m m m m m m s .m B aon veesrOg!" riep-ie en M] had op 't volgende moment drie, vier, vijf hoeden in de hand, die-ie, met dc snelheid van gezegden Kokadorus, reikte aan velen, zéér veten, die an ders op 'n cent dood bleven, maar el kaar aankeken mot gezichten van je- mot de-duvel-tot vrind houden. Op zeltenl riop de hurgemeester- do koopers toe, opzetten! Oat is fees telijker, dat is passender vandaag!! kom, directeur, 'n stukje toe, 'n v rooi ijk stukje. En zóó waren ze onder den indruk van t Vreemd, maar toch grappige idee, dat er veel riepen: muziek!! 't is 'n rare chinees! fluisterde de directeur naar vaders kant maur m n vader mompelde lórug: dat zal de tijd leeren! ader vond 't ook ma!, onverklaar baar. stond wat verbluft over zulk zonderling gedoe, doch toen de fan fare 'n deun aanhief, waarop je dan sen kon, en hij zich door den burge meester hoorde toeroepen: Allé, se cretaris, de pet af, den hood op! zette- ie t ding op, dat 'm tot aan z'n ooren schoof. Hahaha! lachte de burgervadjr met 'u stentorstem, die dc muz.ek doorbeukte, hiefr heb je "n ander, «n die verdrink je. En de boeren lachten en kochten en ontjieiten zich en behoedden zich ;ot zoolang de burgervader eensklaps schreeuwde uitverkocht! Dank voor de armen van Wo (weer geslik) cn h saluoerde met 'n groot gebaar over alle hoofden en hoofddeksels heen, terwijl de muziek daverde en de klompjes vau de Neerrittensche dansende jeugd klepperdeu op 't plan kier van de tent. Toen wees-ie met de hand, nam zijn eigen hoed af. De muziek schokte stop, 'n enkele trompetstoot stotterde na. Alles werd stil. Het spijt me, gahnde-ic over de luidruchtige massa heen, mannen, vrienden, dat ik me eonige oogenblik ken verwijderen moet de reis heeft me .wat vermoeid cn ook do v.itvangsfc. die ik zóó niet gedroomd luid maar .wij scheiden niet. Tot straks! Ik ver 'zoek u allen over n paar uur 111 de Zwaan, allen, zonder uitzondering, waar de secretaris voor mijn relto- n.ng 'n paar tonnen bier zal 'aten komen en goede, beste sigaren, wa re eu lichte, naar ieders keus. Hij klom vau de kar, verzocht de 'doos in zijn hotel te brengen. Gemoedelijk nam-ie, olijkbaar al ge heel thuis onder zijn volk, mijn i »g- wat-vreemdk ij kenden vader, die noo.t '11 hoed, maar altijd 'n pet droeg, on der den arm en kuierde met bera naar de Zwaan, waar-ie 'n «tamer vroeg en zich op 'n canapé uitstrekte. Nou, de man was moe, vader gunde •t 'ml Vader zond-ie naar den brouwer, droeg ham op om op een ss:g<«ar l® kijken, om alles flink voor de regf.- leering te regelen. Vader liep na zn bondschapen even naar z'n bureau om eerst 'n paar dringend© zaakjes af te doen. Hij opende de deur en schrok gewel dig, want er koken 'n paar zwarte xic'en, die onder lange brauwen glit- terden. In zijn stoel, aan zijn Jesse- ni 4 zat iemand, net '11 officier >n pol tiek, driftig zich omschmvend. Vader verbleekte, alsof ie bij 'n vreem de in diens kantoor was geslopen wilde iets zeggen, maar onmiddellijk Lapte, van onder z'n grooten dik in kosmetiek gezetten knevel met nor-cn priemende puuten, 't mi'rksch heer schap hem toe, terwijl-io 'n gouden lorgnet op z'n mopneus kneep: Wie heb ik daar? Neem me niet kwalijk... begon vader as 'n verlegen jongetje. Wie zeg je'? cn de vreemdeling kromde n band achter z'n oor. n Beetje op zn verhaal zei vader: Maar, mijnheer, ik ben... Is erdan niemand, foeterde de Vreemdeling, die me hier te woord kan staan? Is dat 'n gekke boel! Maar wie is u? stamelde m n va der. Ik moet den secretaris hebben. Die ben ik. - Maar wie is u? De burgemeester, zei-io kort af, alsof ie in de lucht beet li? liane. wie is hij dan? hakkelde vader. Wie? Heeft u 'm dan niet gezienr Watte? en de hand stak weer achter 't oor. Heeft u hem dan met gezienr schreeuwde vader. Wien bedoel je? Die heer, die zooeven op t markt veld, bij de muziektent... O, die schele Van Woerd, met z'n hoeden - nou, wat is or met dien vent' Maar man, spreek dan toch je kijkt of de bliksem in je geslagen Vader haalde zijn binnenzak uit en onder 't driftig gekijk van dien vreem den snoeshaan vingerde-ie z n pape rassen na en bad eindelijk H tele gram. Dat heb ik gekreen van uw vriend Geurtsen en u ziet; in den eersten wagen heeft u dan niet in •len eersten wagen gezeten? ,1a en neen. Tot rtetion Boskoop. Daar ben ik in den laatsten of yoor- 1 a at.sten gaan zitten, dat wil ik kwijt wezen. De schele Van Woerd zat bij mo en ik w-1 met dien brututen straat- v. vr, dien hoeden-sjacheraa'r, niks te doen hebben, Die kerel heelt n nocliaai of de hcele wereld 'm toe komt. En *n snulter, pas op maar, dat-ie je 'r nie tussclien neemt. Tot ontsteltenis van den wezerdij ken burgervader stormde vader de deur uit, naar den brouwer, naar den winkel, waar ie de sigaren besteld had naar de Zwaan. Doch Van Woerd had 'm al gepoetst. Hadden do boeren 'm gevonden, dan was-ie niet levend "t dórp uitgekomen Maar hij had de dubbeltjes cn zij de boeden. Daar ligt 't corpus delitL G. v. d. WALD. (P. Nbr. Ct.) De eerste twist. Drie weken waren ze nu getrouwd en ze hadden nog niet gekibbeld. Nog niet één enkele maal. Dat was nu wel zoo wat natuurlijk, waut ze waren uit liefde getrouwd, zooals dat in de boe ken heet. Hij was jong, zij was jong, bovendien mooi. Geld hadden ze niet, maar wel durf. Dat straalde hen de oogen uit en daar hadden andere monschen schik in. Ze zaten samen in bun aardig huis en... ze hadden al die dagen nog niet eenmaal gekibbeld. Zij vond dat nu niot zoo heel vreemd, want zij had r eigenlijk nog nooit aan gedacht. Maar hij, hij had zoo'n idee, dat die eerste kibbelpartij wel spoedig zou komen, hij geloofde 'at omdat het nu een maal niet anders kon. De hemel kon toch niet altijd zuiver Mauw blijven, er moest toch ook wel eens een on weersbuitje komen, een flink onweer met donder en bliksem dat moest dan de lucht maar eens zuiveren. Zoo dacht hij en wachtte met gela tenheid op de eerste twist. Zuiver uit belangstelling. Vaak uit, naar het hem scheen, verveling, v.ant hij had gele zen, dat eeuwigdurende rozengeur en maneschijn vervelend werkt. Op een Zaterdag zaten zij aan tafel, toen hij zeide: Schat, ik geloof, dat we spoedig een beetje zullen kibbelen, dat ligt zoo in de lucht. Zij keek hem lachend aan: Och, jij, malle vent, waar denk je aan, dat is toch buitengesloten. Nou, nou. Zij at rustig verder. Zeg eens, poes, als wij eens kib belden, wat zou jij dan doen? Dat weet ik niet. Nu, zoon beetje moet men dat als getrouwde Vrouw toch wel weten. Typisch, dat wij in onzen engage mentstijd ook nog nooit goed gekib beld hebben. - Ja, wel eens een beetje om an deren, maar toch nooit om ons zelf. Dat zal nu wel anders worden. Zoo? Ja, zoo is het nu eenmaal in het huwelijk. Hm. Maar dal zeg ik je: ik geef niet toe, zooals ik vroeger deed. Neen? Nooit. Als ik dat nu ook vertelde, dan hadden we onzen twist al. Daar heb je gelijk in. Kom, geef me maar een zoen. Boven de tafel, borden en schalen gaven ze elkaar een zoen. Toen aten ee verder. Na een oogenblik be-ron hij weer: Maar als we nu eens ernstig kib belen, wat doe je dan? Dan zou ik heel bedaard zijn, zoolang je me uitscheldt en als je klaar bent, dan geef ik je oen zoen. Zoo, zoo nu dat geloof ik niet. Niet. Nu ik doe het toch, maar onder een voorwaarde. Die is...? Dat jij als ik oens boos ben, net zoo zult doen. Daar kun je op rekenen. Ik ver heug me nu al op je eerste bedser moen. Dat zei hij zoo kalm weg, maar twaalf uur later dacht hij anders. Toen hij den avond na dit gesprek zijn bureau verliet, ontmoette hij een collega. Hoe gaat het je Vrouw? Wil je nu naar haar toe. Wel ja, jij bent ook al een huisdier geworden. Men ziet jou eenvoudig nergens meer. Oho! In de gedachten van den jon gen man kwam eenig verzet en hij ging met zijn collega naar het bier huis? Waard en kellne'r bekeken nem met nieuwsgierige blikken. De beide vrienden dronken en praatten druk over de schoone tijden van weleer. Tegen elf uur werd onze Vriend on rustig, omdat dan de laatste tram liep. De piccolo moest oppassen, maar zijn vriend en collega haalde hem over nog 'n halfje te drinken, anders was hij een philister en pantoffelheld. De tram reed zonder hem naar huis. Zijn jonge vrouw was m dui zend angsten. Zij 1 7de zich weenend te bod en eindelijk sliep zij weenend Laat kwam hij thuis. Een rijtuig had hij niet genomen, om het geld uit te sparen en ook 0111 zijn vrouwtje niet te doen schrikken, als hij met «en rijtuig thuis kwam. Hij sloop als een dief in buis en heel voorzichtig kleedde hij zich uit, luisterend naar de regelmatige ademhaling van zijn Vrouw. Goddank, zij sliep! Maar zij sliep niet. Juist toen de klok drie uur sloeg, was zij wakker geworden en zag Lem binnensluipen. Zij deed maar alsof zij sliep en was in haar hart aood-ongelukkig over haar slechten man, die haar niet meer liefhad. Zondagsmorgens sliepen zij ge woonlijk uit. Maar ditmaal maakte zij hem al Vroeg wakker En hij hie!d woord en liet haar rustig uitpraten. Jij bent een mooie man om zoo lang uit te blijven. Ik zit alleen en maak mij ongerust en mijn heer-ge maal zit intussclien zorgeloos in het cafél Misschien wel in slecht gezet- schap! 0, ik arme, ongelukkige vrouw. Dat liep zoo langen tijd. Hij luister de nog half slapend en was boos op zichzelf, boos op zijn vriend, hij schaamde zich en zag in, dat dit nu de eerste twist was en dat die niet zoo heel prettig was. Daar dacht hij aan het gesprek van gisteren en wachtte kalm tot zo klaar was. Wel moest hij lr.ng wachten, toen vroeg hij: Ben je nu klaar? Neen, nog lang niet, nog heel lang niet En zoo begon zij weer van voren af. En toen ze klaar was, nam hij haar hoofd tusschen zijn handen en zoende haar. Zij verzotte zich wel, maar toen hij haar aan bet gesprek herinnerde, lachte zei ook en zeide alleen: Neem mij dan in het vervolg mee. En dat heeft hij gedaan. (Prov. Gron. Ct) Tot asicbe weergekeerd Elsa Murner bleef op de trap slaan, de hand vast tegen het kloppend hart gedrukt. Zij voelde hoe zwaar het klopte door do groote inspanning die haar het beklimmen van de vier trap pen naar haar kamertje kostte. Langzaam ging zij vorder, moest echter op het volgende portaal weer een oogenblik rusten. Eindelijk was zij boven. Aarzelend draaide zij den sleutel om en opende 3e kleine deur. Hoe treurig is het toch, thuis te ko men, wanneer in dit huis niets is, wat aan dat woord haar betreken s geeft. Zij schrikte terug voor de leeghoid, de kilheid en de duisternis van haar ka- niertje. Hoe geheel anders had zij z ch eens haar tehuis gedacht. Zij sloot de oogen om beter te kun nen denken. Thuis!" Hoe veelbetee- kenend is toch dat kleine woord, het begrip van het schoonste en lies te op aarde, voor haar nu een koud, dood woord, dat in haar ziel niet anders wakker roept dan de voorstelling van ontberingen en zorgen. Sedert haar schoone droom over een eigen, licht en warm tehuis is vernietigd, ver mijdt zij 't, dat woord te gebruiken en ve'rvangt het door andere uitdrukkin gen, niet omdat het ten zolderkamer tje is, maar omdat het is zonder lief de, zonder vreugde, licht en warmte, zonder hem, die dat alles rondom baar zou hebben verspreid. Rillend stond zij van den stoel op, waarop zij in het donkere kamertje was neergezonken, stak de kleine lamp aan en werd nu een brief ge waar, die onder de deur was doorge schoven. Een zeldzame verrassing voor Elsa Murner. Met aandacht be zag zij het ad'ces. Dit handschrift ken de zij niet. Merkwaardig. Voorzichtig opende zij den brief en las: Hooggeachte Mej. Murner! Neemt u t mij niet kwalijk, dat ik u kom lastig vallen. Doch daar ik be zig ben de biografie van Karl Berger to schrijven en mij moeite geef, daar toe de uoodige gegevens te verzame len, verneem ik van den heer Weber, in wiens huis hij een welkome gast was, dat u, mejuffrouw, mij de beste en meeste inlichtingen over hem zou kunnen geven. De heer Weber vertel de mij, dat u indertijd de opvoedster zijner kinderen geweest is en dat Ber ger een levendig© belangstelling voor u getoond en gedurende zijne studie- Mis in het buitenland met u een druk ke correspondentie onderhouden heeft. Hij is overtuigd, dat u ook later, na dat u zijn huis had verlaten, tot aan Berger's onverwacht vroegen dood met dezen in betrekking heeft ge staan. Het zou voor mij van onschatbare WaaVde zijn, indien het mij geoor loofd ware een blik te mogen werpen in zijn païticulere 1 en. U, die hem zoo goed hebt leeren kennen, weet, hoe afgezonderd en in zichzelf ge keerd hij steeds geleefd heeft en hoe weinig men dientengevolge van zijn particulier leven weet. Daarom kom ik tot u met het ver zoek, mij inzago te willen geven van de tot u gerichte briewen en inij toe te staan daarvan een gedeelte te publi- eeeren. Gaarne zou ik eiken prijs daarvóór betalen, want het is voor mij van het grootste belang de bio grafie van Karl Berger zoo volledig mogelijk te makon. Morgen om twee uur zal ik de Vrijheid nemen, bij u mijne opwachting te maken en ik hoop, dnt de zaak dan lot beider te vredenheid kan worden geregeld. Met de meeste hoogachting, FRITZ OER I EL, Letterkundige. Elsa las vluchtig den brief. Zij werd nog Meeker en haar l.art dreigde stil te staan. Wat bcteekende dat? Zij be greep dat niet, het duizelde haar. Zij inoosl den brief nog eenmaal lozen. Maar de liand die liom vast hield, beefde zoo hevig, dat zij het papier voor zich op tafel legde. Toen zij 1 nogmaals had doorgelezen, stond zij op en wrong zich de handen van woe de. Wat wilde men van haar. Zij zo uzijn, Karl Bergor's brieven vorkoopen? liet eenige kostbare en hove, dnt haar nog was geblevenf AI zijn mooie, grootsche gedachten ver- koopen, die koud-krilische blikken an vrienden op deze wóórden laten rusten, waarvan een elk haar heilig was en welke ook hem heilig-gmvecst waren, want zij spraken van de toore innige verhouding tusschen hen, van zijn innerlijk en beste ziels- en gees tosleven. Het waren wóórden, zooals bij tot niemand anders dan tot haar gesproken had. En die zou zij aan an deren vertadèn, vorkoopen? Neen neen en duizendmaal neen! Karl had met eens hunne verloving willen pu- M.ek maktn, hij vond hunne betrek-i kingen zoo toer on innig, dat hij ze ais een groot geheim wilde bewaren zo wilde beschermen tegen een mog©!1 tijke onk.eschheid van vreemden, tot J z'Jne Elsa als zijn vrouw in zijn I woning zou binnen leiden. Horig ontroerd ging Elsa het ka. niortjo op c„ Nooitj Moil 1 r he Iigdom, haar liofdc, tiaar herinneringen ontwijden! Plotseling begon de k!e:ne lamp te flikkeren en ging langzaam uit. Zij l bemerkte het niet; niet een zucht liet zij z.ch weer vallen op den stoel. Zij gevoelde weer dio lievige vermoedheid ten knagenden honger. Wat stond er in den brief? „Gaarne zou ik eiken prijs daarvoor betalen Ge!d, 0. hoe- zeer had zij het geld noodig. Wanneer zij zooveel kreeg, dat zij gedurende do twee jaren, die nog moesten ver loop en, vóór haar de lijfrente werd uitbetaald, kon Jxwtaan, wanneer zij zich kon laten verplegen om weder gezond en sterk te worden en tot wer ken in staat Vijftien jaren lang was ELsa. nadat J nu achttien jaren geleden haar betrekking bij de familie Weber had opgegeven, leerares aan een particu liere school geweest. Doch toen had haar zwakke gezondheid haar genood zaakt, dezen vermoeiendon werkkring <>P te gaven. En thans was zij niet eens meer in staal, de weinige privaat essen te geven, waarmee zij in de laatste jaren in haar ondórhoud liad oorzien. De geringe besparingen uit l>eteren tijd waren reeds lang ver bruikt. Zij was nu zoo vórmoeid, zoo onuit sprekelijk vermoeid. Het leven had voor haar geen waarde meer, sedert bet ©enige geluk, dat zij bezat, haar Karl, zoo plotseling van haar was weggerukt. Geld! Ja. het zou mooi zijn ge.d te bezitten, zich warmte en voed sel te kunnen verschaffen. Maar hoe dat ook weer. Zij zou dit geld ont vangen door den verkoop van ziine brieven. Van zijne brieven. Was 'zij dan krankzinnig, dat zij een oogen blik daaraan had kunnen denken? I-ieyer wilde zij van honger en koude omkomen, dan dezo schandelijkheid begaan, llare herinneringen zouden slechts met haar leven en met haar le gronde gaan. Zij waren het ©enige bchtpunt in haar bestaan der laatste jaren geweest. Hoe zou zij zonder die brieven kunnen leven? Hoe dikwijls had zij die gelezen en herlezen, daar in had z.j geleefd en bij het lezen de bitterheid der werkelijkheid vergeten. En dit hoogste zielsgenot zou zij vor koopen voor geld"? Neen, dat nooit! Doch hoe zou zij morgen daarover denken, wanneer honger, koude en vermoeidheid haar nog meer zouden overmannen. Wanneer aan deze Fritz Oertel kwam en haar trachtte te over leden? Oi zij dan ook nog de kracht zou hebben te weigeren? Neen, dui zendmaal liever wil zij, zoolang haar nog de macht over haar wil gebleven is haar eigendom met eigen hand ver nietigen, Karl's brieven verbranden don voor die verzoeking te bezwijken! Liever nog aan haar droef bestaan den laatsieu zonnestraal ontnemen, dan het vertrouwen van Karl bescha men; Snel is zij opgestaan en ondanks de duisternis heeft zij spoedig het pakje brieven in de lade gevonden. Zij drukt het vast tegen haar heftig klop pend hart. Hare kostbare brieven! Hoe moeilijk is het daarvan te schei den. Zacht streolt zij eiken brief, den een na den anderen, terwijl zij voor de kachel neergeknield ligt. en drukt den een na den anderen aan de bo vendo lippen en heete tranen vallen er op neer. En nu snel, voordat de kracht haar begeeft, Het brandt als vuur in haar eigen hart, terwijl zij toeziet, hoe de vlammen brief na brief verteren. En nogmaals trekt de geheele geschiede nis van Berger en haar aan haar oog voorbij. W as zij niet ondanks alles rijk en gelukkig geweest als weinigen her op aarde? Woog hel bewustzijn, de liefde van zulk oen man bezeten te hebben, niet rijkelijk op tegen al de zorgen on onfbe'ringen? Hoe dan klaar was zij, dat de geheele wereld hem als oen groot kunstenaar erkende. Zijn kunst gunde zij die wereld gaarne, rnaar zijn- beste, zijn vertrouwen en zijn hart, dat behoo'rde liaor toe en haar alleen en daarom was zij blij, dat nu al zijn hove brieven tot ascb we'rden v erteerd. Toen de werkvrouw den volgenden morgen in Elsa's kamer kwam" vond zij haar geknield, het hoofd tegen de koude kachel gedrukt, de armen slap neerhangend. Zij was dood. Haar ziek, uitgeput hart had opgehouden te kloppen, toen do laatste vlam uit doofde, welke de brieven van Karl Berger vernietigde. Doch op haar ge- z.cht lag een uitdrukking van tevre dene, blijde rust. Om van te ijzen. Ik maakte kennis met liem in een kroeg. Hij zat aan dezelfde tafel, las de krant en rookte eer geweldige pijp. 't Blad dat hij bekeek, droeg op de eerste zijde een plaat in afschuwelij ken kleurendruk. Ik bekeek 't ook eens on las 't opschrift: „Strijd van een moeder met oen ijsbeer". Mooi, hè'? meonde m'n vis A-vis. Ik l>eb ook eens eenmaal met een Ijs beer gevochten! Bent u dan dresseur? O nee! In Groenland heb ik met eon gevochten! Zoo, was u in Groenland? Zeker, met Nansen! Ik dacht: Jonge, jonge daar zie je te toch heeleinaal n'.et naar uit, maar ik was natuurlijk te beleefd om m'n argwaan kenbaar te maken. Gelooft u 't misschien niet? zei hij, zeker den twijfel op mijn gezicht lezende. Bah, ik heb van m'n leven nog wel heel andere dingetjes mee go- maakt! Hij zei 't zoo positief, dat ik 't onmo gelijk tegenspreken kon. Wij kwamen met elkaar in gesprek praatten over gevaarlijke jachtavonturen, over groote ongelukken, ja zelfs over po litiek. De Russische toestanden sche nen hem bijzonder te interesseeren. Ik heb ook al eens een bom ge worpen! vertelde hij. Eigenlijk tweemaalI Den ee'rsten keer ontplof te ze niet. Nu kon ik m'n lachen toch niet in houden. Maar de onverstoorbare ernst die hem geen oogenfil ik verliet, deed mij versteld staan... ik dacht aan los gebroken krankzinnigen, zou hij mis schien...? De andere liet mij geen tijd tot lan ge overpeinzingen: Ik wórd natuur lijk opgepakt, vertelde hij verder. An ders was 't natuurlijk geen „echte" aanslag geweest, 't Wekte indertijd veel opzien... Was u daar ook al bij? Ik schoof onwillekeurig een beetje achteruit. Dat zou ik meencn! Ik was zelfs de hoofdleider van t zaakje! Dc an deren wisten nauwelijks hoe ze de re volvers moesten Kantoeren! Ik voelde 't ijskoud over m'n rug ioopen. Ik wist ecltter dat men op de ideeen van krankzinnigen moet in gaan. Niettegenstaande dat trachtte ik toch 't gesprek een andere wending te geven. Hebt u van de aardbeving in San Francisoo gehoord? Vroeg ik zoo ter loops. Gehoord! Ik ben er bij geweest! Dat was nog eens iets! Een vreeselijke stank, maar overigens was 't prach tig. Ik zou 't nog wel eens moe willen maken... De uitbarstiug van de Vesu vius heeft lang zoo veel indruk niet op me gemaakt! Was u dan... ook daarbij? Natuu'rlijk! Zonder mij gaal 't niet! Nu wist ik niet meer wat te zeggen. En daarbij kwam dut de ongezellige makker in 't geheel geen aanstalten maakte om weg to gaan. Een hache lijke. toestand, in oen halfdonkere af gelegen kroeg alleen met een krank zinnige. Wannoer hij eens een vlaag kreeg? t Zweet parelde rae op 't voor hoofd Ik moest praten, praten, pra ten, en ik sprak den grootston onzin. M at dunkt u van generaal SU»» sel? Sióssel? Een flinke kerel! Ik heb iiv derlijd de bestorming van Port-Ar thur meegemaakt. Dat. was geen kiel nigheid om de vestingwerken te b» klimmen; ze walren zoo Vreeselijk glad. Maar, ik kan klauteren. Bij de reis naar de maan moest ik nog vee! hooger klimmen! Nu bestond er geen twijfel meer, de man was stapolgok. Ik was zoo opgewonden dat ik g>en woord kon uitbrengen. Plotseling stond hij tp. Ik moet gaan! Wij moeten heden nog ©en moord plegen een hotel- moord weet u! 't Zal opzien maken. En dat zei hij roet een kalmte alsof hij vertelde dat hij naar den kapper moest. Hij zette z'n hoed op reikte mij dc liand en vroeg: Gaat u met rae mee? U hebt zoo iets nog nooit gezien? O, dank u zeer, ik moet daar niets van hebben... ik geef niets om 't zien van bloed! Och, dat is toch maar zwijnen- bloed. Kom maar gerust, t is werke lijk interessant. Nu a's u niet wilt, dan maar niet. Tot weerziens! Hij ging. Ik had 't ook niet langer uitgehouden ik was als met lamheid geslagen. Ik betaalde vlug en wilde zoo gauw mogelijk de politie waar schuwen. Hoe heet die man, d!e met mij aan tafel zat. vroeg ik onder 't weg gaan aan den waard. Deze haalde de schouders op. André Juan of zoo iets. En wat doet hij? Hm, wat hij doet... dat is nog al een zaak. De waard lachte zoo éigenaardig, dat ik er angstig van werd. Zou hij ten laatste misschien in verslandhou ding staan...? Maar zegt u dan toch wat hij is' Ja, dat is zoo iets bijzonders! Weet u, zoo n arme drommel, die niet veel te eten heeft, gunt op avontuur uit. (Daar zou je 't hebben). De een vindt z'n brood zus, de andere weer zoo. Niemand wil graag verhongorcnl Dat is alles goed en wel, maar kom toch eindelijk oens er mee voor den dag. Ik weet 't wel dat hij steelt en moordt, maar!... Alleen voor kinematographenl Weet u, hij helpt met t doen van op nemingen. Op alle groote films kun je hem zien Bestórming van Port-Ar- thur, Uitbarsting an de Vesuvius, Aardbeving te San Francisco, Overval van een Amerikaanschen exprestrein, Bommenaanslag op Stolypin overal is hij bij! Zoo, zoo... overal!... Een dommer gezicht heb ik hoogst waarschijnlijk nog nooit getrokken, 't Speet me dat ik nu z'n uitnoodiging voor den hotelmoord niet aèngenomen had. 't Zou me toch wel geïnteresseerd hebbent (Delft. Ct.) DAMRÜBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende gelieve men te richten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat34. Telephoon 1553. Probleem No. 343 van A. RAYMOND. Zwart m i. 81 1 ',A SÉ fit' a 0. 1 - i§i - 1 2L 1 r» Wit Zwa'rt schijven op: 9, 10, 11, 12, 13, 15, 10, 40 cn dam op 45. Wit scttiijven op 20, 22, 23, 24, 27. 33, 37, 38, 48, 49 en 50. Probleem No. 344, van J. J. SITTON. Zwnrt - 5 15 at lh,. p". 25 g n li fee 85 I a H e -i' li 45 Zwart «duiven op 4, 7, 8, 9, 11, 13, 14, 17, 18, 80, 22, 23, 22 «n 30. .Wit schijven op: 26. 31. 33. 37, 38. 39, 40, 41, 4S. *3. 44, 45, 47 48.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 18