Kr hadden rumoerige tooncelen plnats. zoodat dó zitting moest ge schorst worden. BIJ liet horvatten dor zitting werd een motie- van vertrouwen in do re- geering aangenomen met 06 tegen 26 stemmen. Binnenland Grondwatsberzlsning. Verschenen is liet verslag aan II. M. de Koningin uitgebracht door de Grondwetscommissie, ingesteld bij ko ninklijk besluit van 24 Maart 1010. Samenstelling der Com missie. De Sluatscommissio bestond uit: den minister van binrictilündsche zaken, lid en voorzitter; jhr. mr. J. Roëü, lid en onder-voorzitter; jhr. S. van Otters, jhr. mr. W. Th. C, van Doorn, mr. II. L. Drucker, mr. G W. baron Van der Felt/., mr. J. W. II. M. van ldsinga, dr. A. Kuyper, mr. P. W. A. Cort van der Linden, mr. J. A. Loefl, jhr. mr. A. Ft. de Suvorniu l.ohman, mr. F. A. C. graal van Lyndon van Sandeuburg, jhr. mr. O. F. A. M. van Nispen tot Se- veriaor, dr. W. H. Nolens, mr. J. Op- ■penlieim, mr. F. J. M. A. Reekers, mr. P. J. Troelstra, mr. M. Tydeman Jr., jhr. mr. H. M. J- van Asch van Wijck, leden; mr. J. B. Kan, secretaris-gene raal van het departement van binncn- laud&che zaken, secretaris; jhr. mr. W. D do Jonge, adjunct-commies aan het departement van binnenlandsché za ken en mr. J. R. Tliorbecke, advocaat en procureur, adjunct-secretarissen. In de plaats van den heer Van Ascli van Wijck, die overleed nog voor dat de commissie haar arbeid had aange vangen. werd benoemd mr. II. A. van de Velde. Aan dit verslag is het volgende ont leend: Dc opdracht der Com missie. Aan de commissie was opgedragen, de vraag te onderzoeken welke wijzi gingen in de Grondwet behooron le worden aangebracht, en de voorstel len te doen, welke zij noodig zou ach ten. De haar verstrekte opdracht was een onlleperkte. Zij heeft tot kwijting daarvan dan ook van elke bepaling der Grondwet zich rekenschap gege ven en, voortbouwende op historisehen grondslag, getracht eene oplossing te vinden voor de vraagstukken van staatkundigen aard. die sedert de laatste herziening der Grondwet op don voorgrond zijn getreden, en ge poogd, de bezwaren en twistpunten uit denkweg te ruimen, die de praktijk der Grondwet en de wetenschap in den loop der jaren aan het licht hebben gebracht. 'l Kiesrecht voor dc Tweede Kanie r. Slechts 1 stem verklaarde zich voor het onveranderd houden van art. 80. Dc meeningen over de wijzigingen liepen evenwel zeer sterk uiteen, geen enkel voorstel kon een meerderheid behalen. Wel was men 't er over eens, dat in de Grondwet zeil dc toeken ning van 't Kiesrecht moet geregeld worden, Hiermede hield echter de overeen stemming op. Voorgestaan werd liet algemeen kïesrceht voor mannen en vrouwen; het algemeen kiesrecht voor mannen cn vrouwen die door eigen aanmelding toonen, op het bezit prijs te stellen; het algemeen kiesrecht voor mannen en een attrubitïef kiesrecht voor Vrouwen, waarbij het stellen van eischen. aan maatschappelijke» wel stand ontleend, zoy zijn uitgesloten. Eindelijk waren er leden, die zich voorstanders verklaarden van alge meen kiesrecht voor mannen, doch van vrouwenkiesrecht niet willen we- ten. Ken sterke strooming viel waar te nemen ten gunste van een aan alle ge zinshoofden toe te kennen kiesrecht, die echter onmiddellijk in twee bed dingen zich deelde. Een deel der voor standers meende dat het bezit van de hoedanigheid van mannelijk gezins hoofd als voorwaarde voor clo toeken ning daarvan moest worden gesteld, waarom zij bij voorkeur van gezins hoofden- of huisinanskiesrccht spra ken. Een ander deel schoof de stelling voorop dat het kiesrecht aan iedereen behoort te worden toegekend maar dat in één en hetzelfde gezin de uitoefe ning slechts dient te geschieden door hem. die, hetzij man of vrouw, als hoofd van het gezin is aan te merken. In beide stelsels werd voorts, zij het dan ook uit verschilled oogpunt en in omreliiken omvang, ruimte gelaten om individueel» personen, die geen ge zinshoofd zijn, en al of niet tot een ge zin beliooren, kiesbevoegd te verkla ren. Zooals reeds is opgemerkt overeen stemming was niet te verkrijgen. Slechts is in oiftvraag gebracht, of wellicht het voorstel voor het alge meen kiesrecht te beperken tot de ge zinshoofden aldus ware to formulee ren, dat de wetgever bevoegd zou wor den verklaard om. nevens de manne lijk.- gezinshoofden, het kiesrecht toe t - kennen aan vrouwen, mits zij vol doen aan daarbij te stellen eischen, welke niet aan het bezit van maat schappelijke» welstand ontleend zou den mogen worden. Die vraag is ont kennend beantwoord. Evenmin kon eene beslissing val len over den leeftijd van den kiezer ofschoon de weiischolijkheid om dien in dc Grondwet op ten minste 25 jaren te lx palen, van meer dan één zijde werd bepleit noch ook over cte vraag, of wellicht aan kiezers boven zekeren leeftijd meer dan ééric stem ware to verleencn. Stemplicht en evenredige vertegenwoordiging. Ook hier geen overeenstemming. De slemplichtquaestie wordt tot op zekere hoogte boheersc-ht doOr de vraag, wie zullen Memmen en .aan wie derhalve die plicht is op te léggen. Maar meer nog dan door dit argument heeft de commissie zich liier tot onthouding la ten leiden door de overweging, dat de stemplicht eigenlijk slechts past in een stolsel van evenredige vertegen woordiging. Ten aanzien van het laat ste stolsel behoort dc Grondwet geen partij te kiezen. Het is voldoende dat enkele moeilijkheden, welke hare be- palii gen thans aan de invoering In den weg leggen, verwijderd worden. Daartoe doet de commissie dan ook een voorstel. Maar dan behoort ook de beslissing over den stemplicht aan den wetgever te blijven. 't Kiesrecht voor dc Prov, Staten en Gemeenteraden. Nn hot de commissie niet is gelukt, voor het kiesrecht voor de Tweede Ka nier eene oplossing te vinden, die eene meerderheid kon verwerven, en zij diensvolgens ook er van hoeft moeten afzien over het kiesrecht voor de Pro vinciale Staten on den Gemeenteraad zich uit te spreken, drukt zij de hoop uit, dat de Regeering er in moge sla pen, voor het moeilijke vraagstuk de aan 's lands welzijn meest bevorder lijke oplossing tot stand te brengen. Voor het passieve vrouwenkiesrecht zou dc commissie den weg niet ge baand wenschen te zien. Zij heeft ern stig overwogen of niet wellicht, bij wijze van proef, ten aanzien van de gemeenteraden dit kiesrecht kan wor den aanbevolen. Maar de principiöcle bezwaren tegen de introductie van de vrouw in de vertegenwoordigende li chamen bleken overwegend. Aan de geschiktheid van onderscheidene vrou wen, om aan hot publieke leven deel te nemen, wordt niets te kort gedaan, indien men er zich van doordrongen toont dat de roeping der vrouw eene andere is en dat. uitzonderingen den regel niet mogen beheerschen. Verkiezing leden van de Eerste Kamer. De verkiezing van dc leden der Eer ste Kamer moet. naar de meening der commissie, aan dc Provinciale Staten blijven toevertrouwd Het bestaande kiescollege, dat dc voordeelen van ge trapte verkiezingen biedt, zonder in den omvaren schijn van een kiescolle ge ad hoe te vervallen, is voor de gewen échte samenstelling van de Eer ste Kanier het meest bruikbare. Van den anderen kant is er geen reden, om dc Provinciale Staten in hun keu ze te belemmeren. Gevoeglijk kan men voor de Eerste Kamer verkiesbaar verklaren, wie dat is voor de Tweede Kamer. De taak der Eerste Kamer. In de taak der Eerste Kamer zou de commissie geen ingrijpende verande ring gebracht wenschen te zien. Met name kan zij niet aanbevelen, haar het recht van amendement te schen ken. Een andere vraag is, of niet een recht van regres ware toe te kennen. De Eerste Kamer zou dan, wanneer een wetsontwerp haar tot gewichtige bedenkingen aanleiding geeft, deze ge steund door haar gezag, aan de Twee de Kamer kunnen voorleggen en als dan wellicht voor eene andere oplos sing de baan openen. Van zoodanig recht dient slechts spaarzaam en niet dan bij liet bestaan van overwegende bedenkingen gebruik te worden go- mnakt. De Grondwet kan dit bevorde ren door te bepuleu, dat dc Eerste Ka mer, een wetsontwerp met een besluit tot wijziging terugzendende, geacht wordt, tot verwerping te hebben be sloten, indien de Tweede Kamer niet genegen blijkt wijziging aan te bren gen. Het door de commissie gewijzigde artikel 195 is eenigszins verscherpt om duidelijk te doen uitkomen, (lat niet slechts het recht van amendement is uitgesloten, maar ook verwerping van afzonderlijke artikelen. De troonopvolging. De groolo meerderheid der commis sie wenscht in de regeling van de erf opvolging geen verandering gebracht te zien. Wijziging van de bestaande voorschriften in dc richting van ver vroeging 'van het tijdstip waarop de troonopvolger door keus wordt aange wezen, acht de Commissie ongeraden. Zij rekent het ook hierom onnoodig Lij deze Grondwetsherziening nïateri- eele veranderingen in de bepalingen van de troonsopvolging aan te bren gen, omdat art. 19 tegen ongewensch- te gevolgen van de geldende bepalin gen een veiligheidsklep biedt. Verhouding van den Staat tot de kerken. Eon nieuw artikel 171 is ontworpen. Dit gaat uit van de meeuing, dat de aanspraken die de kerken op den Slaat hebben, in de Grondwet moeten worden vastgelegd. Die aanspraken toch mogen al dan niet in rechten afdwingbaar zijn, er kend dient in elk geval, dat op den Staat de zedelijke verplichting rust, de verbintenis te handhaven, ongeveer eerio eeuw geleden aangegaau, welke verbintenis op hare beurt weer een uitvloeisel was van vroegere feiten en gebeurtenissen. Er kan daarom geen sprake zijn, aan godsdienstige gezind heden te ontnemen, datgene, wat zij thans genieten. Daarnevens échter gebiedt de bil lijkheid, zoodanige utkeering toe te leggen aan thans bij de Regeering be kende gezindheden, welke goene uit- keering uit 's Rijks kas genieten. In dezelfde lijn ligt het, gezindhe den, die in dc toekomst door afschei ding of splitsing van thans beslaande kerken zich vormen, op gelijke wijze tegemoet té komen. "t O n d e r w ij s. 't Onderwijsartikel werd als verou derd beschouwd. Bij de herziening in 1897 zijn de woorden van iict artikel ongewijzigd gebleven, hoewel reeds, onder den drang der feiten, het bijzondere on derwijs veël meer dan ill 1S4S voor zien werd, op den voorgrond was ge treden. Ook werd niet langer de bevoegd heid des wetgevers ontkend, om door geldelijke bijdragen het bijzonder ou derwijs te steunen, ook dan, wanneer liet mot voldeed aan den bij liet twee de lid van liet grondwetsartikel aan het openbaar onderwijs gestelden eisch. Sedert zijn door onderscheidene wettelijke maatregelen de gewijzigde toestanden cn begrippen aanvaard. Wil de Grondwet daarbij niet ten ach ter blijven, dan kan reeds uit diens hoofde t artikel niet ongewijzigd blij ven. Aan het bijzonder onderwijs dient de plaats toegewezen te worden welke daaraan, ook krachtens de macht der feiten, toekomt. Slechts voorzoover dit to kort schiet, trede de Overheid op. De waurborg dat overal, waar de be hoefte daaraan zicli openbaart, gele genheid zal bestaan voor het genieten van, van Overheidswege gegeven, ja ger onderwijs, wordt daarmede niet prijsgegeven. Voorts moet de Grond wet aan scholon, door particulieren opgericht, gelijke geldelijke aanspra ken tegenover do Overheid verzekeren als aan openbare scholen. Het nieuw ontworpen artikel luidt in zijn geheel aldus: Het onderwijs is con voorwerp van de aanhoudende |zorg der Rcgccring. liet geven van onderwijs is vrij. be houdens het toezicht der overheid en bovendien, voor wat. het lager en mid delbaar onderwijs betreft, behoudens het onderzoek naar de bekwaamheid en de zedelijkheid van den onderwij zer, het een cn ander door de wet to regelen. Voor zoover zich eene behoefte aan ander algemeen lager onderwijs open baart dan waarin door de ingezetenen wordt voorzien, wordt dit onderwijs van overheidswege verstrekt. De in lichting van dit van Overheidswege gegeven ouderwijs wordt, onder eer biediging van de godsdienstige gevoe lens van de ouders der schoolgaande kinderen, door de wet geregeld. ïlct overige onderwijs van Overheidswege gegeven, wordt eveneens bij de wet ge regeld. In do kosten voor het alge meen lager onderwijs, op scholen door ingezetenen vrijwillig opgericht, wordt, onder voorwaarden en volgens regels, door de wet te stellen, door dc openbare kassen voorzien, op gelijken voet als zulks gosclncdt ten aanzien van dit onderwijs op scholen van de Overheid uitgaande. Dc Koning doet van den staat van i het geheelc onderwijs jaarlijks oen1 Uitvoerig verslag aan de Staten-Geue- raai toekomen. E v e n t u e e 1 e w ij zi g i n g e n der Grondwet Met reden wordt aan eene Grondwet dc eisch gesteld, dat haar voorschrif ten niet voor eenon waan van den dag zullen hebben te wijken. Wanneer zich echter in een volk de wensch naar verandering openbaart, behoort niet oen kleine minderheid de verwezenlij king daarvan te kunnen verijdelen. Het bestaande art. 195, dat in elke Kamer 2/3 van de uitgebrachte stem men bij tweede lezing vordert, heeft ten gevolge dat 17, wellicht zelfs nog' minder, leden van de Eerste Kamer, eene Grondwetsherziening kunnen te genhouden. Niet ten onrechte wordt daaraan een grief tegen het elfde hoofdstuk ontleend. Indien de tweede lezing geschiedt in vorcenigde vergadering en dan liet voorstel, zal hot zijn aangenomen, ten minste 76 stemmen moet verwerven, blijft aan de Grondwet haar bestendig element verzekerd, zonder dat aan <le zucht tot behoud al te groote invloed wordt toegekend. Verschillende w ij z i g i u- gen voorgesteld. De verschillende veranderingen, welke de commissie in de Grondwet gebracht zou wenschen te zien, zijn, met uitzondering van de artikelen op het kiesrecht betrekking hebbende (waaromtrent, gelijk boven opge merkt, geen voorstel wordt gedaan) in den vorm van eene gewijzigde Grond wet samengevat. Voor de ongewijzigde opschriften en artikelen is de destijds gevolgde spelling behouden, wat, niet nel oog op art. X der additioneele ar tikelen, geen bezwaar oplevert. De voorgestelde wijzigingen wor den beknopt toegelicht. De commissie heeft bij haar overwegingen een dank baar gebruik gemaakt van den be langrijken arbeid der .Staatscommis sie, ingesteld bij Koninklijk Besluit van 23 October 1905. Dc overweging van menig voor schrift, b.v. van de bepalingen over het begröotingsrecht, leidde tot liet besluit, het bestaande te behouden. De commissie heeft gemeend, behalve voor wat het kiesrecht en de troon opvolging betreft, als regel niet te Ipoeten stilstaan bij bepalingen waar omtrent liare overwegingen tot nega tieve uitkomst hebben geleid. Vele der voorgedragen wijzigingen zijn niet met algemeene stemmen aan genomen. Voor zoover eene afwijken de meening bestond, hebben verschil lende leden gebruik gemaakt van de hun toekomende bevoegdheid, om van hun gevoelens te doen blijken. Hunne nota's zijn aan het verslag toege voegd. Doch ook voor zoover vau clezo bevoegdheid geen gebruik is gemaakt of wei in de ingediende nota's som mige onderwerpen niet zijn behan deld, mag daaruit niet liet ontbreken van een afwijkend gevoelen bij eene minderheid worden afgeleid. Vele der voorgestelde wijzigingen zijn niet van zeer'verstrekkende ge volgen. De belangrijkste volgen hier; Inkomen van de Kroon. M at het inkomen dor Kroon betreft, wordt voorgesteld, in art, 2 van de Grondwet te bepalen, dot hot Konink lijk inkomen uit 's Rijks kas het welk bij de wet van 19 Februari 1891 fStbl. no. 33) bepaald word op f 600.000, behalve het inkomen uit de domeinen f SOO.CKX) zal bedragen. Immers in 1891 werd de zuivere jaar- lijksche onbrengst der domeinen op f (46.456 geraamd, doch zij is sedert met ruim f 100.000 verminderd, terwijl daarentegen de uitgaven voor de hof houding en andere tot ophouding van den luister der Kroon sinds T891 aan merkelijk zijn gestegen. De Prinses. In art. 30 wordt om voor de hand liggende redenen, die daarvoor plei ten aan de dochter des Konings, die de vermoedelijke troonopvolgster is, fun gelijk inkomen verzekerd als aan den Prins van Oranje. Eene Prinses, eenmaal in het genot van dat inkomen, zal dal behouden, ook al mocht zich het uitzonderings geval voordoen, dat later nog een Prins van Oranje wordt geboren. Het ware weinig voegzaam, alsdan de vroegere troonopvolgster te nopen, zien op kleineren v oet te gaan Inlich ten. Art. 31 is gewijzigd in verband met liet bij art. S3 gedaan voorstel, om aan de vermoedelijke troonopvolgster, op denzelfden voet als aan den Prins van Oranje, het Regentschap op te dragen. Go ed k p tiring van verdragen. Goedkeuring van alle gesloten ver dragen vóór de bekrachtiging (art. 59) acht de commissie, met het oog op het gewicht van een tractaat, geen over dreven eisch. Met bekrachtiging is uitdrukkelijk gelijk gesteld toetreding tot een bestaand verdrag. Duur zitting leden der Tweede Kamer. In art. 85 wordt ter bevordering van rustigen en gestadigen arbeid de zit tingsduur van de leden der Tweede Kamer met één jaar verlengd. Vergoeding aan Tweede- Kamerleden. Verhooging der schadeloosstelling van de leden der Tweede Kamer met f500 (art, 89), dus tot (2500, wordt voorgesteld. Bovendien gebiedt liet eerste lid van art. 89, aangezien de be staande regeling een door niets ge wettigde premie stelt op het wonen te '8-Gravenliage, dor, wetgever, voor het bijwonen van alle vergaderingen, zoo wel van de volle Kamer als van de commission, vergoeding van reiskos ten toe te kennen. Uit het derde lid is geschrapt de onderstelling dor veroenIging van liet ministerschap met het lidmaatschap j der Kamer. Voorlichting van ministers. In art. 94 wordt de mogelijkheid geopend, dat. do Minister met behoud van zijn volle verantwoordelijkheid, do Kamer kan doen voorlichten door oen met de bijzonderheden van liet onderwerp beleenden ambtenaar, die hem tot dit doel vergezelt, of zelf van diens voorlichting gebruik inaakt. De redactie van art 95 is gewijzigd, in verband met de meer zelfstandige positie aan de voreenigdc vergadering van Eerste en Twoede Kamer toege dacht. Minister en Kamerlid, De belangrijkste wijziging in art 90 is de onveroenigbaarheid van het Mi- risters-amht met het Kamerlidmaat schap. Geheimhouding. In art. 100 krijgt dc Kamer de be voegdheid. geheimhouding op te leg gen ten aanzien van het in een beslo ten vergadering behandelde. De voltalligheid van Kamervergaderingen. Met het oog op de in de Tweede Ka mer opgedane ondervinding, wordt in art. 103 den Kamers vr ijheid geschon ken bij de bepaling van het aantal leden,-noodig om tot opening der ver gadering te kunnen overgaan. Bij stemming moet evenwel de meer derheid aanwezig zijn. Tee en obstructie. Om met nieuwe uitvindingen in zake het opnemen van .stemmen re kening te kunnen houden, wordt in art. 108 de wijze van stemmen over zaken aan het reglement van orde ter regeling overgelaten. Daardoor ver dwijnt het gebiedend voorschrift, dat elk lid hoofdelijke stemming mag eisclien, waarloor een geregelde gang van zaken kan worden verstoord. Burgemeester en gemeente- r a a d. Aan den .burgemeester", welke be naming tliaas grondwettelijk wordt bezegeld, wordt eeu afzonderlijk ar- t kei gewijd. In art. 144 bis wordt aan de open baarheid van de Raadszittingen grondwettelijke ondergrond verleend. Van de in art 113 cn 144 aange- biachte veranderingen is de voorna me deze, dut de Grondwet daarin breekt met den eisch, dal naast de macht van regeling ook die van b li st uur in haar volheid onder alle omstandigheden in elke gemeente zonder onderscheid bij den Raad moet berusten. De wetgever moet hier do handen vrij krijgen, om elke denk bare inrichting van het gemeentebe stuur te aanvaarden, rnits hij den Raad later de regelende, de wetgeven de macht maakt. R e c h t s z a k e n. Een nieuw vierde lid van art. 161 opent de mogelijkheid, om in andere dan strafzaken te volstaan met voor lozing van dc uitspraak, hetzij voor zooveel alleen de beslissing, hetzij te vens de rechtsoverwegingen betreft. Een laatste lid is toegevoegd om den weg te bun en voor strafprocedures, gelijk zij met name in Engeland voor den politierechter worden gevoerd. Benoeming leden Hoogen Raad. De voordracht, welke thans aan do Tweede Kamer toekomt, leidt in do practijk feitelijk tot eene benoemj,ug» door die Kamer van de leden voor den Hoogen Raad, In art. 163 wordt deze voordracht nu afgeschaft. In de plaats komt eene aanbevelingslijst van drie personen, door den Hoogen Raad aan den Koning aan te bieden. Defensie. In het tiende (oud achtste hoofd stuk) zijn verschillende wijzigingen van redact ion eoleu aard aangebracht. O.a. wordt in art. 18o buiten twijfel gesteld dat het ook voor het onder drukken van binnen 1 a ndsche onlus ten toepassing vinden kan. Lid Prov. Staten en Eerste K a m e r. Art. 128 doot vervallen het verbod om tegelijk lid van de Eerste Kamer en van de Provinciale Staten te zijn. Het to voldoende dat het gelijktijdig bekleeden van het Eerste Kamer-lid maatschap met dat van do Staten door welke men gekozen is, wordt uitgesloten. Afzondert ij ke nota's. De heeren Drucker en Oppen- li e i m pleiten voor opneming van al gemeen stemrecht voor mannen, waaronder zij verstaan de toekenning van de kiesbevoegdheid voor de verte- genwoordi-ende lichamen aan alle mannelijke staatsburgers, die niet he- hooren tot bepaalde categorieën, vvior uitsluiting door overwegende redenen van staatsbelang wordt eeboden. Zij zijn verder van meening, dat voor de vrouwen de uitsluiting van het kiesreciit niet zonder schade voor het staatsbestel langer mag— en niet zonder dat tegenover de helft van liet Nederlandsche volk schromelijke onrechtvaardigheid wordt begaan, langer kan worden bestendigd. Aan den wetgever moet h. i. do plicht worden opgelegd, het vrouwen kiesrecht reeds dadelijk te regelen, maar met de noodige vrijheid om, tor- wijl het algemeen stemrecht ook voor de vrouw hem als einddoel voor oogen moet staan, deze kiesbevoegdheid ge leidelijk te vorleenen. of vooralsnog op ruimer voet voor het eene, dan voor het andere vertegenwoordigende li chaam. Geleidelijke toekenning zal echter in geen geval zóó bekooren to geschieden, dat do te stellen eischen aan het bezit van maatschappelijke» welstand worden ontleend. i Zij zouden het voorts eene groote fout rekenen, zoo de uitsluiting van de vrouw van de verkiesbaarheid vcor dc 'vertegenwoordigende licha men bleef bestendigd. Mocht men mce- nen, dat de lijd nog niet is gekomen, om haar toe te laten tot de Slaten- Generaal of tot de Provinciale Staten, voor het bekleeden door de vrouw vanj het lidmaatschap van den Gemeente raad pleit alles, terwijl zij niets ver mogen te vinden, dat zich er tegen verzet. Een tweede nota is van den lieei Van Doorn. Deze heeft bezwaar tegen de voor gestelde wijdloopigo regeling van het Regentschap, maar nog groot er zijn zijne bezwaren tegen de regeling van de troonsopvolging. De derde nota is van de heeren Van Doorn, Drucker, Van cl er Feltz, Cort van der Li n- de'n, O np e a h 1 m en Tyde-! in a n. Zij -ontwikkelen uitvoerig hun be denkingen tegen het voorgestelde art- l'J2 (onderwija-arlikel). Zij maeiien, dat aan de eischen, die aan een Grondwetsartikel betreffende het onderwijs gesteld moeten worden, zou worden voldaan door een artikel als het volgende 1. „Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der Regee ring. 2. Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht der Overheid, en bovendien voor wat het lager cn middelbaar oudenvijs betreft., behou dens het onderzoek naar de bekwaam heid en de zedelijkheid van den onder wijzer het een en ander door tie wet te regelen. Het. openbaar onderwijs wordt geve- geld bij de wet.. 4. Het openbaar lager onderwijs wordt zooda lig ingericht, dat nergens yoor de ingezetenen de gelegenheid ©ntbreke om hunne kinderen in het genot te stellen van onderwijs, waar bij hunne godsdienstige overtuigingen worden geëerbiedigd. 2. De wet stelt de voorwaarden vast, waaróp ten behoeve van bijzondere scholen geldelijke bijdragen uit 's Rijks kas kunnen worden gegeven. 6. De Koning moet jaarlijks van den staat van het onderwijs aan de Str- tcn-Generaal verslag geven." De vierde nota draagt de ondertee- kening van de heeren Van Doo i n,l Uiuckcr, Cort van der Lin den en O p p e n li e i m. Deze nota richt zich logen dc toe kenning van het recht van regres aan de Eerste Kamer. De vijfde nota is van den heer Van der Feltz. Hij richt zich tegen het handhaven van het beginsel van niet-uitlevering van eigen onderdanen, waardoor ern stige misdadigers straffeloos kunnen blijven. Voorts bepleit bij instelling van af zonderlijke provinciale permanente kiescolleges voor het kiezen van leden van de Eerste Kamer. Voor invoering van algemeen kies recht nclit hij het, tijdstip aangebroken en dan algemeen kiesrecht zoowel voor de verkiezing van leden van de Tweede Kamer,' als voor de verkiezin gen van leden van de Provinciale Sta ten en van leden van de Gemeentera den. Hij meent, dat thans het oogenblik is aangebroken om het kiesrecht zoo wel voor de Staten-Generaal als voor de Provinciale Staten en de Gemeen teraden aan de vrouw toe te kennen, maar daarmede wordt, niet gezegd, dat hij nu reeds liet kiesrecht tegelijk aan alle vrouwen zou willen geven. Hij meent, dat thans zonder be zwaar het kiesrecht zou kunnen wor den verleend aan de ongehuwde vrouw, die door eigen aanmelding toont op liet. bezit van dat recht prijs te stellen. Voor de gehuwde vrouw zou hij dc kiesbevoegdheid voor de vertegen woordigende lichamen door den ge wonen jyetgever willen laten regelen. Hij is van gevoelen, dat evenals tot dusverre de drie-en-twintigjarige leeftijd voor de kiesbevoegdheid van de mannelijke ingezetenen als mini- mum-leeftiid behoort te worden be stendigd. Voor de vrouwelijke ingeze tenen zou hij dien leeftijd, om aan de verkiezing van leden van de Tweede Kamer deel te nemen, niet beneden dertig jaren en aan die van leden van de Provinciale Staten en van le den van den Gemeenteraad niet bene den zes-en-twintig jaren willen be palen. Een zesde nota is van den beer Kuyper en bevat een bestrijding van het algemeen en een verdediging van het gezinshoofdenkiesrecht. Een zevende nota is van den lieer Oppenhei m, die daarin uiting geeft aan het ernstig algemeen be zwaar, dat hij koestert tegen den geest, waarin de door de Staats com missie voorgestelde herziening zich beweegt, die hem toeschijnt er op te zijn gericht, althans er op te zullen uillöopèn, het stelsel van het Neder landsche Staatsrecht een even ingrij pende als bedenkelijke verandering te doen ondergaan. De achtste nota is van den heer Van Cittftrs. Hij heeft ernstig bezwaar tegen hot voorgestelde art. 23 bis. Voorts heeft hij bedenking tegen artikel 5. Naar zijne meening ware eene juiste fortmileering gevonden, indien in- plaats van „Bij don Koning 'berust du uitvoerende macht" werd gelezen ,.De regeermacht berust bij den Ko ning". Mr. Troelstra over het Kiesrecht. Ten slotte is er een nota van den heer Troelstra. Zal bij herziening der Grondwet de kiesreclit-qunestie finaal worden op gelost, uldus de steller fier nota, dan zal dit doel hel best worden bereikt door in artt. 80, 127 en 143 alle ingeze tenen, Nederlanders, die den meerdai- jarigen leeftijd hebben bereikt en niet bij de Grondwet zelve of bij rechter lijk vonnis van het kiesrecht zijn uit gesloten of ontzet veiklaard, toe te laten. Alleen dit personen zouden moeten worden uitgesloten, die Ijjden, aan storing hunner verstandelijke vermogens of door bij rechterlijk von nis geconstateerde anti-maats'chuppe- lijke daden of liederlijk levensgedrag zich zei ven buiten do gemeenschap plaatsen. Schorsing van ue uitoefe ning van het kiesrecht voor gedeti neerden zou om practische redenen bovendien gewenócht zijn. Hij waarschuwt voorts ten ernstig ste tegen de toekenning van een recht van regres aan de Eerste Kamer, Handhaving der bestaande nrtt. 5o en 10') wordt door hem wenachelijk geacht, (erwijl hij zich richt tegen da voorgestelde verhooging van het inko men der Kroon, Ten slotte wijst hij op de holangrij- k<j inbreuk in het zelfbestuur der ge meente, die het gevolg kan, en voor de groote gemeenschap waarschijnlijk zal zijn van het voorstel lot. wijzi ging van art. 143 der Grondwet. En eindelijk spreekt hij ais zijn go- voelen uit, dat in geen geval het kies recht voor den Gemeenteraad meer behoort te worden beperkt dan dat voor de Tweede Kamer, behoudens natuurlijk den eisch vau woonplaats in de gemeente. TWEEDE KAMER. Voor de tweede inaul in deze week was de Kamer gisteren op 't bepaalde uur (maar ditmaal was 't precies 11 uur toen de voorzitter deu hamer op nam) onvoltallig, zoodat een uur ge- pauseerd word. Js de lust.er reeds at nu mon pas bij 't begin van de be handeling der Ziekte-verzekering is? Trekken de replieken zoo weinig be langstelling? En 't waren niet eens en kel replieken. Dc rede van den lieer Schaper, waarvan we gisteren gewag maakten, was een geheel nieuwe, lioo het zij het is te hopen dat dc Ka merleden do volgende dagen, als liet op stemmen aankomt, althans beter op hun post zullen zijn. Anders loopt het mis en komt er, zelfs met den bes ten wil, niets van de afdoening der belangrijke zuak terecht. Over do replieken van do heeren Pa- tijn, Tydeman en Aalbcrse kunnen we kort zijn. Zij handhaafden allen hun standpunt tegenover hun bestrijders en den Min. De zoogenaamde decen tralisatie zou de Rijks verzekerd igu- bank niet van overtollig werk onthef fen; de orde van behandeling der vir- zekeriugsontwerpen was verkeerd; da decentralisatie van de ongevallen- en de ouderdomsverzekering hadden aan de Ziekte-verzekering moeten vooraf gaan; om enkelen te helpen, liet <le Min. alle arbeiders langer dan noodig op de invaliditeitsverzekering wach ten, aldus betoogde de heer Patijn. die beweerde dat eigenlijk niemand 'sMin. voorstellen bevredigt. En als ze er komen zal 't zijn door politieke overwegingen, omdat men liet Kabi net niet in ongelegenheid wil bren gen. De heer Patijn bleef overigens 's Min. loontheorie afkeuren en do basis der maatschappelijke solidari teit voor de sociale verzekering aan prijzen. ilij hield staande dat de re geling des Min. nu de geneeskundige behandeling uitgeschakeld is, niet goed kan werken, terwijl de risico- overdracht voor ongevallen, wordt be lemmerd en de prikkel om ongevallen te voorkomen, voor de werkgevers wordt verzwakt. Do heer Patijn ver klaarde ten slotte voor de motie te zullen stommen die de vrijwillige ver zekering bij bijzondere fondsen voorop stelt, met aanvulling door plaats, kas sen. In den loop zijner rede vroeg de lieer Patijn nog (en de lieer Tydeman sloot (ziciï daarbij aan) overlegging van het advies der Rijksverzekeringsbank over de quaesiie der overbrenging van de eerste drie maanden van de ongeval len- naar de ziekte-verzekering, omdat zij meenden in tegenstelling met 's Min verklaring, dat de Bank bet daarmee niet eens is. Wat den lieer Tydeman betreft, deze kwam nader op voor 't beginsel ccner algemeene volks- in stede van enkele arbeidors-veivekernig tegen dc gevol gen van ziekte; en voor vrijwillige ui stede vau dwangverzekering, zoodat ook hij voor de motie-Roódhuijzen-De Kanter zou stemmen Hij 2ette dc na deden van liet Dmtsche bureaucrati sche stelsel nogmaals uiteen cn deed de voordeden nader uitkomen van de bijzondere zelfbesturende fondsen, die trouwens in beginsel ook van rochts waren aangeprezen, zelfs door Dr. Kuyper, waar deze verplichte verzeke ring bij openbare kassen, nooddwang cp noodzakelijk kwaad achtte. Tegen over den heer Dutjs verdedigde hij nog maals 't Deenscke en Belgische stelsel van vrijwillige verzekering en hij stel de tegenover de onjuiste opgaven van Dr. Kuyper 'l feit dat bij de h' -iaande particuliere fondsen die boyendien ge neeskundige behandeling én meestal hegrirfcnis-uitkeeringen geven, de we- kelijksohé uitkcei'ingoii van (0,51 tol (10.50 loopen, moeretideels van 3,50 tot (5.50 en voor 77 althans boven de (2.50. Eindelijk bleef hij de bemoei lijking over de wetsoverdrachl scherp afkeuren. De repliek van deu heer Aalbcrse was kort en had voornamelijk ten doel du handhaving van zijn rechtsgrond voor de sociale verzekeringen: de loon- theorie. Om den arbeider, ook bij ziekte, een voldoend levensonderhoud te verzekeren, was een organische re geling noodig en een individueelc on toereikend. Wilde men dat socialis tisch noemen, voor spreker was 't christelijk. lieden wordt het debat te 11 uur weer vervolgd. BRANDEN. Woensdagavond is het achterste gedeelte van het hotel „De Holevoet" te Sehcrpenzcel afgebrand. Hot voor ste deel, dat veel waterschade be- k.vani, bleef behouden. Woensdagavond brak een felle brand uit in de zadelmakerij van den heor K. Eizinga en Zonen te Veendam, in welk perceel tevens een woning verhuurd werd aan den heer Piening. Alles brandde af. Alleen het meubilair van Piening was niet ver zekerd, doch werd grootendeela ge red. DR. A. KUYPER. Naar de „Roti." verneemt, heeft dr. Kuyper thans definitief besloten ge hoor te geven aan de desbetreffende uitnoodigüig om in het centrum van het kiesdistrict Ommen, dat hem naar de Tweede Kamer afvaardigt, nl. te Vroomshoop, een politieke redevoe ring te houden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 6