Ik herinner me te hebben opge
merkt, hoe haar masten sidderden en
dat ik een slag hoorde als een kanon
schot, toen haar ladingluiken door
den luchtdruk open sprongen. Een
groen-witto berg glom oen oogenblik
in de ochtendschemering en loon ver
dween hot schip voor altijd.
Pc datnes van het achterdok waron
meest allen in haar nachtjaponnen en
ook de heeren hadden geen tijd gehad
rich aan to kleedeu. Ik zag witte,
ke gezichten en ik koek vooral naar
mijn Engelschman cu zijn dochter, Zij
hing in zijn arm en ik meendu te z
dat zij krampachtig bcefdo, maar ze
hicbl haar lippen op elkaar geklemd,
cu alleen de doodeltjke bleekheid van
haar verwrongen gelaat en de wanho
pige blik verrieden haar gemoedstoe
stand.
Pe kapitein kwam uit zijn hut in
hemdsmouwen, zijn reddinggordol om
gespend en ik zag de kolf van een dub
belloopspistool uit zijn pistoolholster
steken.
Ik hoorde een zuigend geluid en af
en toe een lang goborrel en ik zag, du!,
onze boot overhing naar den kant,
waar de bark er tegen aan gevaren
wus. De eerste officier, een kranige
kerel, had een reservezei 1 over de
schunsing gegooid en ik begreep, dat
hij dit onder het schip door wilde
trekkenmaar hij zou even goed heb
ben kunnen probeeren met zoo'n zeil
'den stroom van do Theems onder den
middelsten boog van de London Brid
ge tegen to houden. De machine w
to nog, maar het dek ging hoe langer
hoe meer hellen en dc helling naar
stuursboordszijde word zoo sterk,
het moeilijk was zich staande te hou
den, vooral als de stooten der machine
liet schip deden schudden. Een beden
kelijke troep stroomde naar voren en
onze bokser en zijn kornuiten deden
wanhopige pogingen om oen van de
reddingbooten vlot te krijgen. Biddend
en vloekend, hakten ze met hun mes
sen op de takels los, sommigen klom
men in de boot en op de roeibanken
staande, trokken ze met woeste kracht
aan de kettingen, maai' de booten wa
len stevig bevestigd, om niet met
zwaar weer te kunnen worden los ge
slagen, en zoo was hier niet ruwe
kracht, maar. technische vaardigheid
voor het vlot krijgen noodig.
Een luid gekraak, gevolgd dooreen
bulderend geiuid als dat van donder,
verstomde plotseling al het geraas,
dat wij tot dusver gehoord hadden,
en de kapitein riep„liet waterdichte
schot is weggeslagen, we moeten
ons !e redden."
De boet ging nu niet meer vooruit,
maar trilde vrcoselijk tengevolge van
het water, dat steeds binnenstroomde
en spoedig zagen wij de stokers naur
boven komen, als rotten uit hun hol.
„Naar je plaatsen bij de redding
booten 1"
De laatste woorden 'van dit com
mando van den bootsman wekten een
lang, zenuwachtig gegil. De matro
zen trachtten hun plaatsen te bc-roi-
ken en men kon zien, dat ze door de
.mi en dan gehouden oefeningen wis-
leu wat ze to doen hadden. Maar bij
die oefeningen hadden do passagiers
er rustig om heen geslaan, zoodat de
matrozen ruim baan gehad -hadden.
Nu daarentegen had men met een
hoop ontzinde mannen en zenuwach
tige vrouweu te doen. ik drong naar
een van de ba'kboordsbooten, en
wijl ik door het gedruaig vooruit
trachtte te komen, greep een Iorscho
vrouw met haar eene hand mij vast,
terwijl ze met do andore een sidde
rende zuigeling omhoog hield,
vrouw was bijna ongekleed, maar
men kon zien, dat ze van de heftige
•koude niets merkte. Zo riep „neem
mijn kind en red liet". Ik schudde de
vrouw van mij af en. drong verdc-r.
Een verschrikte werkman wou mij
tegenhouden en krabde mij in mijn
gezicht als .pen kat Maar toch be
reikte ik dè davids.
De bemanning had de boot uitge
draaid en do scheepstimmerman was
bezig haar te vieren, toen een ge
mengde troep Engelsehen en vreem
delingen toeschoot en zoo in een oog
wenk het kleine vaartuig gevuld was
met een vechtenden lioop mannen,
die bun bezinning geheel verloren
hadden. Ik zag den kapitein niet ©en
grooten sprong van dc brug afkomen
an de loopen van zijn pistool schitte
ren. Toen hooide ik aan stuurboords-
zijde twee revolverschoten knallen en
de kapitein riep „Je hoort wat ze
aan de andere zijde krijgen er uit
of ik schiet je den een na den ander
neer."
De matrozen vochten goed, maar de
mannen in de boot weerden zich met
roeiriemen en boothaken van een
matroos werd de hersenkas met een
roeiriem gespleten, van een ander
met een bootshaak een waug in één
slag afgerukt.
Maar de woestelingen wisten niet,
boo ze de boot naar beneden moesten
krijgen. Toen vloog een van hen naar
voren, om met een bijl den ketting
door te slaan.
Een schot knalde en de man stak
zijn armen in de hoogte, liet zijn bijl
vallen en viel zelf voorover in de zee.
..Nu de tweede", riep de kapitein,
doodsbleek en half gek van woede.
Maar hel was niet noodig. Aan een
noesten gek was liet gelukt, de boot
aan bet eenc eind los to krijgen,
maar daar het andere eind vast hing,
schudde de boot zijn ge-heden lost uit
in de schuimende zee, waar de man
nen samen vochten tot. de laatste twee
elkaar bij den nok grepen en zoo met
de anderen wegzonken,
Een andere boot, aan stuurboonds-
zijde, was niet succes Ie water gelaten
en dc eerste officier sïond er bij, zijn
revolver in de hand. „Eerst de vrou
wen Thomson, jij moet do boot stu
ren, neem vier man mee, niet meer."
De jonge dame word neergelaten,
hoewel ze zich aan haar vader vast
klemde en hem smeekte, haar bij hem
te Jaten blijven. „Neen, lieveling,
vaarwel, leef gelukkig en toen bleef
hij. zich zelf beheorschend, kalm ach-
1ei' in het gedrang. Een mooi actnce-
tje en twee Ierschc vrouwen werden
neergelaten, toen vier ki mie ren, en
daarna sprongen de matrozen naar
den anderen kant, om meer vrouwen
jn re laden.
Maar een Ier riep plotseling,.Nu
wij, jongens en die kreet had een
Igedvang ten gevolge. De ruwe kerels
rukten zich los van de vrouwen, vlo
gen naar de verschansing en spion
gen er over, sommigen in de boot,
sommigen in het water. Do officier
deed twee schoten, maar miste bolde,
een der matrozen stootte de boot af,
en we zagen eon overladen boot lang
zaam achter het schip wegrocuon.
Al de hier beschreven k-on celen lie
pen in minder dan twee minuten af
en liet schip helde hoe langer hoe
meer. De bokser en zijn kornuiten wa
ren er niet in geslaagd de boot k>s te
krijgen. De kwartiermeester en de
hofmeester hadden stookijzors geno
men en joegen hen daarmee uit de
boot; de bakker, een handige knaap
dio het matrozenberoep bij liet zijne
geleerd had, liet de boot te water en
4 stokers hielden 't boksersgezelsdhajj
op een afstand. Toen werd een acht
tal vrouwen in de boot meer gegooid
dan geladen, de aangewezen matroos
greep liet roer, de vier stokers, do
kwartiermeester en ten slotte ook de
bakker sprongen er in en ook deze
tweede boot verliet het schip. Midde
lerwijl had de kapitein zijn pistool op
nieuw geladen hoe jamunav dat hij
maar een tweeloopspislool had
een derde en vierde boot verlieten het
schip, beide slechts half vol.
Een vijfde boot zou ook terecht ge
komen zijn, maar op eens sprongen
zes mannen ie gelijk aan de eene zij-
de in en zoq sloeg het vaartuig om.
Ten slotte was er nog maar één
kleine boot over en stonden meer dan
700 meiischeu op elkander geperst in
de kleine ruimte die van liet dek door
de groote zijwaartsche helling bruik
baar gelaten was.
De kapitein had zijn banden laten
zinken, er was niets meer voor hem
te doen. De derde stuurman liep met
een handspaak en weerde mannen af,
die om de laatste boot vochten. Een
matroos zei: „We hebben lang genoeg
do anderen geholpen. Tomi nu is
onze lieurt." En met drie gespierde
Zweden wist hij de laatste boot van
zijn davids los te krijgen. En liet w.
hoog tijd, want toen de boot vlot
kwam, begon het schip te zinken en
de boot sloeg bijna om door 'n stroom
van menschen die zich op de boot of
,in het water wierpen. Toen bleef ik
achter te midden van éen groote
ntgte, waarvan het angstig gegil mij
als het ware bedwelmde. Ik voelde 'n
hevigen schok en toen W3S het, alsof
de zee van een hoogen wal af op mij
neerstortte. Daarop hoorde ik geruisch
in mijn ooron eu met een snik kwam
ik boven, te midden van een groote
menigte met den dood worstelende
drenkelingen. Ik zag een boot en door
eenige flinke slagen was ik haar op
zijde gezwommen. 1-k greep het boord
vast.
„Zal ik hem op de vingers slaan?"
vroeg een man. „Neen, haal hem bin
nen," luidde het antwoord en zoo
werd ik, duizelig en half dood,
den bodem van een stikvolle boot ge
legd. Na een horden tijd werden we
door een schip opgepikt <xn zoo ben ik
,or heelhuids afgekomen, al heb
dan ook mijn hebben on houwen ver
speeld.
De Viool.
Zooals alle artisten stond hij laat
op. In den namiddag zag men hem
komen, dragende een klapsloellje en
zijn viool in een bruin houten kist. Hij
zotte zich neer onder een hoogen
boom, dicht bij de Moulin Rouge. Op
zijn knieën zette hij een wit, ge
schaafd tinnen bord. Dan begon hij
zijn viool te stemmen, voorzichtig de
snaren aan te roeren met zijn vin
gers, zich haastend om maar gauw
te kunnen spelen.
Niets zou hem hebben kunnen doen
onderbreken of afleiden, aandachtig
als hij zijn stukken speelde tusschen
de rumoerige menschenmassa's van
de buitenboulevard. Op zijn bord geld
stukjes bijeen verzamelend, luisterde
hij naar zijn viool, het oor tegen het
hoirt, de kin strak, de neus vooruit
gestoken, het oog verloren in de scha
duw van een petklep. En dikwijls be
woog zacht zijn hoofd met de cadans
der muziek. Bescheiden en stil, verlo
ren in de menigte was de violist niet
bij machte zich te meten met de ge
galonneerde Tziganen der nabijzijude
café's, wier walsen en dansen telkens
tot liem kwamen in hun snerpende of
smachtende klanken.
Voor wie speelde dan de oude vio
list Zeker niet voor de actricetjes,
die van een repetitie kwamon in de
Mcuiin Rouge, nog vervuld van de
revue-coupletten en draaiend in haar
nauwe rokjes ook niet voor de jonge
schilders, die van de Butte kwamen,
de pijp tusschen de tanden ook niet
voor de krantenloopers, die met luid
geschreeuw hun bladen aan den man
trachtten te brengen.
Iemand, die op een hoek viool-
speelt, wordt nauwelijks gehooid in
het somber straatgerucht en gerij der
rijtuigen van Auteuil, het geraas der
auto's, trams, het geweeklaag der
k-amelots, het tapijten-vonten der
Arabieren, het tegen elkaar op
schreeuwen van de neger-boxers en
het eindeloos geschreeuw van do
kooplui met viooltjes, melancholiek
als een Parijsche lente.
Maar eens op een mooien zomerdag
viel een zilveren geldstuk op het tin
nen bord. Hij speelde door, zonder
liet hoofd op te lichten bedanken
deed hij nooit, dat was zijn principe.
Ilij was geen arme.
Voor hem bleven twee personen on
beweeglijk staan, ingespannen luis
terend.
Heel goed, vriend, zeide een
hun nar.
Zijn eigenliefde, sterker dan iets
anders, deed hem zijn toehoorders
scherp opnemen. Het waren twee jon
ge maunen, elegant, goed verzorgd,
lange haren, ongetwijfeld collega's,
want beiden droegen een doos onder
den arm.
I>at is niet slecTüt^ vriend, mag
ik soma uw Instrument eens zien -
zoute dezelfde van straks, een tweed-
hij zijn instrument over cn was zeer
verbaasd, toen hij den onbekende met
©on gcojjfondc hand de viool zag ne
men ca aan zijn vriend toonon.
Ik vergiste mij niet, verklaarde
hij, 't is een Italiaan, een echte.
Hij draaide hem om, klopte tegen
liet tiout ou bekeek met aandacht de
als een schelp fijn-bewerkte kruL
Neen, het is geen nabootsing van
Mirccourt, maar oen echte Cremona,
lieriiam de artist. Je moet zien hoe
dun de huls is
Onbewust tokkelden de vingers van
den artist de saaien. Een groote te
vredenheid was bij den ouden violist
in de plaats gekomen van angst. Lang
zaam was de trol:: hein naar het hoofd
gestegen, hij reikte zijn strijkstok
over
Als u soms eens wilt probeeren
De artist aarzelde. De strijkstok met
woluigc baron, was slechis een gebrek
kig worlctuig in de hand van een zeer
geoefende. Even liet- hij hom op de sna
ren rusten. Een zware, trillende toon
kwam uit het instrument en hij speel
de..., speelde....
De grijsaard luisterde, de geopende
oogcu, de trillende handen. Wat een
geluid uit zijn viool. Iloe deed zij
do voorbijgangers stilstaan. De ar
tist speelde nu een stuk van Strauss.
Zoo liad hij ook gospeeld, toen hij nog
jong was, maar nu waren zijn vingers
oud en moe.
Luister, zei dc artist, ik wil uw
viool koopen, zoodal ge nooit meer
hier hoeft te zitten. Ilierde rest
komt.
Hij had eenige biljetten uit zijn
zak gehaald en zo den grijsaard toe
gestopt, verbijsterd van vreugde.
Eu als je een viool wil, hier Is
dc mijne, mot kist cn al.
De man liet zijn handen gaan over
het glimmend vernis, de nikkelen slo
ten. Hij keek naar de twee onbeken
den, het geld, do viool; dan ineens
keerde hij zich om, een verschrikke
lijke angst vertrok zijn gelaat en zijn
liat.dcu vouwend, schreeuwde hij met
rauwe stem:
Geef ze mij terug! Laat ze mijt...
Hot is niet mogelijk. Ik heb hem te
lang, ik heb slechts hem. Hier, neem
uw geld woer terug I
Toon hij hem weer terug had, druk
te hij hem in zijn armer., waanzinnig.
Die man heeft gelijk, zei de ar
tist tegen zijn vriend, treurig; ik be
grijp het, wij haddon hem bijna zijn
ziel ontstolen. Gelukkig zijn wij geen
moordenaars.
De Koetlier.
Na zijn ontslag te hebben genomen
Is palfrenier bij den hertog van Wel
lington, trad hij als oerste koetsier in
dienst van sir Henry Marduff, een
der grootste notabelen van Londen,
zoodat John David Trully waardig
carrière maakte in zijn reeds verhe
en loopbaan. Maar zijne hoogheid
had zich op een goeden morgen, toen
hij do stallen bezocht, veroorloofd
John het volgende bevel te geven:
„Raap dion bezem daar eens op!"
De eerste koetsier, verontwaardigd,
verliet op slag hot huis, waar men
hem inct een staljongensbaantjo durf
de belasten.
Achtereenvolgens diende John als
sieraad van de équipages van een
oude dame on een jongen admiraal.
Hij bad een gezet postuur gekregen,
wat hom heel goed stond. Hij verliet
do mevrouw, omdat zij het verschrik
kelijk vond, dat hij Zondags een si
gaar rookte. Sigaren waren in het be
gin der negentiende eeuw nog zeld
zaam. Wat wilde zij dan dat hij rook
te? Eer. pijp, gelijk de eerste de beste
sjouwerman? De admiraal had hem
een pruimpje geoffreerd; Joim had
gewe'gerd liet aan te nemen. „Mijn
officiereu pruimen wèl," had de.ad
miraal hem toegevoegd. John gaf uit
beleefdheid geen antwoord, maar
dacht hij zichzelf: „Ik kan mij toch
niet gelijk stellen met zeeofficieren",
en hij zegde zijn dienst op.
Zijn vaderland moede, trok Trully
naar Frankrijk, waar hij werd aan
genomen door lord Henry Seymour,
genoemd milord Arsouille. Maar
daar!De verleiding werd te
grooU passeerende langs de laden
var. milord, waarin deze zijn sigaren
bcv. aaide tusschen laurierblaadjes
en vunilletukjes, had hij de handen
uTgestokcn cn er eenige in zijn zak
weggemoffeld. Helaas! Seymour be
merkte den diefstal en de roemrijke
E.igelsche koetsier stond op de Pa-
rijsche keient
't Duurde niet heel lang, want den
volgenden dag reeds werd hij bij
Jet: markies De Toncevierre geroe-
Wat is dat, John? Ben jij zonder
betrekking? Jij, die evengoed met
twee, ais met vier, ja zelfs met acht
paardei kunt rijden! Wil je een si
gaar opsteken?
Ik dank u, mijnheer de markies,
zei John, opgetogen over deze schen
king.
Zou je bij mij in dienst willen
•kornet.?
overeenkomst was spoedig ge
troffen John mocht den baas spelen
over het gehcele stalpersoneel, hon
den houden, sigaren rooken, hanen
gevechten organiseeren, boksers la
tin optreden in de groote schuur
waar de rijtuigen werden schoonge
maakt, kortom, hij had bij den mar
kies een leven als een prins.
Maar o jammer!
De markies was een verwoed kaart
speler, en hoe meer hij speelde op de
club, des te zwaarder verloor hij. Het
ein-le was fataal.
Op een morgen riep hij John bij
zii lideze verscheen, de welvarend
heid zelve.
John, vriend, het spijt me, wat
ik je ga zeggenmaar ofschoon
er absoluut niets op je valt aan te
merken, moeten wij scheiden.
-- Neen, mijnheer dc markies, dat
gaat niet.
-- Wat niet! 'lis jammer, maar. ik
kaï: je niet houden.
Neemt u me niet kwalijk, dat ik
Wat opgewonden werd. Maar waar
zal ik een nieuwe betrekking vinden?
Ik blijf, waar ik ben.
Ln ik zeg, dat je heengaat. Te
gen wien donk je wel, dat je spreekt?
Tegen u, mijnheer dé markies.
1 Juist, cn nu onmiddellijk de
kamer uilt
En mijn contract?
Duivels, het contract!
De markies begon te lachen
Dat 's waar, zei hij.
En hij voegde cr op kalmeren toon
aan toe:
Ga maar weer aan je werk,
John.
De markies begon met een deel van
zijn schulden af te betalen, door al
zijn paarden te verkoopen. Daarna
zette hij een verkooping van al zijn
rijtuigen op touw.
En hoe zal ik mijnheer don mar
kies nu voortaan rijden? informeer
de John, ten zeerste verbaasd.
Maak je niet ongerust, ik zal
een andere equipage aanschaffen.
En werkelijk; binnen oen wee
hield een rammelend, beslijkt veb
kei, waarvoor twee houterige paarden
gespannen stonden, voor het tuinhek
stil.
- John, zei do markies ernstig,
noem de teugols. Dit is mijn nieuwe
rijtuig. Wij gaan naar Tortoni.
Moet ik op dion bok zitten?
Nooit van in'n leven, mijnheer de
markies.
Ik wil het,
Ik raak dat oud-roest niet aan!
Zoo, zoo. En T contract, mijn
waarde John, ben je dat heelomaal
'orgetcn!?
Jolm David Trully scheurde liet
erwenschto contract voor dc oogen
an den markies in stukken, en liet
den markies met z'n nieuwo equipa
ge staan, waar hij stond. De veronge
lijkte markies verloor op dat oogen
blik wel veel van zijn prestige, maar
won ook veel geld, door het ver
dwijnen van John, dio in zijn ver
schillende diensten toch nog kans had
gezien met dc paardenbestuurderij
een fortuin te vergaren I
VAARTUIGEN VAN GEWAPEND
BETON.
Een dozijn jaren geleden werd
door den Italiaanschen ingenieur Ga-
bellini te Rome, door een ijzeren ge
raamte met een netwerk van ijzer-
draad te omspannen eu dit samenstel
van binnen en van buiten met ce-
mentbeton te bckleedeu, een vaar
tuig gemaakt, dat wel betrekkelijk
2waar was. maar daartegenover het
voordeel had van een volmaakt glad
de huid, die de beweegbaarheid teu
ie kwam, en tevens duurzaam
en gemakkelijk te onderhouden,
omdat aangroeiing er aan onmoge
lijk was. Uit tal van proeven met
booten, die door GabeLlini na het sla
gen van zijn eerste vaartuig gemaakt
waren, bleek verder, dat de booten
zeer solied waren en levens, wat men
eerst wel eens in twijfel getrokken
had, volkomen bestand tegen stooten
tegen andere booten, schoeiingen en
kaaimurenwaaraan .vaartuigen
roortdurend bloot staan.
Natuurlijk blijft altijd de mogolijk-
heid bestaan, dat in zoo'n bootje een
gat gestooten wordt, en terwijl een
houten bootje dan veelal nog vlot te
houden is, zou oen steenen bootje on
middellijk. zinken. Daarom zijn die
bootjes van dwarsscholton voorzien,
zoo voorzien, dat een vakje vol kou
loopen «onder dat de boot zinkt.
De -eerste dezer vaartuigen waren
bootjes van 6 M. lengte .maar later
heeft GabeUiiri een admit van 16.50
M. lengte en 5.40 M. breed gebouwd,
die na eenige jaren in de haven vaar
Genua voor het vervoer van steen
kolen gebruikt, nog geen blijken gaf
van achteruitgang.
Een latere constructie van hem is
de kiosk van de zeil- en rocivereeni-
ging te Rome op een grooten stroom
door een aantal pontons gedragen,
alles van gewapend beton.
Bij verscheidene schipbruggen op
de Po zijn alle of een deel der houten
schuiten door schuiten van gewapend
beton vervangen en door de Ilaliaan-
sche regeenng zijn aan Gobelüni een
aantal vaartuigen van 100 ton draag
vermogen besteld om in het aisenaal
te Spezzia gebruikt te worden. De
grootere vaartuigen, waaronder ook
de laatstgenoemde, worden togen liet
voormelde gevaar van gaten stooten
op Gabellini's werf met eon dubbelen
and geconstrueerd, waarbij de
ruimte tusschen de twee wanden in
een groot aantal cellen verdeeld is.
Natuurlijk kan men in zulke vaar
tuigen met het oog op mogelijke groo
tere rampen bovendien tusschen-
scJiotte nmaken, die dan tevens con
structieve deelen zijn, waarmede bij
de bepaling van de zwaarten der ver
schillende deelen rekening kan ge
houden worden.
Gabellini maakt zich over het ge
bruik van gewapend beton als bouw
materiaal voor schepen groote illu
sies. Volgens hem zal het beton in
den scheepsbouw hout, ijzer en staal
verdringen. Zelfs meende hij. dal
men er pantserschepen van zou kun
nen maken. Uit proeven te Sj^ezzia in
Maart jl. genomen, is echter geble
ken, dat gewapend beton voor pant-
sermateriaal geheel onbruikbaar is;
en ook voor gewone schepen schijnen
de vooruitzichten niet gunstig, om
dat bij voldoende soliditeit het eigen
gewicht van de romp te groot en
daardoor bij gelijke grootte het
draagvermogen te gering wordt. Gaat
men nu de grootte vermeerderen om
weer tot gelijk draagvermogen te ko
men, dan moeten weer de machines,
het kolenverbruik, en.z. grooter wor
den. Het zullen dus wel zeer bijzon
dere omstandigheden moeten zijn,
waaronder een stoomschip van ge
wapend beton aanbeveling verdient.
Maar deze bezwaren gelden niet
voor vaartuigen, die stil blijven lig
gen of slechts zelden verplaatst moe
ten worden en waarvan de meerdere
grootte dus geen bezwaar is, zooal3
voor do schuiten van de vaste gedeel
ten eener schipbrug, schuiten onder
aanlegbruggen, drijvende kantoren
cn dergelijke, waarbij in sommige
omstandighexten grootere werken, als
b.v._ drijvende droogdokken niet uiir
gesloten zijn zouden.
Voor dei gel ijko doeleinden schijnt
op de voordeeion aan het gebruik van
gewapend beton verbonden, wel de
ïaanaacht (geivestigd te mogen wor
den»
DE STEENKOOL EN HAAR BIJ
PRODUCTEN.
In een iclezer dagen te Berlijn ge
houden vergadering van hot „Kai
ser WilheliipGpsellschaft" word be
sloten. éeh instiftiut voor het uitslui
tend en permanent onderzoek dor ko
len en haar derivaten in het leven
te roepen, met standplaats: Mülheim
aan de lloer bij Duisburg aan don
Rijn. Dit voornemen ten bate van
de algemeene volkswelvaart trokt
eveneens onze bijzondere aandacht.
Op :t oogenblik staat 0113 schrijft
J. L. Terneden in^ de G. W. een
nauwkeurige statistiek omtrent de
wereld-kolenproductie van het jaar
1906 ter beschikking. Dienovereen
komstig bedroeg de tdtaJe opbrengst
ia Europa rond 6ÖÖ.ÖWJ.OOO tonnen,
lu de eerste plaats treedt daarbij op.
Engeland met 255, daaraan volgend
Duitschland niet 194 niillioen tonnen.
Ons voorstellingsvermogen kun deze
reuzencijfers slechts zeer beperkt om
vatten; trachten wij dus dc gegevens
iets bevattelijke te maken on van wat
naderbij te omschrijven en te be
schouwen.
Een normale goederenwagen wordt
niet 10 ton kolen bevracht. Gaan wij
nu de kolenhoeveelheid na, welke in
het Duitsche Rijk per minuut gedol
ven, aan het daglicht gebracht, dus
ook verladen wordt, dan ontstaat een
aanzienlijke goederentrein van
34 wagens, of rond 100 assen, ter
lengte van ongeveer 250 meters. Deze
cijfers stellen nu de Duitsche kolen-
productie per 60 secouden voor.
De gemiddelde handelsprijs voor
gas- en voor ketolkolen ruw samen
vattend, kan rneu de waarde van een
10 tons-wagenvracht aan de mijn op
100 Mark stellen, zoodat in Duitsch-
Üainkl in elke minuut voor 3400 Mark
(f 2040) grondstof wordt gewonnen.
Nu komt echter de keerzijde van
het beeld. Reeds voor vele jaren be
weerden zaak- en vakkundigen, dut
wij ons nog steeds aan een grove
verspilling van dezen bodeuirijkdom
schuldig maken, dat wij vlotweg ko
len onder den stoomketel verbranden,
waaruit door een andere behandeling
- door vergassing, door de omzetting
an kolen in gas en cokes grootere
voordeden ons ten gunste komen,
idat tv ij dus veel spaarzamer, veel
huishoudelijker zouden te werk kun-
?n gaan-
Door een eenvoudige, open verbran
ding verspillen wij de waardevolle,
in hoogen prijs staande derlvafon
dit zijn de dochtervev'mndingen der
kolen en als wij nu het aldus op
tredend verlies uiterst matig op 20
percent taxeeren, dan beloopt 't u-c
bijna 7ÜÖ Mark per minuut dat door
deze onjuiste, niet oordeelkundige be
handeling der kolen voor het Duit
sche nationaal vermogen verloren
gaat.
Na bovenstaande opmerkingen ligt
wel het hooge gewicht eener nauw
keurige bestudeering der verschil-
lande kolonronrten cn der daaruit t«
winnen bijproducten gereedclijk voor
do hand; even duidelijk is liet, dat elk
percent -- de thans nog hecrschenda
verspilling beperkende een total)
geld winst van meerdere, van vele rr.it
boenen uitmaakt.
Do heer Terneden geeft daarna eet
uitvoerige opsomming van de mitii
ge on waardevolle zelfstandigheden
(lie do zwarte, onoogelijke grondstof]
welke men „zwarte diamant" noemt]
bovat. waar hij aan toevoegt, dat nog
steeds de overtuiging heorscht, dat
schallen van het teer volstrekt niet
ten vollo nan hel liehl zijn gebracht,
dal toekomende tijden en geslachten
ettelijke andere dingen daaruïl zullen
weten te vinden. De kunstmatige
caoutchouc bijvoorbeeld, misschien
zelfs wol voedingsstoffen.
Zoo is dan do steenkool, chemisch
'gezegd, een luoedercompositum,
wiens doclitcrverbiivdingen, zijn de
rivaten, voor de nienschheid even
kostbaar, als van gewichtige bete»,
kenis zijn geworden. Maar deze ko
len rijkdom is volstrekt niet onbe
grensd. Nog enkele eeuwen kan do
voorraad, de Duitsche wellicht nog
1500 tot 2000 jaren, toereikend zijn;
maar duidelijk is het toch, dat hij ein
lelijk uitgeput raakt. Dus rust op ons
le verplichting met dezen schat eco
nomisch behoedzaam om te gaan,
hem niet onoordeelkundig te ver
branden, te verkwisten, maar alle
■wu arden daarin geborgen en opge
zameld, naar onze beste krachten aan
iiet licht tc brengen, te vergaderen cu
ten nutte te maken.
IN- EN UITVAL VAN HET „HBLD.":
C\iiano bij dc Landweer: Ser
geant, vraagt de luitenant, laat dien
kerol met zijn grooten neus in het
tweede gelid gaan staanzijn kokkert
steekt te ver vooruit.
Luit-nt, antwoordt de sergeant,
de man staat al in hel tweede gelid,
ln een klein plaatsje was eea thea
tertroep gekomen en mijnheer en me
vrouw gaven hun dienstmeisje, dat
nog nooit een tooneelvoorstelling had
bijgewoond, verlof daar een bezoek ie
brengen.
Nieuwsgierig omtrent den eersten
indruk vroeg mevrouw bij de thuis,
komst:
Nu, Trientje, hoe is het jé bevat
len?
Och gunst, mevrouw, dat waei
nie echt, ik geleuf dè ze t van te veu-
uiè mekaor hew' aofgesprookea,
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie deze rubriekbetreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meijer, Kruisstraal34, Telephoon 1543.
PROBLEEM No. 383,
van
M. Charly.
Zwart
Zwart. Schijven op 9, 11, 12, 13. 14, 10, 18, 19, 21, 23, 26 en 3!
Wit. Schijven op31, 32, 33, 34, 36, 37, 39, 40, 43, 47, 48 en 50.
PROBLEEM No. 384,
van
E. R o m a n i.
-*■ FV-ri-v
TT 1*
Zwart. Schijven op 7, 11, 12, 13, |14, 16, 20, 27 en dam op 50.
Wit. Schijven op 22-, 30, 31, 34, 36, 37, 39, 40, 42 en 44.
Oplossingen van deze problemen
worden gaarne ingewacht aan bo
vengenoemd adres, uiterlijk Dinsdag
13 Augustus 1912.
Oplossing van probleem No. 379,
van den auteur Wit 23—18, 28 19,
27—22, 32—28, 37 28, 40—34, 45 11
Oplossing van probleem No. 380,
'an den auteur Wit 3530, 34—30,
28-23, 39—34, 33—28. 38:18, 50-4-4,
37-31. 312
Van beide problemen ontvingen wij
goede oplossiugcn van de heeren R.
Bouw, M. ten Brink, P. J. Eype, J. Ja-
cobson Azn., W. J. A. Matla, P. Mol-
lerna, J. Mulder, G. Serodini, J. Sie-
gerist,
DAMNIEUWS.
Dé volgende circulaire is onder de
leden van den Nederlandsclien Daffl'
bond verspreid
„I-Iaariemsche Damclub", Haarlem.
Damvereeniging „Gezellig Samen
zijn". Amsterdam.
Amsterdamsclie Damvereeniging
Van Embden", Amsterdam.
Aangesloten bij den „Nederlandse-hen
Dambond".
Haarlem, Amsterdam, Juli 1912.
Protest-Vergadering te hou
den op Zondag 11 Augustus 1912,
's middags te 1 uur, in „I>«
Nieuwe Karseboom", Rem-
brandtsplein, te A'dam.
Aan II.H. Bestuurderen en Le
den, aangesloten bij den
derlandschen Dambond"!
Wij hebben de eer, U uit te noodt
gen tot bijwoning van bovengenoem*