waggon nr. 13907 innemen?" Een fluitsignaal weerklonk, en de trein zette zich weer in beweging. Ik bekeek mijn reisgenoot eens. Hij was verdiept in do lectuur van een of an der tijdschrift, cn zijn uiterlijk maak te deh indruk van groote kalmte, op 't onverschillige af. „We zullen misschien verstandig doen met aan 't volgende station uil te stappen", zei ik, na een kort© stil te. Hij hief liet hoofd op en antwoord de, mot 'n ironisch glimlachje: „Wei- neen, jongmenscli! Stoor u toch niet aan zoo'n onbeduidend incidentje". Weer stopte de trein aan een station. Weer verscheen do hoofdcon- ductour, gevolgd door den stations chef: „Wilt u er nu uitkomen, hoe ren?" Mijn medereiziger zweeg: voorzich tigheidshalve deed ik hetzelfde als hij. „Nu dan zal ik proces-verbaal tegen u opmaken... Uw namen alstu blieft?" „Ik heb geen visitekaartjes bij me", zoi de dikke reiziger op sarcastlschen toon. „En u?" „Ik ook niet!" De stationschef klom nu op de tree plank en zeide meteen stem, den man des gezags passend: „U verzet u te gen de handhavers der orde op de spoorwegen! Kom uit de coupé!" „Uw domme stijfhoofdigheid zal kostbaar genoeg voor u worden, ge loof dat maar! Ik zul u signaleeren bij het volgende station". „Signaleer ons!" mompelde mijn mctgozeL „Dat is uw recht'. De trein was al in vertraging, er was geen tijd meer om langer te wachten, 't Portier onzer coupé werd dichtgesmeten en we vervolgden onze reis. Eigenlijk voelde ik mij volstrekt niet op m'n gemak, en 'k hield mij bezig met het overdenken der gevol gen die een dergelijke doorgevoerd verzet tegen de autoriteiten van den spoorweg zou kunnen hebben. Toen koek ik nog eens naar m'n metgezel. Rustig las hij altijd nog maar door in zijn tijdschrift.... .,'t Is wellicht niet verstandig, dat we dit doen!" zei ik „Best mogelijk, dat we er een strafvervolging door krijgen!" Mot .weer dienselfden vaderlijken glimlach kwam 't antwoord: „Weest u ©r maar gerust op.... Ik zeg u nog oens dat het een onbeduidend inci dentje is". Zijn flegma maakte op mij een ge ruststellenden indruk. Het avontuur begon werkelijk pikant te worden Och als je twintig jaar bent, trot seer je moedig de macht der justitie. „Basta!" zei ik tot mezelf. „Wat waag je er eigenlijk mee? 'n Honderd francs boete misschien?" Weer een nieuwe halte. Hetzelfde toonecd dat bij de vorig© luid plaats gehad herhaalde zich, ©n dat ge boorde hierna nog driemaal. Mijn vreemde reisgezel venvaaixligde zich niet meer te antwoorden op do aan merkingen en bedreigingen die ons werden toegevoegd; met ernstige aan dacht las hij in zijn tijdschrift en zijn tevreden gelaat vertoonde geen trek van ongeduld of weerstrevendhc-id „U zult u te verantwoorden hebben tegenover den „commissaire spécial!" Wacht rnaar'es even dan zult u eens zien waar "t u op te staan komt!" De fluitstoot weerklonk weer, en we reden verder. „Dit is zeker", zei- de de dikke reiziger „Die hoofd conducteur kan er zich op beroemen dat hij een volmaakt man is... admi nistratief althans!" „G. G.l Vijf-en-dertig minuten wachten! Nauwelijks stond de trein stil of een krachtig© hand rukte liet portier van onze coupé open en er verscheen een in 't zwart gekleede meneer met *n keurige uniformpet. „Zijt u het, heeren, die verzet pleegt door in een damescoupé te blijven zitten?" Achter onzen nieuwen bezoeker za gen we de witte pet van den onder- stationschef en de képi's van tweo gendarmes. Mijn reisgenoot vouwde zorgvuldig zijn tijdschrift op, stak het m aen binnenzus van in overjas en vroeg toen, scnijnbaar-verrust, en zeer waardig: „Wut wenscht u, me neer?" „Kom or uiti Ik beschuldig u van 't plegen van verzet. Zeg rmj uwe na men en qualsieiten!" ..Pardon! Zou ik eerst de uwe mo ge weten?" ,,lk ben den „commissaire special van het station". „Dat is iets dat me volkomen koud laat". commissaris wond zich op zijn gezicht werd vuurrood. „Writ u uitstappen, ja of neen? Of wenscht u dat ik geweld laat gebruiken?" „Pardon! Ik heb een kaartje voor Enrbrun, en het is niet alleen mijn rocht maar ook mijn plicht» dat ik uitstap aan dat station... Wat den soldaat betreft die m© gezelschap hoeft gehouden ik meen aan 't r van zijn bataljon te zien dat hij hier moet uitstappen! Wees zoo goed even opzij ie gaan. om hem te luten passeeren. Hij behoeft toch niet te laat op t appél te komonl" lk had mijn city-bag al uit het net genomen en sprong op het perron. De commissaris belastte de twee gen darmes met de zorg voor mij, en ging daarna opnieuw in 't portier staan: „Ik sommeer u voor de laatste maal, meneer, om uit te stappen!" „Voor mij op een dergelijke wijze toe to spreken, meneer de commissa ris, zoudt u goed doon met oens naar de andere zijde van don trein te wan delen ©n me uwe sommatie door het ander© portier te komen doon. Onze waggon is de achterste van den trein en 't gaat hi©r slechts om een kort© en voor u geenszins gevaarlijke wan deling!" „U spot met de autoriteiten, me neer!" brulde de commissaris. „Uw verzetpleging wordt ernstiger, door dat u een ambtenaar, in de rechtma tige uitoefening zijner bediening, be- leedigt". „Nu", antwoordde de dikke reizi ger, „als u niet naar den anderen kant van den trein wilt wandelen, kom dan even in de coupé en kijk eens wat er op het andere portier staat!" De commissaris klom -werkelijk in de coupé, ging haastig naar 't por- ti<BP aan de tegenovergestelde zijde der coupé, boog zich uit het portier raampje, las... en bleef toen staan, perplex terwijl de dikke reiziger ditmaal zijn bedaarden ernst niet langer bewaren kon en schudde in een onbedaarl ijken lachbui- Toen ging hij 't uitleggen: „In Grenoble ben ik rookcoupé ingestapt. U hebt het bordje op het portier gezien, meneer de commissaris! Is het mijn schuld? als de spoorwegmaatschappij op 'teene portier van een coupé laat zetten: R o o k e n, en op bet andeie: D a- m e s. „1 Is merkwaardig!" bekende de „commissaire spécial". „Maar u had dat toch aan den hoofdconducteur kunnen vertellen? ,Neem me nu niet kwalijk maar dat heeft de man mij immers niet ge- Toen wendde de dikke, humoristi sch© reiziger zich tot mij ©n schudde m'n hand terwijl hij afscheid nam met de woorden: „Zie-je nu wel, Jong- mensch, dat ik gelijk had, en w© hier slechts te doen hadden met een (beduidend trein-incidentje!" Mathiote. EEN AVOND. Op e«n avond wandelde Ma thiote. tegen het vallen van den nacht naar het hoerenhuis Plessis Moram- bert, zonder zich te bekommeren om het sohoorsteenvegerspakje dat hij aan had. Het toeval, dat er juist een schoorsteen moest geveegd worden, had hem op een zekeren avond daar gebracht, terwijl graaf de Morambert bij den haard een stapel speelgoed en lekkernij gereed maak te voor zijn zoon Jacques. Mathiote was even oud als de zoon vuil den graaf, die, toen hij den blik van den jongen schoorsteenveger, niet vol af gunst, maar vol bewondering, op al die mooie dingen zag rusten en aan getrokken door het verstandige en fatsoenlijke snuitje van den jongen werkman, eenige oogenblikken met hem had staan praten. Hij gaf hem daarop een goudstuk en lret hem eon middagmaal in de keuken voorzetten. De aangename heriiürering aan deze gift bracht den jongen schoorsteenve ger. al drie jaar, telkens op denzelf- den datum daar, waar hij iederen keer dat goudstuk en die lekkere soep weer vond, die hem. dat moet erkend, zoowel uit «laakbaarheid als uit eigen belang en snoeplust telkens deden terugkeer en. Maar dien avond was hij niet weinig teleurgesteld toen hij het huis geslo ten vond: geen enkel lichtje was er achter de ruiten te zien; verscheidene malen trok hij aan de bel, zonder dat hem opengedaan werd. Hij stond reeds op het punt ontstemd weder heen te gaan, toon hij aan den ande ren kant van de straat, in de steeds donker wordende schaduw, de beel den zag van een kind en een man, die snel op het huis afkwamen. Ma thiote herkende Jacques de Moram bert en liep hem te gemoet. Ben jij het, arme Jongen? riep de jong© edelman ontroerd uit kom er.nw me©, dan zullen w© binnen gaan.... Zoodra ze in huis waren, barstte Jacques in tranen uit. Acht dagen geleden, begon hij, is mijn vader gearresteerd: het revo- lutionnaire comité van dez© buurt heeft hem verraden binnen en kele dagen «al hij voor d© Rechtbank moeten verschijnen.. Arme Mathiote, mijn vader is verlo ren! En opnieuw begon de Jongen te snikken. Onlsteld vernam Mathiote. die in het ticheel den invloed van het schrikbewind niet gemerkt had. dat de graaf beschuldigd werd van: ge brek aan burgerdeugd, ivat in dien tijd een verschrikkelijk© misdcad was en dat liet schavot hem wachtte. Sedert een we© kgüng Jacques iede ren avond naar de gevangenis: de troost om zijn vader te sproken, was hem ontnomen, maar door de jjzorear tralies van een raampje, dat op de straat uitkwam, zag hij den graaf, dio hom kushandjes toewierp; de jongen bleef daar, totdat het do'nker werd en in do gevangenis het licht opgesto ken werd Hij had juist afsche.d van zijn vader genomen, toen hij Mathiote ontmoette. Troost u je maar, mijnheer Jac ques, zei de het schoorsteenvegertje, dat totaal uil de lijn geraakt was door hetgeda hem verteld was, die slechte menscben zullen toch mijnheer de graaf niet laten stenen, die zoc goed en liefdadig is... Helaas., dat zelfs zal hem in liet ongeluk helpen... Houd maar moedlaat u mij maar begaan. Wat zou je kun'nen próbce'ren?... Elk© poging zou zijn veroo'rdc-eling maar verhaasten. En Jacques begon opnieuw te wee- nen. Mathiote troostte hem zoo goed mogelijk: de heide jongdns ble ven wel een uur bij elkaar. Toen het schoorsteenvegertje daa'rop het huis verliet, was het al naoht. Opgewekt, bijna Vrooiijk ging hij op weg naar t middelpunt van Parijs. De graaf de Pless's-Morarnbcrt was in de gevangenis de l'Abbave opge sloten. In de eerst© uren van zijn ge vangenschap had hij, ten prooi aan die overspanning, die zien van all© gevangenen meester maakt, in zijn cel rondgeloopen als ©en wild beest in een kooi, terwijl hij alle hoeken van zijn kamertje doorsnuffelde, aan de tralies voor het raampje rukte, tracht te de deur open te maken en overal een poging deed om te ontkomen. Maar d© sterke ijzeren pennen voor het raam, de dikke muren, en liet bij- zonde'r groote slot, dat tegen ^.hou den werd door stevige schroeven, had den weldra zijn illusies doen verdwij nen. Op deze onvermijdelijke opwin ding volgde na een gen tijd de reac tie; een soort van kalme onderwer ping had zich van hem meester ge maakt en dien avond, bij het sche merlicht van het lantaarntje, dat de c.pier aangestoken had, op den eeni- gen houten stoel gezeten, dl© in zijn cel te vinden was, het hoofd in de handen en de oogen op den ledigen haard gevestigd, gaf hij z.ch over aan zijn droeve gedachten Deze vlogen het hu :s dat hij zoo pas verlaten had: hij zag ziju kiemen Jacques wee- nen, alleen in het rei laten huis, met gevouwen handjes biddendDe gezellige avolnden vanvroeger kwamen hem in de gedachte, en d© vreugde van zijn Jacques, als hij den volgen den morgen den schoorsteen vol met geschenken vondt wat nooit man keerde. En wat zou Jacques morgen wel denken, als hij bemerkte dat de ge-, schenken uitbleven! Bij gedachte aan deze onvermijdelijke teleurstelling, rechtte de graaf ziju oogen vol tra nen op zijn haard, waar geen vuur in brandde. Hij was diep geroeid door de herinnering aan d e gelukki- avonden, waaneer hij gemischloos in de kamer sloop, waar zijn zoon rustig sluimerde, en dun al die ge- sche'nken in den schoorsteen zette, soldaatjes, de op rijen in hun doos lagen, gouden sinaasappelen en nagemaakte vruchten, die oen jon gen, zoodra hij wakker werd, dede'n schate'ren van plezier. Terwijl hij zoo bedroefd zat t© mijmeren, lioo'rde hij ©en vreemd geluid in den schoor steen: een groote massa roet en vuil kwam op den steenen vloer terecht, onmiddellijk gevolgd door «en tame lijk groot pak, «lat stevig samenge bonden was en zwaar op den grond neerkwam Ten hoogste verbaasd over d.t rare avontuur was de graaf opge staan en zijn b:ikkcn gingen van den schoorsteen naar liet gette.inziunige pakket toen hij plotseling twee boe nen uit den schoorsteen zag benge len. Een oogenblik daarop waren de ze voeten op «ten grond neergekomen, een zwarte vorm wroïig z- eh uit den schoorsteen en sprong daarop midden in de kamer, terwijl tegelijkertijd een stem zetoe; Weest u maar niet bang, mijn heer d© graaf... ik ben het,.. Mathiote. Inderdaad was het Mathiote. Voor den gevangene staande, met een roet zwart gezicht en bevuilde kleeren, glimlachte hij, terwijl hij zijn witte tanden liet z.en de oogen in zijn pik zwart gezicht schenen helder en schitterden met vreemden giahs. Mathiote? zeide de edelman, die schijnbaar zijn geheugen raadpleegde. Maar ik heb u ntet vergeten! lk kom juist van uw huis. Mijnheer Jac ques maakt het uitstekend; hij is nu wol juist niet vrooiijk, maar daar zullen we later wol over spreken, lk kom u haleh!... MSj halen?... Ja, maar laten we geen tijd ver liezen... spreekt u zacht. Ik heb a'.'cs wat we noodlg hebben: dit zijn voor eerst kleeren voor u, en de jong© schoorsteenveger knoopte fluks het pakje los dal het eerst uit den schoor steen was komen vallen:

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 15