t«
verlangens van haar man met zooveel
kracht tegen te gaan, dat de beoefe
ning van het schoone voor den onge-
lukkigen man zich bepalen moest lot
eenige eenvoudige aankoopen, waar
door hij zijn hartstocht voor artistie
ke voorwerpen maar op zeer beschei
den wijze kon botvieren.
Wanneer René naar zijn zin had
kunnen leven, dan zou hij zich met
Chineesch en Japansch porselein en
met voorwerpen in byzantijnschen
stijl en dingen uit den Merovingi-
schen tijd omringd hebben. Maar zijn
vrouw weigerde op even vriendelijke
als energieke wijze, van haar huis
een rominelmuseum te maken.
Zij verdeelde haar maande]ijksche
inkomsten heel precies: huur, levens
onderhoud, kleeding, verwarming,
.wasch en zoo verder.
René was vaak vertwijfeld over de
kleinburgerlijke opvattingen van zijn
vrouw, maar hij duldde ze. Wanneer
do maandelijksché verplichtingen wa
ren nagekomen en er nog een deel
van het geld voor andere dingen was
ter zijde gelegd, wat hij voor een gees
telijke afdwaling hield, dan bleven
voor den schoonheidbehoevenden
echtgenoot nog ongeveer f 25 over
voor zijn inkoopen. Hij moest zich
'dus met voorwerpen van bescheiden
prijs tevreden stellen, maar zijn
hartstocht bleef; uren dwaalde hij in
'de magazijnen van kunstkoopers en
verzadigde zich daar aan den aanblik
van vele dingen, die zijn kunstenaars-
oor; verrukten. Dolgraag wilde hij ze
konpen. maar zijn hart bloedde er bij.
Op 'n dag vond hij bi: Salomon een
klein vaasie uit Chineesch porselein,
dat nrachtig beschilderd was en wel
in staat was, het hart van den groot-
sten philister in verrukking te bren
gen. Het ding was lift de zevende
eeuw en door Tchiluino beschilderd.
Wat kost dat ding? vroeg Miquet
op onverschilligen toon.
Driehonderd gulden, antwoordde
Salomon.
De schilder zuchtte zwaar en ver
liet met een bloedend hart den win
kel, En toch was het ding heel goed
koop, bijna cadeau. Ilij nam zich
voor er niet meer aan te denken, rnaar
de gedachte aan de vans verliet hein
den geheelen dag niet.
Zelfs 's nachts droomde hij van Chi
neesche vazen. En in zijn droom zag
hij, hoe Carnegie den ouden Salomon
dc handen vol goud stopte, zich van
3e vaas meester maakte en die met
een verheugd gezicht meenam.
Ja, dat was een nare droom. Alle
kennissen van hem. die ook verza
melden, wezen hem met de vingers
aan en maakten zich vrooTijk o\er
liem, dat hij een dergelijke gelegen
heid voorbij had laten gaan. Hij zag
zelfs den dooden Tchilumo, die hem
met zijn leelijk, geel gezicht aan
grijnsde Zijn ergernis werd zóó groot
dat hij letterlijk begon te huilen: zijn
vrouw werd er wakker van, gaf hem
wat Hoffman's druppels en ten slotte
sliep hij in.
Maar den volgenden morgen hield
hij het niet uit. Hij moest de Chiiiee-
sche vaas bezitten, koste wat het wil
de. Hij zocht al zijn spnnrduiten hij
ïlkoar het waren f 50, verkocht
aan een kunsthandelaar een aardig
beeldje. dot voor den salon bestemd
wis en vijfmaal meer waard was dan
hij er nu voor maakte, voor f 100, en
leerde van zijn vrienden de rest van
het noodiae geld. met de belofte van
spoedig teruggeven.
Met zijn driehonderd gulden begaf
hij zich naar Salomon en het gelukte
hem. hel zoozeer begeerde voorwerp
voor dien priis machtig fe worden.
Trillend van vreugde nam hij 't ding
in ontvangst-en bracht het heel voor
zichtig naar'huis. Zijn vrouw scheen
weinig behagen te scheppen in het
kunstwerk van Tchilumo en René be
proefde vergeefs haar enthousiasme
te wekken.
Iloveel heb je daarvoor betaald?
vroeg de verstandige vrouw met ge
fronst voorhoofd. De schilder sta
melde wat en zocht naar woorden.
Nu was het moeilijke oogenblik geko
men. De werkelijke som kon hij onmo
gelijk noemen. Dat zou een uitbar
sting ten gevolge hebben gehad en
echtelijke scènes vreesde hij het meest
van alles op deze wereld.
Vijf-en-twintig gulden, zeide hij.
zoo onbevangen als hem mogelijk
Vijf-en-twintig gnldcn voor zoon
klungel. Het is ongelooflijk. Je ruï
neert ons nog met je dolle inkoopen.
Haar man antwoordde niet. Hij be
greep, dat het geen kwaad kon haar
een beetje gelijk te geven.
Je hebt gelijk, ik ben het geheel
met je eens, het is wat duur. Wan
neer je wilt, kan ik die vaas inruilen
tegen een Indische dolk. Wat denk je
ervan?
't Kan mij niet schelen; de dom
heid is nu eenmaal gebeurd.
Verrukt er zoo goed afgekomen te
zijn, ging hij de vaas rustig bekijken,
liet liefst zou hij haar aan zijn hart
hebben gedrukt. Het wa3 werkelijk;
»eu kunstwerk en al zijn vrienden;
zouden heni er om benijden. Hij plaat
ste haar op een kleine étagère; dan
kou hij haar zien zoo vaak hij wilde.
Uren lang stond liij voor het ding
en bewonderde het. De mooie kleuren
van het schilderwerk verrukten hem.
Met teedere oogen bekeek hij de vaas,
en wanneer hij alleen was, streelde
hij ze met zachte hand. Maar het
meest blij was hij nog, dat hij zijn
vrouw zoo handig voor den gek had
gehouden.
Prachtig, mijn vrouw heeft niets
gemerkt, liet geheim van den vrede
bewaren is dus zwijgen en maar wat
vertellen.
En werkelijk mevrouw Miquet sprak
niet meer over den koop. Zij scheen
het bestaan van de Chineesche vaas
vergeten te hebben René Was over
gelukkig. Blijkbaar had hij het voor
werp zeer goedkoop gekrecen. want
'do oude Salomon had hem aangebo
den de vaas voor een vrij wat honger
bedrag terug te koopen. Hij had dat
natuurlijk geweigerd. Hij 'zou nooit
v.iu die kleine vaas scheiden, dat
stond muurvast, daar het ding een
groote waarde had. liet was werke
lijk een gelegeriheidskoopje geweest.
Thuis gekomen, ging hij vergenoegd
fluitend naar zijn kamer om nog een
maal die vaas te bekijken. Maar de
étagère was leeg.
Wat beteekent dat? vroeg hij
zijn vrouw, die rustig aan een hand
werkje bezig was. Waar heb je mijn
Chineesche vaas gelaten?
Die vaas heb ik verkocht.
Wat verkocht... je bent gek'.
Noen, niet heelemaal. Denk eens,
het was een prachtige gelegenheid.
Ik heb een kunsthandelaar gevanden,
die mij f 50 daarvoor gegeven heeft.
Daar hebben we nu een zaakje mee
gemaakt, f 25 hebben wc schoon ver
diend. Nietwaar je hebt toch
werkelijk een verstandige kleine
vrouw.
René was lijkbleek geworden. Hij
beet zich de lippen ten bloede... maar
hij moest zwijgen, om zijn vrouw niet
te laten merken, dat hij haar bedro
gen had.
Uit de geschiedenis der
courant.
Onlangs besloot de olgemee-
ne vergadering van de vereeni-
giag „De Utrechtsahe Pers" voor
drachtavonden te organiseeren, waar
zoo mogelijk door leden journalistie
ke onderwerpen zouden worden be
handeld. De eerste dier avonden weid
iu de vorige maand gehouden. De heer
R. J. C. Raven, redacteur der Utrecht-
sche Courant, vertelde toen 't een en
ander over „De geschiedenis der cou
rant lot het bloeitijdperk der interna
tionale journalistiek". Hij had ge
poogd, zoo zeide hij, daarover „eenige
wetenswaardigheden bijeen te zame
len, en zoodoende „een beknopt his
torisch overzicht" te geven van het
geen zijn onderwerp aanduidde, dat
wij hieronder laten volgen.
„Zoeken naar den tijd sedert wan
neer de krant bestaat, wil evenveel
zeggen als zoeken naur het tijdstip
waarop de meuschen gingen beseffen,
dat niet ieder op zich zelf en voor zich
2elf leeft, maar men doordrongen
werd van een gemeenschapsgevoel,
van het besef, dat men in één maat
schappij te zamen leeft. De krant is
een macht geworden, maar nog meer
is zij een gewoonte. Een moderne na
tie heeft behoefte aan haar kranten,
evenals het Romeinsclie volk aan zijn
schouwspelen. En zoo is de krant
thans een deel van 's menschen be
slaan, is er zóó innig mee vereenigd,
dat men bij een oppervlakkige gedach
te zou meenen dut het altijd zoo ge
weest is. Maar de krant, zoo als wij
dio tegenwoordig kennen, is nog van
befrekkelijk jeugdigen leeftijd.
In het begin der 17e eeuw ontdek
ken wij de eerste sporen van een pe
riodieke pers, maar zij voldoet aan
een zoo zeer gevoelde behoefte, dat
men met een vrij groote zekerheid ver
onderstellen mag, dat de volkeren die
in oude tijden de beschaving over
de wereld hebben verspreid, zoo al
geen kranten, dan toch ten minste iets
hadden, wat tot op zekere hoogte de
krant verving. Een feit toch is, dat
do menschen door alle tijdeu heen en
op alle plaatsen, belangstelling zul
len hebben gekoesterd voor de wetten
en voorschriften van hen, die de re-
geeu-ing in handen hadden. Ongeluk
kigerwijs ontbreken op dit punt bij
na alle gegevens.
Van de oude Aziatische heerschers
weten wij niets, evenmin is ons in dit
opzicht iets bekend vau de Grieken,
maar bij de Romeinen vinden wij een
periodieke publicatie die voor zoover
het toen ter tijde mogelijk was, eenige
gelijkenis vertoont met onze krant. Uit
de vroegste Roineinsche tijden is ons
bekend, dat de opperste der priesters
van den godendienst, ten einde de
herinnering er aan te bewaren, de
gebeurtenissen van ieder jaar op de
toenmaals gebruikte w as-tabletten
grifte en deze iu zijn huis uitstalde,
opdat het volk ze kon raadplegen. Ge
durende verscheidene eeuwen had
men geon andere geschiedenis dan de
ze annalen. Maar toen langzamerhand
de heerschappij der Romeinen over
een groot gedeelte der toen bekende
wereld werd uitgebreid, liet de be
hoefte aan een meer verspreide be
kendmaking niet na zich te doen ge
voelen. Men zag toen verschijnen, on
der den naam „Acta diurna" da-
gelijksche daden, gebeurtenissen
een soort, publiek blad, dat met onze
kranten iets moor gemeen had dan de
annalen. Deze laatste toch droegen
steeds een min of meer godsdienstig
karakter en vermeldden m het alge
meen slechts de meest gedenkwaardi
ge feiten uit de geschiedenis, terwijl
de „Acta" plaats verleenden aan meer
wereldsche zaken, een meer kortston
dig beeld vertoonden en zoodoende
méér op onzè kranten geleken. Na
den dood van Julius- Caesar, in het
vijf en veertigste jaar vóór Christus
geboorte en dus onder het tweede
driemanschap, had de bekendmaking
der „Acta" dagelijks plaats. Deze pu-
blikalic geschiedde echter nog steeds
op vrij beperkte wijze, want de rijke
patriciërs hadden slaven, die zich spe
ciaal bezig hielden met het copieeren
van deze bulletins ten dienste van
hunne meesters, en er waren nog geen
iudustrieelen die zich hadden mees
ter gemaakt van de verspreiding de
zer berichten, om er een „zaakje" van
te maken. Tacitus zegt ons, dat deze
tijdingen ook gezonden werden naai
de provincies en zelfs naar de legers.
Zonder twijfel stonden deze publi-
katies nog verre van hetgeen men te
genwoordig in de moderne wereld on
der een „krant'1 verstaat, "maar zij
waren toch geboren uit dezelfde be
hoeften. Het verschijnen der „Acta
diurna" lijkt te zijn doorgegaan, na
verschillende wisselvalligheden, tot
aan de laatste keizers. Toen het kei
zerrijk viel, hielden de „Acta" op te
verschijnen: de krant is een tee ken
en eon behoefte van hel gemeenschap
pelijk leven, en de barbaren, na de
overwinning, met de overwonnenen
verspreid over hunne bezittingen, be
waarden onderling geen enkelen band
van beschaving. En vervolgens go-
raakte het openbare leven bij de be
schaafde volkeren voor langen tijd in
slaap.
Het spoor van de krant ontsnapt ons
gedurende 't tijdperk dermiddeleeuwcn
en wij moeten afdalen tot aan de eer
ste jaren van de 47e eeuw, omstreeks
150 jaar na het uitvinden der boek
drukkunst, om iets te vinden dat op
dien naam met eenig recht aanspraak
mag maken.
Men kan echter niet betwijfelen dat
men vóór dien tijd in verscheidene
landen een soort geschreven kranten
gehad heeft. Venetië en Frankfort zijn
in het bezit van eenige," onderling ver
schillende exemplaren, maar van ge
lijke onbelangrijkheid. Onder de Ve-
netiaansche republiek deed de senaat
korte berichten samenstellen van het
geen in d"e stad en den staat was ge
schied, welke men zond aan de regee-
ringsvertegenwoorcligers, om hen vóór
te lichten in hunne handelingen, de
internationale zaken betreffende.
Deze berichten werden geheeten
„Foglietti" of „Fogli d'awisi.' Wel
werden deze mededeelingen eenige n
tijd lar.g overgeschreven ten dienste
van enkele persoonlijkheden, maar ze
werden nimmer tegen betaling aan 't
volk geleverd. Later verschenen ook
nog de „Relazioni" die de veldslagen,
rampen en groote voorvallen op han
delsgebied vermeldden, maar ook de-
zo kwamen niet op geregelde tijden
uit. De „Avvisl" van Venetië hebben
veel gemeen met de „Acta" van Ro
me: beide ontleenden hun inhoud aan
de politiek. In de tweede helft der
zestiende eeuw verscheen op ongeregel
de tijden in Duitschland cle „Conver
sations Lexikon" van Brockkaus. Nu
behandelde deze „Lexikon" wel bijna
uitsluitend handelszaken, maar ik
meende ze niet geheel onvermeld te
moeten laten.
Hoe minder de verkeersmiddelen
voldeden aan de behoeften, met des to
meer verlangen zag men uit naar
nieuwsberichten en dat yooral in de
middeleeuwen, toen burgeroorlogen
on godsdiensttwisten woedden. Zoo
ontstond geleidelijk hot baantje van
nieuwsberichtenschrijver. Eerst was
het een liefhebberij van zonderlingen
en leegloopers er iemand op na te
houden, een soort berichtjes-jager, d e
hen geregeld op de hoogte hield van
do nieuwtjes. Maar weldra werd het
hebben van een „nouvelliste" meer on
meer mode. Doch do weelde een nou
velliste te houden kon niet iedereen
zich veroorloven, zoodat deze luidjes
or langzamerhand toe kwamen geza
menlijk eon soort krantje uit te ge
ven. Aanvankelijk' kwamen ze op
meerdere plaatsen in Parijs bijeen,
waar ze dan elkaar hunne berichten,
wéér of verzonnen, mededeelden om
zo dan met luider stemme door de
3tad te verspreiden.
't Was zooals men ziet wel een
gebrekkige manier, maar eon inlich
tingsdienst heeft toch nooit geheel
ontbroken.
Geruimen tijd na de uitvinding der
drukkunst werd het algemeen gebrui
kelijk afzonderlijke vellen te bedruk
ken en tegen lagen prijs te verkoopen.
Meestal hadden deze bladen dan geen
anderen titel dan de beknopte aandui
ding van den inhoud, als: „Dit zijn
do vredesvoorwaarden..." enz.; titels
die er voor gemaakt schenen te zijn
om door de straten te worden ge
galmd, zooals tegenwoordig geschiedt
met „Dit zijn de nieuwe telegram
men!" e. d. In Frankrijk onderscheid
de men dan de „Gazette", de „Jour
nal" en de „MercureOuder do Mcr-
enre verstond men wat men thans zou
noemen een revue, de „Journal" werd
oni de maand gedrukt en de „Gazette"
gaf men op bepaalde dagen in de
week uit. Eerst in latere tijden heeft
men ruimere opvattingen aangeno
men wat het „Journaal' betreft.
Men begon er mee, meerdere nieuws
tijdingen op één vel te drukken; aan
gespoord door de toenemende belang
stelling van het publiek begon er een
ondernemer met een vasten titel bo
ven aan een vel te plaatsen en de bla
den een geregelde volgorde te geven,
daarbij de periodieke terugkeer en...
de krant was geschapen.
Wij zullen niet op den voet volgen
de schrijvers van verschillende natio
naliteit, die elk beweren, dat hun land
de eer toekomt de eerste krant te
hebben uitgegeven, maar gaan zien
wat Eugène Ilatin, op dit gebied
geen onbekende, verder weet mede te
deelen. Deze schrijver dan, deelt mede
dat voor zoover zijn nasporingen hern
toelieten te ontdekken, de eerste go-
drukte krant te Antwerpen verscheen.
In het jaar 1G05, verkreeg een druk
ker in genoemde stad, Abraham Ver
hoeven, van Albertus en Isabella het
privilege om te drukken en in hout
of metaal te graveeren, en te verkoo
pen in alle landen onder hun rechts
gebied alle nieuwe tijdingen betreffen
de de overwinningen, de belegerin
gen en de innemingen van steden,
welke door hem zouden worden be
haald of verricht. Men was niet be
kend met dit aan Verhoeven toege
kende voorrecht en men geraakte er
pas meo op de hoogte toen het in 1620
werd bevestigd. Er is alle reden om
te gelooven, dat deze „Nieuwe Tydin-
ghen" aanvankelijk verschenen met
ongelijke tusschenruimten en de loop
der gebeurtenissen werd gevolgd.
In 1621 werd er een volgnummer op
geplaatst en de nummers volgden el
kaar toen wat vlugger op. Alzoo had
men in de jaren 1622 en 1623 179 en
UI nummers, hetgeen dus ongeveer
drie per week uitmaakt. Er verscheen
er steeds minstens één, zelfs wanneer
er alxsoluut geen nieuws te melden
viel. Dan was alles den uitgever wel
kom om zijn kolommen maar te kun
nen vullen. Nu was het eens een ge
deelte van een vers, dan weer een
ballade of een schimpschrift, dat als
„stopper" moest dienen.
In 1629 wewl het blaadje van Ver
hoeven een weekblaadje, onder den
titel „Wekelijke Tydinghe". Een num
mer bestond gewoonlijk uit S pagina's
in octavo, waarvan de eerste pagina
werd ingenomen door een grooten kop
en een vignet doorgaans lietrekking
hebbende op het belangrijkste der be
handelde onderwerpen; de achtste pa
gina werd meestal ook ingenomen
door een vignet. Later w erd dit blad
omgedoopt in „Antwerpsche Gazet" en
bleef onder dien naam bestaan, tot het
in 1827 opdoekte. Het was al werd
het blad geïllustreerd slechts een
zeer eenvoudig begin, maar het was
een courant.
Met de verbetering en den groei van
het couranteuwezeu ontlook de export-
journulistiek, die zooals Hatin ge
tuigt, anderhalve eeuw de nieuwsgie
righeid van Europa heeft bevredigd.
Het hloei-tijdperk van deze journalis
tiek, dat samenging met de glorie van
het uitgeversgilde, is gelegen in de 17e
en 18e eeuw. In Amsterdam bijvoor
beeld heeft men voortdurend minstens
één Fransche export-courant gehad
van het jaar 16*3 tot aan de revolutie
in 1789. Maar het leidend en wereld
omvattend persbedrijf uit die dagen,
vindt geen onverdeelde bewondering,
waut tal van klachten werden geuit
aan het adres vau de eerste journa
listen, die er naar het schijnt niet erg
kieskeurig op waren, wat zij in hun
kranten plaatsten, 't Was een ware
sensatie-pers, belust op schandaaltjes
van openbaar en particulier onbelang.
We hadden hier in Holland eon uit-,
gevers- en boekverkoopersstand, die
er op uit was winst te behalen waar
die maar te behalen viel. Met den
hooggeroemden practischen blik van
Hollandsche zakenmenschen hadden
de uitgevers spoedig ontdekt, dat de
jonge courant een prachtig exportar
tikel was; wij waren de zeevaarders
van de wereld, haar commissionairs,
dus waarom zouden wij haar
journalisten niet kunnen zijn? Maar
dan moesten de kranten geschreven
worden in een taal, welke meer alge
meen dan de onze werd verstaan en
zoo waren het Coimelis Janszoon
Zwols, Bernart Smient, rue des Ré
guliers, Janszoou Zwols derrière
la maison de ville en Claude Jor
dan, Bergstraat, die in Amsterdam
Fransche couranten gingen uitgeven.
In Rotterdam was het een zekere juf
frouw de Saint Glain die als koeran-
tier optrad. We kenden hier zelf een
mondvol Fransch en de duizenden
uitgeweken Hugenoten wilden hier
gaarne het baantje van journalist
aanvatten om in hun onderhoud: tc
voorzien. In Amsterdam, Utrecht,
Rotterdam, Haarlem, Leeuwarden en
Leiden werden de Hollandsch-Fran-
sche nieuwsbladen uitgegeven.
„Les gazettes de Ilollande, zoo leest
men in de memories van abbé Bian-
chi (1765), worden gelezen iu Constan-
linopel, Smyrna, Cairo en de Levant,
en dat er in die dagen met de inter
nationale journalistiek nog wel wat te
verdienen viel, kan bereids worden
aangenomen want in Parijs b.v. werd
voor een goede IIollandsch-Fransche
courant ongeveer 120 livres betaald.
Later, toen concurrentie en de mono
poliseering van den invoer hun in
vloed hadden doen gelden, liep deze
prijs terug tot 36 livres. Toch nog
aardig geld! Wat betreft de klachten
die er geuit werden over de toenmali
ge gazettiers, daarvan heeft Campbell
op verzoek van Eugène Hatin inder
tijd een zeer lezenswaardige bloemle
zing bijeengescharreld in de rijksar
chieven te 's-Gravenhage. Verreweg
de meeste klachten zijn afkomstig van
de Fransche gezanten, die zich speci
aal schenen toe te leggen op het vin
den van onbeleekenende kleinigheden
in de dagbladen. Doch ook anderen
lieten zich niet geheel en al onbetuigd;
zoo vindt men protesten en aanklach
ten door den raadpensionaris, den ver
tegenwoordiger van de republiek
Graubunderland, den aartsbisschop
van Munster, den secretaris van de
Hollandsche ambassade te Moskou,
den Oostenrijkschen gezant graaf Kü-
nigsegg, den Russischen gezant prins
Ivonzakne, den resident van Saksen,
en zoo kan men wel geruimen tijd
doorgaan, wat de achting betreft, die
men den journalist toedroeg. Voltaire
liet zich in een schrijven aan Thu-
riot van uit Holland, zeer minachtend
uit over zijn landgenooten, die hier
hun journnlistenvak uitoefenden. En
het Fransch van die export-kranten
moet ook al een taaltje geweest zijn,
waar nogal wat op aan te merken
viel. Immers Racine en Voltaire, on
getwijfeld deskundigen op dit gebied,
uitten er herhaaldelijk kiachten over.
Maar toch, zij waren gewild en laat
ik een veel gobruikte maar dikwerf te
onpas aangewende uitdrukking bezi
gen zij voldeden aan een werkelij
ke behoefte.
In Frankrijk was. het in die tijden
voor den journalist allerminst een
prettig bestaan. In al zijn gestreng
heid heerschte daar 't „secret d'Etat".
Lodewijk XIV, „le roi soleil", houdt
niet van het journalisme, dat bohé
mien en weinig eerbiedig tegen do
hoogheid van deze wereld is, gelijk dr.
Feenstra dat «enigen lijd geleden in
een schetsje, dat ik ook raadpleegde,
schreef. Do nouvellisten kwamen bij
bosjes in de Bastille terecht. Zoo ver
rezen er dan langs onze grenzen fa
brieken van politieke en literaire
bladen, die voor hunne producten, in
Frankrijk en ver daavoinheen, een
ruim afzetgebied vonden.
En wat is er nu overgebleven van
onze internationale journalistiek? Niet
veel! We hebben oon aantal kranten,
goede, degelijk geredigeerde nieuws
bladen, maar do wereldreputatie die
wij eens genoten, is verdwenen. Onze
©sportbladen hebben plaats moeten
maken voor de Times, de Herald, de
Journal en de Matin. Sic transit...!
(Mod. Journalistenkring).
VINGERHOEDEN.
De moderne vingerhoc-d dateert avn
1684, toen d© goudsmid Nicolaas Ben-
schoten van Amsterdam er eene als
verjaringscadeau zond aan een vrien
din met de volgende opdracht: „Aan
Mejuffrouw van Rencloar schenk ik
dit voorwerp, dat ik heb uitgevonden
on gemaakt ter bescherming van hare
uaarstige vingers". De uitvinding
bleek zulk een succes dat ieder die
hem zag er ook een wild© hefoben en
de goudsmid had werk genoeg met hot
aanmaken er van. Een Engelsclunan,
John Lotting geheeten, nam er een
moe naar huis en maakte zo bij lion-
deivlen na.
In het begin waren vingerhoeden
nogal duur en alleen menschen in
goeden doen konden ze zich aanschaf
fen, doch later toen ze machinaal van
verschillende metalen vervaardigd
werden, werden ze zeer goedkoop. Ze
waren van veel gemak voor de gebrui
kers en men nas den uitvinder dan
ook zeer dankbaar. De Hollandsche
vingerhoed werd in Engeland de
„thumb bell" genoemd naar zijn blok
vorm. Hij werd aanvankelijk op den
duim gedragen om het prikken met
de naald te pareeren en niet, als te
genwoordig, den naald door de stof
te duwen.
Over de geheele wereld is de vinger
hoed een symbool van vlijt. Geeft men
er een aan een jong meisje dan is <5!t
een wenk dut ze naaien zal leeren c-f
dat er een of ander aan hare klee-
gndrgie
ding gerepareerd moet worden.
Rijke Chineesche daines hebben vin-
Zwart
16
26
36
A
46
Wit
Zwart schijven op 1, 7, 8, 9, 10, 13,
Wit schijven op 19, 24, 27, 28, 32, 33,
t 6
16
28
36
I
mt
Oplossingen van deze problemen
worden gaarne ingewacht aan boven
genoemd adres, uiterlijk Dinsdag 21
Mei 1912.
Wit 48 - 43, 34 - 30, 45 341.
Zwart 20 - 24, 35 - 40, 24 35,
1 gerhoecfen van Paarlemoer en soms
in dan top ex van een edelsteen. Vin-'
gerhoeden met een agaat 'of onyse in
gouden monteering ziet men dikwijls,
ook wel met robijnen ingelegd.
De koningin van Siam heeft een
vingerhoed in den vorm van een lo-
tusknop met haar naam in fijne dia
mantjes om den rand.
(De Huishoudgids).
EIEREN EN VLEESCH VAN
STRUISVOGELS.
In Kaapland is sedert 1865 een uit
gebreide teelt van struisvogels ont
staan, aanvankelijk hoofdzakelijk om
de veeren. Daar dit een winstgevend
bedrijf bleek, vond het weldra elders
navolging, vooral in Zuid-Amerika
(Argentinië enz.) en Australië. Weldra
begon men zich ook af te vragen, of
er van de struisvogels nog niet wat
anders verhandelbaars was te krij
gen. Men begon met dc eieren. Het
struisvogelwijfje ligt zeer groote eie
ren, die gemiddeld 1 1/4 kilogram we
gen.
Deze eieren leveren, wanneer zij
goed toebereid zijn, voedzame, goed
smakende spijzen. Het wit der struis-
eieren is namelijk tot het geel of den
dooier buitengewoon sterk ontwik
keld en geschikt voor eierspijzen,
welke in geenen deele bij die van kip
peneieren achterstaan. Daarenboven
ïs de wijfjesstruis een goede legvogeL
Zij logt in den regel van 25 tot 3D,
doch menigmaal van 45 tot 50 eieren
per jaar. Er moeten er echter voort
durend tot uitbrocding worden afge
houden; toch heeft men berekend, dat
bij doelmatig voortgezette teelt van
elk wijfje nog een eierenmassa ware
te winnen, gelijkstaande met die van
600 kippeneieren! Ook kan de schaal
der eieren tot verschillende doelein
den verwerkt en gebruikt worden.
Wat 't vieesch der struisvogels be
treft, dit heeft een zeer aangenamen
smaak en is, volgens sommigen, veel
lekkerder dan dat van konijnen;
daarbij is het éven voedzaam en ver.
sterkend als rundvleesch.
OP DE LAGERE SCHOOL.
Leeraar. Nu jelui moeten alle
maal eens kijken hoe schoon kleine
Tom zijn handen altijd heeft. Jelui
moesten daaraan een voorbeeld ne
men en allemaal met schoone handen
in de school komen. Is dat nu zoo'n
groote moeite, Tommy?
Tommy. Ik weet het niet, ik help
moeder 's morgens na de ontbijttafel
de kopjes omwasschen!
5
15
25
35
45
15, 16, 17, 18, 25, 39 en 42.
35, 3G, 44 en 46.
6
15
25
35
45
Oplossing van probleem No. 355 van
den auteur: Wit 39 - 34, 36 - 31, 27 -
21, 48 - 42, 42 33, 45 11 prachtigl
Oplossing van probleem No. 356 van den auteur:
Wit 40 - 3i, 48 - 43, 43 - 39, 39 28, 28 - 23, 45 - 40 enz!
Zwart 35 - 40, 40 29, 29 - 33, 20 - 24, 24 - 30
DAMRUBRIEK.
IIAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve mén te richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat34. Telephoon^ 1543.
Probleem no. 359 van MéAUDRE.
Probleem no. 360 van DEMARIA,
1 2 3 4 5
4b 47 48 4» 60
Zwart schijven op 2, 4, 5, 6, 15, 20, 27, 28 en 38.
Wit schijven op 11, 13, 30, 35, 36, 40, 44 en 49.