hm
ff
met op hot gold to zien. Ik heb het
immers den hemel zij dank!
Nu, antwoordde Poter, ik kom
ook niet met leege handen.
Dat werd oen gezellige avond; de
champagne vloeide in stroomen en
Peter Panhuis achtte zich de geluk
kigste men sell op de wereld.
Even voor hij laat in den avond
mijn hut opzocht, begaf lüj zich naar
het bureau van den telegrafist op het
b'rugedek, en nog dienzelfden nacht
véoog de electrische vomit over de zee.
Lten volgenden morgen niet de eer
ste pest ontving meneer Willem Pan
huis een telegram, dat hij met een
verwonderd hoofdschudden las e'n het
welk aldus luidde:
„28 Juli 12 uur 's nachts aan boord
van de „Vaderland". Zoo pas reeds
de „goede partij' gedaan! Uitvoerige
brief volgt van New-York. Peter."
Den volgenden avond vereenógde
men zich weer in den salon om de
kleine speeltafeltjes. De oude Chap
man kon niet leven zonder zijn „slui-
raerspelletje", zooals hij het schert
send noemde en daar Peter wist, dat
zijn verloofde gaarne speelde, was
hij natuurlijk de deTde maïi. Hij
hoopte zijn aanstaande echtgenoot©
haar hartstocht voor het speï later
wel af te wennen, roaax hier aan
boord, wan'r bijna allen speelden, wil
de hij het haar niet misguhncn: el-
moest immers geen wolkje aan hun
verlovingshemel zijn. IIij moest ook
in stilte bekennen, dat hij haar nooit
zoo bekoorlijk vond dan wanneer ze
met gloeiende wangen en schitteren
de oogen zich aan de prikkelende be
koring van het spel overgaf.
En nu de valsclie speler uit him
midden verbannen was, lachte de
fortuin de jonge dame ook weer toe
en oeide partners moesten diep in
den buidel tosten.
De oude Chapman nam het verlies
van den humoristischen kant op. Ter
wijl hij zich tot zijn aanstaanden
schoonzoon wendde, zei hij lachend:
Het meisje maakt hei wat al te
erg. Het schijnt, dat ze haar huwe
lijksgift zelf wil verdienen. Nu, kin
dereu, het is ten slotte ten voordeel©
van jullie beiden; dat is mijn eenige
troost.
Peter bemerkte met geheimen
angst, dat zijn contanten hoe Ian;_
hoe meer wegsmolten. Maar ook hij
troostte zich met de gedachte, dat
het geld van zijn verloofde in het ve'r-
volg ook zijn geld was en dus, zooals
men gewoonlijk zegt „in de familie"
bleef.
Des morgens voor do aankomst in
New-York telde Peter zijn geld eens
na en constateerde, dat hij de ronde
som van achtduizend francs aan zijn
verloofde verloren had Tegen den
middag kwam het Vrijheidsbeeld in
het zicht en de stoomboot ging bij
Long Island ten anker om de tus-
schendekspassagiers aan wal te lalen
Xaan.
Een koortsachtige onrust maakte
zich van al de passagiers meester,
nu het doel der reis zoo dichtbij
was. Toen Panhuis zich naar zijn hut
begaf om zich voor het aan land
gaan te kleeden, meende hij in een
der lange gangen zijn verloofde in
gesprek te hooren met een man. Maar
eer hij om den hoek gedraaid was en
de gang overzien kon, verstomden de
stemmen, een deur werd haastig
't slot getrokken en toen kwam ie
mand haastig nader.
Plotseling ontwaakte er een zwak
gevoel van jaloerschheid in Peter.
Maar 't volgende oogenblik reeds
rnoest hij om zijn verdenking lachen;
want de man, die hem op de trap
tegenkwam, was mr. Knox, de ont
maskerde valsche speler.
Hij had zich natuurlijk vergist;
want het was natuurlijk beslist on
mogelijk, dat zijn Winifred ook maar
eeu enkel woord met dezen man ge
wisseld zou hebben.
Gerustgesteld haalde hij den sleu
tel van zijn hut voor den dag en ver
wisselde toen de lichte kJeediug, wel
ke hij aan boord droog, tegen een
wandelpak.
Do „Vaderland" was ondeTtus-
schen verder stroomop gegaan en
toen Panhuis met zijn kostbaren
monsterkoffer in de rechterhand aan
dek verscheen, werd het trctsche
vaartuig, dat hem nu gedurende een
week tot voortdurend verblijf had ge
diend, juist aan do pier van de ,.Red
Star Line' vastgemaakt. Zoekend
liet de jonge man zijn oogen rond
dwalen, tot hij in hot gewoel der
passagiers de slanke gestalte van
zijn verloofde ontdekte, die nem
vr ooi ijk met haar parasol toewuifde.
Er verliep nog een geruimen tijd,
eer de zware trossen alle voor goed
vastzaten en de stroom der passa
giers zich aan land kon uitstorten,
waar reeds honderden mensohen,
meest bloedverwanten en kennissen
der reizigers, wachtten om de aan
komenden to ontvangen.
Panhuis bleef bij zijn verloofde en
haar vader; want ze wilden hetzelfde
hotel opzoeken.
Reeds waren ze tot aan de loop
brug gedrongen, toen de jonge dame
met een half ge smoorden kreet van
schrik weer achteruit trad.
Mijn hemel, papa, ik heb verge
ten mijn broche voor te doen. U weet
wel, die gouden met diamanten, die
ik van ir op mijn verjaardag kreeg.
Ze moet in de lade van de waschta-
fel Liggen. Och toe, Pete, dezen vlei
enden naam had zo voor Peter be
dacht, kijk toch gauw eens, of je ze
kunt vinden. De sleutel zit in de deur
van de hul. Hoe gemakkelijk kan een
Btevvard ze vinden. Och toe. Ka gauw
heen ik lioud zoo lang je feoffor
vast.
Zonder complimenten pakte zij don
koffer. Een oogenblik stond Panhu s
besluiteloos, maar toen liet hij het
handvat los. Zou het niet op wantrou
wen lijken, als hij geweigerd had
den koffer in haar handen te laten?
Lang bedenken was niet meer mo
gelijk. Daarom snelde hij zoo vlug
mogelijk naar beneden, waar hij
wist, dat Winifred's hut log.
Aan het begin van de gang kwam
de gehate Knox hem weer tegen.
Als die de broche maai' niet ge
vonden. hoeft! Wie vaisch speelt,
steelt, stellig ook, schoot het Peter
door het hoofd.
Het laatste eind liep de jonge man
bijna in een draf. De sleutel stak aan
den buitenkant in het slot. Panhuis
draaide hem haastig om en trad bin
nen.
Had hij maar een enkelen keet om
gekeken. da'n zou het misschien zijn
aandacht getrokken hebben, dat ook
mr. Knox weer langzaam terugkwam
en, toen Panhu ;s in de hut verdwe
nen was met een paar sprongen naai
de deur vloog.
Peter vond toen hij de lade open
trok, zijn kwaad vermoeden beves
tigd. Er lagen slechts eenige stuk
jes papier in; van de broche was
geen «poor te vinden. Bliksemsnel
overlegde hij, of hij nog in de andere
laden zou gaan zoeken, of dat het
beter was den Engelschman achter
na te vliegen oiu hom te doen arres-
teere'n. Daar hoorde hij achter zich
een knakkend geluid, alsof de sleu
tel aan den buitenkant in het slot
werd omgedraaid.
Een of ander instinctmatig gevoel
zei hem, dat hier gevaar dreigde. En
ja, toe'n hij de deur wilde opend'ruk-
ken, was ze gesloten.
Met handen en voeten begon hij nu
tegen de deur te trommelen. Maar
zijn rumoer werd niet gehooid, want
de stewards waren allen aan dek en
I passagiers waren er niet meer be
neden.
Tandenknarsende wierp Panhuis
zich tegen de deur, maar het soliede
hout week en wankelde niet.
Uitgeput hield hij op. Daar viel
zijn oog op de patrijspoort boven
z'n hoofd. Zoo snel als het ging,
maakte hij de stormvaste schroeven
los en opende het ronde venster.
Zijn geroep om hulp werd eindelijk
gehoord cenigl stewards snelden
naar beneden. T^eai de hutdeur ge-
open werd, stormde Panhuis zonder
een woo'rd te spreken de verblufte
mannen voorbij naar het dek. Het
lag daar van alle menschen verlaten
en ook aan den oever zag hij slechts
weinige personen.
Geheel gebroken liet hij aich op
een bank vallen en overdacht zijn
toestand.
Bijna al zijn reisgeld had hij ver
speeld; de diamanten waren weg en
bovendien bad hij nog het bescha
mende gevoed van er met zijn ver
liefdheid deerlijk in te zijn geloopen.
Op raad van den kapitein, wiön
hij zijn leed klaagde, zocht hij het
bureau van de havenpolitie op.
Men luisterde daar oplettend naar
hem en daarna haalde de commissa
ris een dik boek vol portretten voor
den dag. Met een nauw merkbaar
glimlaciije sloeg hij een bladzijde op,
we.ko do portretten van bekende vai-
scbo spelers bevatte.
Ziehier, mr. Panhuis, kent u
deze dame misschien?
Ja, dat is mijn verloofde is
miss Chapman! zei hij zichzelvea
verbeterend,
De beambte knikte bevredigend.
Dus Winifred: Chapman noemt
onze oude kenri.s zich thans. Toen
wij haar de laatste maal onschade
lijk maakten, heette ze nog lithel
Morgan.
En haar vader"? vroeg Panhuis.
Is een oude tuchthuisboef. Jack
Potter. Hij spoelt de rol van den va
der en liet moet gezegd worden,
met succes.
Dus die twee speelden in com
pagnie, toen ze xnij plukten? Nu, dan
zijn ze zeiven ten minste ook eens
het sluchtoffer van een valschen spe
ler geworden, want mr. Knox heeft
mijn ik wikte zeggen Miss Chap-
maan, of hoe ze anders moge hee-
ten, versche.den duizend francs af
gewonnen, eer ze hem eindelijk ont
maskerde.
Weer speelde er een fijn glimlach
je om de gladde lippen van dien be
ambte en hij wees op een ander
portret.
Is dat misschien uw mr. Knox?
Ja, werkelijk! gaf Peter ven-ast
toe.
Mn ar lioe weet u dat?
Omdat Ethel of Winifred, als u
da* liever wilt, altijd met haar min
naar samenwerkt. Dat met de ont
maskering was slechts een truc om
u van de eerlijkheid der bedriegster
en haar „vader" te overtuigen. Nu,
d o truc is hun immers ook volkomen
gelukt. Zooals ik al gezegd heb, wan
neer wij de bende in handen krijgen,
geven wo u kennis. Op 't oogenblik
kan ik u slechts den raad geven
wees niet al te goed van vertrouwen
in liet vrije Amerika, anders zoudt
u nog bittere ervaringen kunnen op
doen.
Met deoen zwakken troost begaf
Peter Panhuis zich op weg naar 't
hotel, dat zijn vader hem aanbevo
len had. Met een bezwaard gemoed
schreef hij een telegram van den
volgenden inhoud:
New-York. Indianaho'.el. Zend da
delijk geld. Zit vast. Monsterkoffcr
kwijtgeraakt! Wat doen? Peter".
Ee"r hij antwoord had verliet hij
't hotel niet; want New-York had allé
bekoorlijkheid voor hom verloren en
met angst en bevlDg dacht hij er aan,
wat zijn vader zou zeggen.
Eindelijk kwam het telegram. Aar
zelend opende hij het en las: „Hotel
woncta blijven. Met volgende boot
komt Verwoorts. Hij zal ve'rder zor
gen".
De dagen verliepen in een pijnlij
ke onzekerheid. Twintigmaal vroeg
Panhuis den portier of de eerstvol
gende boot van de „Red Star Li'ne"
nog niet was binnengeloopen.
Eindelijk werd zijn wachten be
loond; want de „Amslella'nd" een
zusterschip van de „Vaderland",
kwam in New-York on Peler Panhuis
zog weldra meneer Verwoorts, een
oud vertrouwd reiziger de'r firma,
tegenover zich.
Toen deze hem na een vriendschap
pelijke begroet.ng een brief van zijn
vader overhandigde, klopte het hart
van den jongen man toch geweldig.
\\'nt stond hem te wachten? Werd
hij door den toorn van zijn vader be
dreigd?
Om 't even, hij moest weten, waar
hij aan toe was, en met vaste hand
brak hij den brief open.
Daar stond met de bekende, vaste
letters van zijn vader geschreven:
„Mijn beste jongen! Wat ik vrees
de, is gebeurd; je hebt mij teleurge
steld en deerlijk ook. Maar wanho
pen behoef je daarom nog niet; want
onder ons gezegd, de juweelen waren
slechts goed uitgevoerde namaaksels
on het verlies beteekent voor -ons
niets. Ik had er ad een voorgevoel
van, dat je een domheid zoudt be
gaan, en met den koffer wilde ik je
eerst eens op de proef stellen. Het is
nu, zooals we zie'n, een geluk, dat ik
je geen kostbare diamanten toever
trouwde; want ande'rs waren we in
één slag een half miliioen francs ar
mer geweest. Ik ben een te voorzich
tig koopman, dan dat ik je een taak
zou hebben toevertouwd, die alleen
een verstandig en ervaren man kan
uitvoeren. Ik hoop, dat het voorval
je er vah overtuigd heeft, dat je al
tijd nog een windbuil bent, ofschoon
je mij dat voor je vertrek wilde be
twisten. Als je dat inziet, ben ik met
de resultaten van je eerste reis „voor
zaken" volkomen tevreden.
Bezoek oïizo handelsvriendten al
leen met meneer Verwoorts. Als hij
zijn zaken afgedaan heeft, kom je
met hem terug. En dan nog dit: zoek
de goede partij" liever onder mijn
oogen in 't vaderland; wa'irt hier be
hoef je niet ee'rst eenige duizend
francs en een koffer vol juweelen als
voorschot te betalen.
Veel pleizier en do hartelijke groe
ten van je vader!"
Toen Peter Panhuis dezeu brief
gelezen had, omarmde hij eerst den
waardigea heer Verwoorts, die maar
niet wist, wat hem overkwam en
toen zei hij op ernstigeh toon:
Niet waar, meneer Verwoorts,
papa heeft gelijk, ik ben toch een
groote windbuil.
De oude heer, die nog geheel van
streek was en volstrekt niet wist, wat
er eigenlijk aan de hand was, knikte
bedachtzaam met liet hoofd, want in
zijn oogen had zijn chef, Willem Pan
huis, altijd gelijk.
(N. v. 't N.)
De Ring.
Eduard Haasman had op bet kan
toor een nieuwe overbuur gekregen.
In plaats van liet blonde kopje van
juffrouw Suze de Groot was er thans
hoofd met donkere lokken over de
diklco boeken gebogen, en de hand,
die hem telkens over de schrijftafel de
rekeningen gaf, was door geen enke
len ring versierd. Blank, mollig en
fraai gevormd was deze hand, de na
geltjes zagen er welverzorgd uit en
als de mouw een beetje in de hoogte
schoof, zag hij, dat Cato Mulder een
armband droeg, precies zoo oen, als
hij onlangs aan de kleine Julia Meu
nier had gegeven. Dit laatste vond hij
onaangenaam. Hierdoor toch werd hij
voortdurend herinnerd aan het vroo-
lijke, lichtzinnige meisje, dat zulk een
geschenk niet waard was en op wie
hij toch tot over do oor en verliefd
<üe met mannenharten 3peeidc
en toch zoo hartverscheurend snikken
kon, als lui haar dreigde, dat ze hem
nooit weerzien zou nooit 1
Nu moest hij altijd aan Julia den
keu als hii Cato Mulder aankeek, en
dan ging h" vergelijken. Hij kon zelfs
niet anders. En hij vond altijd, dat
ze verbazend veel op elkaar geleken.
Reeds het haar bijvoorbeeld, de weel
derig© lokken op het blanke voor
hoofd, dezelfde groote, droomerige
oogen, hetzelfde fijngevorm.de neusje,
dezelfde donkerroode mond.
Ze zat ou dezelfde plaats, waar Su
ze de Groot zes jaar lang met sierlijke
letters de posten had ingeschreven,
„liet verlovingsbaantje" werd dozo
betrekking algemeen door de em-
ployé's van de firma Berg eu Zander
genoemdwant het was opvallend,
dat elke dame, die liaar vervulde,
haar na kortoren of langoren tijd „in
verband met een voorgenomen huwe
lijk" opzeide.
Eduard Haasman ergerde zich
ook over het feit, dat men ondanks de
minder aaugename ervaringen, maar
altijd weer een dame aanstelde, of
schoon toch duidelijk genoeg bewezen
was. dat de dames het kantoor dor
firma slechts als een doorgangshuis
beschouwden. Juffrouw De Groot had
er het nog het langst uitgehouden
zes jaar. Maar na liet laat9te Kerst
feest was ook zij met een gouden ring
aan den vinger afscheid van haar
collega's komen nemen.
Cato Mulder had vroolijk gelachen,
toen de anderen haar tijdens het
twaalfuurtie, dat op het kantoor ge
bruikt werd, dit feit vertelden. Neen,
dat was alleen maar toeval, dat haar
voorgangsters fJlen getrouwd waren.
Met haar zou dit niet gebeuren, dat
was geheel buitengesloten, zij kende
niemand, absoluut niemand, zij ging
nergens naar toe, en dan Eduard
Haasman had haar hierbij aangeke
ken met een doordringenden blik, die
haar deed blozen en haar verlegen
maakte, zoodal zij den zin niet vol
tooide.
Als 't u belieft, gaat u door. Een
rare manier, om zoo maar midden in
den zin op te houden, dat moet ik
zeggen, zeide hij snel en scherp.
Even bedacht zij zich, toen liet zij
er niet minder snel op volgen
En dan ik houd het huwelijk
heelemaal niet voor een groot geluk.
Hij had onverschillig geschokschou-
deivl en haar zwijgend den rug toege
keerd inecr oprecht dau beleefd.
Toen hij weer voor zijn lessenaar zat,
zag Cato Mulder weer op de gewone
wijze naar hem op. alsof er niets ge
beurd was en hij niets gezegd had.
Hij meende echter, dat zij met moeite
haar tranen of was het verbeel
ding Als zij met ongewone snelle be
wegingen hem de rekeningen over
handigde, rinkelde de armband dicht
bij zijn hand. Dat voortdurend gerin
kel maakte hem zenuwachtig.
Och, doet u als 't u belieft dat
ding daar van uw arm, zeide hij,
verre van vriendelijk. Waar hebt u
dat prul «ehaald
Zachtjes, met trillende lippen, ant
woordde ze
Gekresen.
Hij keek haar aan. Hoe bleek was
haar gezichtje en er stonden nu wer
kelijk tranen in haar mooie oogen.
Plotseling maakte een eigenaardig
gevoel zich vun hom meester, liet
was, alsof hij Julia Mcunier in de
oogen keek, maar het was veel aan
genamer
Den volgenden dag kwam Cato iets
later. Tegen den patroon zei ze, dat
haar zuster ziek was. Eduard Haas
man had ongeduldig zitten wachten,
totdat hij eindelijk haar trippelpasje
hoorde. Reeds had ze den mond ge
opend, om een paar woorden te zeg
gen, toen zijn booze bli'k haar deed
zwijgen. Zonder een woord te spreken
ging ze aan 't werk.
Hij was uit zijn humeur. Julia Meu
nier had hem gisteren geld gevraagd
en hij had op hot oogenbik werkelijk
niet veel. Zij wus onvriendelijk ge
worden en had gemopperd, en toen
was het hem ineens duidelijk gewor
den, dat hij Julia niet liefhad haar
gelaat had de trekken svaarvan hij
hield, maar haar karakter en haar
neigingen waren hem geheel vreemd-
Ze pasten niet bij elkaar hij voelde,
dat hij een ander liefhad en die an
dere heetteCato Mulder.
Verward en gedrukt was hij wegge
gaan, hoewel Julia Meunier's handjes
de zijne stevig hadden vastgehouden,
zoo zelfs, dat het hem pijnlijk was ge
weest en hij zich haast met geweld
liad moeten losrukken.
Hij was vast besloten nimmermeer
tot, haar terug te koeren.
Zijn hoofd deed hem niin. zijn oogen
brandden. Werktuigelijk deed hij zijn
werkhij zou achterna niet meer
hebben kunnen zeggen, wat hij eigen
lijk geschreven had. En nu aug hij
steeds Cato's bleek gezichtje
's Namiddags merkte hij plotseling,
dat hij zijn ring miste. Hij schrok ge
weldig, immers do ring was een sou
venir, dat hij op prijs stelde; zijn
moeder had hem reeds gedragen en
haar verlovingsdag was er in gegrift
Hij ging onmiddellijk aan het zoeken,
maar rond den ring niet terug. Toen
dacht hij, dat het voorwerp wel gesto
len zou zijn en zei zijn gedachten
hardop.
Het pex-soneel herhaalde het woord,
dat van mond tot mond ging go-
stolen. Cato Mulder had niet dadelijk
mee helpen zoeken. Ze doed trouwens
zoo vreemd vandaag, en scheen ver
bazend afgetrokken te zijn. Van tijd
tot tijd hield ze haar kleine, blanke
hand voor de oogen.
Eduard Haasman koek haar toe
vallig aan. zag het treurige gezichtje
en gaf toen ineens een gil. Aan
Cato's vinger zag hij een ring glinste
ren zijn ringMet twee stappen
stond hij naast haar.
Kijk daar, zei hij met setter
's stem, duar is mijn ring, juf
frouw Mulder hooft hem.
Cato zonk op haar stoel ineon. Haar
lippen en handen beefden, haar ge-
heele lichaam trilde on beefde, en
ten slotte begon zo vrecselijk to wee
non. De patroon kwam er aan te pas.
Blijkbaar had hij diep medelijden. Hij
noodigde het meisje uit even met
hem mee te gaan.
Kalmeer u eerst maar eens een
treetje, zei hij vriendelijk, bracht
haar naar zijn particulier kantoor,
en sloot de deur.
Hoe komt u aan dien ring?
roeg hij ernstig.
Gekregen, zeide zij met klap
perende tanden.
Hij maakte oen vlugge beweging,
alsof hij haar niet geloofde. Maar
toon opende hij do deur en riep
Eduard Haasman binnen.
Juffrouw Mulder hoeft den ring
gekregen, zeide hij afgemeten.
Heeft u haar dien misschien zelf go-
geven
De aangesprokene ontkende.
Van wien heeft u heni dan ge
kregen vroeg de patroon met na
druk.
Cato beefde over haar geheele
lichaam, keek echter den vrager
frank en vrij in de oogen en vertelde
toen, dat. zij den ring van haar zuster
Julia had gekregen. Julia bezat vele
sieraden on beweerde steeds, datedel-
stoenen en goud- en zilverwerken de
beste kapitaalbeleggitig waren. Van
morgen was ze bij haar zuster ge
weest, zij "ing dikwijls naar haar toe.
want zij hield nog van liaar, terwijl
lme- ouders van het lichtzinnige meis-
jo want dat was Julia niet meer
wilden welen. De bezoeken moesten
in stilte worden gedaan, als zij naar
het kantoor ging. J ulia was zeer goed
ze gaf veel weg, maar soms wilde
de geschenken weer terug hebben.
De heeren keken elkaar aan en
lachten.
Zij dachten, dat de juffrouw tracht
te zich er uit te redden, hielden haar
voor een dievegge, die nu maar een
praatje verzon om te doen gelooven,
dat het gestolen sieraad haar gegeven
was.
Hoe heel dan uw zuster vroeg
Eduard Haasman.
Cato antwoordde onmiddellijk
Julia. Zo noemt zich Julia Meu
nier, maar heet net als Ik, Mulder
Eduard knikte. Plotseling begreep
hij, hoe het kwam, dat beiden zooveel
op elkaar geleken, ofschoon haar
oogopslag zoo golieel anders was.
Een paar woorden sprak hij met
den patroon.
De heer Berg ging daarna naar het
kantoor om persoonlijk te vertellen,
dat alles in orde was.
Eduard en het meisje bleven alleen,
zonder een woord te zeggen. Cato
probeerde den ring van den vinger te
trekken, hetgeen, daar ze verschrik
kelijk zenuwachtig was, niet gelukte.
Hij zag welk een moeite zij deed.
Hij wil niet, juffrouw Cato. U
krijgt hem er niet meer af. Daarom
houd u hem en neem u mij er bij.
Zij keek hem verwonderd aan.
Spotte hij nog met haar Weer kvva- j
men er tranen. En weer lachte hij.
Toen trok hij de slank© gestalte naar
zich toe.
Dwaas meisje, heb je dan niet
gemerkt, dal ik je liefheb T
Een poosje rustte-haar hoofd tegon
zijn horst, toen maakte zij zich snel
uit zijn omarming los.
.Mijnheer Berg komt, zeide ze
nerveus, en liet er onmiddellijk .ip
volgen Hoe zou Julia toch tan
dien ring gekomen zijn
Wie sal dat zeggen lui Me
zijn antwoord.
Maar hii dacht aan dien laalsien
pijnlijken handdruk.
Spoedig schonk Eduard Haasman
Cato Mulder een tweeden ring, effen
van goud. precies zoo een als hij er
ook zelf draagt.
En het „verlovingsbaantje" bij
Berg en Zander is weer vacant.
(„U. Cl").
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek betreffende gelieve men te rtcMm
tan den lieer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543.
Probleem No. 337,
van R. ORTIGé.
Zwart
1 2
46 47 48 42 60
wit
Zwaii schijven op: 4. 6, 8, 9, 10, 11, 12, 13, IC, 19, 25, 35 en 98.
Wit schijven op: 15, 21, 24, 27, 28, 29, 33, 34, 39, 44, 47, en 50.
Probleem No. 338
van R. ORTIGé.
tm
m
m
--
i§
m
9
A
|§j
a m
iil,
iH
ti
Zwart schijven op: 3 8, 11, 12, 14, 17, 18, 19, 21, 22, 25, 40 en 44.
Wit schijven op. 28, 29, 31, 32, 33, 35, 37, 41, 42, 43, 48 en 49.
Opljos/Kngen van deze prohtemen
wonden guarhja ingewacht aan bo
vengenoemd adres, uiterlijk Dinsdag
5 Maart a.s.
Oplosising van problleiem No. 333,
van den auten'r: Wit 3430, 1510,
—8, 23—19, 31—27, 16:91
Oplossing va'n probteam No. 334,
van den auteur: Wit 27—21, (zw. 7 of
8-12 gedw.), 31—27, 26:37, 37—31,
33:15!
Beide problemen zijn goed opge
lost door de heeren: P. Benit, W. ten
Brink, W. J. A. Matla, P. Mollama,
P. Ottolini, C. Serodini en J. Siege-
rist.
ATTENTIE.
Alle leden va'n de Haarlemsche
Damclub worden beleefd verzocht
Maandagavond te 9 uuï tegen
woordig te zijn bij de uitvoering van
het besluit, genomen in de verga
dering van 12 dezer.
NIEMAND ONTBREKE!
VOOR DE JEUGD.
Op ons vraagstukje in de vorige
rubriek hebben we verscheidene
antwoorden ontvangen, doch niet
alle waren ze goed. Goede oplossin
gen gaven Jacobus va'n Bommel, W.
v. Koningsbrugtgien, Antoon Merts
en P. Ottodinii Jr. Alle anderen ga
ven een© verkeerde oplossing. Laten
ze zich daa'rdoor evenwel niet laten
ontmoedigen on maar denken: „al-
doende leert men". We zullen 'nu het
vraagstukje eens behandelen, dan
kunnen zij, die verkeerde antwoor
den gaven tevens zien, waarom Itun
oplossing niet goed was.
De stand was:
Zwart schijven op: 13, 25 eon 30.
Wit schijven op 23, 39 en 40.
Zoo oppervlakkig zou men zeggen
dat de stand gei ijk was en toch is
de winst hier voor wit weggelegd.
Wit dient echter te bezinnen alvo
rens te beginnen. I-aten we nu eens
nagaan hoe hier winst valt te beha
len, doch zonder schijven
aan te Taken.
Dit mag in de partij immers ook
niet! Speelt wit 40—34, dan heeft
zwart slechts één zet 30—35, wit
39—33 oin met schijf 34 de twee zwar
ten in bodwang te houden. Maai
zwart offert nu schijf 25 op, door
25—30, wit moet slaan en schijf 35
gaat ongehinderd raar dam.
Nu we zien, dat de behandelde spel-
gang geen winst oplevert, gaa'n we
e©n anderen overwegen.
Indilen wit 39—33, dan zwart 30—
35, wit 4034, zwart offert ook in
dit geval schijf 25 en ook nu gaat
schijf 35 oingehinderd naa'r dam. Ook
deze spelgang geeft dus geen w nst.
Zou nu 40—35, de winst brengen'?
O wee! Hierop speelt zwart 3034,
wit 39:30. zwart 25:34 en heeft ge
wonnen, want wit kan niet meet
zetten. Doch juist deze laatste spel
gang brengt wit op een goede ge
dachte. Ind.en zwart een sohijf op
ruit 24 had, dan kon zwaxt op 40—35
van wit u et met 3034 antwoorden
en zou hierom verlo'ren zijn. Nu, die
schijf is heel gemakkelijk daar te
krijgen. Wit speelt 2319, zwart
moet slaan van 13:24, en nu speelt
wit 40—35 e'n heeft gewonnen. L>e 2
witte schijven nemen een zoodanige
pos,tie in, dat zij meer waard zijn
dan de 2 zwarten, dus een voorbeeld
waarin d© minderheid wint.
Thans zullen wij eens de bepaling
uit het dam'reglement beha-ncMen,
die zegt dat steeds het meeste aantal
stukken moet geslagen worden. Men
zegt gewoonlijk kortweg: „meerslag
gaat voor:
Ter verduidelijking plaatsen we
den volgenden stand op het bord:
Zwart schijven op: 9, 10 en 18.
Wit schijven op: 19, 27 en 28.
Eik heeft dus 3 schijven en nu
laten we zwart eens beginnen. Deze,
uitgaande van de gedachte, dat er
nu in ieder geval wat te verdienen
valt, speelt 18—23. Zie zoo, denkt
wit, nu zit je in de val en speelt zeer
juist 1914 (A). Hiermee zijn wij <te
kwestie van „meerslag'' genaderd.
Zwart kan slaan met de schijven 9
en 10, één schijf; met schijf 23 echter
2 schijven en nu moet vol ge s voor
schrift zwart 2 schijven slaan van
23 naar 21, wit slaat 14:5 en zwart ia
verloren. Wit blijft met zijn dam
van 5 naar 46 en terug van 46 naa't
5, dus lieen en weer gaan op de lan-