t« verlangens van haar man met zooveel kracht tegen te gaan, dat de beoefe ning van het schoone voor den onge- lukkigen man zich bepalen moest lot eenige eenvoudige aankoopen, waar door hij zijn hartstocht voor artistie ke voorwerpen maar op zeer beschei den wijze kon botvieren. Wanneer René naar zijn zin had kunnen leven, dan zou hij zich met Chineesch en Japansch porselein en met voorwerpen in byzantijnschen stijl en dingen uit den Merovingi- schen tijd omringd hebben. Maar zijn vrouw weigerde op even vriendelijke als energieke wijze, van haar huis een rominelmuseum te maken. Zij verdeelde haar maande]ijksche inkomsten heel precies: huur, levens onderhoud, kleeding, verwarming, .wasch en zoo verder. René was vaak vertwijfeld over de kleinburgerlijke opvattingen van zijn vrouw, maar hij duldde ze. Wanneer do maandelijksché verplichtingen wa ren nagekomen en er nog een deel van het geld voor andere dingen was ter zijde gelegd, wat hij voor een gees telijke afdwaling hield, dan bleven voor den schoonheidbehoevenden echtgenoot nog ongeveer f 25 over voor zijn inkoopen. Hij moest zich 'dus met voorwerpen van bescheiden prijs tevreden stellen, maar zijn hartstocht bleef; uren dwaalde hij in 'de magazijnen van kunstkoopers en verzadigde zich daar aan den aanblik van vele dingen, die zijn kunstenaars- oor; verrukten. Dolgraag wilde hij ze konpen. maar zijn hart bloedde er bij. Op 'n dag vond hij bi: Salomon een klein vaasie uit Chineesch porselein, dat nrachtig beschilderd was en wel in staat was, het hart van den groot- sten philister in verrukking te bren gen. Het ding was lift de zevende eeuw en door Tchiluino beschilderd. Wat kost dat ding? vroeg Miquet op onverschilligen toon. Driehonderd gulden, antwoordde Salomon. De schilder zuchtte zwaar en ver liet met een bloedend hart den win kel, En toch was het ding heel goed koop, bijna cadeau. Ilij nam zich voor er niet meer aan te denken, rnaar de gedachte aan de vans verliet hein den geheelen dag niet. Zelfs 's nachts droomde hij van Chi neesche vazen. En in zijn droom zag hij, hoe Carnegie den ouden Salomon dc handen vol goud stopte, zich van 3e vaas meester maakte en die met een verheugd gezicht meenam. Ja, dat was een nare droom. Alle kennissen van hem. die ook verza melden, wezen hem met de vingers aan en maakten zich vrooTijk o\er liem, dat hij een dergelijke gelegen heid voorbij had laten gaan. Hij zag zelfs den dooden Tchilumo, die hem met zijn leelijk, geel gezicht aan grijnsde Zijn ergernis werd zóó groot dat hij letterlijk begon te huilen: zijn vrouw werd er wakker van, gaf hem wat Hoffman's druppels en ten slotte sliep hij in. Maar den volgenden morgen hield hij het niet uit. Hij moest de Chiiiee- sche vaas bezitten, koste wat het wil de. Hij zocht al zijn spnnrduiten hij ïlkoar het waren f 50, verkocht aan een kunsthandelaar een aardig beeldje. dot voor den salon bestemd wis en vijfmaal meer waard was dan hij er nu voor maakte, voor f 100, en leerde van zijn vrienden de rest van het noodiae geld. met de belofte van spoedig teruggeven. Met zijn driehonderd gulden begaf hij zich naar Salomon en het gelukte hem. hel zoozeer begeerde voorwerp voor dien priis machtig fe worden. Trillend van vreugde nam hij 't ding in ontvangst-en bracht het heel voor zichtig naar'huis. Zijn vrouw scheen weinig behagen te scheppen in het kunstwerk van Tchilumo en René be proefde vergeefs haar enthousiasme te wekken. Iloveel heb je daarvoor betaald? vroeg de verstandige vrouw met ge fronst voorhoofd. De schilder sta melde wat en zocht naar woorden. Nu was het moeilijke oogenblik geko men. De werkelijke som kon hij onmo gelijk noemen. Dat zou een uitbar sting ten gevolge hebben gehad en echtelijke scènes vreesde hij het meest van alles op deze wereld. Vijf-en-twintig gulden, zeide hij. zoo onbevangen als hem mogelijk Vijf-en-twintig gnldcn voor zoon klungel. Het is ongelooflijk. Je ruï neert ons nog met je dolle inkoopen. Haar man antwoordde niet. Hij be greep, dat het geen kwaad kon haar een beetje gelijk te geven. Je hebt gelijk, ik ben het geheel met je eens, het is wat duur. Wan neer je wilt, kan ik die vaas inruilen tegen een Indische dolk. Wat denk je ervan? 't Kan mij niet schelen; de dom heid is nu eenmaal gebeurd. Verrukt er zoo goed afgekomen te zijn, ging hij de vaas rustig bekijken, liet liefst zou hij haar aan zijn hart hebben gedrukt. Het wa3 werkelijk; »eu kunstwerk en al zijn vrienden; zouden heni er om benijden. Hij plaat ste haar op een kleine étagère; dan kou hij haar zien zoo vaak hij wilde. Uren lang stond liij voor het ding en bewonderde het. De mooie kleuren van het schilderwerk verrukten hem. Met teedere oogen bekeek hij de vaas, en wanneer hij alleen was, streelde hij ze met zachte hand. Maar het meest blij was hij nog, dat hij zijn vrouw zoo handig voor den gek had gehouden. Prachtig, mijn vrouw heeft niets gemerkt, liet geheim van den vrede bewaren is dus zwijgen en maar wat vertellen. En werkelijk mevrouw Miquet sprak niet meer over den koop. Zij scheen het bestaan van de Chineesche vaas vergeten te hebben René Was over gelukkig. Blijkbaar had hij het voor werp zeer goedkoop gekrecen. want 'do oude Salomon had hem aangebo den de vaas voor een vrij wat honger bedrag terug te koopen. Hij had dat natuurlijk geweigerd. Hij 'zou nooit v.iu die kleine vaas scheiden, dat stond muurvast, daar het ding een groote waarde had. liet was werke lijk een gelegeriheidskoopje geweest. Thuis gekomen, ging hij vergenoegd fluitend naar zijn kamer om nog een maal die vaas te bekijken. Maar de étagère was leeg. Wat beteekent dat? vroeg hij zijn vrouw, die rustig aan een hand werkje bezig was. Waar heb je mijn Chineesche vaas gelaten? Die vaas heb ik verkocht. Wat verkocht... je bent gek'. Noen, niet heelemaal. Denk eens, het was een prachtige gelegenheid. Ik heb een kunsthandelaar gevanden, die mij f 50 daarvoor gegeven heeft. Daar hebben we nu een zaakje mee gemaakt, f 25 hebben wc schoon ver diend. Nietwaar je hebt toch werkelijk een verstandige kleine vrouw. René was lijkbleek geworden. Hij beet zich de lippen ten bloede... maar hij moest zwijgen, om zijn vrouw niet te laten merken, dat hij haar bedro gen had. Uit de geschiedenis der courant. Onlangs besloot de olgemee- ne vergadering van de vereeni- giag „De Utrechtsahe Pers" voor drachtavonden te organiseeren, waar zoo mogelijk door leden journalistie ke onderwerpen zouden worden be handeld. De eerste dier avonden weid iu de vorige maand gehouden. De heer R. J. C. Raven, redacteur der Utrecht- sche Courant, vertelde toen 't een en ander over „De geschiedenis der cou rant lot het bloeitijdperk der interna tionale journalistiek". Hij had ge poogd, zoo zeide hij, daarover „eenige wetenswaardigheden bijeen te zame len, en zoodoende „een beknopt his torisch overzicht" te geven van het geen zijn onderwerp aanduidde, dat wij hieronder laten volgen. „Zoeken naar den tijd sedert wan neer de krant bestaat, wil evenveel zeggen als zoeken naur het tijdstip waarop de meuschen gingen beseffen, dat niet ieder op zich zelf en voor zich 2elf leeft, maar men doordrongen werd van een gemeenschapsgevoel, van het besef, dat men in één maat schappij te zamen leeft. De krant is een macht geworden, maar nog meer is zij een gewoonte. Een moderne na tie heeft behoefte aan haar kranten, evenals het Romeinsclie volk aan zijn schouwspelen. En zoo is de krant thans een deel van 's menschen be slaan, is er zóó innig mee vereenigd, dat men bij een oppervlakkige gedach te zou meenen dut het altijd zoo ge weest is. Maar de krant, zoo als wij dio tegenwoordig kennen, is nog van befrekkelijk jeugdigen leeftijd. In het begin der 17e eeuw ontdek ken wij de eerste sporen van een pe riodieke pers, maar zij voldoet aan een zoo zeer gevoelde behoefte, dat men met een vrij groote zekerheid ver onderstellen mag, dat de volkeren die in oude tijden de beschaving over de wereld hebben verspreid, zoo al geen kranten, dan toch ten minste iets hadden, wat tot op zekere hoogte de krant verving. Een feit toch is, dat do menschen door alle tijdeu heen en op alle plaatsen, belangstelling zul len hebben gekoesterd voor de wetten en voorschriften van hen, die de re- geeu-ing in handen hadden. Ongeluk kigerwijs ontbreken op dit punt bij na alle gegevens. Van de oude Aziatische heerschers weten wij niets, evenmin is ons in dit opzicht iets bekend vau de Grieken, maar bij de Romeinen vinden wij een periodieke publicatie die voor zoover het toen ter tijde mogelijk was, eenige gelijkenis vertoont met onze krant. Uit de vroegste Roineinsche tijden is ons bekend, dat de opperste der priesters van den godendienst, ten einde de herinnering er aan te bewaren, de gebeurtenissen van ieder jaar op de toenmaals gebruikte w as-tabletten grifte en deze iu zijn huis uitstalde, opdat het volk ze kon raadplegen. Ge durende verscheidene eeuwen had men geon andere geschiedenis dan de ze annalen. Maar toen langzamerhand de heerschappij der Romeinen over een groot gedeelte der toen bekende wereld werd uitgebreid, liet de be hoefte aan een meer verspreide be kendmaking niet na zich te doen ge voelen. Men zag toen verschijnen, on der den naam „Acta diurna" da- gelijksche daden, gebeurtenissen een soort, publiek blad, dat met onze kranten iets moor gemeen had dan de annalen. Deze laatste toch droegen steeds een min of meer godsdienstig karakter en vermeldden m het alge meen slechts de meest gedenkwaardi ge feiten uit de geschiedenis, terwijl de „Acta" plaats verleenden aan meer wereldsche zaken, een meer kortston dig beeld vertoonden en zoodoende méér op onzè kranten geleken. Na den dood van Julius- Caesar, in het vijf en veertigste jaar vóór Christus geboorte en dus onder het tweede driemanschap, had de bekendmaking der „Acta" dagelijks plaats. Deze pu- blikalic geschiedde echter nog steeds op vrij beperkte wijze, want de rijke patriciërs hadden slaven, die zich spe ciaal bezig hielden met het copieeren van deze bulletins ten dienste van hunne meesters, en er waren nog geen iudustrieelen die zich hadden mees ter gemaakt van de verspreiding de zer berichten, om er een „zaakje" van te maken. Tacitus zegt ons, dat deze tijdingen ook gezonden werden naai de provincies en zelfs naar de legers. Zonder twijfel stonden deze publi- katies nog verre van hetgeen men te genwoordig in de moderne wereld on der een „krant'1 verstaat, "maar zij waren toch geboren uit dezelfde be hoeften. Het verschijnen der „Acta diurna" lijkt te zijn doorgegaan, na verschillende wisselvalligheden, tot aan de laatste keizers. Toen het kei zerrijk viel, hielden de „Acta" op te verschijnen: de krant is een tee ken en eon behoefte van hel gemeenschap pelijk leven, en de barbaren, na de overwinning, met de overwonnenen verspreid over hunne bezittingen, be waarden onderling geen enkelen band van beschaving. En vervolgens go- raakte het openbare leven bij de be schaafde volkeren voor langen tijd in slaap. Het spoor van de krant ontsnapt ons gedurende 't tijdperk dermiddeleeuwcn en wij moeten afdalen tot aan de eer ste jaren van de 47e eeuw, omstreeks 150 jaar na het uitvinden der boek drukkunst, om iets te vinden dat op dien naam met eenig recht aanspraak mag maken. Men kan echter niet betwijfelen dat men vóór dien tijd in verscheidene landen een soort geschreven kranten gehad heeft. Venetië en Frankfort zijn in het bezit van eenige," onderling ver schillende exemplaren, maar van ge lijke onbelangrijkheid. Onder de Ve- netiaansche republiek deed de senaat korte berichten samenstellen van het geen in d"e stad en den staat was ge schied, welke men zond aan de regee- ringsvertegenwoorcligers, om hen vóór te lichten in hunne handelingen, de internationale zaken betreffende. Deze berichten werden geheeten „Foglietti" of „Fogli d'awisi.' Wel werden deze mededeelingen eenige n tijd lar.g overgeschreven ten dienste van enkele persoonlijkheden, maar ze werden nimmer tegen betaling aan 't volk geleverd. Later verschenen ook nog de „Relazioni" die de veldslagen, rampen en groote voorvallen op han delsgebied vermeldden, maar ook de- zo kwamen niet op geregelde tijden uit. De „Avvisl" van Venetië hebben veel gemeen met de „Acta" van Ro me: beide ontleenden hun inhoud aan de politiek. In de tweede helft der zestiende eeuw verscheen op ongeregel de tijden in Duitschland cle „Conver sations Lexikon" van Brockkaus. Nu behandelde deze „Lexikon" wel bijna uitsluitend handelszaken, maar ik meende ze niet geheel onvermeld te moeten laten. Hoe minder de verkeersmiddelen voldeden aan de behoeften, met des to meer verlangen zag men uit naar nieuwsberichten en dat yooral in de middeleeuwen, toen burgeroorlogen on godsdiensttwisten woedden. Zoo ontstond geleidelijk hot baantje van nieuwsberichtenschrijver. Eerst was het een liefhebberij van zonderlingen en leegloopers er iemand op na te houden, een soort berichtjes-jager, d e hen geregeld op de hoogte hield van do nieuwtjes. Maar weldra werd het hebben van een „nouvelliste" meer on meer mode. Doch do weelde een nou velliste te houden kon niet iedereen zich veroorloven, zoodat deze luidjes or langzamerhand toe kwamen geza menlijk eon soort krantje uit te ge ven. Aanvankelijk' kwamen ze op meerdere plaatsen in Parijs bijeen, waar ze dan elkaar hunne berichten, wéér of verzonnen, mededeelden om zo dan met luider stemme door de 3tad te verspreiden. 't Was zooals men ziet wel een gebrekkige manier, maar eon inlich tingsdienst heeft toch nooit geheel ontbroken. Geruimen tijd na de uitvinding der drukkunst werd het algemeen gebrui kelijk afzonderlijke vellen te bedruk ken en tegen lagen prijs te verkoopen. Meestal hadden deze bladen dan geen anderen titel dan de beknopte aandui ding van den inhoud, als: „Dit zijn do vredesvoorwaarden..." enz.; titels die er voor gemaakt schenen te zijn om door de straten te worden ge galmd, zooals tegenwoordig geschiedt met „Dit zijn de nieuwe telegram men!" e. d. In Frankrijk onderscheid de men dan de „Gazette", de „Jour nal" en de „MercureOuder do Mcr- enre verstond men wat men thans zou noemen een revue, de „Journal" werd oni de maand gedrukt en de „Gazette" gaf men op bepaalde dagen in de week uit. Eerst in latere tijden heeft men ruimere opvattingen aangeno men wat het „Journaal' betreft. Men begon er mee, meerdere nieuws tijdingen op één vel te drukken; aan gespoord door de toenemende belang stelling van het publiek begon er een ondernemer met een vasten titel bo ven aan een vel te plaatsen en de bla den een geregelde volgorde te geven, daarbij de periodieke terugkeer en... de krant was geschapen. Wij zullen niet op den voet volgen de schrijvers van verschillende natio naliteit, die elk beweren, dat hun land de eer toekomt de eerste krant te hebben uitgegeven, maar gaan zien wat Eugène Ilatin, op dit gebied geen onbekende, verder weet mede te deelen. Deze schrijver dan, deelt mede dat voor zoover zijn nasporingen hern toelieten te ontdekken, de eerste go- drukte krant te Antwerpen verscheen. In het jaar 1G05, verkreeg een druk ker in genoemde stad, Abraham Ver hoeven, van Albertus en Isabella het privilege om te drukken en in hout of metaal te graveeren, en te verkoo pen in alle landen onder hun rechts gebied alle nieuwe tijdingen betreffen de de overwinningen, de belegerin gen en de innemingen van steden, welke door hem zouden worden be haald of verricht. Men was niet be kend met dit aan Verhoeven toege kende voorrecht en men geraakte er pas meo op de hoogte toen het in 1620 werd bevestigd. Er is alle reden om te gelooven, dat deze „Nieuwe Tydin- ghen" aanvankelijk verschenen met ongelijke tusschenruimten en de loop der gebeurtenissen werd gevolgd. In 1621 werd er een volgnummer op geplaatst en de nummers volgden el kaar toen wat vlugger op. Alzoo had men in de jaren 1622 en 1623 179 en UI nummers, hetgeen dus ongeveer drie per week uitmaakt. Er verscheen er steeds minstens één, zelfs wanneer er alxsoluut geen nieuws te melden viel. Dan was alles den uitgever wel kom om zijn kolommen maar te kun nen vullen. Nu was het eens een ge deelte van een vers, dan weer een ballade of een schimpschrift, dat als „stopper" moest dienen. In 1629 wewl het blaadje van Ver hoeven een weekblaadje, onder den titel „Wekelijke Tydinghe". Een num mer bestond gewoonlijk uit S pagina's in octavo, waarvan de eerste pagina werd ingenomen door een grooten kop en een vignet doorgaans lietrekking hebbende op het belangrijkste der be handelde onderwerpen; de achtste pa gina werd meestal ook ingenomen door een vignet. Later w erd dit blad omgedoopt in „Antwerpsche Gazet" en bleef onder dien naam bestaan, tot het in 1827 opdoekte. Het was al werd het blad geïllustreerd slechts een zeer eenvoudig begin, maar het was een courant. Met de verbetering en den groei van het couranteuwezeu ontlook de export- journulistiek, die zooals Hatin ge tuigt, anderhalve eeuw de nieuwsgie righeid van Europa heeft bevredigd. Het hloei-tijdperk van deze journalis tiek, dat samenging met de glorie van het uitgeversgilde, is gelegen in de 17e en 18e eeuw. In Amsterdam bijvoor beeld heeft men voortdurend minstens één Fransche export-courant gehad van het jaar 16*3 tot aan de revolutie in 1789. Maar het leidend en wereld omvattend persbedrijf uit die dagen, vindt geen onverdeelde bewondering, waut tal van klachten werden geuit aan het adres vau de eerste journa listen, die er naar het schijnt niet erg kieskeurig op waren, wat zij in hun kranten plaatsten, 't Was een ware sensatie-pers, belust op schandaaltjes van openbaar en particulier onbelang. We hadden hier in Holland eon uit-, gevers- en boekverkoopersstand, die er op uit was winst te behalen waar die maar te behalen viel. Met den hooggeroemden practischen blik van Hollandsche zakenmenschen hadden de uitgevers spoedig ontdekt, dat de jonge courant een prachtig exportar tikel was; wij waren de zeevaarders van de wereld, haar commissionairs, dus waarom zouden wij haar journalisten niet kunnen zijn? Maar dan moesten de kranten geschreven worden in een taal, welke meer alge meen dan de onze werd verstaan en zoo waren het Coimelis Janszoon Zwols, Bernart Smient, rue des Ré guliers, Janszoou Zwols derrière la maison de ville en Claude Jor dan, Bergstraat, die in Amsterdam Fransche couranten gingen uitgeven. In Rotterdam was het een zekere juf frouw de Saint Glain die als koeran- tier optrad. We kenden hier zelf een mondvol Fransch en de duizenden uitgeweken Hugenoten wilden hier gaarne het baantje van journalist aanvatten om in hun onderhoud: tc voorzien. In Amsterdam, Utrecht, Rotterdam, Haarlem, Leeuwarden en Leiden werden de Hollandsch-Fran- sche nieuwsbladen uitgegeven. „Les gazettes de Ilollande, zoo leest men in de memories van abbé Bian- chi (1765), worden gelezen iu Constan- linopel, Smyrna, Cairo en de Levant, en dat er in die dagen met de inter nationale journalistiek nog wel wat te verdienen viel, kan bereids worden aangenomen want in Parijs b.v. werd voor een goede IIollandsch-Fransche courant ongeveer 120 livres betaald. Later, toen concurrentie en de mono poliseering van den invoer hun in vloed hadden doen gelden, liep deze prijs terug tot 36 livres. Toch nog aardig geld! Wat betreft de klachten die er geuit werden over de toenmali ge gazettiers, daarvan heeft Campbell op verzoek van Eugène Hatin inder tijd een zeer lezenswaardige bloemle zing bijeengescharreld in de rijksar chieven te 's-Gravenhage. Verreweg de meeste klachten zijn afkomstig van de Fransche gezanten, die zich speci aal schenen toe te leggen op het vin den van onbeleekenende kleinigheden in de dagbladen. Doch ook anderen lieten zich niet geheel en al onbetuigd; zoo vindt men protesten en aanklach ten door den raadpensionaris, den ver tegenwoordiger van de republiek Graubunderland, den aartsbisschop van Munster, den secretaris van de Hollandsche ambassade te Moskou, den Oostenrijkschen gezant graaf Kü- nigsegg, den Russischen gezant prins Ivonzakne, den resident van Saksen, en zoo kan men wel geruimen tijd doorgaan, wat de achting betreft, die men den journalist toedroeg. Voltaire liet zich in een schrijven aan Thu- riot van uit Holland, zeer minachtend uit over zijn landgenooten, die hier hun journnlistenvak uitoefenden. En het Fransch van die export-kranten moet ook al een taaltje geweest zijn, waar nogal wat op aan te merken viel. Immers Racine en Voltaire, on getwijfeld deskundigen op dit gebied, uitten er herhaaldelijk kiachten over. Maar toch, zij waren gewild en laat ik een veel gobruikte maar dikwerf te onpas aangewende uitdrukking bezi gen zij voldeden aan een werkelij ke behoefte. In Frankrijk was. het in die tijden voor den journalist allerminst een prettig bestaan. In al zijn gestreng heid heerschte daar 't „secret d'Etat". Lodewijk XIV, „le roi soleil", houdt niet van het journalisme, dat bohé mien en weinig eerbiedig tegen do hoogheid van deze wereld is, gelijk dr. Feenstra dat «enigen lijd geleden in een schetsje, dat ik ook raadpleegde, schreef. Do nouvellisten kwamen bij bosjes in de Bastille terecht. Zoo ver rezen er dan langs onze grenzen fa brieken van politieke en literaire bladen, die voor hunne producten, in Frankrijk en ver daavoinheen, een ruim afzetgebied vonden. En wat is er nu overgebleven van onze internationale journalistiek? Niet veel! We hebben oon aantal kranten, goede, degelijk geredigeerde nieuws bladen, maar do wereldreputatie die wij eens genoten, is verdwenen. Onze ©sportbladen hebben plaats moeten maken voor de Times, de Herald, de Journal en de Matin. Sic transit...! (Mod. Journalistenkring). VINGERHOEDEN. De moderne vingerhoc-d dateert avn 1684, toen d© goudsmid Nicolaas Ben- schoten van Amsterdam er eene als verjaringscadeau zond aan een vrien din met de volgende opdracht: „Aan Mejuffrouw van Rencloar schenk ik dit voorwerp, dat ik heb uitgevonden on gemaakt ter bescherming van hare uaarstige vingers". De uitvinding bleek zulk een succes dat ieder die hem zag er ook een wild© hefoben en de goudsmid had werk genoeg met hot aanmaken er van. Een Engelsclunan, John Lotting geheeten, nam er een moe naar huis en maakte zo bij lion- deivlen na. In het begin waren vingerhoeden nogal duur en alleen menschen in goeden doen konden ze zich aanschaf fen, doch later toen ze machinaal van verschillende metalen vervaardigd werden, werden ze zeer goedkoop. Ze waren van veel gemak voor de gebrui kers en men nas den uitvinder dan ook zeer dankbaar. De Hollandsche vingerhoed werd in Engeland de „thumb bell" genoemd naar zijn blok vorm. Hij werd aanvankelijk op den duim gedragen om het prikken met de naald te pareeren en niet, als te genwoordig, den naald door de stof te duwen. Over de geheele wereld is de vinger hoed een symbool van vlijt. Geeft men er een aan een jong meisje dan is <5!t een wenk dut ze naaien zal leeren c-f dat er een of ander aan hare klee- gndrgie ding gerepareerd moet worden. Rijke Chineesche daines hebben vin- Zwart 16 26 36 A 46 Wit Zwart schijven op 1, 7, 8, 9, 10, 13, Wit schijven op 19, 24, 27, 28, 32, 33, t 6 16 28 36 I mt Oplossingen van deze problemen worden gaarne ingewacht aan boven genoemd adres, uiterlijk Dinsdag 21 Mei 1912. Wit 48 - 43, 34 - 30, 45 341. Zwart 20 - 24, 35 - 40, 24 35, 1 gerhoecfen van Paarlemoer en soms in dan top ex van een edelsteen. Vin-' gerhoeden met een agaat 'of onyse in gouden monteering ziet men dikwijls, ook wel met robijnen ingelegd. De koningin van Siam heeft een vingerhoed in den vorm van een lo- tusknop met haar naam in fijne dia mantjes om den rand. (De Huishoudgids). EIEREN EN VLEESCH VAN STRUISVOGELS. In Kaapland is sedert 1865 een uit gebreide teelt van struisvogels ont staan, aanvankelijk hoofdzakelijk om de veeren. Daar dit een winstgevend bedrijf bleek, vond het weldra elders navolging, vooral in Zuid-Amerika (Argentinië enz.) en Australië. Weldra begon men zich ook af te vragen, of er van de struisvogels nog niet wat anders verhandelbaars was te krij gen. Men begon met dc eieren. Het struisvogelwijfje ligt zeer groote eie ren, die gemiddeld 1 1/4 kilogram we gen. Deze eieren leveren, wanneer zij goed toebereid zijn, voedzame, goed smakende spijzen. Het wit der struis- eieren is namelijk tot het geel of den dooier buitengewoon sterk ontwik keld en geschikt voor eierspijzen, welke in geenen deele bij die van kip peneieren achterstaan. Daarenboven ïs de wijfjesstruis een goede legvogeL Zij logt in den regel van 25 tot 3D, doch menigmaal van 45 tot 50 eieren per jaar. Er moeten er echter voort durend tot uitbrocding worden afge houden; toch heeft men berekend, dat bij doelmatig voortgezette teelt van elk wijfje nog een eierenmassa ware te winnen, gelijkstaande met die van 600 kippeneieren! Ook kan de schaal der eieren tot verschillende doelein den verwerkt en gebruikt worden. Wat 't vieesch der struisvogels be treft, dit heeft een zeer aangenamen smaak en is, volgens sommigen, veel lekkerder dan dat van konijnen; daarbij is het éven voedzaam en ver. sterkend als rundvleesch. OP DE LAGERE SCHOOL. Leeraar. Nu jelui moeten alle maal eens kijken hoe schoon kleine Tom zijn handen altijd heeft. Jelui moesten daaraan een voorbeeld ne men en allemaal met schoone handen in de school komen. Is dat nu zoo'n groote moeite, Tommy? Tommy. Ik weet het niet, ik help moeder 's morgens na de ontbijttafel de kopjes omwasschen! 5 15 25 35 45 15, 16, 17, 18, 25, 39 en 42. 35, 3G, 44 en 46. 6 15 25 35 45 Oplossing van probleem No. 355 van den auteur: Wit 39 - 34, 36 - 31, 27 - 21, 48 - 42, 42 33, 45 11 prachtigl Oplossing van probleem No. 356 van den auteur: Wit 40 - 3i, 48 - 43, 43 - 39, 39 28, 28 - 23, 45 - 40 enz! Zwart 35 - 40, 40 29, 29 - 33, 20 - 24, 24 - 30 DAMRUBRIEK. IIAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve mén te richten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat34. Telephoon^ 1543. Probleem no. 359 van MéAUDRE. Probleem no. 360 van DEMARIA, 1 2 3 4 5 4b 47 48 4» 60 Zwart schijven op 2, 4, 5, 6, 15, 20, 27, 28 en 38. Wit schijven op 11, 13, 30, 35, 36, 40, 44 en 49.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 16