BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
ADmNBTCATIE ÖROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BÜITENSPAARNE 6.
29s Jaargang.
Z A.TERDAG 27 APRIL 1912
No 8850
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
fl.£0 PfcB 3 1AANÜEN
if 10 CENT PE8 WEEK.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN
ADVERTENT1ËN DOELTREFFEND.
OUZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT
Het Kijke Natuurleven
PANTOFÊELPLAN T E NSERIN
GEN EN MIERENLEEUWEN.
Do winter Is verjaagd. Er is geen
tegenstelling moer tussclien liet ka-
lei:clervoorjaar on de werkelijk© len
te Iedere zonnestraal krengt inten-
6ai' leven in he-el d,o natuur, de
jaarsgloèd doortintelt alles, er komt
blijheid in al bet lovende. Zwaarlijvi
ge tuinhomrnels bonzon, dronken van
ion te weelde, togen de verscii ontloken
blcomen, ilo mooiste voorjuarsvlinder-
tjes, do zaclitkleurigo blauwtjes, flad
deren door de lentelucht, vinken en
merels, roodborstjes en fitisjes, ze
zingen hun blijdsto zangen.
Ook in flora's kunstateliers, op de
bloemisterijen is het werk verdubbeld
en bot resultaat van heel waf, moeite
en zorg zullen we op de a. s. Luilak"
kunnen bewonderen.
Voor ieder is er dan wat. De stui-
cevspotjes lokken de miniatuur kwee
kers aan, de duurdere trekken de
aandacht, dor financieel sterkeren.
Men hoeft er planten voor de gesple
ten. vervelooze vensterbank der ach-
teraf-st.naton, men heeft er de weelde-
palmen voor de serres en kassen der
rijken. Voor allen gelukkig vindt
nu rt er biologische bijzonderheden.
Iedere plant heeft haar eigenaardi
ge bekoring voor lien, die behalve
kleur en vorm, ook het. merkwaardi
ge in de levensfuncties bewonderen.
Wat de bestuiving betreft, zijn voor
al <le Calceolaria's of pantoffelplan-
ten interessant. Go kent. ze toch, die
eigenaardige leeuwenbek jes met
Wnasvormig© bloemen Bat is nu
eens een plant om uren naar te kij
ken
Nog geen honderd jaar geleden wer
den de calceolaria's uit Zuid-Amerika
ingevoerd Be vlo variëteiten, die er
nu bestaan, bewijzen wel, dat dezo
planton, vooral in den eersten tijd erg
in trok waren en vooral hadden ze dit.
te danken aa.n het vre«mde model der
hiopmen. pep vorm. d'e io hoofdzaak
bi] alle soorten en variëteiten is blij
ven bestaan.
Voor mij is do pantoffel- of mntsjes-
plunt zocals ik reeds zei, merkwaar
dig om haar mooie bestuivingsinricli-
ting.
De natuur heeft haar stief- en troe
tel kinderen, en de Calceolaria's b&-
hooren bij deze laatste groep. Mooie,
levendige kleuren en zoete honig lok
ken do insecten al van verre aan en
de bloemen zijn zoo ingericht., dat de
dieren' oen flinli© zitplaats hebben.
Een groene, vierslippig© kelk geeft,
wat stevigheid aan do zware bloem
kroon. Dezo is tweelippig. De boven
ste daarvan is heel klein, maar de on
derste liikt er te grooter door. Zo is
diep uitgehold en vormt alleen oigen-
li;k het he-elc pantoffeltje. In 't. roid-
tter eindigt deze lip in oen zakvormig
verlengsel, dat in het mutsje hangt en
veel honig afscheidt.
Ms no de bloem pas is ontwikkeld.
deze bewoonster van Chili haar Ame-
rikaansch vernuft heeft meegebracht,
maar bij onze ïnlamlsche planten ko
men merkwaardige bcstuivingsinrich-
tingen ook in groot aantal voor.
We hoeven werkelijk niet altijd stil
te staan bij dc Salicplant, liet sterco-
liepc voorbeeld der leerboeken,
j Daar hebben we b.v, de sering. Over
J een paai- weken zal ze de paarse of
I witte bloemen openen, en hoewel we.
niet op vruchtvorming zijn gesteld,
i doet de plant dan toch al haar host,
oin deze tot stand te brengen.
I Zo probeert het op twee manieren.
I Bij het opengaan der welriekende
kruisjes is alleen de stempel weer ge
schikt voor het bevruchtingswerk.
De meeldraden zijn wel heel gamv
daarna rïin. maar ze zijn nog van den
stempel afgewend en kunnen daarop
hun inhoud dus niet ontlasten.
Na enkele dagen schrompelen ze
een weinig in elkaar, de afgegeven
korrels vallen nu in het bloembuisje
en wed'vom is het een hellend vlalc,
dut den kostbaren inhoud der helin-
kiiuppen omlaag voert.
Heeft tlus de stempel in het eerste
studium haar doel niet bereikt, dan
kan nu nog beslui ving plaats hebben
en dat deze inrichtingen op die ma
nier doelmatig in elkaar grijpen, be
wijzen dc ontelbare vruchtjes, die
zich na den bloei aan de niet geplun
derde seringen vormen.
11. PEUSENS.
P. S. Het vorige jaar schreef ik
een artikel over dc mierenleeuwen. Ik
heb nu op de Veluwo verschillende
I vindplaatsen ontdekt en wil, legen
vergoeding der transportkosten, den
kweekgragen lezers wel een exem
plaar zenden.
H. PEUSENS.
Stam
d<> f
r-iïwe
hom
stempel, die boven de onderlip
stent, is reeds kleverig cn dus ge
schikt om stuifmeel op te nemen.
mar,r de meeldraden leveren nog
niets. Er moet dus hulp van buiten
komen.
Mót haar mooiste kleuren lokt do
bloem de bijen aan en spoedig heeft
zc haar doel bereikt. Even trillen do
zilverige wiekjes nog, maar vlug grij
pend© pootjes om de bloemlippen.
Met, dat het insect zich op de
blonn neerzet, zakt zijn zitplaats ais
een lift omlaag, en terwijl de buiten
kant wordt ingedrukt, wordt het ho-
ningbalcje opgeheven. Kan het mooi
er? De bloem reikt zelf haar gevulden
nectar beker aan het zoekende bijtje
en weldra likt het den honing op.
Maar ook dc bloem heeft haar doel
bereikt. Juist, toen de lip met het in
sect omlaag ging. raakte de harige
rug van het dier tegen den stempel
en gif enkele korreltjes stuifmeel uit
een vorige bloem af.
Een dag of twee na deze ingewik
kelde historie ontstaat er in dc helm-
knopper. der meeldraden plotseling
een opening eh als de wind nu do
plant.-n wat beweegt, wordt het stuif
meel op de nu weer opgerichte onder
lip gestrooid. Nu kunnen ook de in
secten, die nog honing zoeken, in dezo
reeds bestoven bloem, oen hoeveelheid
stuifmeel meenemen. Zo stroken langs
do geopende doosjes en, vrijgevig en
gul als de bloemen meestal met liun
stuifmeel zijn, worden ook de honing-
vriendon volgestrooid. Andere bloe
men, die. nog in liet eerste stadium
verkceron, die dus alleen een kleveri-
gen stempel hebben, kunnen nu van
dit stuifmeel profilecren.
ITet merkwaardigste komt. echter
nog.
De meeldraden, die bij het opengaan
wat langer werden, strooiden liun
■meejkorreltjes op de onderlip.
Wanneer nu geen bij op bezoek is
geweest, redt de bloem zichzelf.
Ze gaat uit den horizontalen stand
in den schuinen over en nu vormt de
onderlip plotseling oen hellend vlak.
De pompei, die nog altijd in staat
is stuifmeel op te nemen bevindt zich
nu op den weg van dc afglijdende kor
rels en neel gemakkelijk blijven er
enkele hangen.
Zoo zorgt do bloem nog voor zich
Zelf. als de insecten niet te hulp
komen. Ilot Jijkl' wel of
Rubriek voor Vrouwen
NIEUW E STOFFEN. MODELLEN.
MODEKLEUREN. .ECHARPEN.
KANTEN KRAGEN EN MAN
CHETTEN.
Groot is de keuzo, die ons ditmaal
in nieuwe stoffen gebracht wordt eri
er is'heel wat zelfkennis toe noodig,
om uit die chaos van nouveauté's dat
gene te kiezen, wat ons het meest flat
teert.
Daar hebben wc in de eerste plaats
de tafzijdéii weefsels in prachtige chan
geant kleuren en effen zwart, dan de
voiles, zijden cachiemires en eindelijk
der allerliefste wollen mousselines en
geborduurd batist.
Wat de garneering betreft, die be
staat hoofdzakelijk uit kant, franjes
en aangeweven randen.
Zelfs brengt men zwarte voile-stol
met aangeweven«randen. Voor jong©,
slanke vrouwen zijn de changeant
zijden toiletten ten zeerste aan te be
velen, zoowel voor mantelcostuum als
voor gekleed; maar voor vrouwen op
rijperen leeftijd zijn de zwarte taf
zijde of de zwarte voile-stoffen meer
geschikt.
Ook. de gekleurde mousselines zijn
als T ware voor de jeugd gefabriceerd.
De pauiers, die ons do mode-konin
gen voorspelden, vinden nog weinig
ingang. Wel ziet men ze in elk voor
naam modemagazijn geëtaleerd, doch
dragen zag ik ze nog niet. Nu wil dat
nog niet zeggen, datde panier-mode
gevallen is we kunnen daarover pas
in de maanden Juni enJuli oordeel en;
ais het eigenlijke seizoen, in vollen
gang is cn de vreemdelingen onze
badplaatsen bevolken; want de Ne-
derlandsclie vrouw is op het gebied
van nouveauté's altijd zeer terughou
dend. Ze wil nu eenmaal niet dc eer
ste zijn.
Wat de modellen betreft is dus tot
op heden weinig verandering merk
baar. Men draagt alle soorten van
tunidues met breede zijden Mais of
franje gegarneerd.
De tuniques worden rond of puntig
gedragen al naar gelang van het fi
guur der draagster. De tailles kun
nen naar verkiezing kimono of met
ingezette mouwen worden ingericht,
doch do ceinture mag niet meer ont
breken; een feit, dat de corpulente
dame allesbehalve aangenaam zal
stemmen, aangezien 'de ceinture nu
eenmaal verkort.
Op de gekleed© toiletjes draagt men
kanten mautilles of écharpen. Men
zag zelden grooter verscheidenheid in
dit toiletartikel, dat op zoo doelma
tige wijze onze bonten écharpen komt
vervangen. Men brengt zo van soepele
zijde of satijn in alle mogelijk© nuan
cen. Vooral empiregroen en cerise-
rood met zwarte marquisette of mous
seline de soie oversluierd, zijn zeer
nieuw! Men garneert deze écharpen
rondom met ruches van dezelfde zijde
en aan de ondereinden met franjes.
Zoo ziet men ook wit en zwart pé-
kiné in zeer soepel satijn, welke met
zwarte kooixlfranje gegarneerd wordt.
De écharpen kunnen ook met model
geknipt worden, waardoor ze min
der van de schouders afglijdeo. De
allernieuwste zijn 30 cM. breed en 2
fi 3 Meter lang.
Verder brengt men écharpen van
Changeant tafzijde, als: Mauw en
groen, blauw en rubis, violet en
zwart, grijs en rose, enz. enz.
Behalve de geklcede toiletten zal
men in den a.s. zomer weer zeer veel
blouses zien dragen en het komt ons
voor, dat de blouse-mode voor den
zomer 1912 zeer sterk geïnspireerd is
door de groote warmte, die we ver
loden jaar beleefden, want op het
oogenblik is zeven achtste van de
blouses zonder halsboord ingericht en
velen, zelfs gelécolleieerd, terwijl
de mouwen daarentegen lang gedra
gen worden; sommige zelfs met han
gende kanten op de handen.
Die blouses met lange mouwen doen
nog een weinig denken' aan de kimono
modellen, daar de verbreede schou
derlijn ook hier wordt toegepast en
de mouw die nu iels wijder wordt
gedragen op den bovenarm wordt
ingezet. De lage halzen der blouses
worden op verschillende manieren
afgewerkt. Men brengt Pierrotkragen
van puntige kant of .vau geplisseerde
tule, smalle eu breede omliggende
kragen, waarbij kanten jabots of
eenzijdige revers gedragen worden,
enz. enz.
Als nieuwste kleuren voor zijden
blouses, brengt men: cerise-rood en
baiianengeel, dat vooral in liberty-
satijn zeer gezocht is. Nog brengt men
in Louisine, verschillende streepjes,
als; zwart en groen, zwart en rood,
zwart en staalblauw. Het banaüen-
geel is evenwel het allernieuwste en
voor brunetten zeer ilatteus.
Voor kinderjurken brengt men be
halve de allerliefste wollen mousseli
nes met aangeweven randen „genre
Pompadour", nog mooie, soepele zij
den weefsels in uiterst billijke prijzen.
Deze goedkoope zijdjes worden zoowel
voor gekleede jurkjes verwerkt, als
onder geborduurd batist of netel
doek gedragen. In het eerste
geval garneert men z© met smalle
valenciennekantjes.
Reeds vroeger heb ik opgemerkt, dat
de mode der kleintjes hand aan hand
gaat niet die der volwassenen, zoo
wordt ook voor hen de taille weer op
de normale plaats gedragen en gera
ken de empire-modcllen op den ach
tergrond.
MARIE VAN AMSTEL,
Plicht.
Ja, mijnheer, zeide kapitein
Venables in de rookknjuit van de „Ar-
cadiad", vijftig jaar op zee hebben
mij die les geleerd niet nog een paar
andere dingen. Ik ben een oud man
nu, maar liet kan voor de jongere le
den van het gezelschap wel eens goed
zijn, mijn opinie over deze quaestiete
hoorei). Welke opoffering er ook ge
vraagd wordt van een man, in den
heiligen naam van zijn plicht, hij
moet zich dia opoffering getroosten.
Plicht is alleshet, cverige beteerent
niets. Is uw leven er mee gemoeid,
vervul uw plicht en laat verder alles
aan de toekomst over.
Dat waren de woorden van een
man, wiens kordaatheid en moed een
wijd verspreiden roem hadden ver
kregen. Wanneer Venables' naam ge
noemd werd, wist dadelijk iemand er
eon geschiedenis van durven en hel
denwerk aan vast te knoopen, De
jonge mannen, die de eentonigheid
der reis over den Oceaan trachtten te
verkorten in rcokkajuit of salon, luis
terden naar zijn verhaal met een soort
van ontzag. Ze kenden den man, die
deze les vertelde.
Maar, kapitein, vroeg Welling
ton, een onverschrokken reiziger,
zoud.t ge bijvoorbeeld vergen van
iemand die u dierbaar was, zich aan
een oiiverinijdelijken dood bloot te
stellen, indien hij daarmede iets
goeds kon uitrichten 'l
Of ik en de stem van den ka
pitein klonk bijna minachtend. Ik
zou er even zoo weinig aan denken,
mijn besten vriend terug te houden,
wanneer de plicht hem riep, als het
in mijn hoofd krijgen, deze boot tegen
gen ijsberg te laten oploopen.
Ja, natuurlijk, klonk een teme
rige stem uit het gemakkelijkste hoek
je. dat is allemaal theorie, 't Is goed,
zoo iets te zeggen in een gezellig
kringetje van vrienden, maar heel
wat anders wanneer het op" de uit
voering aankomt.. Neen, mijnheer,
met allen mogelijken eerbied voor uw
onmiskenbare dapperheid, durf ik
zeggen, dat ge u wel tweemaal beden
ken zoudt voor ge zooiets zoudt doen.
Er klonk een koor van verontwaar
digde stemmen, welke protest aantee-
keuden tegen deze bewering, en Ve
nables wilde er iets op antwoorden,
toen de eerste stuurman naar binnen
keek en zei
Het spijt me wel, mijnheer, u te
moeten storen, maar de wind neemt
toe en zal weldra in een storm ver
anderen. Ik ga nu juist naar de brug.
Goed, mijnheer Proctor, ik zal bij
u komen, zoodra ik mijn stormpakje
heb aangedaan. Goeden nacht, hee-
reii, en slaapt wel.
Jlet zou me benieuwen wat hij
doen zou, zei dezelfde persoon vyi
daareven, toen de forsche gestalte
van den kapitein was verdwenen.
Zijn eigen zoon is aan boord als
tweede stuurman, moet ge welen, en
ik durf wedden, dat hij hem niet zal
uitzenden in een boot, om bijvoor
beeld een schip in nood bij te staan-
I-Iet is moeilijker, zoo iets,'dan da
meesten onzer wel denken.
Er werd nog een tijdje gepraat,
maar het stampen \an het schip
waarschuwde de passagiers, dat ze "t
best deden met hun eigen hutten op
te zoeken. Middelerwijl stapte kapi
tein Venables mot. zijn oliepak aan,
den zuidwestef op het hoofd, de bee-
nen in zware zeelaarzen, het dek over
'naar de brug.
II.
De boot kliefde haar weg door de
witgctopte baren. Zwarte duisternis
lag over den oceaan en flitsende blik
semschichten schoten door den gut
senden regen, die in dc bittere koiule
van den Noordschen nacht tot, ijs stol
de, .als bij neerkwam.
liet sloeg zeven slagen en Proctor
worstelde vooruit in den huilenden
wind.
Het wordt nog erger, schreeuw
de bij, met de hand aan zijn mond.
Ik heb op den barometer gekeken. Hij
daalt nog steeds. Wat is dat?....
Kapitein Venables wendde zich om,
terwijl hij een hand op zijn schouder
voelde.
Daar is het weer, riep de eerste
stuurman.
Een zwak schijnsel vertoonde zich
iii de zwarte lucht, het verlengde zich
tot een lichtenden draad, schoot hoog
op naar het uitspansel en spatte neer
vallende uiteen in glinsterende von
ken.
Een schip in nood, zeide Ve
nables, die een veri-ekijker voor de
oogen hield. Het heeft ons gezien
en seint om hulp.
We kunnen niets doen, zei de
stuurman mismoedig.
De kapitein schudde bet hoofd. Er
was geen denken aan met dit weer
en dien wind.
Het nieuws had zich onder de pas
sagiers verspreid, waarvan ecnigen
half gekleed aan dek kwamen.
Proheer de Morse-nachtsignalen,
ricn Venables.
De kleine electrische seinlamp werd
in working gesteld. Weer kliefde een
lichtstraal "de lucht, nog eens en nog
eens.
Daar komt een antwoord, riep
een andere stem en Venables voelde
zich het hart nijpen. Het was zijn
eigen zoon en hi j kon een angstig ge
voel niet van zich afzetten,
Lees het, zei de kapitein.
Zinkende. We kunnen bel geen
twee uur meer houden. Hulp!
Twee uur, snakte'Venables.
Ik wilde biidraaien tot morgenoch
tend. maar dat kan nu niet haten
Ge zult toch niet nalaten, eene
poging te doen tot redding, zei een
heldere stem aan zijn oor. Dat zou
onmenschelijk wezen.
Het was de jonge Venables, di>
sprak, en wederom voelde de oude
kapitein dien neep in zijn haft.
Geen boot zou een minuut heel
blijven in die zee, zei hij.
Wilt ge het niet probeeren
vroeg dezelfde stem.
Het gesprek in de rookkajuit kwam
den ouden kapitein weer voor den
geest, Daar was nu de werkcliikbcid
van hetgeen hii in theorie zoo danper
verkondigd bad. De nersoon, die hem
liet, dierbaarst was op de hoele wereld,
zijn eenige zoon, wilde, dat er iets zou
gedaan worden. Elk oogenblik, dat
voorbij ging, scheen een jaar bij zijn
leven te voegen. Maar het gevoel van
plicht was sterk in hem. Er moesteen
poging worden aangewend. Hij had
zelf willen gaan, niemand williger,
doch zijn eerste verplichting was,
voor eigen schip te zorgen t-n de kost
bare lading van nienschenlevens.
Wilt ge het niet beproeAen
kwam weer die dringende stem aan
zijn oor,
Een zwakke straal van hoop ver
toonde zicli aan den armen vader. Als
hij eens vrijwilligers vroeg, zou mis
schien een ouder officier zich 't eerst
aanbieden.
Roept de mannen op en vraagt
vrijwilligers, riep hij, en een stem-
mc-ngejuich klonk hem van beneden
toe.
Die zeelieden waren d'r ook van het
eclite ras.
De bootsman, een reus, stond wel
dra naast den kapitein.
We zullen de mannen vinden,
kapitein, zeide hij. Maar wie is
de officier, die het hevel zal voeren?
Eene minuut lang sprak niemand.
Beiden, Proctor en Symons, de oudste
officieren, waren onversaagde man
nen, maar.... ze hadden vrouw en
kinderen thuis. Ze wisten, wat de on
derneming zou beteekenen onvermij-
deliikcn dood. Daarom zwegen ze. De
jonge Venables, die zicli st'l had ge
houden, om den oudsten het woord te
laten, trad nu naar voren.
Ik bied mij aan, zeide hij.
Het is mijn werk vannacht. Vindt ge
dat goed
In orde mijnheer, dan zullen er
mannen genoeg zijn. We weten, dat
ge een boot kunt besturen, beter dan
wie ook, zei de bootsman.
En naar do ladder gaande, riep hij
in ded uistemis:
De tweede stuurman gaat mee,
jongens. Wie biedt zich aan?
Ik, ikl Een dozijn stemmen ant
woordden tegelijk. Die lieden hadden
Ilarry Venables al vroeger leeren ken-
j nen.
I Neemt de reddingsboot aan bak-
I' boord, zei de eerste stuurman. Do
matrozen snolden er heen.
Ik kan u niet laten gaan, jon-
gen, zei de schipper met zenuwacliti-
1 gen greep zijne mouw pakkende. Har-
j ry had zijn zeelaarzen en hovènklee-
ren uitgedaan.
De scherpe wind doorsneed zijn li-
chaam als een mes, doch hij lette er
niet op,
Vaderl...
Met was maar één woord, maar de
vader beet. zich op de lip bij dien
verwijtenden toon.
Hét is te veel, jongen. Een krank
zinnige slechts zou een boot uitzen
den met zulk weer. God vergeve me,
mijn jongen, maar ge zult. niet gaan.
De bootsman en eerste officier wa
ren teruggekomen. De boot was ge
reed om neergelaten te worden.
Ik moet gaan, zei de jongeman.
Toen werd de kapitein weer de oude. i
Vaarwel dan, sprak hij met schor-1
r© stem. Ge zult aan uwe moeder zeg-
gen, dat ik niet lang na u zijn zaï.
Vaarwel en pas vooral op voor het
wrakhout aan lij.
Hunne handen lagen een seconde
in elkander en toen wendde de kapi
tein zich om, stiJ sprakeloos.
pitein pakte hem in de armen, zoodra
hij hem zag. Hij hield hem voor zijn
zoon.
Goddank, dat ge terug zijt, mijn
jongen, riep hij uit.
Doch geen antwoord kwam van den
man dien hij omvat hield. Hij deins
de terug. Zijn gelaat werd bleelc, als
of de hand des doods hem had aange
raakt.
Waar isrnijn zoon? vroeg hij.
Wij hebben dc bemanning van
schip gered, mijnheer, uw zoon deed
het. Maar... naar...
En toen kon de brave zeebonk niet
verder Ilij snikte als een kind.
Mijn zoon, mijn zoon. Waar is
mijn zoon? kermde de oude man.
Hij is heengegaan naar God, was
liet antwoord, in afgebroken woor
den gegeven. Een hooge golf had ons
bijna doeii omkantelen maar we won
nen liet. Toon we echter het érgste
doorstaan hadden, was mijnbeer I-Iar-
ry er niet meer. We probeerden hem
te vinden, doch het was hopeloos.
Pas op daar, houd den kapitein
vost, riep de eerste stuurman.
Maar het grijze hoofd was gevallen
Kapitein Venables lag in onmacht.
III.
'n Kortstondige stille was het gevolg
op een buitengewoon hevige vlaag.
Er was olie op dc golven gegoten, met
kwistige hand, en daarin werd de boot
neergelaten. Met vaste hand sturende,
moedigde de jonge officier zijn man
nen aan, die worstelénde, telkens te
ruggeslagen, toch langzaam vooruit
kwamen. Niemand kan meer vertel
len, hoe ze eigenlijk het wrak bereik- j
ten; hoe de touwen hun werden toe-
geworpen en hoe, één voor één de
kleine bemanning aan hun boord
werd overgebracht. En toen begon de
vrecselijke worsteling opnieuw.
Ze waren reeds halverwege en de
schitterende lichten van hun schip
beschenen reeds hun koers, toen een 1
geweldige vloedgolf op de boot aan
kwam.
Roeit op, mannen, roeit op, riep
de jonge Venables.
Achteruit geworpen, met een klette
rende massa water over hen heen.
vochten de mannen als helden cn do
sloep, slingerend en steigerend, ge
raakte weer in evenwicht en schoot
vooruit. De bootsman veegde het
schuim van zijne oogen en keek naar
de achterbank.
God helpe ons allen, riep hij uit.
De stuurman is weg.
I-Iet was maar al te waar. Do roer-
spaak slingerde heen en weer, toen 'n
man ze greep juist toen een andere
golf het werk van de vorige zou gaan
i voltooien.
Ilij is met het hoofd tegen de
verschansing aan geslagen, zei er een
met een huivering. Niets kan hem nu
lredden.
Zo wisten, dat hij de waarheid
sprak. In die zee kon do sterkste
zwemmer niets aanvangen.
Harry Venables had de bemanning
van een schip gered met opoffering
van zijn eigen leven.
Wie zal het aan zijn vader zeg
gen? prevelde do bootsman.
IV.
Op de Areadiad" wachtte men met
angstige spanning.
Kapitein Venables, het witte haar
golvend in den wind, het verweerde
gezicht vertrekkend in smartelijken
plooi, wendde zich telkens en telkens
tot den eersten stuurman.
Ziet ge iets van hen, Proctor?
En altijd klonk het antwoord:
Neen, mijnheer.
Wc zullen nog tien minuten blij-
j ven, zei de kapitein met gesmoorde
stem. Dan kan 't niet langer.
i De tien minuten waren voorbij, de
hoop was vervlogen. In zulk eene zee
was er aan behouden terugkomst der
sloep niet te denken. Reeds was kapi
tein Venables op het punt het sein ie
geven tot „met volle kracht voor
waarts", toen een langgerekte kreet,
op den wind aankwam en herhaald
werd door twintig kelen aan boord
van het stoomschip,
Daar is de sloep!
Tiet was de boot, slingerend in een
maalstroom van schuim, terwijl de
zwakke riemslagen ze niet meer sche
nen te kunnen regeeren. Maar op 't
geluid der juichende stemmen, voort-
gedragen op den loeiende» storm,
kwam er nieuwe kracht in die stoere
lichamen en de mannen bogen met
frisschen moed over hun riemen. Zo
bereikten den stoamer. Vaardige han
den waren gereed, om allen aan
boord te helpen.
Maar de bootsman, de anderen ver
mijdende. trad toe op dc brug. De ka-
De slag was verschrikkelijk. De pas
sagiers luisterden met zwijgende be
langstelling naar het verhaal van die
nachtel'ike worsteling en staarden
medelijdend naar 't verouderd gelaat,
aan hei; hoofd der ontbijttafel.
Ilot heeft zijn hart gebroken, fluis
terden zij. Zij volgden met de oogen
de gebogen gestalte, welke lusteloos
over het dek wandelde dien morgen.
Want de storm was tot bedaren ge
komen en een heldere hemel welfde
zich over het uitgebreide zeevlak. Ka
pitein Venables was in den afgeloopen
nacht tien jaar verouderd.
Een dame, in Engeland tot de hoog
ste standen behoorende, nam zijn arm
zooals' dat eene dochter zou gedaan
hebben en sprak:
Uw zoon is naar den hemel ge
gaan met een glimlach op de lippen.
Hij heeft zijn plicht gedaan. Geen
monsch doet het ooit beter.
Hij richtte zich op bij die woorden.
Toen ontbloote hij het hoofd en blikte
over de zee.
Ja, mijn jongen heeft zijn plicht
gedaan, en dat moet voldoende zijn,
zeide hij. En iets als een glimlach
verscheen op zijn gelaat. Hij klom op
de brug en de eerste stuurman meen
de, dat de smart hem krankzinnig
had gemaakt. Want zijne lippen bewo
gen zicli prevelend en een zonderling
licht flikkerde in zijn oog. Doch Proc
tor vergiste zich. De oude man dacht
aan zijne theorie, welke hij waar had
gemaakt.
Maar ik zal niet lang na den
jongen hier blijven, zei hij: ik zal
spoedig bij hem zijn en dan zal hij we
ten, dat zijn vader trotsch op hem is.
Die Duitscho boot wint ziender-
oog op ons. zei Proctor, terwijl hij
zijn kijker aan den kapitein overreik
te. Het is de Wilhelm, een snelvaar-
der.
Ja, ja, ze zal ons weldra inhalen,
Proctor.
De stuurman veegde zich iets uit de
ougen, dat niet van het zoute zee
schuim kwam. De aandoenlijke onder
worpenheid van zijn kapitein trol
hem in liet hart. Hij leunde over de
leuning cn zag weer door zijn kijker
naar het schip. Opeens zag hij een
hoop ballen opschieten naar den mast
top van den Duitscher en daar uitbre
ken in een veelkleurige verzameling
van vlaggen.
De Duitscher praait ons, mijn
heer.
Ja, lees wat hij zegt. Proctor.
Hij seint: „Uw tweede stuurman
gisteren opgepikt. Was aan 't hoofd
gewond door een stuk wrak, maar
hield zich vast aan een mast. Zal
herstellen. Bewustziin teruggekeerd.
Te Dóver zullen we hem aan land
zetten.'
Oh, God zij gedankt, God zij ge
dankt, riep kapitein Venables snik
kende, toen de volle waarheid hem
duidelijk werd.
„Centr."'
Uit rijden.
Er is iemand, van de familie
dood, Dirk, zei juffrouw Blikkcrs tot.
tiaar man. met ©en ontdane uitdruk
king op haar gelaat.
De brief, die de tijding bevatte,
beefde in haar hand en zo haalde ©en
paar keer diep adem, alsof ze tranen
wilde- putten uit oen diepe bron maar
daar de bron blijkbaar droog was,
bleven juffrouw Blikkers' oogcu ook
droog.
Blikkers wachtte geduldig af wat
er verder komen zou.
Oom Robbens is overleden, zei
juffrouw Blikkers, terwijl zij stond te
kh ppertanden, een van de beste
mcnschen, die er op d© wereld be
stonden.
Lieve... Marie... dat spijt me,
antwoordde Dirk.
Dat spijt me, herhaalde dc juf
frouw gobelgd dat spijt me Maar
m'ü goeie beste oom heeft me ©en
wagen en een ponny nagelaten, dat
zal je niet spijten, wel
Zijn door dit laatst© bericht opge
wekte meerdere belanestellina tracli-