BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAQBLAD
29» Jaargtng.
ZATERDAG 13 JANUARI 191»
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
fl.20 PER 8 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
ADMNtSTRATTE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERU ZUIDER BUITENSPAARNB 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN
ADVERTENT1ÊN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT
Het Kijke Natuurleven
MERKWAARDIGE VIJANDEN.
Do dagen lengen alweer, de zon
krijgt meer kracht, de rusttijd loopt
ten einde Laat het dan vriezi
Amerika en bij onze Oostelijk,
ten, laat hel sneeuwen over onze
'eigen velden en bosschen, de tijd
nadert, dat nieuwe bloempakjca,
frisch groen en botergele speenkruid-
sterretjes de lente verwelkomen.
Kachel-enthousiasme hoor ik u al
zeggen. We zien er nog niel9
't is buiten nog somberder en grijzer
dan in November en December. Ik
geef u toe, dat we, bij opperblakkige
waarneming, geen enkel t»ken
ontluikend leven kunnen ontdekken,
maar het is buiten f aders da.i i'n ge
noemde maanden. De knoppen der
Vruchtboomen „werken" reeds zicht
baar, de wilgen laten hun zilveren,
zij-zichte katjes doorschemeren, de
me kevers, die al enkele merrden in
optima forma in den grand zitten,
kruipen hooger.
Maar alles is nog zoo jod'g en zoo
duidelijk in het beginstadium,
we er nog niet veel ver kunnen
schrijven, zonder op het terrein der
fan'ns'e te geraken.
liet is daarom beter, dat v,e
voorjaar stil zijn gang laten gaan
ons met den nog heerschenden Ainter
bezig houden.
Enkele weken geleden schreven
over een klein vlindertje, dat het
heele jaar door voorkomt en dus ook
in de koude maanden is te vinden.
Het rqestje, zooals liet kleine ding
heet. leeft nog steeds in mijr geïm
provisoeïd Lnsectarii"" TT«i b© f'
intusschen niets n" "s meer ver
toond, dan ik er al vuu op schrift
Stelde en is ook niet belangrijk ge
noeg om er ons nogmaals mee bez g
te bonden. Anders is iet net zijn be
rucht familielid, de gehate, de ver
afschuwde, maar de uit oen entomo
logisch oogpunt toch zoo merkwaar
dige wintervlinder.
Enkele weken geleden vertelde oen
mijner kennissen, dat ér iederen
avond een klein, bruingrijs vl.udcr-
tjo togen zijn raam kwam vliegen,
zoodra er bnnen licht werd opgesto
ken. Uit de beschrijving van grootte
en ioekening was het gemakkelijk op
te maken, dat genoemde sinjeur de
bezoeken aflegde. Het kleme winter-
wezentje kwam onbewust op de licht
en warmtebron af, ook, al staat hij
ais een sfJeciale wintergast geboekt.
Toch schijnen de dierjes liet hoo!
goed buiten warmte te kunnen stol
len, getuige de du.zendtallen, Fe
leder j.iar uit de poppen te voorschijn
zomen.
Hoe ge ze kunt vinden? N
niakko: ijker dan dai. In November,
December en Januari behoeft ge 's
avonds maar een goed lichtend lan
taarntje in uw tibn ie zetten, en bij
na zeker komen enkele kle ne vlin
dertjes >p het opvallend schijnsel
af. Mooi zijn ze niet, maar waar de
schdterend gekleurde zusjes weg
blijven, moeten we ons wel rr de
minder tropisch getinte dtóren te
vrede n stellen.
De vlucht is ongeveer 25 mM, en
de kleur il e van de gewone k
motjes, die 's zomers in onz-
me; rondfladderen. De kleur is dus
geen afzonderlijke beschrijving
waard, maar de levenswijze is des
te merkwaardiger.
Als de vogels grootendeels zijn,
vertrokken naar milder streken, als
kale twijgen en vochtig gras tot som
berheid en weemoed stemmen, ko
men de vlindertjes uit hun poppen.
Deze krijgt ge slechts bij toeval te
iiea.
Ze zijn een endje in den grond
verborgen, onzichtbaar voor hel
scherpe oog van e© lijngedg mees
je of een d.to winterkoning.
De koude, die bijna «eheel de na-
tuu doet inslapen wekt hen op tot
een ruimer leven. Ze verbreken he
nauwsluitend hulsel, dat we" n i g
weerstand bedt en komen boven
den srrond.
.,Nu v'iegen ze weg", zult go zeg
gen en daarmee is het uit, want dan
volgt het verdere van den kring
loop. ei, rups, pop enz. Maar juist
hier begint de afwijking.
Een gedeelte der bovengekomen
diertjes beantwoordt aan het zoo
Bvoo gegeven signalement.
Zij vlegen weg zoodr de vleugel
tjes znn gedroogd en flink ontplooid,
zij zijn liet, die ons licht opzoeken
eii soms in ouzo huizen verdwalen.
Het zijn do mannetjes, leer van
b»uw. mei twee fijne, zacht b, haar
de snrieleu en mooi
gels. De wijfjes zijn mooi ke, ge
drochtelijke diertjes, d; el de
plaats voor de vleugels hebben, maas
de ze slechts zien bezet door korte
itnoenigesclirompelde rudimenten,
waarmee ze niets kunnen uitrichten.
Het zijn aviateure met een zweef-
tuifc' unt een speelgoeddoosje, vlin
ders, zonder vlindervorm.
Maar al missen ze doelmatige vleu
gels, hun pootcn winnen het in
kracht van die der meeste vlinders
en waar de mannetjes vrij in de na
jaarslucht kunnen ronddartelen, wil
len zij ten minste trachten, zoo hoog
mogelijk in do lucht op te stijgen.
Kruipend en draaiend, onder voort
durend getril der vleugelreste'n, zoe
ken ze een verhevenheid, die huin tot
ladder kan strekken. Ze handelen ge
heel instinctmatig. Houdt ge ze een
6teen voor, dan beginnen ze met in
spanning van alle krachten de klau-
terpartij, een stok, een muur, alles
is schijnbaar doelmatig en toch is
het noodzakelijk, dat ze bij een boom
stam aanlanden. Onvermoeid klim
men ze dan tot in de d.k beknopte
takken en ontvangen daar bezoek der
meer bevoorrechte, snelvliegende
mannetjes.
De eitjes, die de wijfjes daarna leg
gen, leveren kleine rupsjes, die reeds
in April en Mei hun scherpe kaken
beproeven op jonge blaadjes en tee-
re bloesems. Dan is al het interessan
te er aJ, dan zijn het doodgewone
veelvraten, even vee'eischend als de
kinderen der weelderige zomervlin
ders. Vooral onze vruchtboomen heb
ben vaak veel van deze ongenoode
gasten te lijden en duizende bloemen
vallen ten prooi aan hun vraatzucht.
Ze schijnen te begrijpen, dat het
aantal vijanden legio is, want ze doen
alle moeite, om zich voor het scherp
ziend vogeloog en den blik van den
niensch te beeche'rmen. Tussehen
blaadjes en bloemen weven ze een
aantal ragfijne draden, dat hen als
een beschermend net omgeeft en ir
deze vernuftig geconstrueerde schuil
plaats verrichten ze het du ste're
werk, zijn ze vaak oorzaak van ge
deeltelijke oogstmislukking.
De Vruchtboomkweeker tracht 't
onheil te bezweren, door lijmbanden
om den boomstam te leggen Op lvun
tocht naar hoogere regionen voelen
de diertjes zich dan plotse) ng vast
gehouden en ver van het wee'dela'nd
komen ze om van koude en gebrek.
H. PEL'SENS.
Den Heer...'? (Voortaan zenden wij
ongeteekende vragen niet meer aan
den heer Peusens door. Red.)
Wat u met een snriet bedoelt, wee?
ik niet. maar als het een groenblij-
vende plant is, d:e den geheelen zo
mer buiten heeft gestaan, dan kunt
u hem het best naar den kelder, of
bij gemis daarvan, naar een votst-
vrij vertrek doen verhuizen. De over
gang naar de kachelwarmte is blijk
baar te groot geweest. Heeft de plant
al eenigen tijd in de warme kamer
gestaan, dan moet hij nu eerst in een
«enigszins koeler vertrek worden ge
plaatst, alvorens te worden gebracht
naar een kamer waar in het geheel
niet wordt gestookt.
Aanguande den snoeitijd der
vruchtboomen geldt als regel,
herfst en de voorjaarssnoei. Door 't
zachte weer aangespoord, zijn de
valsmenschien nu al druk met hun
boomen bezig en zelfs heb ik al boom
gaarden gezien, die geheel klaar wa
ren. Snijdt vooral geen dikke knop
pen, aan korte stelen, z.g.n. vrucht-
sporen weg.
H. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
Wanneer is het kind rijp voor
school ouderwij s?
Met het voleindigde zesde levens
jaar :s het kind schoolplichtig en be
gint dus de dienstplichtigheid van
liet he rlcgcr zesjar.ge a-b-c recruten,
tenzij door uitdrukkelijk verbod van
den schoolarts, het schoolbezoek om
gezondheidsredenen, nog een heel, of
een half jaar moet uitgesteld wor
den.
Maar nu of al die nieuwelingen
waarlijk rijp zijn voor de school? De
onderwijzers weten wel beter en kla
gen steen en been over het onrijpe
dt, dat hun toegevoerd wordt.
Verwonderlijk is het ook, de
groote hoeveelheid modem-peudago-
g scho literatuur in aanmerking ge
nomen, hoe weinig aandacht aan
deze vraag over het algemeen wordt
geschonken. De vraag: op welken
f ge ronde vleu- leeftijd met het onderwijs der kinde
ren moet begonnen worden, heeft al
tijd velen bezig gehouden. Maar af
gaande op eigen ondervinding en ei
gen waarnemingen beg.ug men d<
fout, dat men „onderwijs" en „school
gelijkstelde. Een kind, dat al zeór
goed geschikt is, om elementair on
derrecht te krijgen, is daarom nog
niet rijp voor de school! Men staat
zelfs verwonderd over het aantal zeor
ontwikkelde en verstand.ge ouders,
die deze twee dingen nog niet uit el
kaar kunnen houden. Zoo ontmoet
ten wij nog onlangs een geval bij
een familie buiten, d.e een vijfjarig
dochtertje bezat, dat al vloeiend kon
lezen en schrijven en optellen en af
trekken met getallen onder honderd,
terwijl ze tevens al menig aardig
kinderversje wist op te zeggen, maar
dat tot groote verwondering der ou
ders toch niet op school werd aan
genomen! En slechts met de groot
ste moe.te waren de ouders te over
tuigen, dat hun Lesje, hoe knap ook,
en haar leeftijd1 in kenn-s ver voor
uit, toch niet rijp was voor de school;
Do school verlangt van den eersten
dag af aan een volkomen nieuwen
geestelijken en physischen levensre
gel van hel kind, en treedt een nieu
we phase in in het leven, waar het
ónder de zes jaar in geen geval rijp
voor is; on waar dan ook geen be
paalde leeftijd voor is vast te stel
len, omdat het iels zeer individueels
isl
Maar dat komt de meeste ouders
zijn bang, dat hun kind voor het
ven ten achteren komt, als het i
jaartje later naar school toe gaat!
Zo zouden het niet aandurven hun
kleine met het achtste jaar pas naar
school te sturen, terwijl heusch bij
een normaal-aangelegd kind de leef
tijd van acht jaar volstrekt niet te
oud is, om nog met dertienjarigesn
leeftijd met glans in H. B. S. of gym
nasium lo worden opgenomen. Laat
liever het kind wat langer „in vrij
heid ged'resseerd", zou ik haast zeg-
gén; laat het naar hartelust stoeien
en rollen en buitelen in het gras! Des
te groot er is bet weerstandsvermo
gen tegen de lichamelijk niet-te-onder
vangen, slechte invloede'n van het
schoollokaal. Do temperatuur bijv.,
is al heel anders dan in de speelka
mer, om niet te spreken van den
tuin, waar het kind misschien vóór
zijn schoolgang meer dan den halven
dag in verbleef! De gelegenheid tot
overerving van allerlei kinderziek
ten, waarvoor de kleine misschien
tot nog toe gespaard bleef, is ook
groot.
Dat het schoolonderwijs voor het
waarlijk daarvoor „rijpe" kind véél
vóór heeft op b.v. hu sonderwijs, dit
valt niet te betwiste, n De school toch
wekt in nog veel grooter mate plicht
besef; de discipline komt het karak
ter ten goede, evenals het «enigszins
zich verloren voelen gaan in de me
nigte; vooTal voor bijzonder venven-
de kinderen.
Maar hoè kunnen de ouders nu ei
genlijk bepalen, of hun kind rijp is
voo'r de school, ja of neen? We zullen
daarvoor een heel e'geroardig recept
laten volgen:
Laat het kind zelf besliseenl
Dit moge wat vreemd klinken, het
is toch werkelijk waar, dat het kind
.n bijzander instinct gele d, dit
zelf het best te beoordeelen weet.
Verlangt het met zijn zesde jaar
naar school, naar al die kameraad
jes om zich heen, naar zijn school-
tasch, zijn lei en zijn boek. welnu,
laat hem dan ook gerust gaan! Maar
verraadt de kleine een.ge angst voor
de school, voelt hij zich nog n-et
zelfstandig genoeg, welnu jaag hem
dan niet met geweid daarheen. Dit
geeft een dagelijksch wee'rkomende
zenuwachtigheid in huis, d e ook zeer
nadoe'ig werkt op het zenuwgestel
der overige huisgenooten, terwijl het
kind zelf daD ten dudeijlkste bewijst,
dat het nog niet rijp is voor de schoei!
Ongelukkig zijn onze sociale ver
houdingen nog zóó ingerecht dat de
ouders soms ook met den besten Wil
iuel anders kunnen, dan bun kiemen
naar school sturen, geschikt v.ior
schoolonderricht of niet, waar ze
dan weer voor een paar uur onder
dak zijn, dus bij wijze van bewuar-
schooll
Dit is natuurlijk nog een grove mis
stand, waarbij vooral ook de onder
wijzers of onderwijzeressen de lijden
de partij zijn. Daarom moest er n ig
een soort mrichting zijn bij wijze
\i n .tussehen hooi', 'us ovorgangs
inrichting, waar de rijpheid vau
het kind voor de school kan afge
wacht worden.
MARIE VAN AMSTEL.
Brandkast.
Met 'n knóóp, 'n grooten oer-echlen
zeemansknoop, had-ie na de vergade
ring z'n hoed op z'n tafel gesmeten,
'r Was niets aan ie doen l Hij was
ingevlogen, 'r leclijk ingevlogen. 1
oenigo troost was misschien, dat-ie
niet alléén door de dé-confiture aan
den grond zat. Die belabberde ban
ken togenwoordig 1 MaSr hij was toch
'n groote stommeling geweest, 'n ©zei
in 't kwadraat, inconsequent tot in
de toppen van z'n teenen. Had-ie niet
dikwijls zitten zwammen over suf
fers, die al 'r hebben en houen in één
mandje leggen boomen opgezet over
beleggen van geld zus, van geld zoo
zitten voorrekenen aan .anderen on
der 'n glas bourgogne, dat je 'n flink
percont moet afschrijven op jc kapi
taal, dat mogelijk, zeer waarschijn
lijk, verminderde op den duur zoo
veel percent voor huizen, zooveel per
cent voor landerijen, zooveel percent
voor effecleo, en dat terwijl je zelf
alles had staan op de Minichobbank,
omdat je te lui was om meer te doen
dan nu en dan je rente op te gaan
strijken. En nou was alles naar de
haaien Allee wat je in je lange loop
baan van scheepsdokter had opge
spaard, alles wat je van je vader had
georfd.
Hij plofte in z'n canapé, veegde zich
't zweet van z'n hoog voorhoofd.
Die smeerlappen Er was nog long
hoop op iets hóóp, die-ie weken had
gekoesterd, nog weken was-ie m den
zoeten waan geweest, dat alleen de
aandeelhouders geen cent zouden
krijgen maar 't bleek "n oplichterij
hurs de pair. Geen cent kregen ook
zij de crediteuren.
Eii in 'n opwelling van drift groep
je naar 'n duitsehe pijp en sloeg ze
met zoo'n geweld tegen den vloer,
dat de juffrouw beneden dacht, dat
meneer om hulp bonsde.
Neen, dank je, snauwde-io
legen den kier der deur, waarachter
'n japon kwam schemeren, 'r viel
maar wut
Er viel maar watHa, ha, ha
viel maar wat er viel 'n bank
en er viel 'n scheepsdokter.
Daar zat-io nou, zónder eenig be
legd kapitaal, alleea 'n pover pen-
sioorilje, en 'n ettelijk bankje van
honderd en één van drie honderd.
Hier blijven dat kón niet, hij was
gewoon aan 'n «root leven, u royale
tafoJ, 'n druk sociëteitsleven, hij stond
bekend voor rijk wat-ie ook voor zijn
doen was gewéést. De ellendelin
gen die Horissen met z'n uitgestre
ken gezicht, en dan die onder-direc
teur Leemicrs, dat halve bocheltje,
met z'n geslqpcn ♦reigetje de com
missarissen ware;, goedzakken, best,
maar tiendubbele ezelskoppen, dat
die dat hokus-pokus niet hadden ge
zien zo lagen toch met 'r neus op de
hoeken as-ze wouen.
Maar hii zat er maar mee, wat
most-ie nou gaan beginnen Hier
blijven, zich bekrimpen nee, dat
kón-ie nie. hij ging nog liever weer
op zee ja. as je de jeugd nog maar
voor de borst had, maar op zijn ja
ren, bijna 65, daar was geen denken
aan, al voelde je je nog zoo lekker,
dt je wel 'n heele forel, wel 'n heelen
huns, wel 'n heelen kalkoen voor je
rekening kon nemen, je nog wel in
staat was drie, vier flesscheu belegen
rooio baai naar binnen te spoelen.
Hij nam de jeneverflesch, klukte
zich 'n groot glas in en dronk 't, als
'c timmerman op karwei, in één teug
leeg. Nóg dronk-ie zoo'n belwierp
z'n jas uit z'n vest en plompte op de
canapé.
Hij ronkte tot bij zessen.
Hij kleedde zich, ging tafelen.
Er werd aan de stamtafel in het
hótel, waar-ie al 'n paar jaar dineer
de, over niets anders gesproken don
over den val der Minichot-bank. De
bult, zeien ze, was spoorloos verkast
on ze wouen Horissen arresteeren.
Hij zei niet veel, de smoor in, dat-ie
zóó in de klem was geraakt, ging da
delijk na tafel naar huis.
Bij 'n kop thee begon-ie wat te be
daren. Er moest iets gebeuren.
Hij stak 'n pijp aan. ook 'n duit
sehe. die-ie in soorten had.
Hij ijsbeerde van de deur naar de
ramen, van de ramen naar de deur.
Eons stond-ie stil voor den spiegel.
Jongen, wat zag-ie er voor 'n zesti
ger nog goed uit. Z'n haar was wel
't grijzen, ook z'n snor borstelde
zwaar en hoog in peper-en-zout-
sprankeis, in korte dikke stekels op
z'n breede bovenlip. Hij had al jaren
zoo z'n snor geknipt, aan z'n grooten
kop, mei kloeken oud-romc-ini.u neus,
iels aparts gevend, iels krachugs, dat
wat verdelUgd werd door twee bak
kebaardjes. halverwege zijn ferine
wangen.
Alkcu zag-ie geel bijna saffraan
geel. Maar ook dat had-ie altijd ge
luid, al jaren gehad en t verontrustte
hem met. Hij glimlachte er nog om,
dat ze 'm op de boot dokter Lapot-
juune noemden, het „pot" van zijn
naam als 't Frausche „peuu" uit
sprekend.
Dat gele gaf 'm iets van 'n oud-
Indisch gast, met 'n lief leverkwaaltjo
zijn „otium cum diguitate" genietend
in 't moederland.
En hij begon zich vanavond nog
deftiger te vinden dan anders zijn
hooge gestalte straalde hem toe uit
den spiegel.
En na nog wat «©ijsbeer had-ie in
eens, inééns z'n plan. Geniale inval
len slaan in je kop als 'n bliksem
schicht
Hij greep in z'n bibliotheek 'n atlas,
begon er in te bladeren Friesland,
Noord-Holland, Zuid-Holland, Zee
land, Limburg op dit blad staarde-
io eenigen tijd, doch sloeg 't toen om
en toen gaf-ie 'n tikje op Noord-
Brabant.
DAt moest-ie hebben, daar moest
ic zijn. Daar kende hem heelemeal
geen sterveling. Maar w a
welk dorp
Hij had er pleizier in om 't toeval
to laten snclen en hij peuterde 'n nat
theeblaadje op, mepte 't op de kaart.
Het plakte op 't dorp V....
Drie weken later installeerde zich
'n zeer deftig heer in het beste der
twee hotels van V.
Hij kwam aan met 'n tijtuig van't
dichtslbij -©legen station, bad
groote koffers bij zich en 'n brand
kast
Hij tafelde er weelderig, dronk
iederen dag 'n flesch, 'n baJJ fk-schje
champie op den hak.
Hij babbelde gemoedelijk, doch wist
•I or zijn persoonlijfehe d den afstand
te bewaren, As-ie sprak met den ho
telhouder dacht deze er niet aan om
te gaan zitten. De vrouw des hu.
anders nog al niet verlegen, voelde
iets beteuterds, net of ze stond vóór
den gouverneur, as die efr at, bij de
inspectie.
Dr.e weken had-ie wel noodig
af te snuffeicn wat-ie noodig had
voor z'n plan
Toen ging ie op "n dag naar 'n net
huisje, groen geverfde dour met mooi
geschuurden koperen klopper.
Do weduwe Van Hélder-zelf ont
ving hem. Haar dochter Jana was
uit.
Hij viel met de deur in huis.
Maur mencer-dokter!
Ja als jo 't bever niet doet, niet
doet zóo graag as ik zelf een ün-fat-
soenlijk net huishouden zoek, waar
ik jaren hoop te blijven ik hoop
h ar verder te loven en te sten en
ci n mot je "t niet doen. Maar de no
taris zegt 't, de burgemeester zegt 't,
de dokter zegt 't, als de weduwe Vah
Helder het wil doen, dan ben je ner
gens voor jou stand en fórtuin beter,
nerTegons.
De boerin, de van Iiaer rente-le-
vende-boerin haar Driek was een
van de snuggerste kerels van tien
uur in den omtrek geweest, had ge
boerd en gehandeld, zoodat ie 'n aar
dig duitje aan zijn Pietje en haar
k nd had kunnen nalaten Pietje,
die op de penning was, zijn winsten
zoo mooi bij elkaar gehouden had,
ja die zelfs nog geepekt had met nog
aparte kousen, lekker opgespaarde
centen de 'rentenierende Pjetje
Van Heldor stond in beraad.
Ze leefde nou stil en als d e groot»
meneer, die baar ruime voorkamer
wou hebben en t kamertje ér achter
om *r te slapen, nou 's bleek "n las
tige bullebak te rijn, dan was ze lce-
lijk gepierd met zoo n presentje. An
ders! t Zat wat aan den daé had-
ie. dat wist "t heele dorp nou zo
was er toch nie aan getrouwd, as-ie
'r nil© beviel, dan kon-ie ophoepele.
Mar, maneer dokter, zei ze, bij
zoo'n boeremehse as wij zijn, daor
zul-doe nie thuis vuule.
Best© moeder, ik voel me overal
thuis wear 1 kraaknet, eenvoudig-
p'roper is en waar de menschen goe
dig met in© omgaan want as ge.
zooals ik, kind noch kraai, heel-en-al
geen familie hebt, da'n zoek je iets
meer dan gevroon, dan zoek je ge
moedelijkheid, goedheid, vriendschap
peiijkheid en al ben ik altijd gewoon
geweest in hooge kringen te verkee-
t landelijke, 't gul-Noordbra-
bantsch landelijke heeft me zóó aan
getrokken, dat ik hiór m n tenten
heb opgeslagen. Maar denk er maar
eens over.
Bang dat-ie nog andere adressen
had, nog andere personen, gerecom
mandeerd door den burgemeester,
den dokter, den notaris, as zij niet
wou en al ruw berekenend wat t
haar opbrengen kon, wat 't nog kon
er me óren haar trommeltje boven,
woarea ze, wat zo ovorlei, be.c^de in
polde'rstukjes, overlej. van de vele
pachten, <ke zij beurde van door
DneK gekocht en nagelaten land en
bang dat-ie verder zou gaan zoeken
naar 'n net kosiliu s hij stond al
op had z u hoed al opge. rei
ze:
Bè, daor hoek-vk nie over te prak
keseeren as ge veur lief wilt ne
men, zooaa ik 't oe geve kan, dan
za k 't doen.
En dan doe je 't graag ook, dat
is de condit.e.
Gère doe 'k 't.
En je dochter, zal die 't goed
vinden?
Jana? dé 's zo n goei kljnd. me-
heer-doktor, d'r zul-de plezier af heb-
be. Die lopt nou veur lederendeen 't
vuur uit 'r sloffe As-ze iemes goed
kan doen, dan lééft ze, dé liedde
nooit zoo gezien en ze is geleerd ok,
zo leest me ielken dag de Bosse
Kraant veur; Kende-die? Hier is-i«
en as ge plez er hèt dab kun-de die
ielken dag van ons krijge, dan zeg
ik maar tegen Van Helvert, dêt-;e n
andere meelezer mot zuuke, dé gij 'm
hebben mot.
En wè wil de 's merregee koffie of
Uw?©, of d'rink-te mulk?
Lopot giing weer zitteft, breed-u 1,
gemakkelijk of-ie al thuis was, z'n
meerderheid uitspreiend door 'n im
posant postuur, z'n familiaar-uit de
hoogte gekeuvel. Want nou ging-ie 't
hebben over de condities.
Mar menoer dokter, dés te veul,
veu! te veul.
Niks te veel, sprak Lapot, maar
je moet me góed bedienen, gemoede
lijk. aangenaam, of ik familie van je
ben, of ik n broer van je ben, daar,
nou begrijji jet.
Uf k 't begrep best, best begrep
lt 't en ik hè 'k schik aaf, scluk, dè
go ons hèt uitgezocht en wil-de nie
n borreltje tut tut tut 'a
zuut borreltje? koffie dan? jao,
jao-wel t water kokt.
Hij dronk met haar koitio, zij op
zijn uilnoodiging-roei-'n munster-ge
baar ook op 'n stoel, rookie er gezel
lig 'n sigaar bij.
Avonds werden de koifers ge
bracht en... de brandkast, waai'in de
aap zat.
...Daor waandelde-ie henen, 't wans
toch mal' 'nne deur-eu-deur nette
mens.
Ze keek over 't tullen gordijntje
hem na, even ophoudend met 't uf-
eloffon, dat ze dadelijk deed iederen
morgen as-ie ging wandelen, of bij
den secretaris van den polder, twee
straten verder, 'n buurpraatje ging
houden. Nu draaide-ie den hoek om
en ze begon weer te sponsen, te wTij-
met 'r poetslap. Na den schoor
steen z'n brandkast. Ze bad iederen
morgen bcvinkjes in 'r handen ais ze
daar over heen wreef; zo had er wel
doorheen willen kijken... Zij had
mar li trumraeike, mar in die kaast
kon wel zooreul in as drie, v.er boer
(terijem wè'rd ware. En wè most-ie 'n
geld hebbe waant wè kon-.e smul-
le, wè kem-ie 'm rake en n glim
lach scheen op 'r plat effen gelaat,
appelrood op do koonen, met hier en
daar 'n enkel "rimpeltje op 'r vel,
waann de zon, al jaren geleden, op
t veld oen geel bruine tint gebeten
had. As de burgemeester kwaam
dan dronken ze allebei as tempel.ers,
die spauwde "r ok rue in, en segare,
hoeie dikke, liede groote, met band
jes erom. Daar lag r nog een. Wè
had ie daor ligge op dieën brief,
gaauw-willemkes! Ze telde ze met 'r
wijsvinger, vier, vijf, zee die had- e
zeker vergeie weg te sluite.
Ze liet zo liggent stofte verder,
keek dan weer eens naar 't goud.
Nou, 't was 'n rejale en zo ware
tar goed mee en veur Jana was 'io
zoo goed. Die had met 'rre verjaars
dag 'n nij mute van om gehad, met
'n dure poffer, bè foei, zij had 'r nooit
een op 'rre hoofd gehad, ma?
Jana was jong en dè pronkte gotre
tegenswoordig.
Ze ging nog eens naar z'n tafel,
waar de gouden-tientjes lagen... Die
had ze niet, die zaag-de me veul bij
do boe'remense, mar ze gxunzelde
ze raat er zelf veur liaron doen ok
goed bijt Mar zoo ééne! Wat had-do
toch rijke menee. En die bet ze ra!Ie.
Wc liet-ie ze rollet waant 't was nou
heele rekening bij Suij,ing in
Den Bosch, d.e-ie Jana gewezen had
In «le avetenties van den Bossen
Kvannt Ze most overal veur tuirege
en dè gaaf, want ze zo gek zèn, nie-
mes dee iets veur uiks. Merrece mort
er weer 'n mondje kom me, ze had
talm motte bestelle en ok oestera
wou-ie hebbe, wé dè ware. die had-
ie nog n'.e gohaad. Daor hiel-ic wèl
van, van visch. Hij slobberde iedere
Vrijdag 'n heele visch op. Wen mage
hudde zoo'n menee. Mar 't was 'nne
gofferd. Zij was er mar 'n kijnd bij.
En nou de notaris merrege kwaam,
zou "t weer wè geve. Laatst hadde ze
same ver flcsse wèn gedronke. Ze
had ok is motte pruuve, dè wou-ie
hebbo, van d'.ë gele, die-ie bij de
visch had gedronken, lekker tuut.