BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 29 I OKI 1911
Ho 8902
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
f 1.20 PER S MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN
AX5VERTENTIÊN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT
hei Kijke Natuurleven
KLOKJES EN BEHANGERS-
BIJEN.
Er ziju bloemen, die om haar merk
waardige biologische eigenaardighe
den bij bijna ieder bekend zijn. Wie
lieeft niet meer dan eens met ziju pot-
loodpunl de helmhokjes der orchi
deeën uit hun beursje gewipt of de
meeldraden der berberissen met
kracht doen dichtklappen? Er zijn
ook bloemen, dio niet tot het cosuio-
politisch studiemateriaal behooren,
maar slechts bij toeval door enkele
plantenvrienden worden onderzocht,
terwijl ze door den leek over het
hoofd worden gezien. Ook zijn
niet geschikt voor een populair
likeltje, Daarvoor moeten we bij een
héél afzonderlijke aldeeling zijn.
Bekend door de opvallende kleuren
of sierlijke vormen, merkwaardig uit
een botanisch oogpunt, door belang
wekkende bijzonderheden.
Jasione montana, het mooie zand-
klokje onzer duinen, is een eerste ver
tegenwoordigster dezer groep.
Ju dezen tijd staan zc in vollen
bloei, Tueschen doddegras, helm, oo-
gentroost cn havikskruid zien we hiel
en daar de mooie blauwe knoopjes
omhoog schieten, die door hun kleur
en hun bouw sterk bij de omgevin,
afsteken.
Dat zijn de zandklokjcs. Zoo op het
eerste gezicht hebben ze niets, wat
den naam klokje rechtvaardigt,
staan rechtop en doen sterk aan de
familie van paarde- en zonnebloemen
denken, leder bloempje is echter eer
véreeniging van mooi gevormde klei
ne klokjes, die afzonderlijk zoo sterk
aan de bekende Campanula's of klok-
jesblöemeLi herinneren, dat we de zon
derlinge naamgeverij tenminste ktin
nen verklaren.
Al de bloemen te znmen worden ge-
Jragen door een veelpuntigc ster. Het
zijn mooie witte omwindsel blaadjes,
met scherp afstekende groene randen,
die stevig genoeg zijn oni do twee a
driehonderd klokjes te dragen. Naar
mate de bloem een verder stadium in
treedt, buigen ze omlaag, en als de
grootsie ontwikkeling is bereikt, zien
we een bijna bolvormig bioemhoofd-
je van een teer blauwe kleur
Boven al dat blauw uit zien we dan
een leger van paarso knotsjes, mat
gekleurd, door do duizenden sluif-
meelkorreltjes, die er zich op hebben
vastgehecht.
Meeldraden, tenminste werkzame
stuifmeelfabriekjes, zoekt ge in dit
stadium vergeefs. Wel zijn ze nog
als licht gele streepjes te zien, maar
ze hebben hun dienst gedaan.
In de knopjes, die bijna siceds in 't
bloemen-niiddelpunt zijn te zien, kunt
ge ze nog vinden.
Lang voor do bloempjes zich ope
nen, zijn de meeldraden al rijp. Ilun
paarsen inhoud zetten ze dan op ee-i
lang zuiltje af en de puntjes, waarmee
do stuifiueelkorreltjes dicht zijn be
zet, bevorderen de aanhechting.
Op een mooien morgen gaan vijf
lichtblauwe wimpertjes vaneen, ze
krullen wat naar buiten en het reeds
genoemde paarse zuiltje is klaar om
zich te verlengen. Dit gaat heel vlug
en het ding, dat eerst in het knopje
zat opgesloten, wordt nu wel twee
maal zoo lang en voegt zich bij het
knotsenleger, dat reeds enkelo dagen
vroeger was gevormd. „Wat een on
doelmatige bestuiving", zult ge zeg
gen. „De stempel krijgt het stuifmeel
van de eigeu bloem mee op reis. De
insecten zullen dan wel overbodig
zijn' Kijkt ge echter wat schei-per,
dan ziet ge dat na eenigen tijd al het
Btuifmeel is weggehaald en afgestoo-
ten. en dat nu eerst de kleverige stem
peltjes voor den dag zijn gekomen
Deze komeu slechts in het laatste sta
dium mei. de enkele stuifincclkorrels,
die nog zijn blijven hangen, in aan
raking en alleen als de bevruchting
achterwege is gebleven, heeft dit
stuifmeel eenigen invloed.
De manier waarop de honing wordt
beschermd is o<>k interessant genoeg,
om even te worden beschreven.
Laten we het licht van boven in het
blauwe sperenbundeltje vallen, dan
zien we in ieder vijfslippig bloempje
een miniatuur-diamantje. liet is een
kioiu hnningdrujipeltje, dat heel diep
w weggedoken en alleen door hard
werken w te bemachtigen.
Klein insectengodoe, dat het niet zoo
ernstig- met de bestuiving meent,
wordt bovendien nog door de meel
draden tegengehouden. Deze zijn tot
een klein koepeltje vergroeid. De
helmknoDies hebben hun diensten
reeds lang verricht, maar de helm
draden zijn nog in functie, zoolang er
maar honing valt, te beschermen.
Hoe het bij die mooie bes-tuivingsin-
rïchiingen met dé vruch!Y"-*v,.Tiig af
loopt, kunnen we nu nog niet in na-
tura zien, daarvoor is het nog
vroeg en een beschrijving er van
werpt dan geen nut af. Liever stap ik
nog even op een geheel ander onder
werp over.
Als ge op uw wandelingen langs de
lg;rken loopt, moet ge eens uitkijken
naar blaadjes met halfcirkel-vormige
insnijdingen in den rand. Als ge er
eenmaal een paar in het oog hebt,
gen er weldra meer en met wat ge
luk en geduld komt ge er spoedig ach
ter, wie zoo handig aan het knippen
is geweest. Het is een klein bijtje,
ruim een e.M. lang, dat wondersnel
met do scherpe kaken zoo'n groen
dubbeltje uit de bladeren snijdt en er
wegvliegt. Het diertje gaat er
dan mee naur een zandig kautjo en
verdwijnt in een kleine opening in
den bodem.
Graaft ge den grond voorzichtig
weg, dan komt ge aan een klein won-
dergebouwtje.
Op 't oogenblik heb ik er een voor
me liggen, ter nauwernood vier c.M.
lang.
Het is geheel opgebouwd van frisch
groene bladcirkeltjes, die door het be
hangersbijtje, zooals do kleine bouw
meester heet, kunstig aaneen zijn
werkt. Op den bodem van dit nestje
ligt in een bruine honingbrij een
klein wit eitje.
Daarop volgt een laagje van blad-
cirkels en hel geheel is door een was
achtig koekje afgesloten.
Wilt ge het, met zooveel zorg ge
bouwde huisje niet sloopon, dan legt
ge de blaadjes or maar weer voorzich
tig overheen, en als het jongo diertje
uit het oilje kruipt, vindt het even
goed zijn zoet papje klaar liggen.
H. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
Do Tragedie der Schoonheid.
Men noemt onze eeuw de aestheti-
sche. Do moderne mensch hecht zeer
el waarde aan 't uiterlijk, aan het
schoone. Vooral bij de vrouw. „Een
mooie man', daar wordt niet zooveel
gegeven. Den man worden andere
eischen gesteld. Wordt ei- echter van
een vrouw gesproken, dan is bijna
altijd, de eerste vraag: „Hoe ziet zij et-
uit? Is ze knap?"
Wordt er een meisje geboren, dat in
do wieg al reeds „schoon" is, dan
wordt het van allo kanton een heer-
ijko toekomst voorspeld en de jongo
moeder verheugt zich onbeschrijfe
lijk: Haar kind zal iromers den weg
door het loven wel vinden, met zoon
alom geldende introductie als. de
ihoonheid!
Schoonheid is echter niet altijd een
geluk! Het kan een last, een ongeluk,
een bron van ellende worden zelfs.
Maar...! hoor ik het verontwaardigd
uit veler monden klinken: c'> nheid
toch een geschenk des nuiuels. i
Een heerlijke gave, die het leven rijk j
van inhoud maakt, den strijd out het
bestaan minder hard maakt, daar
heel de wereld schoonheid huldigt'?.
Schoonheid toch blijft altijd het non
plus ultra van al hetgeen begeerd
dt. Mant- dan vergeet men geheel:
jaloersehltekl, afgunst, kleingeestig
heid, die immers alles wat uitsteekt
in het leven met stoenen werpt. Daar
hebben we bv. al het beeldsehoono
babylje. Alle dames bewonderen en
féteeren het, terwijl het op ziju sier
lijk kanten kussentje ligt, met do
goud-blonde krulletjes, do rozige
teint en de diep blauwe pracbtkijkeis.
Het is echter verwonderlijk, hoe gauw
het kleine ding dit leert verstaan!
Heel spoedig schijnt het zéér goed te
vatten, dat toch alles evc lief en
aardig wordt gevonden: dat er altijd
gelachen wordt, als de kleine meid
met haar betooverend snoetje, zoo
schalks-ondeugend kijkt; ze krijgt
zelfs al gauw behoefte aan die be
wondering, is niet tevreden als men
het niet eerst eens vriendelijk toege
sproken heeft; en bovendien wordt do
kleine schoonheid ijdel! Moeder kleedt
haar altijd even mooi aan, om haar
„beauté" nog op het voordeeligst le
doen uitkomen! En dan... och, heden!
Misschien verandert zij in haar over
gangsjaren nog wel zóódanig, dat ze
niet eens meer aanspraak kan ma
ken op den naam van „mooi". Zo
wordt heel gewoon en alledaagsch,
men neemt langzamerhand totaal
geen bijzondere notitie meer van
haar en dat stemt haar tot ontevre
denheid, verwend als zij wasl
Or Wei: blijft rriövl! I/c
beauté der familie! En ontzien in alle
'mogelijke opzichten: Alles wordt haar
uit de handen genomen. Dit mag ze
niet doen en dat niet, want hier be
derven haar handen, daar haar teint
van! Terwijl al haar riendipnetjes
naar hartelust aan sport doen en b.v.
fietsen in de volle zon, wordt dit voor
haar een doodzonde gerekend! Ze zou
immers zomersproeten krijgen; en dat
zou toch meer dan jammer zijn! Ze
loert ook zichzelvo te ontzien,
wordt letterlijk verliefd op haar eigen
persoontje! Iedereen, en zijzelvo in
de eerste plaats, verwacht wonderwel
iets bijzonders! Ilaar zusters trou
wen echter vóór en na,'maar zij
wordt steeds gepasseerd. Dut komt
ze is tó vceleischcnd; con schuchter
jonguiensch zou het niet wagen naar
do hand te dingen van dat „schoone'
meisje, dat ten slotte, wellicht, haar
schoonheid verwenschen zal, als
zelve tot het inzicht koint, hoe die
haar dupeert in het leven!
Nietwaar: haar nichlje toch, dat
doodgewone, eer leelijk, dan mooie
meisje, „die er uitziet, of ze geen tien
kan tellen", zooals er wel spijtig ge
fluisterd wordt, doet toch een goede
partij I
Wal staat het „schoone' meisje
niet bloot aan tal van lasterpraatjes,
waar do wereld niet op bedacht is bij
een doodgewoon kind! in huur jeug
digen overmoed praat zij wat hard
en gaat nu dadelijk door voor „onbe
schaafd", „niet gedistingeerd!' Ze
praat wat lang achter elkaar met
éénzclfden cuvérlior cn heet coq"et; ze
„flirt" enz. eiiz.
En nu is het waar, dat do tijden
'oorbij zijn, dat een jong meisje op
een huwelijk zit te wachten, maar
toch... van die „beauté" had niemand
anders venvacht! En bovendien: het
hopen op een huwelijk js de vrouw
toch ingeboren, en laat zij nu naast
haar schoonheid, zóó geieerd en ar
tistiek zijn als wat... geen ontwikke-
van geest, géén kunst, kan dat
in haar wcgredencerenl
Daarom is bij do waarlijk „schoo-
de ontgoocheling nog eens zoo
reed:, als zij zich zoo langzamer
hand „oud' begin te voelen, te oud
althans om nog wat te verwachten
het leven. Als een verlepte
schoonheid, als een levende ruino
gaat zij zich voelen; en... hadden wij
ongelijk, 11a de voorafgaande bespie
geling, met te spreken van: „De Tra
gedie van de Schoonheid?"
MARIE VAN AMSTEL.
Pech en nog eens Pech
Als een nieuwsgierige dringt de mor
genzon door in de slaapkamer van lui
tenant llans Eilingen, die nog in
zoete rust heerlijk droomt van een
eeuwigdurend verlof en van meer sa
laris. Al een kwartier lung is een af
schuwelijk wezen, in den persoon van
oppasser Wenzel, bezig den ge
lukkigen droomer tot de nuchtere
werkelijkheid terug te roepen.
Maiuheer de luijtenant, je mot
opstaón 't is inwajen van het vaon-
del, en al tien maal Heeft Wenzel dat
met zijne fraaie uitspraak geroe
pen en uitgeschreeuwd.
Eindelijk is Eilingen w'akker ge
worden.
Waarom maalt jo toch zoon la-
waal? vraagt hij gapend.
t Is inwajen van Het vaondel,
luijtenant.
Eilingen springt verschrikt over
eind. Ja vaandel-inwijding. Het
We regiment infanterie krijgt van
daag een nieuw vaandel. Eilingen
moet de vaandelcompagnie komman
deeren, om negen uur is de plechtig
heid... dus voorwaarts... het was hoog
tijd!
Wenzel... snelvuur-tempo! Jas,
paradesjerp, kepi, handschoenen, ont
bijt, haarpommade, kommandeert
Eilingen.
Als hij zich verslapen had, had léj
altijd een reusachtigen haast, maar
wijl dit bijna dagelijks gebeurde, was
Wenzel reeds aan het gecommandeer
de snelvuur-tempo gewoon.
Met 't grootste gemak was hij thuis
in do rommelige laden en kasten van
den luitenant: hii bracht het gevraag
de en zette dan het ontbijt klaar.
Zeg! Wenzel, waar is mijn pa
radesjerp/ Natuurlijk nog niet klaar
gelegd! Voorwaarts! Voorwaarts..
riep Eilingen gejaagd zijn oppasser
toe. dio f"*Kt. met de leegc koffiekan
weg wilde gaan.
Wenzel zette zich stram in postuur.
Luijtenant! toen je gisteren
aovoiid in het kasieno was is luijte
nant Transdorp gokonime en hait je
paradesjorp meegenomen.
Wat?... Heb je mijn paradesjerp
aan luitenant Transdorp uitgeleend,
riep Eilingen woedend.
Jao! Jao! ücluijtenunt most nattr
de begrafenis van den roojen gene
raal Gammer. Do luitenant heit me
gezald, dat zain aigen sjerp in rep-
paoraotio was. Zo was naet geworde
bai do letste paoruodo en nouw kwam
in eens dio begraovenis opzette.
Wat weerga! Welke sjerp moet
ik dan nu nemen... hoe kon je er toe
komen om zonder mijn verlof mijn
zaken uit te leenen?
Maar luijtenant Transdorp is
tocli je beste vrind, maiuheer dc luij
tenant....
Drie dagen provoost! - t Is om
razend te worden. Nu heb ik geen
sjerp. Waarom heb jo me gisteren <li
stommigheid die je begaan hebt, uit
gezegd
Luijtenant, je bent pas om één
uur van nacht van Hot kasieno thuh
gekonmie ik lag al te slaope en uon
de vaondelïnwajing heb ik niks ge-
daocht
Eilingen zat met allebei zijn han
den in het haar. Die Wenzel, die
Wenzel, zou dio nu nooit eens ver
standig zijn!... Zijn oude sjerp kon
hij onmogelijk gebruiken, die was
zelfs vpnr zijn gewonen dienst niet
meer goed.
Gelukkig bon Kilingen gaUw beslui
ten.
Wenzel!... Mijn overjas!
Vijf minuien later holde luitenant
Eilingen de trappen af.
Ik moet een paMdcsjerp zien op
te snorren. Luitenant Horsieh woont
hier vlak bij... hij heeft verlof en
daarom kan hij mij de zijne gemak
kelijk leenen... dacht Eilingen zeer
ei^tandig.
Collega Eilingen! Waarom de
ze stormpas? Met deze woorden had
een heer. die juist do straat op kwam
den luitenant in zijn vaart gestuit.
Ben jij 't Horsieh! riep Eilingen
it. Ik wilde juist naai' je toe om
je een vriendendienst te vragen.
Zoo! Wat dan... vlug wat ik
moet met den trein vau negenen; van
den laatsten dag van mijn verlof wil
ik nog eens flink profiteeren... ik wil
nog eens fijn uit, dus wat verlang je?
Mijn paradesjerp is... nou ja
leen mij je sjerp, ik moet naar de
vaandelmwijding.
't Is goed... gelukkig, dat jo me
de laatste minuut nog ónlmoel hebt...
daar heb jo mijn huissleutel... in de
groote kast op mijn slaapkamer in de
onderste lade ligt de sjerp in een
doos... neem 1110 niet kwalijk dat ik
niet even mee terug ga, want anders
gaat de trein voor mijn neus weg
doe do deur weer toe... van avond
kom ik den sleutel wel bij je halen -
;eu heb ik do misères van den
dienst weer.
Luitenant Horsieh liept snel door.
Eilingen snelde recht blij de smalle
straat- in, ging huis no. -41 binnen,
klom twee trappen op en opende de
deur van Horsicli's kleine woning, die
uit twee smaakvol gemeubileerde ka
mers bestond, llorsich hield veel van
een net ingericht boeltje, de keuken
was in een goed vertrek voor den op
passer' veranderd.
Toen Eilingen de slaapkamer van
Horsieh binnentrad, kwam diens
groote Eugclsctio dog onder de tafel
vandaan en liep brommend naar
Eilingon toe.
Arme Sultan... heeft jo baas je
opgesloten... kom, gu op zij!
Eilingen duwde het groote dier
zacht ter zijde en ging naar de kast.
Viug grabbelde hij in Ilorsich's
schatten, totdat hij eindelijk do doos
vond, waarin do puxudesjerp neljes
opgeborgen was.
Eilingen nam ze er u:t cn, voor den
grooten spiege'l staande, deed hij ze
om zijii taille.
Ze zit prachtig, constateerde hij.
Oudertusschen had Sultan de bewe
gingen van den luitenant zeer wan
trouwend gadegeslagen; deze bijzon
dere indringerij beviel hem heelemaal
niet.
Erg vriendelijk te zijn tegenover
verdachte personen nu was absoluut
Sultan's karakter niet.
En daardoor kwam het, dat Sul
tan, toen Eilingen weer gauw de
kanier uit wilde gaan, rechtop voor
do deur van do slaapkamer stond en
onder alles behalve vriendelijk ge
brom zijn vervaarlijke tanden liet
I ziefi.
Sultan, vooruit., op zij, riep Eilin
gen ongeduldig.
Doch Sultan, die ten gevolge van
zijn groot pessimisme in ieder
mensch (behalve in zijn eigen baas)
een moordenaar of dief zag, ging
geen vinger breedte van zijii plaats
af.
Toen wilde Eilingen korte nietten
maken en Sultan op zij duwen. Doch
hierop scheen dit lieve dier slechts
gewacht te taebbeD.
In een oogenblik stond hij op zijn
achterste pooten, greep Hans met
do twee voorpooten Lu de borst en
vloog naar zijn keel.
Wat is dat nu!
Eilingen had zich spoedig losge
rukt en week achteruit.
In Sultans oogen glinsterden leed
vermaak en kwaadheid. Toen plaat
ste hij zich weer' uitdagend voor de
deur.
Hans keek zenuwachtig op zijn hor
loge.
Allemachtig, al tien minuten
voor negenen,.. Ik moet weg. Die el
lendige hond zal mij de koorts op het
lijf jagen.
Luitenant Eilingen begon met groo
te diplomatie een zachtere taktiek te
volgen.
Sultan, Sultan, zei hij zachtjes.
Sultan! Goed beestje, wees nu
braaf en ga op zij! Sultan! Luister
een: naar mij. Je krijgt een heerlijk
worstje... of ontzettend op je huid!
Wat wil je liever? Sultan liet alleen
op die vragen ziju groote roode tóng
en tegelijk zfjn gevaarlijke tanden
zien. Eilingen's geduld was op.
Dus je wilt een pak slaag goed
je zult het hebben.
Woedend zocht de luitenant' naar
een wapen en daarvoor moest de
pook dienen, die vlak bij hem stend.
Maar Sultan scheen dat al voorzien
te liebben... 111 een pak slaag had hij
absoluut geen zin, maar ook niet 0111
zijn post te verlaten en voor de deur
weg te gaan. Snel handelen was nu
noodzakelijk.
Toen Eilingen met de pook aan
kwam, stond Sultan onder hevig ge
brom gereed oni hem aan to vliegen.
Een rood akelig licht vlamde in de
oogen van deii kwaadaardigon dog,
zoodat EiLingen heel wijselijk zijn
verdealigingswapen liet zakken.
Voor den drommel... met dien
houd is geen gekheid te maken... met
den eersten klap is hij misschien al
bij mijn keelneen, zoo gaat het
niet... dat is mij al te gevaarlijk.
Eilingen was radeloos, hij w ist met
meer vvat te dóen... dit beest, dat ze
ker tweehonderd Mark gekost had,
kon hij ook maar zoo niet van kant
maken! En om zich te laten verscheu
ren, daar had lnj ook geen zin in.
Wat moest hij doen'?... Bom! Bom!
Bom! Dc klok slaat buiten negen uur.
Hans viel ontmoedigd op een stoel
neer. Negen uur! De vaandel-inwlj-
diug! Hier zat hij nu bij de mooie
paradesjerp en Sultan lag heel be
daard zijn pooten likken.
Ondertusschen had zich in de Wil
helm uskazerne een zwaar onweer
boven Eiiingous hoofd samengetrok
ken.
Waai' is luitenant Eilingen'?
raasde om kwart voor negenen ka
pitein Giesman ongeduldig.
Geheimzinnig stilzwijgen. Het vier
de regiment stond al in het gelid, gc-
ced 0111 uit te rukken. Eilingen was
en bleef onzichtbaar.
Ieder oogenblik kon dc regiineuts-
conuuandaut verschijnen, om het
signaal tot oprukken naar het excer-
citieterrein' te geven.
Luitenant Eilingen woont slechts
ecu paar minuten van hier... zal ik
iemand naar hem toesturen? Zijn
wegblijven is voor mij een raadsel,
zei dc lo luitenant Rosnuui \V.it?Zijii
wegblijven is heelemaal geen raad
sel! Zeg liever, dat luitenant Eilin-
ger niet het minste begrip heeft van
orde en van plichtsbetrachting,
iwdo kapitein Giesman den luite
nant toe. Ik ken mijn mannetjes
tot gisternacht één uur heeft hij in
liet Kasino gezeten, hij zal nu nog
van Luilekkerland droomen!
En dan zal hij wol weder allo moge
lijke uitvluchten hebben!
Kapitein Giesman ging brommend
langs zijn compagnie. In stilte was
hij er al blij om, voor dien praatjes
maker, Eilingen, nog eens een flinko
voordracht te kunnen houden over de
plichten van een voorbeeldigen zoon
van Mars. Maar Eilingen deed hem
het genoegen nog niet, om voor zijn
van woede flikkerende oogen te ver-
-rCïiiJne».
Even voor negen riep de wacht:
presenteert het geweer! en een
paar minuten later betrad do regi
mentscommandant het plein der ka
zerne.
Eilingen is nog niet- hier, dacht
dé eerste luitenant P.osman zenuw-
uclitig. Die kan' blij zijn als hij
in de handen van Giesman valt... en
-- Vaandelcompagnie voor! com
mandeerde nu de regiments cornntan-
dant, en keerde zich toen tot kapi
tein Giesman.
Kapitein welke officier begeleidt
den vaandeldrager?
Luitenant Eilingeu... maar hij
is nog niet present, antwoordde Gies
man. Het was een kolfje naar zijn
hand, Eilingen nu eens te kunnen
beschuldigen.
Is die niet hier, riep de comman
dant verrast. Weet ge een reden
voor ziju afwezigheid?
Neen. Luitenant Eilingen maakt
zich aan het grootste plichtsverzuim
schuldig, hij moest eens streng ge
straft wordeu. overste.
Zeker!... In geval hij geen ge
loofwaardige verontschuldiging kan
inbrengen, moet hij maar eens als
voorbeeld gesteld worden hoe zulke
overtredingen gestraft worden Nu
moet de eerste luitenant Rosnuin zijn
plaats vervangen... Voorwaarts!
Kapitein Giesman glotn van genoe
gen. Hij mocht nu eens een voor
beeld stellen... UitstekondI
Nu moest de praatsmaker niet ziju
verontschuldigingen, waarvan hij
tocli niets geloofde, maar eens ko
men...
Do vaandelinwijding had plaats.
Na do plechtigheid hield Giesman
1. do kazerne voor zijn compagnie
nog een extra rede over de groote bc-
teekenis van het vaandel en ging
daarna naar do inspectiekamer, 0111
nog ccnigc dienstzaken te regelen.
Toen hii juist een menagcrekcning na
1 over de hoogc prijzen van
cn meelspijzen nadacht, ver
scheen luitenant Eilingen plotseling
op de vlakte.
Twee volle uren had hij in Sultan's
allesbehalve aangenaam gezelschap
doorgebracht en als de oppasser van
luitenant llorsich niet naar huis ge
komen was, had hij nog in den groot-
sten angsi op de kamer gezeten.
Dc oppasser verklaarde aan Sultan
dc reden van Eilingen's aanwezigheid
en bevrijdde hem uit zijn balling
schap.
„Hu, hen je daar eindelijk!"
Kapitein Giesman wierp deze woor
den Eilingen als een oorlogsverkla
ring voor de voeten.
„Nu zal ik je ecus als 'n voorbeeld
stellen!"
„Ivupitein, mijn aanwezigheid is
door een Kngelschen dog verhinderd,
sprak Eilingen in knappen rapport-
stijl. „Ik was alleen in luitenant Hor
sten s woning en het dier
„Beu je haast uitgepraat," grauwde
Giesman.
„Do hond
„Klets met je houd! Zoo'n nalatig»
he"d in den dienst is ongehoord!"
„Bardonik kon onmogelijk ko
men. Ik was alleen in de woning van
luitenant llorsich; zijn dog Sultan
sencon mij voor een verdacht sujet te
houden, ging voor de deur der kamer
statui en telkens als ik er uit wilde
sprong hij mij naar de keelhel
was onmogelijk de kamer uit te ko
meneerst de oppasser van luite
nant Horsieh kon mij uit mijn ge
vaarlijke positie bevrijden."
Kapitein Giesman stond in het volle
besef van zijn macht voor luitenant
Eilingen.
„Zoo!het is wat fijnsAls
het werkelijk zoo is dan is het een
nieuw bewijs voor mij, hoe ge uw
m'lttairo plichten opvat Voor eea
soiuujt 1:1:1 g er geen hindernis be
staan 1 lk ken den dog .bullan" van
luitenant llursicii. lederen inidUag
wacht lnj voor do kazerne op luite
nant llorsich. Sultan is een mooi en
erg goedig dieren nu wil je me
wijs maken dat je dezen hond met
san de ücur hadt kunnen wegjagen!
Ik zeg en herhaal het nog eens: voor
'11 soldaat dio zijn plichten getrouw is
kan en mag er geen hindernis zijnl"
Sultan zou nu zeker voor jou als ver
ontschuldiging moeten dienen! Kom
mergen op het appèl! Denk maar vast
over een lang arrest! Ingerukt
mursch!" Luitenant Eilingen verliet
woedend de inspectiekamer. Kapitein'
Giesman ging dadelijk naar den com
mandant en deelde hem het geval
mee.
't Was ongehoord. Een officier zou
voor een hond den terugtocht aanne
men! Zou hij die niet tot rede kunnen
brengen 1
Dit was een onaannemelijke uit
vlucht.
Ook de commandant deelde geheel
e.n al Giesman's mcening.