iït i r - n pp jj 11 n it 0 „Jij mi. li i a a t" •ii 0 JSl e ft ft ft ft 0 JU n ft ft m e M fit' a m m HP M m 10 15 dere inbreker zijn hoofd door het jat. Om hemelswil, Flip, wat is er gebeurd? Flip kon nauwelijks oen woord uit breng- Kom gauw naar beneden, Toon, we boffen kolossaal! Nu laat z.ch ook Toon, die ouder is dn niot zoo vlug als zijn voorgan ger, o-fzakken. Hij blijft op zijn beurt sprakeloos staan voor hetgeen hij ziet: In het bovenste der drie zicht bare sleutelgaten der zware, gepant- se:de brandkastdeur zit de geheele sleutelbos, die de chef vermoedelijk door eer. schier ongeloofelijke nala tigheid heeft vergoten! Zenuwachtig nadert Toon do dikke ilcur, om haar van zoo diclit moge lijk te onderzoeken. Heb je ooit zoo'n bof gezien! wendt hij zich tot Flip. Een nerveuse opwinding maakt z ch ook van Flip meester, als hij zijn lantaarn ir de hoogte houdt, ter wijl Toon den sleutel omdraait., die in een ommezien misschien enkele millioenen voor hem zal ontsluiten. Het fijn afgewerkte slot werkt ge- ruischloos; na twee toeren haalt Toon de sleutel nu ar zich too en maakt aanstalten om 'het oiulergbe slot te openen. liet duurt eenige minuten, eer hij dan goeden sleutel lieeft gevonden; eindelijk geeft ook dit slot toe en gnat open gelijk hot eerste. Flip ia nauwelijks in staat, do lan taarn vast te houden; dikke zweet druppels parelen op zijn voorhoofd. Eindelijk Iteeft Toon ook den sleutel van het hoofdslot, hot middelste ge vonden: met sidderende vingers draait hij hem open om, daar... In naam der wet je bent mijn gevangenen! klinkt eeto "ruwe stem achter hen. Doodsbleek wordend, verliezen de inbrekers hun bezinning, rammelend valt de lantaarn op den grond in de geopende deur staat een politie- inspecteur met drie agenten, die de geladen revolvers op de dieven rich ten. Geeft je over, zegt de inspecteur op bevelenden toon, bij de minste beweging schiet ik je overhoop I ivian- nen, boeit zei Flip en Toon heblvcn zich een wei nig hersteld:, terwijl hun door de po litiedienaren de zware boeien wor den aangelegd. Met vasten tred, zich schikkend in hun lot, volgen zij de agenten. Als ik mij niet vergis, zegt de inspecteur onderweg, terwijl hij spottend lacht, tegen Toon, heb ik vroeger al eens bij een dergelijke ge legenheid het genoegon gehad, ken nis met je te maken. De aangesprokene ziet den inspec teur verschrikt aan. Ja, nu ge het zegt, herinner ik mij »oo iets, antwoordt Toon. Precies, en vermoedelijk zal ik thans meer pleizier van je aanhou ding beleven dan de eerste maal. Na eenigen tijd zwiigens neemt Toon weer het woord en vraagt: Aangezien ar voor mij nu toch geen ontvluchten aan is, mijnheer de inspecteur, doe mij dan ten minste het pleizier en vertel mij hoe ter we reld 't mogelijk is geweest, dat ge ons hebt kunnen overvallen. Bij de groote voorzichtigheid, die wij in acht genomen hebben, kan ik er geen touw aan vastknoopen. Dat geloof ik wel; maar met het oog op onze oude vriendschap, wil ik je dat verzoek niet afslaan. Toen je je door het gat hadt laten zakken, zal je wel sprakeloos van verbazing hebben gestaan, dat de patroon tot Je groote geluk de sleutels op de kastdeur had achtergelaten, als om jelui speciaal een genoegén te doen. Nu, dat geluk zou je op eiken ande ren dag ook gehad hebbenI Je moet namelijk weten, dat de bankier Gres- man niet zóó maar s morgens liet eerst komt, en 's avonds het laatst vertrekt, om zijn brandkast persoon lijk te openen en te sluiten. Daar is een geheim aan verbonden, waarin slechts zoor weinigen zijn ingewijd. Do sleutelgaten van de eigenlijke kluis zijn namelijk geheel niet dege ne, waarin je den sleutel vondt sto ken, doch bevinden zich op een ge heel andere plaats. Door het om draaien der door jelui gevonden sleu tels, gaat op de vierde verdieping, waar de concierge woont, een elec- trische bel over eu die concierge kan zich door telefonische aansluiting on middellijk in verbinding stellen met het na os tb ij gelegen politiebureau. Op die manier zijn de heeren dezen keer in hun bezighedeu gestoord! Zoo z:e je, dat de meest geslepen rot toch nog In de val kan loopen! (Centrum.) Kurt en Gusje. -- Oom. ooml Oom Theodoor draaide zich lang- 7. iam om en keek met onverholen be langstelling naar het jonge meisje, dut zijn studeerkamer binnenge stormd en snikkend op een stoel neer gevallen was. —Wat is er gebeurd, Gusje, dat de waierlandTs zoo maar over je koon tjes rollcuv? Och, lieve beste oom, ik ben zoo ongelukkig. Alweer? zei hij kalm. Zag eens, en hij duwde haai zachtjes weg, je nmakt mijn front kletsnat eu ik heb het van morgen pas schoon aange daan! Hoe kunt u nu toch aan uw front denkeu, als mijn levensgeluk op hel spel slaat? En wear drukte zij haar met inille- fleurs geparfumeerd zakdoekje tegen hare oogen. De ou'de heer glinsterde van genoc- Maar zeg San toch eerst eens gen. wat er gebeurd is. Dat is nog eerst oen voorproefje, Hier, lees u dien brief eons. nietwaar, ondeugd? Dit zeggende, stak zij hem een ver- kreukelden brief toe, dien hij dood-1 Kurt vond het au fond ook heel kalm aannam. akelig. Je hebt er zeker nieta tegen, o Maar Gusje had hem zoo raar be- Liefsle aller meisjes, dat ik mijn pijp hondeld, dat hij niet anders kon dan eerst aansteek, wel? een einde te maken aan dien toe- Uaar zij geen tegenwerpingen maak stand, te, doch opnieuw in tranen uitbarstte, Toch hoopte hij, dat ze zich door hield hij 't er voor, dat zij liet goed zijn brief zou laten verloederen. Doch vond, ginsr op zijn gemak in zijn leun- Gusje, die, ofschoon van de hulp stoel zitten, stak zijn pijp aan, trok van haar oom verzekerd was, nog er een paar maal geducht aan, zette vele bittere tranen stortte, werd bij zijn bril op en vouwde dcu brief opeu. den dag trotscher en koppiger. Geachte juKroow K, begon hij. "ar™ ?u "»n' Vindt u dat ook niet elschuwe «ooveel van olk.aar hielden, lijk? riep tij uit. Op eens ben ,k niets 1 I""11 ,0°r •ilUd van elkaar 10 meer voor hem, dan een „geachte juf- eaan, trouw" Uo nu n0g behield haar tro13 de Nou Jut me nu oerst eens ver- «verhand en hij «ei ook niete. Het der leien. En weer verdiepte hij «ich ems soo st.j! en ceremonieel moge- in den onheilnnnhrengendcn brik 'jVkaar ^mrS'se™" De manier, waarop u, u in den J I no toten lót! tegenover rah hebt ge- "J ?u en dan dragen naar eur daar verschijnt oom Eu hij zegt „u" tegen mij. ziet u Theodoor. wel! Het ktane mkdoekje tad het »l Wf ",lten en ,i'jlk J begint op vroolijken toon -Do manier, waarop u, u in den «tas je engagement ttaSJTu de ^So"zeml,«eUerit S tefi 1»-™' pr"iss- -hii !Zn gelijk onze ringen enz. konden terug- verveienn toen, nat ze cc tra geven b b nen weer voelt opwellen onder haar 8 nhi..« Ioogleden I Haar ,,ja" klinkt vreemd, zeer vreemd. Doch dat schijnt oom ook niet te Vol verwachting wat hij wel van hooren. Hii gaat nog wat gemakkelij- zoo'n brutalen brief zou zeggen, keek ker zitten en vervolgt doodkalm zij hem aan. Doch oom Theodoor zei Ook de innige woorden, die ge niets, dan hm, km! beiden zoo goed hebt gemeend....? W eet u anders niets? Zie je, ais je zoo voorgoed van Kleintje, zeg me eens: heb ja gis- elkaar gaal zonder dat je el kaai' ooit toravond heusch gecoquetteerd? jweer aankijkt, dan diende je toch wel Zij kree~ een kleur. eerlijk te zeggen, dat het allemaal lak Nou ja, cr was zoo'n knap offi- was, wat je zei, dat je elkaar zoo wat cier en dan de jonge assessor! En jo tn het gezicht hebt voor den mal ge- gaat toch ook niet naar een bal om houden, dat je stil te zitten. Je wilt je toch ook wel i Doch alvorens oom zijn zinnetje had eens laten zien. En het is zoo amu-voleind, was het teere, maar toch nog sant. als die heeren je vragen om te sterk genoeg blijkend bandje wéér Hoogachtend, Kurt Hansen". dansen.... —Met andere woorden: Je hebt hem een beetje verwaarloosd. En het is waar, dat «o hem in den ïaatsten tijd niet hebt behandeld zoo als men zijn aanstaande behandelt? vroeg hij. Dut is zijn eigen schuld. We zou den oen pic nic houden; op het laat ste ooger.blik zei hii. dat hij niet mee kon gaan, omdat bij te voel te doen had. Zijn werk is dus nummer 1. Eerst zijn werk, dan ik. N'ou, nou, huil nu niet. Daarin heeft die ionge man ongelijk. Eerst het meisje en dan de zaken! Zij keek verbaasd naar hem op. Oom, u houdt me voor den gek! Maar oom zette een onschuldig ge zicht en vertrok geen spier. —Ik? Hoe kom je er aan? Hij keek den brief nog eens in en vervolgde: Ja, wat? Als ik het zelf wist. zou ik niet bij u komen! Hij lachte vroolijk. Dank ie wel. Het eenvoudigste is, dat je hem schrijft dat je mei een an der even gelukkig zult kunnen zijn als je liet met hem zou zijn geweest. Nu houdt u m9 toch heusch voor den gek. Wélneen, ik ben nog nooit zoo ernstig geweest. En als hij hier komt, geef je hem alles terug, jullie maakt een buiging voor elkaar en klaar is Kees. Een engagement af te maken, is zoo moeilijk niet. Dat komt in de voornaamste families voor. Maar... en.... Het gesnik begon weer. Nu, wat is er? Maar ik kan niet zonder hem leven I Nu keek hij haar werkelijk ver baasd aan. Waarom heb je dat niet dadelijk gezegd En u moet mij helpen om het weer goed te maken. Zij vloosr naar hem toe en streek met haar zachte handjes over zijne wangen. Doch niettegenstaande dat, ant woordde hij j Neen. kleintje, met zulke geschie denissen bemoei ik mij niet. U bent afschuwelijk akelig. U weet toch hoeveel ik van hem houd, en dus Nou, ga dan naar hem toe, en vertel 't hem. Zeg tegen hem, dat je nooit meer zoo zult doen en dat je niet. meer zoo onvriendelijk tegen hem zult zijn Ik onvriendelijk? Ik heb niets gedaan, ik behoef hem dus ook geen excuus te vragen. Ja, je bent de onschuld in pei> soon. Praat u liever eens met hem, zeg hem. dat b: mij excuus moet vragen voor dien afschuwelijken brief. Wilt u niet He en u kunt veel beter rede- neereu dan ik. En zij liefkoosde hem weer. Dat is erg vleiend voor mij. Moei ik nu naar iemand toegaan, dien ik bijna niet ken cn die in zooverre ge lijk heeft Gelijk heelt Wel ja. natuurlijk heeft hii ge lijk. Ik zou precies zoo gehandeld heb ben, en moet ik nu tegen dien man gaan zeggen Beste vriend, je hebt ongelijk Dat gaat niet; dat kan ik met mijn geweten niet overeen bren gen. Hier heb je dien brief. Een vol genden keer - Och, lieve, beste oom, wees nu niet zoo Ik ben niét zóó! Zij keek hem ondeugend aan, het was alsof zij wist wat een blik van haar waard was. U probeert het eens, nietwaar? En u kriict ook een extra handdruk, hoor I - Je bent een onverbeterlijke on deugd. Nou, ik zal eens zien.... Doet u het riep zij jubelend uit. Wacht eveptjes, ik ben nog met uitgeinaat. Ik. zal eens zien wat er aa:ï te doen is. O, dan i3 allés in orde. En nu jubelde ze zóó luide dat de kanarie in zijn kooitje luid begon te zingen. word toegehaald en het deftice „u" weer spoedig „jij" en iou" („Pr. Gr. Ct."). Onze „kwajongen' uit de vogelwereld. Door T. T. B o u m a. liet is met eenigen wrevel, dat ik er toe overga, een vogel met u te be handelen, waarvan ik tot mijn reu- zenspijt niets ander kan verklaren, dat dat hij schadelijk is. Hoe zoor ik vogelbescherming voorsta, toch mag ik mijn lezers niet misleiden, ik „kan" hem nu eenmaal niot op het lijstje de'r nuttige vogels plaatsen, maar.... als uw eerste buitje van toorn over zijn kwajongensstreken Ls voorbij getrokken, zal ik nog eens met u praten, en... dan neemt u tiet den kwajongen niet meer kwalijk, dat hij oen beetje nadeel berokkent. Hij weet niet beter, dan dat over den geheelen aardbol het „communis me" is verspreid. „Hierin" deelt ech ter de huismusch „niet" mede, zoo- dra han"r smaak gelijk is aan d'en van den mensch. En zoo promoveert ten slotte ons huismuschje tot een „schadelijk dier"! (Hoe wreed!) AIzoo zegt de mensch tegen de musch: „Jij vreet me die greenten op, terwijl zij hem zal beduiden, dat hij „haar" groenten opeet. (F/an heel aardig werkje om hiér over to oxlvo- cabe'n!) Ileb je nu ooit een onhebbel ijker dametje gezien dan eene huismusch. Ik noemde haar nog wel „kwajon gen"' Maak je nu maar boos, net zoo véél je wilt, dat alles helpt je niets. Zoo heb je in de handen geklapt, dat de toppen van je vingers er nog van tintelen, zoo gaf je nog een gil, waar van je zelf schrok. Alles echter zon der uitwerking. Zoon vogel leert je hu letterlijk „zelfbeheerschlng". Nog geen twee passen vérder geloopen, of zij zit alweer heel knusjes tusscben je groenten en zit je bovend.en nog aan te kijken, of wilde zij zeggen: „bedaar alle menschen bedaren!" Geef zoo'n dier nu eens ongelijk, dat hij neemt, wat er staat. Houdt u van heerlijke malsche salade, nu, de huis musch ook en daarom noemen de menschen haar dan schadelijk. Ik heb ai heel wat gelachen om de verWnschingen, welke haar op on dubbelzinnige wijze 'van „gah- scber harte" door de landbouwers naar het hoofd weiden geslingerd. Ik zaJ ze maar te zamen vutten in: „leelijke d'itten en datten". Zoo 'regelrecht uit het hart vindt u niet? (We mogen hier wel zeggen: „zijt meester van de taal, gij zijt 't van liet gemoed". Mnar... zoover schijnt het nog lang nit). Ik kan me niet voorstellen dat een musch nog zoo vroolijk kan zijn! En nu kuht u 't mij al of niet kwa lijk nemen, maar hoe meer vdrwen- schingen, hoe harder ik lachte, doch., niet om buurmansleed. Niet, omdat ik geen nadeel van de musch onder vond cn dus best kon lachen om zijn verdriet.In geen gev_l, want ook mijn tuingroenten werden terdege door haar aangesproken. Ik dacht maar: „buurma'naleed troost". Een vogel vriend geeft altijd wat toe, noemt dit nooit zoo kwalijk, Hot kwaaddocn(?) is immers haar aangeborenl We moe ten nu, eenmaal maar wat geven en nemen. Uilenspiegel en de musch vormen eene treffende gelijkenis op bet ge bied van kwaaddoen. Uilehspieged bekende het zelf nog eerlijk, dat menschen het land aan hem hadden en voegde er oprecht aan toe: „maari Ik maak het er ook naar", maar zoo'n musch bekent het zelf niet eefns! Opzettelijk heb ik het dezen keer over het Huismuschje Het zou er anders mede gaan aJs mot zooveel landgenooten, die verre reizen in het buitenland maakten en i'n hun eigen land (mooi Nederland, niet waar?) zooveel schoons plekjes ver gaten. We mogen het toch ook wel eens over ons inuschje hebben! Het is toch al „stiefkind" genoeg. Het leek mij nuttig u iets uit het Intieme leven van onzen vogelstraat- jongen to raconteeren, om na al het eerlijk opsommen ran zijn euvelda den ten slotte nog een goed woordje voor hem bij mijn lezers to doen. Velen zullen mij dadelijk een ant woord schuldig blijven, wanneer ik vraag het verschil van pakje, dat bestaat tusschen mannetje en vrouw tje, en dat nog wel eon vogel, dien we dagelijks om ons heen hebben. Wanneer u morgen eens goed kijkt, hebt u 't spoed g gevonden. U moet daar zelf maar een3 op letten. Het mussche'ngeslacht gaat er ech ter tegenwoordig niet op vooruit, hot neemt het niet meer zoo net. (Het gaat dus met zijn tijd mee. Men zegt immers, dat in alles de klad komt, en als een „imitatiepapegaai" praat ik dit nu ook maar na). Vogelkenners zullen met mij wel weten, dat er, op de keper beschouwd heel Wat bastaards onder loopen. (Voor een vogelkenner natuurlijk om zich dood te ergeren, gewoonweg on uitstaanbaar Ik heb het ze al eerns verweten, dat zij haa'r geslacht niet hoog hielden, echter zonder resul taat. Hier eene huismusch met een ver dacht halfruig musschenkraagje om den hals, daar weer een nvusch met een vinkenstaart (do buitenste staartpennen wit)- maar ik zal u niot verder inwijden, op wtike scliande- lijko wijze het huismuaschongeslacht hiér en o Uiers bezig 1s m een ander geslacht te treden of een heel nieuw (.bastaards) te doen ontstaan. (Be neden alles, nietwaar?) Do eerste inusschen hadden dit eens moeten weten; geen sprake van, dat zij zoo u schande zouden hebben over leefd... geen stamboom me&rl U moogt dit nu niet verder vertellen, andera klap ik nooit week' uit de school. Zooals ik reeds in dein aanhef zei- de, is de huismusch schadelijk voor den landbouw. Aan hetgeen hier volgt, zullen zij, die ons inuschje liefhebben hun hart wed ophalen. Wanneer de landbouwers in liet voor jaar hebbe'n gezaaid, komen de mus- schon en pikken het zaad weg, dat niet in de aarde belandde. Ze zijn dikwijls brutaal genoeg het uit den grond te voorschijn 1e wroeten. Is het zaad eenmaal uitgeloopen, dan heb je ze nog eens tot gast en peuzeden ze gaarne aan het jonge groen. Even happig, om eens een volkswoord te gebruiken, zijn ze op de p den grond vérschenen boonein. Bij mi ju buurman vergaten ze zelfs ook maar één plantje te laten staan. Nu, dat was natuurlijk eene vergissing! Weer iater zijn ze zoo vriendelijk en lialen de pelvrochten open. Ze houden zelfs van rauwe doperwten. (Hoe is "t mogelijk). Op jonge andij- vieplanten hebben ze ook al een goed oogje; nn wie voelt daarvoor niet iets... zij ook, vraag het maar eelns den landbouwer. Als je hem over eene mugch, spreekt, is zijn beetle dag bo- dcfrven. Bespaar hem dit leed! Nu zou ik haast nog vergeten te vertellen, dat de musschen ook nog even voor je proeven of de boeren- koolplanten al cén nachtvorstje heb ben gehad, nu... dat is natuurlijk heeüemaal eene vriendelijkheid! Zoo voor en na kunt u toch ook niet an- déra van de huismusch zeggen, dan dat zij een fijnen smaak heeft. Nu, dit is een dieugdl Maar ook haar eeni ge Voeg ik hier nu nog aan toe, dat zij de kippen gaarne de eer aan doet met haar van het graan te smul len, dan behoeft het verder wel geen betoog, dat ons huismuschje nu niet voor ,,n.ets" zoo bemind is hij de menschen. Maar... nu ga ik op dit alles eene heel e groote pleister leggen. Duid 't mij niet ten kwade, dat ik nu ook weer ons muschje ter zijde springt. Ik houd er niet van altijd boos te blijven. Een vogelliefhebber ziet heel ongaarne, dat een vogel voorgoed zou worden uitgeschakeld uit die groote ivogélketen, welke nu toch. eenmaal 'recht va'n bestaan heeft. Op onze beu'rt kunnen wij h-et ons lastig inuschje ook wel erg lastig maken. In kleine tuinen, waar aan landbouw wordt gedaan, kunnen we veel hinder van dezen vogel voorko men, door zwart gareu „doeltreffend" over de bezaaide bedden te spannen. Musschen zijn geen trekkers (ik be doel hiermee „trekvogels"), ze zijn bijna erfvast. Altijd heb ik de onuit sprekelijke eer eenige stamgasten in mijn tuin te ontmoeten. In tuinen, waar ze geen schade kunnen aan richten, vérdragö men ze dus. Musschen schieten is al lieel dom, want schiet men de schadelijke vo gels dood, tevens verjaagt men daar door ook de nuttige, vooral in den paartijd. Men bedenke dit wel. zijn nog andere afdoende (middelen om musschen te vangen. We denken maar even aan de bekende inusschen maudeu. Tenslotte zij hierovetr nog gezegd» dat schieten stadstuinen zeer gevaarlijk kan zij'n voor de omgeving. De lezers, die geen nadeel van on- ze musschen ondervinden, vér zoek ilc dan ook vriendelijk, haar te be schermen. Ik kan hierbij de verze kering geven, dat er toch al Jaarlijks oen groot aantal worden opgeruimd, zoodat van overbevolking of letter lijke overlast geen sprake kan zijn. En al weten we nu, dat zij een echte „kwajongen" is onder de vogels, ver geten we daarbij niot, hoeveel snui ters va'n die LTact worden aangetrof fen onder onze kindoren. Men oor- deele dus zocht. En zoo heb ik 'dan het plus en minus va'n dezen vo gel l>ohandeld. Arme musch, wat ben Je al ver- weuscht! Huismnsschen cn schoon moeders. troost elkander, want goed maken kunt ge 't nooitl Geven alle schoonmama's zich echter voor „Vo gelbescherming1". „Discipline" is al tijd goedl DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende gelieve men te richten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1513. PROBLEEM No. 331. van C. II. Schroder. Zwart m '//p^v/ m mp. m mp m i'foi'" "I m m m m 4a 43 bu Zwart. Scliijven op G, 8, 9,10. 17,18. 19, 20, 22, 23, 24, 28. 29. 30, 33 en 35. Wit. Schijven op IC, 26, 31, 37, 39, 40, 41, 42, 43, 44, -46, 47, 48. 49 en 50. PROBLEEM No. 332. ft. Zwart Schijven op: 3. 7, 8,10,12, 14, 15, 16, 18, 19, 21. 24, 25, 29 en 30. Wit Schijven op23, 27, 28, 31, 32,33, 34, 35, 37, 38, 39, 40 on 45. Oplossingen van deze problemen worden gaarne ingewacht aan boven genoemd adres uiterlijk Dinsdag 13 Februari 1912. Oplossing van probleem No. 227, van den auteur Wit 3824, 28 19 fzwart 13 33 gedw.), 35—30, 42—38, 40-35, 44 4! Oplossing van probleem No. 228, van den auteurWit 3024, 38 —33, 33—29, 31—26, 21—17, 26 10. 25 1! Beide problemen zijn goed opgelost door de heeren P. Benit, R. Bouw, U. G. Koning, W. J. A. Matla, P. Moilema, J. Slegerist Probleem No. 227 is goed opgelost door den heer A. T. CORRESPONDENTIE. A. T. Uw oplossing van probleem No. 228 is niet goed. U begint met 30—24, wat goed is, doch laat onmid dellijk daarop volgen 31—26. Zwart is dan gedw. 48 22 te slaan. Daarna speelt u 21—17 en zwart zal don na- (nurlijk eerst 23:34 slaan, u dwin gende tot 17 28 en daardoor zwart de leiding van het spel overlatende, waardoor volstrekt nog niet de winst oor wit verzekerd is. VOOR DE JEUGD. (Overgenomen uit liet Bijblad van het Maandblad „Het Damspel"). „Jongens, je hebt zeker wel eens hooren zeggen van iemand, dien men i knollen voor citroenen in de hand kan stoppen Laat hem maar schuiven 1 Nu, dat is een lofspraak, aan liet damspel ontleend. Bij dit schijnbaar eenvoudige spel toch hangt alles af van goed uitkij ken, zuiver berekenen, gevolgd door flink aanpakken en volhouden tot het uiterste. Allemaal zaken, waardoor je later in de wereld vooruit moet k-> i. Terwijl de spelen in de vrije luclit jo sterk en moedig maken, oefent het damspel in de noodige zelf- beheorsching, liet kenmerk van den beschaafden iuensch. Wij willen je met oefeningen en vraagstukjes den weg leoreu vinden in den doolhof van het dambord, en zuilen daar later tot aanmoediging prijzen aan verbinden. Do kundïgste damspelera uit het land hebben hun medewerking toege zegd. Heb je geen dambord Neem dan een flink stuk karton, teeken er mot elf staande en elf dwarse lijnen 100 vierkante vakjes op. Maak de helft er van donker niet potloodstreepjes en zet in die donkore vakken niet inkt do nummers 1 tot 50. Vergis jo niet Op het donkere vak rechts boven in deu boek komt de 5 en daaronder vind! men de vakken 15, 25, 35 en 45. Zot heeft men links de vakken 6, 16, 26, 3f en 46 onder elkander, enz. Heb jo een dambord, plak dan klei ne stukjes papier met deze nummers op de donkere vakken, llior heb ja oen voorbeeld. 1 6 7 2 8 3 4 9 5 I 11 12 13 14 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 I 41 42 43 44 45 146 47 48 49 50 Wit De 20 witte schijven slaan op de nummers 31 tot 50, de zwarte op 1 tot 20. Kun je dammen? Dan kun je lila- zen ook, wil je zeggen. Misgeraden, want blazen is geen mode meer. Er zijn thans andere en vaste regels voor bet damspel, waaraan ieder speler in Nederland zich houdt. Die regels heeten te zamon het „dam-reglement". Maak nu dezer dagen uw dambord in orde, dan zullen we de volgende week voortgaan. De Haarlemsche Damclub houdt hare bijeenkomsten iederen Maandag avond van 8 tot 12 uur in het gebouw „De Nijverheid". Jansstraat 85, al hier. Liefhebbers van liet damspel zijn daar steeds welkom. Zij, die lid wenschen te worden van deze club, kunnen zich daartoe bij het bestuur aanmelden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 14