hm ff met op hot gold to zien. Ik heb het immers den hemel zij dank! Nu, antwoordde Poter, ik kom ook niet met leege handen. Dat werd oen gezellige avond; de champagne vloeide in stroomen en Peter Panhuis achtte zich de geluk kigste men sell op de wereld. Even voor hij laat in den avond mijn hut opzocht, begaf lüj zich naar het bureau van den telegrafist op het b'rugedek, en nog dienzelfden nacht véoog de electrische vomit over de zee. Lten volgenden morgen niet de eer ste pest ontving meneer Willem Pan huis een telegram, dat hij met een verwonderd hoofdschudden las e'n het welk aldus luidde: „28 Juli 12 uur 's nachts aan boord van de „Vaderland". Zoo pas reeds de „goede partij' gedaan! Uitvoerige brief volgt van New-York. Peter." Den volgenden avond vereenógde men zich weer in den salon om de kleine speeltafeltjes. De oude Chap man kon niet leven zonder zijn „slui- raerspelletje", zooals hij het schert send noemde en daar Peter wist, dat zijn verloofde gaarne speelde, was hij natuurlijk de deTde maïi. Hij hoopte zijn aanstaande echtgenoot© haar hartstocht voor het speï later wel af te wennen, roaax hier aan boord, wan'r bijna allen speelden, wil de hij het haar niet misguhncn: el- moest immers geen wolkje aan hun verlovingshemel zijn. IIij moest ook in stilte bekennen, dat hij haar nooit zoo bekoorlijk vond dan wanneer ze met gloeiende wangen en schitteren de oogen zich aan de prikkelende be koring van het spel overgaf. En nu de valsclie speler uit him midden verbannen was, lachte de fortuin de jonge dame ook weer toe en oeide partners moesten diep in den buidel tosten. De oude Chapman nam het verlies van den humoristischen kant op. Ter wijl hij zich tot zijn aanstaanden schoonzoon wendde, zei hij lachend: Het meisje maakt hei wat al te erg. Het schijnt, dat ze haar huwe lijksgift zelf wil verdienen. Nu, kin dereu, het is ten slotte ten voordeel© van jullie beiden; dat is mijn eenige troost. Peter bemerkte met geheimen angst, dat zijn contanten hoe Ian;_ hoe meer wegsmolten. Maar ook hij troostte zich met de gedachte, dat het geld van zijn verloofde in het ve'r- volg ook zijn geld was en dus, zooals men gewoonlijk zegt „in de familie" bleef. Des morgens voor do aankomst in New-York telde Peter zijn geld eens na en constateerde, dat hij de ronde som van achtduizend francs aan zijn verloofde verloren had Tegen den middag kwam het Vrijheidsbeeld in het zicht en de stoomboot ging bij Long Island ten anker om de tus- schendekspassagiers aan wal te lalen Xaan. Een koortsachtige onrust maakte zich van al de passagiers meester, nu het doel der reis zoo dichtbij was. Toen Panhuis zich naar zijn hut begaf om zich voor het aan land gaan te kleeden, meende hij in een der lange gangen zijn verloofde in gesprek te hooren met een man. Maar eer hij om den hoek gedraaid was en de gang overzien kon, verstomden de stemmen, een deur werd haastig 't slot getrokken en toen kwam ie mand haastig nader. Plotseling ontwaakte er een zwak gevoel van jaloerschheid in Peter. Maar 't volgende oogenblik reeds rnoest hij om zijn verdenking lachen; want de man, die hem op de trap tegenkwam, was mr. Knox, de ont maskerde valsche speler. Hij had zich natuurlijk vergist; want het was natuurlijk beslist on mogelijk, dat zijn Winifred ook maar eeu enkel woord met dezen man ge wisseld zou hebben. Gerustgesteld haalde hij den sleu tel van zijn hut voor den dag en ver wisselde toen de lichte kJeediug, wel ke hij aan boord droog, tegen een wandelpak. Do „Vaderland" was ondeTtus- schen verder stroomop gegaan en toen Panhuis met zijn kostbaren monsterkoffer in de rechterhand aan dek verscheen, werd het trctsche vaartuig, dat hem nu gedurende een week tot voortdurend verblijf had ge diend, juist aan do pier van de ,.Red Star Line' vastgemaakt. Zoekend liet de jonge man zijn oogen rond dwalen, tot hij in hot gewoel der passagiers de slanke gestalte van zijn verloofde ontdekte, die nem vr ooi ijk met haar parasol toewuifde. Er verliep nog een geruimen tijd, eer de zware trossen alle voor goed vastzaten en de stroom der passa giers zich aan land kon uitstorten, waar reeds honderden mensohen, meest bloedverwanten en kennissen der reizigers, wachtten om de aan komenden to ontvangen. Panhuis bleef bij zijn verloofde en haar vader; want ze wilden hetzelfde hotel opzoeken. Reeds waren ze tot aan de loop brug gedrongen, toen de jonge dame met een half ge smoorden kreet van schrik weer achteruit trad. Mijn hemel, papa, ik heb verge ten mijn broche voor te doen. U weet wel, die gouden met diamanten, die ik van ir op mijn verjaardag kreeg. Ze moet in de lade van de waschta- fel Liggen. Och toe, Pete, dezen vlei enden naam had zo voor Peter be dacht, kijk toch gauw eens, of je ze kunt vinden. De sleutel zit in de deur van de hul. Hoe gemakkelijk kan een Btevvard ze vinden. Och toe. Ka gauw heen ik lioud zoo lang je feoffor vast. Zonder complimenten pakte zij don koffer. Een oogenblik stond Panhu s besluiteloos, maar toen liet hij het handvat los. Zou het niet op wantrou wen lijken, als hij geweigerd had den koffer in haar handen te laten? Lang bedenken was niet meer mo gelijk. Daarom snelde hij zoo vlug mogelijk naar beneden, waar hij wist, dat Winifred's hut log. Aan het begin van de gang kwam de gehate Knox hem weer tegen. Als die de broche maai' niet ge vonden. hoeft! Wie vaisch speelt, steelt, stellig ook, schoot het Peter door het hoofd. Het laatste eind liep de jonge man bijna in een draf. De sleutel stak aan den buitenkant in het slot. Panhuis draaide hem haastig om en trad bin nen. Had hij maar een enkelen keet om gekeken. da'n zou het misschien zijn aandacht getrokken hebben, dat ook mr. Knox weer langzaam terugkwam en, toen Panhu ;s in de hut verdwe nen was met een paar sprongen naai de deur vloog. Peter vond toen hij de lade open trok, zijn kwaad vermoeden beves tigd. Er lagen slechts eenige stuk jes papier in; van de broche was geen «poor te vinden. Bliksemsnel overlegde hij, of hij nog in de andere laden zou gaan zoeken, of dat het beter was den Engelschman achter na te vliegen oiu hom te doen arres- teere'n. Daar hoorde hij achter zich een knakkend geluid, alsof de sleu tel aan den buitenkant in het slot werd omgedraaid. Een of ander instinctmatig gevoel zei hem, dat hier gevaar dreigde. En ja, toe'n hij de deur wilde opend'ruk- ken, was ze gesloten. Met handen en voeten begon hij nu tegen de deur te trommelen. Maar zijn rumoer werd niet gehooid, want de stewards waren allen aan dek en I passagiers waren er niet meer be neden. Tandenknarsende wierp Panhuis zich tegen de deur, maar het soliede hout week en wankelde niet. Uitgeput hield hij op. Daar viel zijn oog op de patrijspoort boven z'n hoofd. Zoo snel als het ging, maakte hij de stormvaste schroeven los en opende het ronde venster. Zijn geroep om hulp werd eindelijk gehoord cenigl stewards snelden naar beneden. T^eai de hutdeur ge- open werd, stormde Panhuis zonder een woo'rd te spreken de verblufte mannen voorbij naar het dek. Het lag daar van alle menschen verlaten en ook aan den oever zag hij slechts weinige personen. Geheel gebroken liet hij aich op een bank vallen en overdacht zijn toestand. Bijna al zijn reisgeld had hij ver speeld; de diamanten waren weg en bovendien bad hij nog het bescha mende gevoed van er met zijn ver liefdheid deerlijk in te zijn geloopen. Op raad van den kapitein, wiön hij zijn leed klaagde, zocht hij het bureau van de havenpolitie op. Men luisterde daar oplettend naar hem en daarna haalde de commissa ris een dik boek vol portretten voor den dag. Met een nauw merkbaar glimlaciije sloeg hij een bladzijde op, we.ko do portretten van bekende vai- scbo spelers bevatte. Ziehier, mr. Panhuis, kent u deze dame misschien? Ja, dat is mijn verloofde is miss Chapman! zei hij zichzelvea verbeterend, De beambte knikte bevredigend. Dus Winifred: Chapman noemt onze oude kenri.s zich thans. Toen wij haar de laatste maal onschade lijk maakten, heette ze nog lithel Morgan. En haar vader"? vroeg Panhuis. Is een oude tuchthuisboef. Jack Potter. Hij spoelt de rol van den va der en liet moet gezegd worden, met succes. Dus die twee speelden in com pagnie, toen ze xnij plukten? Nu, dan zijn ze zeiven ten minste ook eens het sluchtoffer van een valschen spe ler geworden, want mr. Knox heeft mijn ik wikte zeggen Miss Chap- maan, of hoe ze anders moge hee- ten, versche.den duizend francs af gewonnen, eer ze hem eindelijk ont maskerde. Weer speelde er een fijn glimlach je om de gladde lippen van dien be ambte en hij wees op een ander portret. Is dat misschien uw mr. Knox? Ja, werkelijk! gaf Peter ven-ast toe. Mn ar lioe weet u dat? Omdat Ethel of Winifred, als u da* liever wilt, altijd met haar min naar samenwerkt. Dat met de ont maskering was slechts een truc om u van de eerlijkheid der bedriegster en haar „vader" te overtuigen. Nu, d o truc is hun immers ook volkomen gelukt. Zooals ik al gezegd heb, wan neer wij de bende in handen krijgen, geven wo u kennis. Op 't oogenblik kan ik u slechts den raad geven wees niet al te goed van vertrouwen in liet vrije Amerika, anders zoudt u nog bittere ervaringen kunnen op doen. Met deoen zwakken troost begaf Peter Panhuis zich op weg naar 't hotel, dat zijn vader hem aanbevo len had. Met een bezwaard gemoed schreef hij een telegram van den volgenden inhoud: New-York. Indianaho'.el. Zend da delijk geld. Zit vast. Monsterkoffcr kwijtgeraakt! Wat doen? Peter". Ee"r hij antwoord had verliet hij 't hotel niet; want New-York had allé bekoorlijkheid voor hom verloren en met angst en bevlDg dacht hij er aan, wat zijn vader zou zeggen. Eindelijk kwam het telegram. Aar zelend opende hij het en las: „Hotel woncta blijven. Met volgende boot komt Verwoorts. Hij zal ve'rder zor gen". De dagen verliepen in een pijnlij ke onzekerheid. Twintigmaal vroeg Panhuis den portier of de eerstvol gende boot van de „Red Star Li'ne" nog niet was binnengeloopen. Eindelijk werd zijn wachten be loond; want de „Amslella'nd" een zusterschip van de „Vaderland", kwam in New-York on Peler Panhuis zog weldra meneer Verwoorts, een oud vertrouwd reiziger de'r firma, tegenover zich. Toen deze hem na een vriendschap pelijke begroet.ng een brief van zijn vader overhandigde, klopte het hart van den jongen man toch geweldig. \\'nt stond hem te wachten? Werd hij door den toorn van zijn vader be dreigd? Om 't even, hij moest weten, waar hij aan toe was, en met vaste hand brak hij den brief open. Daar stond met de bekende, vaste letters van zijn vader geschreven: „Mijn beste jongen! Wat ik vrees de, is gebeurd; je hebt mij teleurge steld en deerlijk ook. Maar wanho pen behoef je daarom nog niet; want onder ons gezegd, de juweelen waren slechts goed uitgevoerde namaaksels on het verlies beteekent voor -ons niets. Ik had er ad een voorgevoel van, dat je een domheid zoudt be gaan, en met den koffer wilde ik je eerst eens op de proef stellen. Het is nu, zooals we zie'n, een geluk, dat ik je geen kostbare diamanten toever trouwde; want ande'rs waren we in één slag een half miliioen francs ar mer geweest. Ik ben een te voorzich tig koopman, dan dat ik je een taak zou hebben toevertouwd, die alleen een verstandig en ervaren man kan uitvoeren. Ik hoop, dat het voorval je er vah overtuigd heeft, dat je al tijd nog een windbuil bent, ofschoon je mij dat voor je vertrek wilde be twisten. Als je dat inziet, ben ik met de resultaten van je eerste reis „voor zaken" volkomen tevreden. Bezoek oïizo handelsvriendten al leen met meneer Verwoorts. Als hij zijn zaken afgedaan heeft, kom je met hem terug. En dan nog dit: zoek de goede partij" liever onder mijn oogen in 't vaderland; wa'irt hier be hoef je niet ee'rst eenige duizend francs en een koffer vol juweelen als voorschot te betalen. Veel pleizier en do hartelijke groe ten van je vader!" Toen Peter Panhuis dezeu brief gelezen had, omarmde hij eerst den waardigea heer Verwoorts, die maar niet wist, wat hem overkwam en toen zei hij op ernstigeh toon: Niet waar, meneer Verwoorts, papa heeft gelijk, ik ben toch een groote windbuil. De oude heer, die nog geheel van streek was en volstrekt niet wist, wat er eigenlijk aan de hand was, knikte bedachtzaam met liet hoofd, want in zijn oogen had zijn chef, Willem Pan huis, altijd gelijk. (N. v. 't N.) De Ring. Eduard Haasman had op bet kan toor een nieuwe overbuur gekregen. In plaats van liet blonde kopje van juffrouw Suze de Groot was er thans hoofd met donkere lokken over de diklco boeken gebogen, en de hand, die hem telkens over de schrijftafel de rekeningen gaf, was door geen enke len ring versierd. Blank, mollig en fraai gevormd was deze hand, de na geltjes zagen er welverzorgd uit en als de mouw een beetje in de hoogte schoof, zag hij, dat Cato Mulder een armband droeg, precies zoo oen, als hij onlangs aan de kleine Julia Meu nier had gegeven. Dit laatste vond hij onaangenaam. Hierdoor toch werd hij voortdurend herinnerd aan het vroo- lijke, lichtzinnige meisje, dat zulk een geschenk niet waard was en op wie hij toch tot over do oor en verliefd <üe met mannenharten 3peeidc en toch zoo hartverscheurend snikken kon, als lui haar dreigde, dat ze hem nooit weerzien zou nooit 1 Nu moest hij altijd aan Julia den keu als hii Cato Mulder aankeek, en dan ging h" vergelijken. Hij kon zelfs niet anders. En hij vond altijd, dat ze verbazend veel op elkaar geleken. Reeds het haar bijvoorbeeld, de weel derig© lokken op het blanke voor hoofd, dezelfde groote, droomerige oogen, hetzelfde fijngevorm.de neusje, dezelfde donkerroode mond. Ze zat ou dezelfde plaats, waar Su ze de Groot zes jaar lang met sierlijke letters de posten had ingeschreven, „liet verlovingsbaantje" werd dozo betrekking algemeen door de em- ployé's van de firma Berg eu Zander genoemdwant het was opvallend, dat elke dame, die liaar vervulde, haar na kortoren of langoren tijd „in verband met een voorgenomen huwe lijk" opzeide. Eduard Haasman ergerde zich ook over het feit, dat men ondanks de minder aaugename ervaringen, maar altijd weer een dame aanstelde, of schoon toch duidelijk genoeg bewezen was. dat de dames het kantoor dor firma slechts als een doorgangshuis beschouwden. Juffrouw De Groot had er het nog het langst uitgehouden zes jaar. Maar na liet laat9te Kerst feest was ook zij met een gouden ring aan den vinger afscheid van haar collega's komen nemen. Cato Mulder had vroolijk gelachen, toen de anderen haar tijdens het twaalfuurtie, dat op het kantoor ge bruikt werd, dit feit vertelden. Neen, dat was alleen maar toeval, dat haar voorgangsters fJlen getrouwd waren. Met haar zou dit niet gebeuren, dat was geheel buitengesloten, zij kende niemand, absoluut niemand, zij ging nergens naar toe, en dan Eduard Haasman had haar hierbij aangeke ken met een doordringenden blik, die haar deed blozen en haar verlegen maakte, zoodal zij den zin niet vol tooide. Als 't u belieft, gaat u door. Een rare manier, om zoo maar midden in den zin op te houden, dat moet ik zeggen, zeide hij snel en scherp. Even bedacht zij zich, toen liet zij er niet minder snel op volgen En dan ik houd het huwelijk heelemaal niet voor een groot geluk. Hij had onverschillig geschokschou- deivl en haar zwijgend den rug toege keerd inecr oprecht dau beleefd. Toen hij weer voor zijn lessenaar zat, zag Cato Mulder weer op de gewone wijze naar hem op. alsof er niets ge beurd was en hij niets gezegd had. Hij meende echter, dat zij met moeite haar tranen of was het verbeel ding Als zij met ongewone snelle be wegingen hem de rekeningen over handigde, rinkelde de armband dicht bij zijn hand. Dat voortdurend gerin kel maakte hem zenuwachtig. Och, doet u als 't u belieft dat ding daar van uw arm, zeide hij, verre van vriendelijk. Waar hebt u dat prul «ehaald Zachtjes, met trillende lippen, ant woordde ze Gekresen. Hij keek haar aan. Hoe bleek was haar gezichtje en er stonden nu wer kelijk tranen in haar mooie oogen. Plotseling maakte een eigenaardig gevoel zich vun hom meester, liet was, alsof hij Julia Mcunier in de oogen keek, maar het was veel aan genamer Den volgenden dag kwam Cato iets later. Tegen den patroon zei ze, dat haar zuster ziek was. Eduard Haas man had ongeduldig zitten wachten, totdat hij eindelijk haar trippelpasje hoorde. Reeds had ze den mond ge opend, om een paar woorden te zeg gen, toen zijn booze bli'k haar deed zwijgen. Zonder een woord te spreken ging ze aan 't werk. Hij was uit zijn humeur. Julia Meu nier had hem gisteren geld gevraagd en hij had op hot oogenbik werkelijk niet veel. Zij wus onvriendelijk ge worden en had gemopperd, en toen was het hem ineens duidelijk gewor den, dat hij Julia niet liefhad haar gelaat had de trekken svaarvan hij hield, maar haar karakter en haar neigingen waren hem geheel vreemd- Ze pasten niet bij elkaar hij voelde, dat hij een ander liefhad en die an dere heetteCato Mulder. Verward en gedrukt was hij wegge gaan, hoewel Julia Meunier's handjes de zijne stevig hadden vastgehouden, zoo zelfs, dat het hem pijnlijk was ge weest en hij zich haast met geweld liad moeten losrukken. Hij was vast besloten nimmermeer tot, haar terug te koeren. Zijn hoofd deed hem niin. zijn oogen brandden. Werktuigelijk deed hij zijn werkhij zou achterna niet meer hebben kunnen zeggen, wat hij eigen lijk geschreven had. En nu aug hij steeds Cato's bleek gezichtje 's Namiddags merkte hij plotseling, dat hij zijn ring miste. Hij schrok ge weldig, immers do ring was een sou venir, dat hij op prijs stelde; zijn moeder had hem reeds gedragen en haar verlovingsdag was er in gegrift Hij ging onmiddellijk aan het zoeken, maar rond den ring niet terug. Toen dacht hij, dat het voorwerp wel gesto len zou zijn en zei zijn gedachten hardop. Het pex-soneel herhaalde het woord, dat van mond tot mond ging go- stolen. Cato Mulder had niet dadelijk mee helpen zoeken. Ze doed trouwens zoo vreemd vandaag, en scheen ver bazend afgetrokken te zijn. Van tijd tot tijd hield ze haar kleine, blanke hand voor de oogen. Eduard Haasman koek haar toe vallig aan. zag het treurige gezichtje en gaf toen ineens een gil. Aan Cato's vinger zag hij een ring glinste ren zijn ringMet twee stappen stond hij naast haar. Kijk daar, zei hij met setter 's stem, duar is mijn ring, juf frouw Mulder hooft hem. Cato zonk op haar stoel ineon. Haar lippen en handen beefden, haar ge- heele lichaam trilde on beefde, en ten slotte begon zo vrecselijk to wee non. De patroon kwam er aan te pas. Blijkbaar had hij diep medelijden. Hij noodigde het meisje uit even met hem mee te gaan. Kalmeer u eerst maar eens een treetje, zei hij vriendelijk, bracht haar naar zijn particulier kantoor, en sloot de deur. Hoe komt u aan dien ring? roeg hij ernstig. Gekregen, zeide zij met klap perende tanden. Hij maakte oen vlugge beweging, alsof hij haar niet geloofde. Maar toon opende hij do deur en riep Eduard Haasman binnen. Juffrouw Mulder hoeft den ring gekregen, zeide hij afgemeten. Heeft u haar dien misschien zelf go- geven De aangesprokene ontkende. Van wien heeft u heni dan ge kregen vroeg de patroon met na druk. Cato beefde over haar geheele lichaam, keek echter den vrager frank en vrij in de oogen en vertelde toen, dat. zij den ring van haar zuster Julia had gekregen. Julia bezat vele sieraden on beweerde steeds, datedel- stoenen en goud- en zilverwerken de beste kapitaalbeleggitig waren. Van morgen was ze bij haar zuster ge weest, zij "ing dikwijls naar haar toe. want zij hield nog van liaar, terwijl lme- ouders van het lichtzinnige meis- jo want dat was Julia niet meer wilden welen. De bezoeken moesten in stilte worden gedaan, als zij naar het kantoor ging. J ulia was zeer goed ze gaf veel weg, maar soms wilde de geschenken weer terug hebben. De heeren keken elkaar aan en lachten. Zij dachten, dat de juffrouw tracht te zich er uit te redden, hielden haar voor een dievegge, die nu maar een praatje verzon om te doen gelooven, dat het gestolen sieraad haar gegeven was. Hoe heel dan uw zuster vroeg Eduard Haasman. Cato antwoordde onmiddellijk Julia. Zo noemt zich Julia Meu nier, maar heet net als Ik, Mulder Eduard knikte. Plotseling begreep hij, hoe het kwam, dat beiden zooveel op elkaar geleken, ofschoon haar oogopslag zoo golieel anders was. Een paar woorden sprak hij met den patroon. De heer Berg ging daarna naar het kantoor om persoonlijk te vertellen, dat alles in orde was. Eduard en het meisje bleven alleen, zonder een woord te zeggen. Cato probeerde den ring van den vinger te trekken, hetgeen, daar ze verschrik kelijk zenuwachtig was, niet gelukte. Hij zag welk een moeite zij deed. Hij wil niet, juffrouw Cato. U krijgt hem er niet meer af. Daarom houd u hem en neem u mij er bij. Zij keek hem verwonderd aan. Spotte hij nog met haar Weer kvva- j men er tranen. En weer lachte hij. Toen trok hij de slank© gestalte naar zich toe. Dwaas meisje, heb je dan niet gemerkt, dal ik je liefheb T Een poosje rustte-haar hoofd tegon zijn horst, toen maakte zij zich snel uit zijn omarming los. .Mijnheer Berg komt, zeide ze nerveus, en liet er onmiddellijk .ip volgen Hoe zou Julia toch tan dien ring gekomen zijn Wie sal dat zeggen lui Me zijn antwoord. Maar hii dacht aan dien laalsien pijnlijken handdruk. Spoedig schonk Eduard Haasman Cato Mulder een tweeden ring, effen van goud. precies zoo een als hij er ook zelf draagt. En het „verlovingsbaantje" bij Berg en Zander is weer vacant. („U. Cl"). DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende gelieve men te rtcMm tan den lieer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem No. 337, van R. ORTIGé. Zwart 1 2 46 47 48 42 60 wit Zwaii schijven op: 4. 6, 8, 9, 10, 11, 12, 13, IC, 19, 25, 35 en 98. Wit schijven op: 15, 21, 24, 27, 28, 29, 33, 34, 39, 44, 47, en 50. Probleem No. 338 van R. ORTIGé. tm m m -- i§ m 9 A |§j a m iil, iH ti Zwart schijven op: 3 8, 11, 12, 14, 17, 18, 19, 21, 22, 25, 40 en 44. Wit schijven op. 28, 29, 31, 32, 33, 35, 37, 41, 42, 43, 48 en 49. Opljos/Kngen van deze prohtemen wonden guarhja ingewacht aan bo vengenoemd adres, uiterlijk Dinsdag 5 Maart a.s. Oplosising van problleiem No. 333, van den auten'r: Wit 3430, 1510, —8, 23—19, 31—27, 16:91 Oplossing va'n probteam No. 334, van den auteur: Wit 27—21, (zw. 7 of 8-12 gedw.), 31—27, 26:37, 37—31, 33:15! Beide problemen zijn goed opge lost door de heeren: P. Benit, W. ten Brink, W. J. A. Matla, P. Mollama, P. Ottolini, C. Serodini en J. Siege- rist. ATTENTIE. Alle leden va'n de Haarlemsche Damclub worden beleefd verzocht Maandagavond te 9 uuï tegen woordig te zijn bij de uitvoering van het besluit, genomen in de verga dering van 12 dezer. NIEMAND ONTBREKE! VOOR DE JEUGD. Op ons vraagstukje in de vorige rubriek hebben we verscheidene antwoorden ontvangen, doch niet alle waren ze goed. Goede oplossin gen gaven Jacobus va'n Bommel, W. v. Koningsbrugtgien, Antoon Merts en P. Ottodinii Jr. Alle anderen ga ven een© verkeerde oplossing. Laten ze zich daa'rdoor evenwel niet laten ontmoedigen on maar denken: „al- doende leert men". We zullen 'nu het vraagstukje eens behandelen, dan kunnen zij, die verkeerde antwoor den gaven tevens zien, waarom Itun oplossing niet goed was. De stand was: Zwart schijven op: 13, 25 eon 30. Wit schijven op 23, 39 en 40. Zoo oppervlakkig zou men zeggen dat de stand gei ijk was en toch is de winst hier voor wit weggelegd. Wit dient echter te bezinnen alvo rens te beginnen. I-aten we nu eens nagaan hoe hier winst valt te beha len, doch zonder schijven aan te Taken. Dit mag in de partij immers ook niet! Speelt wit 40—34, dan heeft zwart slechts één zet 30—35, wit 39—33 oin met schijf 34 de twee zwar ten in bodwang te houden. Maai zwart offert nu schijf 25 op, door 25—30, wit moet slaan en schijf 35 gaat ongehinderd raar dam. Nu we zien, dat de behandelde spel- gang geen winst oplevert, gaa'n we e©n anderen overwegen. Indilen wit 39—33, dan zwart 30— 35, wit 4034, zwart offert ook in dit geval schijf 25 en ook nu gaat schijf 35 oingehinderd naa'r dam. Ook deze spelgang geeft dus geen w nst. Zou nu 40—35, de winst brengen'? O wee! Hierop speelt zwart 3034, wit 39:30. zwart 25:34 en heeft ge wonnen, want wit kan niet meet zetten. Doch juist deze laatste spel gang brengt wit op een goede ge dachte. Ind.en zwart een sohijf op ruit 24 had, dan kon zwaxt op 40—35 van wit u et met 3034 antwoorden en zou hierom verlo'ren zijn. Nu, die schijf is heel gemakkelijk daar te krijgen. Wit speelt 2319, zwart moet slaan van 13:24, en nu speelt wit 40—35 e'n heeft gewonnen. L>e 2 witte schijven nemen een zoodanige pos,tie in, dat zij meer waard zijn dan de 2 zwarten, dus een voorbeeld waarin d© minderheid wint. Thans zullen wij eens de bepaling uit het dam'reglement beha-ncMen, die zegt dat steeds het meeste aantal stukken moet geslagen worden. Men zegt gewoonlijk kortweg: „meerslag gaat voor: Ter verduidelijking plaatsen we den volgenden stand op het bord: Zwart schijven op: 9, 10 en 18. Wit schijven op: 19, 27 en 28. Eik heeft dus 3 schijven en nu laten we zwart eens beginnen. Deze, uitgaande van de gedachte, dat er nu in ieder geval wat te verdienen valt, speelt 18—23. Zie zoo, denkt wit, nu zit je in de val en speelt zeer juist 1914 (A). Hiermee zijn wij <te kwestie van „meerslag'' genaderd. Zwart kan slaan met de schijven 9 en 10, één schijf; met schijf 23 echter 2 schijven en nu moet vol ge s voor schrift zwart 2 schijven slaan van 23 naar 21, wit slaat 14:5 en zwart ia verloren. Wit blijft met zijn dam van 5 naar 46 en terug van 46 naa't 5, dus lieen en weer gaan op de lan-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 16