BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAQBLAD 29» Jaargtng. ZATERDAG 13 JANUARI 191» DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST fl.20 PER 8 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. ADMNtSTRATTE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERU ZUIDER BUITENSPAARNB 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN ADVERTENT1ÊN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT Het Kijke Natuurleven MERKWAARDIGE VIJANDEN. Do dagen lengen alweer, de zon krijgt meer kracht, de rusttijd loopt ten einde Laat het dan vriezi Amerika en bij onze Oostelijk, ten, laat hel sneeuwen over onze 'eigen velden en bosschen, de tijd nadert, dat nieuwe bloempakjca, frisch groen en botergele speenkruid- sterretjes de lente verwelkomen. Kachel-enthousiasme hoor ik u al zeggen. We zien er nog niel9 't is buiten nog somberder en grijzer dan in November en December. Ik geef u toe, dat we, bij opperblakkige waarneming, geen enkel t»ken ontluikend leven kunnen ontdekken, maar het is buiten f aders da.i i'n ge noemde maanden. De knoppen der Vruchtboomen „werken" reeds zicht baar, de wilgen laten hun zilveren, zij-zichte katjes doorschemeren, de me kevers, die al enkele merrden in optima forma in den grand zitten, kruipen hooger. Maar alles is nog zoo jod'g en zoo duidelijk in het beginstadium, we er nog niet veel ver kunnen schrijven, zonder op het terrein der fan'ns'e te geraken. liet is daarom beter, dat v,e voorjaar stil zijn gang laten gaan ons met den nog heerschenden Ainter bezig houden. Enkele weken geleden schreven over een klein vlindertje, dat het heele jaar door voorkomt en dus ook in de koude maanden is te vinden. Het rqestje, zooals liet kleine ding heet. leeft nog steeds in mijr geïm provisoeïd Lnsectarii"" TT«i b© f' intusschen niets n" "s meer ver toond, dan ik er al vuu op schrift Stelde en is ook niet belangrijk ge noeg om er ons nogmaals mee bez g te bonden. Anders is iet net zijn be rucht familielid, de gehate, de ver afschuwde, maar de uit oen entomo logisch oogpunt toch zoo merkwaar dige wintervlinder. Enkele weken geleden vertelde oen mijner kennissen, dat ér iederen avond een klein, bruingrijs vl.udcr- tjo togen zijn raam kwam vliegen, zoodra er bnnen licht werd opgesto ken. Uit de beschrijving van grootte en ioekening was het gemakkelijk op te maken, dat genoemde sinjeur de bezoeken aflegde. Het kleme winter- wezentje kwam onbewust op de licht en warmtebron af, ook, al staat hij ais een sfJeciale wintergast geboekt. Toch schijnen de dierjes liet hoo! goed buiten warmte te kunnen stol len, getuige de du.zendtallen, Fe leder j.iar uit de poppen te voorschijn zomen. Hoe ge ze kunt vinden? N niakko: ijker dan dai. In November, December en Januari behoeft ge 's avonds maar een goed lichtend lan taarntje in uw tibn ie zetten, en bij na zeker komen enkele kle ne vlin dertjes >p het opvallend schijnsel af. Mooi zijn ze niet, maar waar de schdterend gekleurde zusjes weg blijven, moeten we ons wel rr de minder tropisch getinte dtóren te vrede n stellen. De vlucht is ongeveer 25 mM, en de kleur il e van de gewone k motjes, die 's zomers in onz- me; rondfladderen. De kleur is dus geen afzonderlijke beschrijving waard, maar de levenswijze is des te merkwaardiger. Als de vogels grootendeels zijn, vertrokken naar milder streken, als kale twijgen en vochtig gras tot som berheid en weemoed stemmen, ko men de vlindertjes uit hun poppen. Deze krijgt ge slechts bij toeval te iiea. Ze zijn een endje in den grond verborgen, onzichtbaar voor hel scherpe oog van e© lijngedg mees je of een d.to winterkoning. De koude, die bijna «eheel de na- tuu doet inslapen wekt hen op tot een ruimer leven. Ze verbreken he nauwsluitend hulsel, dat we" n i g weerstand bedt en komen boven den srrond. .,Nu v'iegen ze weg", zult go zeg gen en daarmee is het uit, want dan volgt het verdere van den kring loop. ei, rups, pop enz. Maar juist hier begint de afwijking. Een gedeelte der bovengekomen diertjes beantwoordt aan het zoo Bvoo gegeven signalement. Zij vlegen weg zoodr de vleugel tjes znn gedroogd en flink ontplooid, zij zijn liet, die ons licht opzoeken eii soms in ouzo huizen verdwalen. Het zijn do mannetjes, leer van b»uw. mei twee fijne, zacht b, haar de snrieleu en mooi gels. De wijfjes zijn mooi ke, ge drochtelijke diertjes, d; el de plaats voor de vleugels hebben, maas de ze slechts zien bezet door korte itnoenigesclirompelde rudimenten, waarmee ze niets kunnen uitrichten. Het zijn aviateure met een zweef- tuifc' unt een speelgoeddoosje, vlin ders, zonder vlindervorm. Maar al missen ze doelmatige vleu gels, hun pootcn winnen het in kracht van die der meeste vlinders en waar de mannetjes vrij in de na jaarslucht kunnen ronddartelen, wil len zij ten minste trachten, zoo hoog mogelijk in do lucht op te stijgen. Kruipend en draaiend, onder voort durend getril der vleugelreste'n, zoe ken ze een verhevenheid, die huin tot ladder kan strekken. Ze handelen ge heel instinctmatig. Houdt ge ze een 6teen voor, dan beginnen ze met in spanning van alle krachten de klau- terpartij, een stok, een muur, alles is schijnbaar doelmatig en toch is het noodzakelijk, dat ze bij een boom stam aanlanden. Onvermoeid klim men ze dan tot in de d.k beknopte takken en ontvangen daar bezoek der meer bevoorrechte, snelvliegende mannetjes. De eitjes, die de wijfjes daarna leg gen, leveren kleine rupsjes, die reeds in April en Mei hun scherpe kaken beproeven op jonge blaadjes en tee- re bloesems. Dan is al het interessan te er aJ, dan zijn het doodgewone veelvraten, even vee'eischend als de kinderen der weelderige zomervlin ders. Vooral onze vruchtboomen heb ben vaak veel van deze ongenoode gasten te lijden en duizende bloemen vallen ten prooi aan hun vraatzucht. Ze schijnen te begrijpen, dat het aantal vijanden legio is, want ze doen alle moeite, om zich voor het scherp ziend vogeloog en den blik van den niensch te beeche'rmen. Tussehen blaadjes en bloemen weven ze een aantal ragfijne draden, dat hen als een beschermend net omgeeft en ir deze vernuftig geconstrueerde schuil plaats verrichten ze het du ste're werk, zijn ze vaak oorzaak van ge deeltelijke oogstmislukking. De Vruchtboomkweeker tracht 't onheil te bezweren, door lijmbanden om den boomstam te leggen Op lvun tocht naar hoogere regionen voelen de diertjes zich dan plotse) ng vast gehouden en ver van het wee'dela'nd komen ze om van koude en gebrek. H. PEL'SENS. Den Heer...'? (Voortaan zenden wij ongeteekende vragen niet meer aan den heer Peusens door. Red.) Wat u met een snriet bedoelt, wee? ik niet. maar als het een groenblij- vende plant is, d:e den geheelen zo mer buiten heeft gestaan, dan kunt u hem het best naar den kelder, of bij gemis daarvan, naar een votst- vrij vertrek doen verhuizen. De over gang naar de kachelwarmte is blijk baar te groot geweest. Heeft de plant al eenigen tijd in de warme kamer gestaan, dan moet hij nu eerst in een «enigszins koeler vertrek worden ge plaatst, alvorens te worden gebracht naar een kamer waar in het geheel niet wordt gestookt. Aanguande den snoeitijd der vruchtboomen geldt als regel, herfst en de voorjaarssnoei. Door 't zachte weer aangespoord, zijn de valsmenschien nu al druk met hun boomen bezig en zelfs heb ik al boom gaarden gezien, die geheel klaar wa ren. Snijdt vooral geen dikke knop pen, aan korte stelen, z.g.n. vrucht- sporen weg. H. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen Wanneer is het kind rijp voor school ouderwij s? Met het voleindigde zesde levens jaar :s het kind schoolplichtig en be gint dus de dienstplichtigheid van liet he rlcgcr zesjar.ge a-b-c recruten, tenzij door uitdrukkelijk verbod van den schoolarts, het schoolbezoek om gezondheidsredenen, nog een heel, of een half jaar moet uitgesteld wor den. Maar nu of al die nieuwelingen waarlijk rijp zijn voor de school? De onderwijzers weten wel beter en kla gen steen en been over het onrijpe dt, dat hun toegevoerd wordt. Verwonderlijk is het ook, de groote hoeveelheid modem-peudago- g scho literatuur in aanmerking ge nomen, hoe weinig aandacht aan deze vraag over het algemeen wordt geschonken. De vraag: op welken f ge ronde vleu- leeftijd met het onderwijs der kinde ren moet begonnen worden, heeft al tijd velen bezig gehouden. Maar af gaande op eigen ondervinding en ei gen waarnemingen beg.ug men d< fout, dat men „onderwijs" en „school gelijkstelde. Een kind, dat al zeór goed geschikt is, om elementair on derrecht te krijgen, is daarom nog niet rijp voor de school! Men staat zelfs verwonderd over het aantal zeor ontwikkelde en verstand.ge ouders, die deze twee dingen nog niet uit el kaar kunnen houden. Zoo ontmoet ten wij nog onlangs een geval bij een familie buiten, d.e een vijfjarig dochtertje bezat, dat al vloeiend kon lezen en schrijven en optellen en af trekken met getallen onder honderd, terwijl ze tevens al menig aardig kinderversje wist op te zeggen, maar dat tot groote verwondering der ou ders toch niet op school werd aan genomen! En slechts met de groot ste moe.te waren de ouders te over tuigen, dat hun Lesje, hoe knap ook, en haar leeftijd1 in kenn-s ver voor uit, toch niet rijp was voor de school; Do school verlangt van den eersten dag af aan een volkomen nieuwen geestelijken en physischen levensre gel van hel kind, en treedt een nieu we phase in in het leven, waar het ónder de zes jaar in geen geval rijp voor is; on waar dan ook geen be paalde leeftijd voor is vast te stel len, omdat het iels zeer individueels isl Maar dat komt de meeste ouders zijn bang, dat hun kind voor het ven ten achteren komt, als het i jaartje later naar school toe gaat! Zo zouden het niet aandurven hun kleine met het achtste jaar pas naar school te sturen, terwijl heusch bij een normaal-aangelegd kind de leef tijd van acht jaar volstrekt niet te oud is, om nog met dertienjarigesn leeftijd met glans in H. B. S. of gym nasium lo worden opgenomen. Laat liever het kind wat langer „in vrij heid ged'resseerd", zou ik haast zeg- gén; laat het naar hartelust stoeien en rollen en buitelen in het gras! Des te groot er is bet weerstandsvermo gen tegen de lichamelijk niet-te-onder vangen, slechte invloede'n van het schoollokaal. Do temperatuur bijv., is al heel anders dan in de speelka mer, om niet te spreken van den tuin, waar het kind misschien vóór zijn schoolgang meer dan den halven dag in verbleef! De gelegenheid tot overerving van allerlei kinderziek ten, waarvoor de kleine misschien tot nog toe gespaard bleef, is ook groot. Dat het schoolonderwijs voor het waarlijk daarvoor „rijpe" kind véél vóór heeft op b.v. hu sonderwijs, dit valt niet te betwiste, n De school toch wekt in nog veel grooter mate plicht besef; de discipline komt het karak ter ten goede, evenals het «enigszins zich verloren voelen gaan in de me nigte; vooTal voor bijzonder venven- de kinderen. Maar hoè kunnen de ouders nu ei genlijk bepalen, of hun kind rijp is voo'r de school, ja of neen? We zullen daarvoor een heel e'geroardig recept laten volgen: Laat het kind zelf besliseenl Dit moge wat vreemd klinken, het is toch werkelijk waar, dat het kind .n bijzander instinct gele d, dit zelf het best te beoordeelen weet. Verlangt het met zijn zesde jaar naar school, naar al die kameraad jes om zich heen, naar zijn school- tasch, zijn lei en zijn boek. welnu, laat hem dan ook gerust gaan! Maar verraadt de kleine een.ge angst voor de school, voelt hij zich nog n-et zelfstandig genoeg, welnu jaag hem dan niet met geweid daarheen. Dit geeft een dagelijksch wee'rkomende zenuwachtigheid in huis, d e ook zeer nadoe'ig werkt op het zenuwgestel der overige huisgenooten, terwijl het kind zelf daD ten dudeijlkste bewijst, dat het nog niet rijp is voor de schoei! Ongelukkig zijn onze sociale ver houdingen nog zóó ingerecht dat de ouders soms ook met den besten Wil iuel anders kunnen, dan bun kiemen naar school sturen, geschikt v.ior schoolonderricht of niet, waar ze dan weer voor een paar uur onder dak zijn, dus bij wijze van bewuar- schooll Dit is natuurlijk nog een grove mis stand, waarbij vooral ook de onder wijzers of onderwijzeressen de lijden de partij zijn. Daarom moest er n ig een soort mrichting zijn bij wijze \i n .tussehen hooi', 'us ovorgangs inrichting, waar de rijpheid vau het kind voor de school kan afge wacht worden. MARIE VAN AMSTEL. Brandkast. Met 'n knóóp, 'n grooten oer-echlen zeemansknoop, had-ie na de vergade ring z'n hoed op z'n tafel gesmeten, 'r Was niets aan ie doen l Hij was ingevlogen, 'r leclijk ingevlogen. 1 oenigo troost was misschien, dat-ie niet alléén door de dé-confiture aan den grond zat. Die belabberde ban ken togenwoordig 1 MaSr hij was toch 'n groote stommeling geweest, 'n ©zei in 't kwadraat, inconsequent tot in de toppen van z'n teenen. Had-ie niet dikwijls zitten zwammen over suf fers, die al 'r hebben en houen in één mandje leggen boomen opgezet over beleggen van geld zus, van geld zoo zitten voorrekenen aan .anderen on der 'n glas bourgogne, dat je 'n flink percont moet afschrijven op jc kapi taal, dat mogelijk, zeer waarschijn lijk, verminderde op den duur zoo veel percent voor huizen, zooveel per cent voor landerijen, zooveel percent voor effecleo, en dat terwijl je zelf alles had staan op de Minichobbank, omdat je te lui was om meer te doen dan nu en dan je rente op te gaan strijken. En nou was alles naar de haaien Allee wat je in je lange loop baan van scheepsdokter had opge spaard, alles wat je van je vader had georfd. Hij plofte in z'n canapé, veegde zich 't zweet van z'n hoog voorhoofd. Die smeerlappen Er was nog long hoop op iets hóóp, die-ie weken had gekoesterd, nog weken was-ie m den zoeten waan geweest, dat alleen de aandeelhouders geen cent zouden krijgen maar 't bleek "n oplichterij hurs de pair. Geen cent kregen ook zij de crediteuren. Eii in 'n opwelling van drift groep je naar 'n duitsehe pijp en sloeg ze met zoo'n geweld tegen den vloer, dat de juffrouw beneden dacht, dat meneer om hulp bonsde. Neen, dank je, snauwde-io legen den kier der deur, waarachter 'n japon kwam schemeren, 'r viel maar wut Er viel maar watHa, ha, ha viel maar wat er viel 'n bank en er viel 'n scheepsdokter. Daar zat-io nou, zónder eenig be legd kapitaal, alleea 'n pover pen- sioorilje, en 'n ettelijk bankje van honderd en één van drie honderd. Hier blijven dat kón niet, hij was gewoon aan 'n «root leven, u royale tafoJ, 'n druk sociëteitsleven, hij stond bekend voor rijk wat-ie ook voor zijn doen was gewéést. De ellendelin gen die Horissen met z'n uitgestre ken gezicht, en dan die onder-direc teur Leemicrs, dat halve bocheltje, met z'n geslqpcn ♦reigetje de com missarissen ware;, goedzakken, best, maar tiendubbele ezelskoppen, dat die dat hokus-pokus niet hadden ge zien zo lagen toch met 'r neus op de hoeken as-ze wouen. Maar hii zat er maar mee, wat most-ie nou gaan beginnen Hier blijven, zich bekrimpen nee, dat kón-ie nie. hij ging nog liever weer op zee ja. as je de jeugd nog maar voor de borst had, maar op zijn ja ren, bijna 65, daar was geen denken aan, al voelde je je nog zoo lekker, dt je wel 'n heele forel, wel 'n heelen huns, wel 'n heelen kalkoen voor je rekening kon nemen, je nog wel in staat was drie, vier flesscheu belegen rooio baai naar binnen te spoelen. Hij nam de jeneverflesch, klukte zich 'n groot glas in en dronk 't, als 'c timmerman op karwei, in één teug leeg. Nóg dronk-ie zoo'n belwierp z'n jas uit z'n vest en plompte op de canapé. Hij ronkte tot bij zessen. Hij kleedde zich, ging tafelen. Er werd aan de stamtafel in het hótel, waar-ie al 'n paar jaar dineer de, over niets anders gesproken don over den val der Minichot-bank. De bult, zeien ze, was spoorloos verkast on ze wouen Horissen arresteeren. Hij zei niet veel, de smoor in, dat-ie zóó in de klem was geraakt, ging da delijk na tafel naar huis. Bij 'n kop thee begon-ie wat te be daren. Er moest iets gebeuren. Hij stak 'n pijp aan. ook 'n duit sehe. die-ie in soorten had. Hij ijsbeerde van de deur naar de ramen, van de ramen naar de deur. Eons stond-ie stil voor den spiegel. Jongen, wat zag-ie er voor 'n zesti ger nog goed uit. Z'n haar was wel 't grijzen, ook z'n snor borstelde zwaar en hoog in peper-en-zout- sprankeis, in korte dikke stekels op z'n breede bovenlip. Hij had al jaren zoo z'n snor geknipt, aan z'n grooten kop, mei kloeken oud-romc-ini.u neus, iels aparts gevend, iels krachugs, dat wat verdelUgd werd door twee bak kebaardjes. halverwege zijn ferine wangen. Alkcu zag-ie geel bijna saffraan geel. Maar ook dat had-ie altijd ge luid, al jaren gehad en t verontrustte hem met. Hij glimlachte er nog om, dat ze 'm op de boot dokter Lapot- juune noemden, het „pot" van zijn naam als 't Frausche „peuu" uit sprekend. Dat gele gaf 'm iets van 'n oud- Indisch gast, met 'n lief leverkwaaltjo zijn „otium cum diguitate" genietend in 't moederland. En hij begon zich vanavond nog deftiger te vinden dan anders zijn hooge gestalte straalde hem toe uit den spiegel. En na nog wat «©ijsbeer had-ie in eens, inééns z'n plan. Geniale inval len slaan in je kop als 'n bliksem schicht Hij greep in z'n bibliotheek 'n atlas, begon er in te bladeren Friesland, Noord-Holland, Zuid-Holland, Zee land, Limburg op dit blad staarde- io eenigen tijd, doch sloeg 't toen om en toen gaf-ie 'n tikje op Noord- Brabant. DAt moest-ie hebben, daar moest ic zijn. Daar kende hem heelemeal geen sterveling. Maar w a welk dorp Hij had er pleizier in om 't toeval to laten snclen en hij peuterde 'n nat theeblaadje op, mepte 't op de kaart. Het plakte op 't dorp V.... Drie weken later installeerde zich 'n zeer deftig heer in het beste der twee hotels van V. Hij kwam aan met 'n tijtuig van't dichtslbij -©legen station, bad groote koffers bij zich en 'n brand kast Hij tafelde er weelderig, dronk iederen dag 'n flesch, 'n baJJ fk-schje champie op den hak. Hij babbelde gemoedelijk, doch wist •I or zijn persoonlijfehe d den afstand te bewaren, As-ie sprak met den ho telhouder dacht deze er niet aan om te gaan zitten. De vrouw des hu. anders nog al niet verlegen, voelde iets beteuterds, net of ze stond vóór den gouverneur, as die efr at, bij de inspectie. Dr.e weken had-ie wel noodig af te snuffeicn wat-ie noodig had voor z'n plan Toen ging ie op "n dag naar 'n net huisje, groen geverfde dour met mooi geschuurden koperen klopper. Do weduwe Van Hélder-zelf ont ving hem. Haar dochter Jana was uit. Hij viel met de deur in huis. Maur mencer-dokter! Ja als jo 't bever niet doet, niet doet zóo graag as ik zelf een ün-fat- soenlijk net huishouden zoek, waar ik jaren hoop te blijven ik hoop h ar verder te loven en te sten en ci n mot je "t niet doen. Maar de no taris zegt 't, de burgemeester zegt 't, de dokter zegt 't, als de weduwe Vah Helder het wil doen, dan ben je ner gens voor jou stand en fórtuin beter, nerTegons. De boerin, de van Iiaer rente-le- vende-boerin haar Driek was een van de snuggerste kerels van tien uur in den omtrek geweest, had ge boerd en gehandeld, zoodat ie 'n aar dig duitje aan zijn Pietje en haar k nd had kunnen nalaten Pietje, die op de penning was, zijn winsten zoo mooi bij elkaar gehouden had, ja die zelfs nog geepekt had met nog aparte kousen, lekker opgespaarde centen de 'rentenierende Pjetje Van Heldor stond in beraad. Ze leefde nou stil en als d e groot» meneer, die baar ruime voorkamer wou hebben en t kamertje ér achter om *r te slapen, nou 's bleek "n las tige bullebak te rijn, dan was ze lce- lijk gepierd met zoo n presentje. An ders! t Zat wat aan den daé had- ie. dat wist "t heele dorp nou zo was er toch nie aan getrouwd, as-ie 'r nil© beviel, dan kon-ie ophoepele. Mar, maneer dokter, zei ze, bij zoo'n boeremehse as wij zijn, daor zul-doe nie thuis vuule. Best© moeder, ik voel me overal thuis wear 1 kraaknet, eenvoudig- p'roper is en waar de menschen goe dig met in© omgaan want as ge. zooals ik, kind noch kraai, heel-en-al geen familie hebt, da'n zoek je iets meer dan gevroon, dan zoek je ge moedelijkheid, goedheid, vriendschap peiijkheid en al ben ik altijd gewoon geweest in hooge kringen te verkee- t landelijke, 't gul-Noordbra- bantsch landelijke heeft me zóó aan getrokken, dat ik hiór m n tenten heb opgeslagen. Maar denk er maar eens over. Bang dat-ie nog andere adressen had, nog andere personen, gerecom mandeerd door den burgemeester, den dokter, den notaris, as zij niet wou en al ruw berekenend wat t haar opbrengen kon, wat 't nog kon er me óren haar trommeltje boven, woarea ze, wat zo ovorlei, be.c^de in polde'rstukjes, overlej. van de vele pachten, <ke zij beurde van door DneK gekocht en nagelaten land en bang dat-ie verder zou gaan zoeken naar 'n net kosiliu s hij stond al op had z u hoed al opge. rei ze: Bè, daor hoek-vk nie over te prak keseeren as ge veur lief wilt ne men, zooaa ik 't oe geve kan, dan za k 't doen. En dan doe je 't graag ook, dat is de condit.e. Gère doe 'k 't. En je dochter, zal die 't goed vinden? Jana? dé 's zo n goei kljnd. me- heer-doktor, d'r zul-de plezier af heb- be. Die lopt nou veur lederendeen 't vuur uit 'r sloffe As-ze iemes goed kan doen, dan lééft ze, dé liedde nooit zoo gezien en ze is geleerd ok, zo leest me ielken dag de Bosse Kraant veur; Kende-die? Hier is-i« en as ge plez er hèt dab kun-de die ielken dag van ons krijge, dan zeg ik maar tegen Van Helvert, dêt-;e n andere meelezer mot zuuke, dé gij 'm hebben mot. En wè wil de 's merregee koffie of Uw?©, of d'rink-te mulk? Lopot giing weer zitteft, breed-u 1, gemakkelijk of-ie al thuis was, z'n meerderheid uitspreiend door 'n im posant postuur, z'n familiaar-uit de hoogte gekeuvel. Want nou ging-ie 't hebben over de condities. Mar menoer dokter, dés te veul, veu! te veul. Niks te veel, sprak Lapot, maar je moet me góed bedienen, gemoede lijk. aangenaam, of ik familie van je ben, of ik n broer van je ben, daar, nou begrijji jet. Uf k 't begrep best, best begrep lt 't en ik hè 'k schik aaf, scluk, dè go ons hèt uitgezocht en wil-de nie n borreltje tut tut tut 'a zuut borreltje? koffie dan? jao, jao-wel t water kokt. Hij dronk met haar koitio, zij op zijn uilnoodiging-roei-'n munster-ge baar ook op 'n stoel, rookie er gezel lig 'n sigaar bij. Avonds werden de koifers ge bracht en... de brandkast, waai'in de aap zat. ...Daor waandelde-ie henen, 't wans toch mal' 'nne deur-eu-deur nette mens. Ze keek over 't tullen gordijntje hem na, even ophoudend met 't uf- eloffon, dat ze dadelijk deed iederen morgen as-ie ging wandelen, of bij den secretaris van den polder, twee straten verder, 'n buurpraatje ging houden. Nu draaide-ie den hoek om en ze begon weer te sponsen, te wTij- met 'r poetslap. Na den schoor steen z'n brandkast. Ze bad iederen morgen bcvinkjes in 'r handen ais ze daar over heen wreef; zo had er wel doorheen willen kijken... Zij had mar li trumraeike, mar in die kaast kon wel zooreul in as drie, v.er boer (terijem wè'rd ware. En wè most-ie 'n geld hebbe waant wè kon-.e smul- le, wè kem-ie 'm rake en n glim lach scheen op 'r plat effen gelaat, appelrood op do koonen, met hier en daar 'n enkel "rimpeltje op 'r vel, waann de zon, al jaren geleden, op t veld oen geel bruine tint gebeten had. As de burgemeester kwaam dan dronken ze allebei as tempel.ers, die spauwde "r ok rue in, en segare, hoeie dikke, liede groote, met band jes erom. Daar lag r nog een. Wè had ie daor ligge op dieën brief, gaauw-willemkes! Ze telde ze met 'r wijsvinger, vier, vijf, zee die had- e zeker vergeie weg te sluite. Ze liet zo liggent stofte verder, keek dan weer eens naar 't goud. Nou, 't was 'n rejale en zo ware tar goed mee en veur Jana was 'io zoo goed. Die had met 'rre verjaars dag 'n nij mute van om gehad, met 'n dure poffer, bè foei, zij had 'r nooit een op 'rre hoofd gehad, ma? Jana was jong en dè pronkte gotre tegenswoordig. Ze ging nog eens naar z'n tafel, waar de gouden-tientjes lagen... Die had ze niet, die zaag-de me veul bij do boe'remense, mar ze gxunzelde ze raat er zelf veur liaron doen ok goed bijt Mar zoo ééne! Wat had-do toch rijke menee. En die bet ze ra!Ie. Wc liet-ie ze rollet waant 't was nou heele rekening bij Suij,ing in Den Bosch, d.e-ie Jana gewezen had In «le avetenties van den Bossen Kvannt Ze most overal veur tuirege en dè gaaf, want ze zo gek zèn, nie- mes dee iets veur uiks. Merrece mort er weer 'n mondje kom me, ze had talm motte bestelle en ok oestera wou-ie hebbe, wé dè ware. die had- ie nog n'.e gohaad. Daor hiel-ic wèl van, van visch. Hij slobberde iedere Vrijdag 'n heele visch op. Wen mage hudde zoo'n menee. Mar 't was 'nne gofferd. Zij was er mar 'n kijnd bij. En nou de notaris merrege kwaam, zou "t weer wè geve. Laatst hadde ze same ver flcsse wèn gedronke. Ze had ok is motte pruuve, dè wou-ie hebbo, van d'.ë gele, die-ie bij de visch had gedronken, lekker tuut.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 15