Ik herinner me te hebben opge merkt, hoe haar masten sidderden en dat ik een slag hoorde als een kanon schot, toen haar ladingluiken door den luchtdruk open sprongen. Een groen-witto berg glom oen oogenblik in de ochtendschemering en loon ver dween hot schip voor altijd. Pc datnes van het achterdok waron meest allen in haar nachtjaponnen en ook de heeren hadden geen tijd gehad rich aan to kleedeu. Ik zag witte, ke gezichten en ik koek vooral naar mijn Engelschman cu zijn dochter, Zij hing in zijn arm en ik meendu te z dat zij krampachtig bcefdo, maar ze hicbl haar lippen op elkaar geklemd, cu alleen de doodeltjke bleekheid van haar verwrongen gelaat en de wanho pige blik verrieden haar gemoedstoe stand. Pe kapitein kwam uit zijn hut in hemdsmouwen, zijn reddinggordol om gespend en ik zag de kolf van een dub belloopspistool uit zijn pistoolholster steken. Ik hoorde een zuigend geluid en af en toe een lang goborrel en ik zag, du!, onze boot overhing naar den kant, waar de bark er tegen aan gevaren wus. De eerste officier, een kranige kerel, had een reservezei 1 over de schunsing gegooid en ik begreep, dat hij dit onder het schip door wilde trekkenmaar hij zou even goed heb ben kunnen probeeren met zoo'n zeil 'den stroom van do Theems onder den middelsten boog van de London Brid ge tegen to houden. De machine w to nog, maar het dek ging hoe langer hoe meer hellen en dc helling naar stuursboordszijde word zoo sterk, het moeilijk was zich staande te hou den, vooral als de stooten der machine liet schip deden schudden. Een beden kelijke troep stroomde naar voren en onze bokser en zijn kornuiten deden wanhopige pogingen om oen van de reddingbooten vlot te krijgen. Biddend en vloekend, hakten ze met hun mes sen op de takels los, sommigen klom men in de boot en op de roeibanken staande, trokken ze met woeste kracht aan de kettingen, maai' de booten wa len stevig bevestigd, om niet met zwaar weer te kunnen worden los ge slagen, en zoo was hier niet ruwe kracht, maar. technische vaardigheid voor het vlot krijgen noodig. Een luid gekraak, gevolgd dooreen bulderend geiuid als dat van donder, verstomde plotseling al het geraas, dat wij tot dusver gehoord hadden, en de kapitein riep„liet waterdichte schot is weggeslagen, we moeten ons !e redden." De boet ging nu niet meer vooruit, maar trilde vrcoselijk tengevolge van het water, dat steeds binnenstroomde en spoedig zagen wij de stokers naur boven komen, als rotten uit hun hol. „Naar je plaatsen bij de redding booten 1" De laatste woorden 'van dit com mando van den bootsman wekten een lang, zenuwachtig gegil. De matro zen trachtten hun plaatsen te bc-roi- ken en men kon zien, dat ze door de .mi en dan gehouden oefeningen wis- leu wat ze to doen hadden. Maar bij die oefeningen hadden do passagiers er rustig om heen geslaan, zoodat de matrozen ruim baan gehad -hadden. Nu daarentegen had men met een hoop ontzinde mannen en zenuwach tige vrouweu te doen. ik drong naar een van de ba'kboordsbooten, en wijl ik door het gedruaig vooruit trachtte te komen, greep een Iorscho vrouw met haar eene hand mij vast, terwijl ze met do andore een sidde rende zuigeling omhoog hield, vrouw was bijna ongekleed, maar men kon zien, dat ze van de heftige •koude niets merkte. Zo riep „neem mijn kind en red liet". Ik schudde de vrouw van mij af en. drong verdc-r. Een verschrikte werkman wou mij tegenhouden en krabde mij in mijn gezicht als .pen kat Maar toch be reikte ik dè davids. De bemanning had de boot uitge draaid en do scheepstimmerman was bezig haar te vieren, toen een ge mengde troep Engelsehen en vreem delingen toeschoot en zoo in een oog wenk het kleine vaartuig gevuld was met een vechtenden lioop mannen, die bun bezinning geheel verloren hadden. Ik zag den kapitein niet ©en grooten sprong van dc brug afkomen an de loopen van zijn pistool schitte ren. Toen hooide ik aan stuurboords- zijde twee revolverschoten knallen en de kapitein riep „Je hoort wat ze aan de andere zijde krijgen er uit of ik schiet je den een na den ander neer." De matrozen vochten goed, maar de mannen in de boot weerden zich met roeiriemen en boothaken van een matroos werd de hersenkas met een roeiriem gespleten, van een ander met een bootshaak een waug in één slag afgerukt. Maar de woestelingen wisten niet, boo ze de boot naar beneden moesten krijgen. Toen vloog een van hen naar voren, om met een bijl den ketting door te slaan. Een schot knalde en de man stak zijn armen in de hoogte, liet zijn bijl vallen en viel zelf voorover in de zee. ..Nu de tweede", riep de kapitein, doodsbleek en half gek van woede. Maar hel was niet noodig. Aan een noesten gek was liet gelukt, de boot aan bet eenc eind los to krijgen, maar daar het andere eind vast hing, schudde de boot zijn ge-heden lost uit in de schuimende zee, waar de man nen samen vochten tot. de laatste twee elkaar bij den nok grepen en zoo met de anderen wegzonken, Een andere boot, aan stuurboonds- zijde, was niet succes Ie water gelaten en dc eerste officier sïond er bij, zijn revolver in de hand. „Eerst de vrou wen Thomson, jij moet do boot stu ren, neem vier man mee, niet meer." De jonge dame word neergelaten, hoewel ze zich aan haar vader vast klemde en hem smeekte, haar bij hem te Jaten blijven. „Neen, lieveling, vaarwel, leef gelukkig en toen bleef hij. zich zelf beheorschend, kalm ach- 1ei' in het gedrang. Een mooi actnce- tje en twee Ierschc vrouwen werden neergelaten, toen vier ki mie ren, en daarna sprongen de matrozen naar den anderen kant, om meer vrouwen jn re laden. Maar een Ier riep plotseling,.Nu wij, jongens en die kreet had een Igedvang ten gevolge. De ruwe kerels rukten zich los van de vrouwen, vlo gen naar de verschansing en spion gen er over, sommigen in de boot, sommigen in het water. Do officier deed twee schoten, maar miste bolde, een der matrozen stootte de boot af, en we zagen eon overladen boot lang zaam achter het schip wegrocuon. Al de hier beschreven k-on celen lie pen in minder dan twee minuten af en liet schip helde hoe langer hoe meer. De bokser en zijn kornuiten wa ren er niet in geslaagd de boot k>s te krijgen. De kwartiermeester en de hofmeester hadden stookijzors geno men en joegen hen daarmee uit de boot; de bakker, een handige knaap dio het matrozenberoep bij liet zijne geleerd had, liet de boot te water en 4 stokers hielden 't boksersgezelsdhajj op een afstand. Toen werd een acht tal vrouwen in de boot meer gegooid dan geladen, de aangewezen matroos greep liet roer, de vier stokers, do kwartiermeester en ten slotte ook de bakker sprongen er in en ook deze tweede boot verliet het schip. Midde lerwijl had de kapitein zijn pistool op nieuw geladen hoe jamunav dat hij maar een tweeloopspislool had een derde en vierde boot verlieten het schip, beide slechts half vol. Een vijfde boot zou ook terecht ge komen zijn, maar op eens sprongen zes mannen ie gelijk aan de eene zij- de in en zoq sloeg het vaartuig om. Ten slotte was er nog maar één kleine boot over en stonden meer dan 700 meiischeu op elkander geperst in de kleine ruimte die van liet dek door de groote zijwaartsche helling bruik baar gelaten was. De kapitein had zijn banden laten zinken, er was niets meer voor hem te doen. De derde stuurman liep met een handspaak en weerde mannen af, die om de laatste boot vochten. Een matroos zei: „We hebben lang genoeg do anderen geholpen. Tomi nu is onze lieurt." En met drie gespierde Zweden wist hij de laatste boot van zijn davids los te krijgen. En liet w. hoog tijd, want toen de boot vlot kwam, begon het schip te zinken en de boot sloeg bijna om door 'n stroom van menschen die zich op de boot of ,in het water wierpen. Toen bleef ik achter te midden van éen groote ntgte, waarvan het angstig gegil mij als het ware bedwelmde. Ik voelde 'n hevigen schok en toen W3S het, alsof de zee van een hoogen wal af op mij neerstortte. Daarop hoorde ik geruisch in mijn ooron eu met een snik kwam ik boven, te midden van een groote menigte met den dood worstelende drenkelingen. Ik zag een boot en door eenige flinke slagen was ik haar op zijde gezwommen. 1-k greep het boord vast. „Zal ik hem op de vingers slaan?" vroeg een man. „Neen, haal hem bin nen," luidde het antwoord en zoo werd ik, duizelig en half dood, den bodem van een stikvolle boot ge legd. Na een horden tijd werden we door een schip opgepikt <xn zoo ben ik ,or heelhuids afgekomen, al heb dan ook mijn hebben on houwen ver speeld. De Viool. Zooals alle artisten stond hij laat op. In den namiddag zag men hem komen, dragende een klapsloellje en zijn viool in een bruin houten kist. Hij zotte zich neer onder een hoogen boom, dicht bij de Moulin Rouge. Op zijn knieën zette hij een wit, ge schaafd tinnen bord. Dan begon hij zijn viool te stemmen, voorzichtig de snaren aan te roeren met zijn vin gers, zich haastend om maar gauw te kunnen spelen. Niets zou hem hebben kunnen doen onderbreken of afleiden, aandachtig als hij zijn stukken speelde tusschen de rumoerige menschenmassa's van de buitenboulevard. Op zijn bord geld stukjes bijeen verzamelend, luisterde hij naar zijn viool, het oor tegen het hoirt, de kin strak, de neus vooruit gestoken, het oog verloren in de scha duw van een petklep. En dikwijls be woog zacht zijn hoofd met de cadans der muziek. Bescheiden en stil, verlo ren in de menigte was de violist niet bij machte zich te meten met de ge galonneerde Tziganen der nabijzijude café's, wier walsen en dansen telkens tot liem kwamen in hun snerpende of smachtende klanken. Voor wie speelde dan de oude vio list Zeker niet voor de actricetjes, die van een repetitie kwamon in de Mcuiin Rouge, nog vervuld van de revue-coupletten en draaiend in haar nauwe rokjes ook niet voor de jonge schilders, die van de Butte kwamen, de pijp tusschen de tanden ook niet voor de krantenloopers, die met luid geschreeuw hun bladen aan den man trachtten te brengen. Iemand, die op een hoek viool- speelt, wordt nauwelijks gehooid in het somber straatgerucht en gerij der rijtuigen van Auteuil, het geraas der auto's, trams, het geweeklaag der k-amelots, het tapijten-vonten der Arabieren, het tegen elkaar op schreeuwen van de neger-boxers en het eindeloos geschreeuw van do kooplui met viooltjes, melancholiek als een Parijsche lente. Maar eens op een mooien zomerdag viel een zilveren geldstuk op het tin nen bord. Hij speelde door, zonder liet hoofd op te lichten bedanken deed hij nooit, dat was zijn principe. Ilij was geen arme. Voor hem bleven twee personen on beweeglijk staan, ingespannen luis terend. Heel goed, vriend, zeide een hun nar. Zijn eigenliefde, sterker dan iets anders, deed hem zijn toehoorders scherp opnemen. Het waren twee jon ge maunen, elegant, goed verzorgd, lange haren, ongetwijfeld collega's, want beiden droegen een doos onder den arm. I>at is niet slecTüt^ vriend, mag ik soma uw Instrument eens zien - zoute dezelfde van straks, een tweed- hij zijn instrument over cn was zeer verbaasd, toen hij den onbekende met ©on gcojjfondc hand de viool zag ne men ca aan zijn vriend toonon. Ik vergiste mij niet, verklaarde hij, 't is een Italiaan, een echte. Hij draaide hem om, klopte tegen liet tiout ou bekeek met aandacht de als een schelp fijn-bewerkte kruL Neen, het is geen nabootsing van Mirccourt, maar oen echte Cremona, lieriiam de artist. Je moet zien hoe dun de huls is Onbewust tokkelden de vingers van den artist de saaien. Een groote te vredenheid was bij den ouden violist in de plaats gekomen van angst. Lang zaam was de trol:: hein naar het hoofd gestegen, hij reikte zijn strijkstok over Als u soms eens wilt probeeren De artist aarzelde. De strijkstok met woluigc baron, was slechis een gebrek kig worlctuig in de hand van een zeer geoefende. Even liet- hij hom op de sna ren rusten. Een zware, trillende toon kwam uit het instrument en hij speel de..., speelde.... De grijsaard luisterde, de geopende oogcu, de trillende handen. Wat een geluid uit zijn viool. Iloe deed zij do voorbijgangers stilstaan. De ar tist speelde nu een stuk van Strauss. Zoo liad hij ook gospeeld, toen hij nog jong was, maar nu waren zijn vingers oud en moe. Luister, zei dc artist, ik wil uw viool koopen, zoodal ge nooit meer hier hoeft te zitten. Ilierde rest komt. Hij had eenige biljetten uit zijn zak gehaald en zo den grijsaard toe gestopt, verbijsterd van vreugde. Eu als je een viool wil, hier Is dc mijne, mot kist cn al. De man liet zijn handen gaan over het glimmend vernis, de nikkelen slo ten. Hij keek naar de twee onbeken den, het geld, do viool; dan ineens keerde hij zich om, een verschrikke lijke angst vertrok zijn gelaat en zijn liat.dcu vouwend, schreeuwde hij met rauwe stem: Geef ze mij terug! Laat ze mijt... Hot is niet mogelijk. Ik heb hem te lang, ik heb slechts hem. Hier, neem uw geld woer terug I Toon hij hem weer terug had, druk te hij hem in zijn armer., waanzinnig. Die man heeft gelijk, zei de ar tist tegen zijn vriend, treurig; ik be grijp het, wij haddon hem bijna zijn ziel ontstolen. Gelukkig zijn wij geen moordenaars. De Koetlier. Na zijn ontslag te hebben genomen Is palfrenier bij den hertog van Wel lington, trad hij als oerste koetsier in dienst van sir Henry Marduff, een der grootste notabelen van Londen, zoodat John David Trully waardig carrière maakte in zijn reeds verhe en loopbaan. Maar zijne hoogheid had zich op een goeden morgen, toen hij do stallen bezocht, veroorloofd John het volgende bevel te geven: „Raap dion bezem daar eens op!" De eerste koetsier, verontwaardigd, verliet op slag hot huis, waar men hem inct een staljongensbaantjo durf de belasten. Achtereenvolgens diende John als sieraad van de équipages van een oude dame on een jongen admiraal. Hij bad een gezet postuur gekregen, wat hom heel goed stond. Hij verliet do mevrouw, omdat zij het verschrik kelijk vond, dat hij Zondags een si gaar rookte. Sigaren waren in het be gin der negentiende eeuw nog zeld zaam. Wat wilde zij dan dat hij rook te? Eer. pijp, gelijk de eerste de beste sjouwerman? De admiraal had hem een pruimpje geoffreerd; Joim had gewe'gerd liet aan te nemen. „Mijn officiereu pruimen wèl," had de.ad miraal hem toegevoegd. John gaf uit beleefdheid geen antwoord, maar dacht hij zichzelf: „Ik kan mij toch niet gelijk stellen met zeeofficieren", en hij zegde zijn dienst op. Zijn vaderland moede, trok Trully naar Frankrijk, waar hij werd aan genomen door lord Henry Seymour, genoemd milord Arsouille. Maar daar!De verleiding werd te grooU passeerende langs de laden var. milord, waarin deze zijn sigaren bcv. aaide tusschen laurierblaadjes en vunilletukjes, had hij de handen uTgestokcn cn er eenige in zijn zak weggemoffeld. Helaas! Seymour be merkte den diefstal en de roemrijke E.igelsche koetsier stond op de Pa- rijsche keient 't Duurde niet heel lang, want den volgenden dag reeds werd hij bij Jet: markies De Toncevierre geroe- Wat is dat, John? Ben jij zonder betrekking? Jij, die evengoed met twee, ais met vier, ja zelfs met acht paardei kunt rijden! Wil je een si gaar opsteken? Ik dank u, mijnheer de markies, zei John, opgetogen over deze schen king. Zou je bij mij in dienst willen •kornet.? overeenkomst was spoedig ge troffen John mocht den baas spelen over het gehcele stalpersoneel, hon den houden, sigaren rooken, hanen gevechten organiseeren, boksers la tin optreden in de groote schuur waar de rijtuigen werden schoonge maakt, kortom, hij had bij den mar kies een leven als een prins. Maar o jammer! De markies was een verwoed kaart speler, en hoe meer hij speelde op de club, des te zwaarder verloor hij. Het ein-le was fataal. Op een morgen riep hij John bij zii lideze verscheen, de welvarend heid zelve. John, vriend, het spijt me, wat ik je ga zeggenmaar ofschoon er absoluut niets op je valt aan te merken, moeten wij scheiden. -- Neen, mijnheer dc markies, dat gaat niet. -- Wat niet! 'lis jammer, maar. ik kaï: je niet houden. Neemt u me niet kwalijk, dat ik Wat opgewonden werd. Maar waar zal ik een nieuwe betrekking vinden? Ik blijf, waar ik ben. Ln ik zeg, dat je heengaat. Te gen wien donk je wel, dat je spreekt? Tegen u, mijnheer dé markies. 1 Juist, cn nu onmiddellijk de kamer uilt En mijn contract? Duivels, het contract! De markies begon te lachen Dat 's waar, zei hij. En hij voegde cr op kalmeren toon aan toe: Ga maar weer aan je werk, John. De markies begon met een deel van zijn schulden af te betalen, door al zijn paarden te verkoopen. Daarna zette hij een verkooping van al zijn rijtuigen op touw. En hoe zal ik mijnheer don mar kies nu voortaan rijden? informeer de John, ten zeerste verbaasd. Maak je niet ongerust, ik zal een andere equipage aanschaffen. En werkelijk; binnen oen wee hield een rammelend, beslijkt veb kei, waarvoor twee houterige paarden gespannen stonden, voor het tuinhek stil. - John, zei do markies ernstig, noem de teugols. Dit is mijn nieuwe rijtuig. Wij gaan naar Tortoni. Moet ik op dion bok zitten? Nooit van in'n leven, mijnheer de markies. Ik wil het, Ik raak dat oud-roest niet aan! Zoo, zoo. En T contract, mijn waarde John, ben je dat heelomaal 'orgetcn!? Jolm David Trully scheurde liet erwenschto contract voor dc oogen an den markies in stukken, en liet den markies met z'n nieuwo equipa ge staan, waar hij stond. De veronge lijkte markies verloor op dat oogen blik wel veel van zijn prestige, maar won ook veel geld, door het ver dwijnen van John, dio in zijn ver schillende diensten toch nog kans had gezien met dc paardenbestuurderij een fortuin te vergaren I VAARTUIGEN VAN GEWAPEND BETON. Een dozijn jaren geleden werd door den Italiaanschen ingenieur Ga- bellini te Rome, door een ijzeren ge raamte met een netwerk van ijzer- draad te omspannen eu dit samenstel van binnen en van buiten met ce- mentbeton te bckleedeu, een vaar tuig gemaakt, dat wel betrekkelijk 2waar was. maar daartegenover het voordeel had van een volmaakt glad de huid, die de beweegbaarheid teu ie kwam, en tevens duurzaam en gemakkelijk te onderhouden, omdat aangroeiing er aan onmoge lijk was. Uit tal van proeven met booten, die door GabeLlini na het sla gen van zijn eerste vaartuig gemaakt waren, bleek verder, dat de booten zeer solied waren en levens, wat men eerst wel eens in twijfel getrokken had, volkomen bestand tegen stooten tegen andere booten, schoeiingen en kaaimurenwaaraan .vaartuigen roortdurend bloot staan. Natuurlijk blijft altijd de mogolijk- heid bestaan, dat in zoo'n bootje een gat gestooten wordt, en terwijl een houten bootje dan veelal nog vlot te houden is, zou oen steenen bootje on middellijk. zinken. Daarom zijn die bootjes van dwarsscholton voorzien, zoo voorzien, dat een vakje vol kou loopen «onder dat de boot zinkt. De -eerste dezer vaartuigen waren bootjes van 6 M. lengte .maar later heeft GabeUiiri een admit van 16.50 M. lengte en 5.40 M. breed gebouwd, die na eenige jaren in de haven vaar Genua voor het vervoer van steen kolen gebruikt, nog geen blijken gaf van achteruitgang. Een latere constructie van hem is de kiosk van de zeil- en rocivereeni- ging te Rome op een grooten stroom door een aantal pontons gedragen, alles van gewapend beton. Bij verscheidene schipbruggen op de Po zijn alle of een deel der houten schuiten door schuiten van gewapend beton vervangen en door de Ilaliaan- sche regeenng zijn aan Gobelüni een aantal vaartuigen van 100 ton draag vermogen besteld om in het aisenaal te Spezzia gebruikt te worden. De grootere vaartuigen, waaronder ook de laatstgenoemde, worden togen liet voormelde gevaar van gaten stooten op Gabellini's werf met eon dubbelen and geconstrueerd, waarbij de ruimte tusschen de twee wanden in een groot aantal cellen verdeeld is. Natuurlijk kan men in zulke vaar tuigen met het oog op mogelijke groo tere rampen bovendien tusschen- scJiotte nmaken, die dan tevens con structieve deelen zijn, waarmede bij de bepaling van de zwaarten der ver schillende deelen rekening kan ge houden worden. Gabellini maakt zich over het ge bruik van gewapend beton als bouw materiaal voor schepen groote illu sies. Volgens hem zal het beton in den scheepsbouw hout, ijzer en staal verdringen. Zelfs meende hij. dal men er pantserschepen van zou kun nen maken. Uit proeven te Sj^ezzia in Maart jl. genomen, is echter geble ken, dat gewapend beton voor pant- sermateriaal geheel onbruikbaar is; en ook voor gewone schepen schijnen de vooruitzichten niet gunstig, om dat bij voldoende soliditeit het eigen gewicht van de romp te groot en daardoor bij gelijke grootte het draagvermogen te gering wordt. Gaat men nu de grootte vermeerderen om weer tot gelijk draagvermogen te ko men, dan moeten weer de machines, het kolenverbruik, en.z. grooter wor den. Het zullen dus wel zeer bijzon dere omstandigheden moeten zijn, waaronder een stoomschip van ge wapend beton aanbeveling verdient. Maar deze bezwaren gelden niet voor vaartuigen, die stil blijven lig gen of slechts zelden verplaatst moe ten worden en waarvan de meerdere grootte dus geen bezwaar is, zooal3 voor do schuiten van de vaste gedeel ten eener schipbrug, schuiten onder aanlegbruggen, drijvende kantoren cn dergelijke, waarbij in sommige omstandighexten grootere werken, als b.v._ drijvende droogdokken niet uiir gesloten zijn zouden. Voor dei gel ijko doeleinden schijnt op de voordeeion aan het gebruik van gewapend beton verbonden, wel de ïaanaacht (geivestigd te mogen wor den» DE STEENKOOL EN HAAR BIJ PRODUCTEN. In een iclezer dagen te Berlijn ge houden vergadering van hot „Kai ser WilheliipGpsellschaft" word be sloten. éeh instiftiut voor het uitslui tend en permanent onderzoek dor ko len en haar derivaten in het leven te roepen, met standplaats: Mülheim aan de lloer bij Duisburg aan don Rijn. Dit voornemen ten bate van de algemeene volkswelvaart trokt eveneens onze bijzondere aandacht. Op :t oogenblik staat 0113 schrijft J. L. Terneden in^ de G. W. een nauwkeurige statistiek omtrent de wereld-kolenproductie van het jaar 1906 ter beschikking. Dienovereen komstig bedroeg de tdtaJe opbrengst ia Europa rond 6ÖÖ.ÖWJ.OOO tonnen, lu de eerste plaats treedt daarbij op. Engeland met 255, daaraan volgend Duitschland niet 194 niillioen tonnen. Ons voorstellingsvermogen kun deze reuzencijfers slechts zeer beperkt om vatten; trachten wij dus dc gegevens iets bevattelijke te maken on van wat naderbij te omschrijven en te be schouwen. Een normale goederenwagen wordt niet 10 ton kolen bevracht. Gaan wij nu de kolenhoeveelheid na, welke in het Duitsche Rijk per minuut gedol ven, aan het daglicht gebracht, dus ook verladen wordt, dan ontstaat een aanzienlijke goederentrein van 34 wagens, of rond 100 assen, ter lengte van ongeveer 250 meters. Deze cijfers stellen nu de Duitsche kolen- productie per 60 secouden voor. De gemiddelde handelsprijs voor gas- en voor ketolkolen ruw samen vattend, kan rneu de waarde van een 10 tons-wagenvracht aan de mijn op 100 Mark stellen, zoodat in Duitsch- Üainkl in elke minuut voor 3400 Mark (f 2040) grondstof wordt gewonnen. Nu komt echter de keerzijde van het beeld. Reeds voor vele jaren be weerden zaak- en vakkundigen, dut wij ons nog steeds aan een grove verspilling van dezen bodeuirijkdom schuldig maken, dat wij vlotweg ko len onder den stoomketel verbranden, waaruit door een andere behandeling - door vergassing, door de omzetting an kolen in gas en cokes grootere voordeden ons ten gunste komen, idat tv ij dus veel spaarzamer, veel huishoudelijker zouden te werk kun- ?n gaan- Door een eenvoudige, open verbran ding verspillen wij de waardevolle, in hoogen prijs staande derlvafon dit zijn de dochtervev'mndingen der kolen en als wij nu het aldus op tredend verlies uiterst matig op 20 percent taxeeren, dan beloopt 't u-c bijna 7ÜÖ Mark per minuut dat door deze onjuiste, niet oordeelkundige be handeling der kolen voor het Duit sche nationaal vermogen verloren gaat. Na bovenstaande opmerkingen ligt wel het hooge gewicht eener nauw keurige bestudeering der verschil- lande kolonronrten cn der daaruit t« winnen bijproducten gereedclijk voor do hand; even duidelijk is liet, dat elk percent -- de thans nog hecrschenda verspilling beperkende een total) geld winst van meerdere, van vele rr.it boenen uitmaakt. Do heer Terneden geeft daarna eet uitvoerige opsomming van de mitii ge on waardevolle zelfstandigheden (lie do zwarte, onoogelijke grondstof] welke men „zwarte diamant" noemt] bovat. waar hij aan toevoegt, dat nog steeds de overtuiging heorscht, dat schallen van het teer volstrekt niet ten vollo nan hel liehl zijn gebracht, dal toekomende tijden en geslachten ettelijke andere dingen daaruïl zullen weten te vinden. De kunstmatige caoutchouc bijvoorbeeld, misschien zelfs wol voedingsstoffen. Zoo is dan do steenkool, chemisch 'gezegd, een luoedercompositum, wiens doclitcrverbiivdingen, zijn de rivaten, voor de nienschheid even kostbaar, als van gewichtige bete», kenis zijn geworden. Maar deze ko len rijkdom is volstrekt niet onbe grensd. Nog enkele eeuwen kan do voorraad, de Duitsche wellicht nog 1500 tot 2000 jaren, toereikend zijn; maar duidelijk is het toch, dat hij ein lelijk uitgeput raakt. Dus rust op ons le verplichting met dezen schat eco nomisch behoedzaam om te gaan, hem niet onoordeelkundig te ver branden, te verkwisten, maar alle ■wu arden daarin geborgen en opge zameld, naar onze beste krachten aan iiet licht tc brengen, te vergaderen cu ten nutte te maken. IN- EN UITVAL VAN HET „HBLD.": C\iiano bij dc Landweer: Ser geant, vraagt de luitenant, laat dien kerol met zijn grooten neus in het tweede gelid gaan staanzijn kokkert steekt te ver vooruit. Luit-nt, antwoordt de sergeant, de man staat al in hel tweede gelid, ln een klein plaatsje was eea thea tertroep gekomen en mijnheer en me vrouw gaven hun dienstmeisje, dat nog nooit een tooneelvoorstelling had bijgewoond, verlof daar een bezoek ie brengen. Nieuwsgierig omtrent den eersten indruk vroeg mevrouw bij de thuis, komst: Nu, Trientje, hoe is het jé bevat len? Och gunst, mevrouw, dat waei nie echt, ik geleuf dè ze t van te veu- uiè mekaor hew' aofgesprookea, DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie deze rubriekbetreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meijer, Kruisstraal34, Telephoon 1543. PROBLEEM No. 383, van M. Charly. Zwart Zwart. Schijven op 9, 11, 12, 13. 14, 10, 18, 19, 21, 23, 26 en 3! Wit. Schijven op31, 32, 33, 34, 36, 37, 39, 40, 43, 47, 48 en 50. PROBLEEM No. 384, van E. R o m a n i. -*■ FV-ri-v TT 1* Zwart. Schijven op 7, 11, 12, 13, |14, 16, 20, 27 en dam op 50. Wit. Schijven op 22-, 30, 31, 34, 36, 37, 39, 40, 42 en 44. Oplossingen van deze problemen worden gaarne ingewacht aan bo vengenoemd adres, uiterlijk Dinsdag 13 Augustus 1912. Oplossing van probleem No. 379, van den auteur Wit 23—18, 28 19, 27—22, 32—28, 37 28, 40—34, 45 11 Oplossing van probleem No. 380, 'an den auteur Wit 3530, 34—30, 28-23, 39—34, 33—28. 38:18, 50-4-4, 37-31. 312 Van beide problemen ontvingen wij goede oplossiugcn van de heeren R. Bouw, M. ten Brink, P. J. Eype, J. Ja- cobson Azn., W. J. A. Matla, P. Mol- lerna, J. Mulder, G. Serodini, J. Sie- gerist, DAMNIEUWS. Dé volgende circulaire is onder de leden van den Nederlandsclien Daffl' bond verspreid „I-Iaariemsche Damclub", Haarlem. Damvereeniging „Gezellig Samen zijn". Amsterdam. Amsterdamsclie Damvereeniging Van Embden", Amsterdam. Aangesloten bij den „Nederlandse-hen Dambond". Haarlem, Amsterdam, Juli 1912. Protest-Vergadering te hou den op Zondag 11 Augustus 1912, 's middags te 1 uur, in „I>« Nieuwe Karseboom", Rem- brandtsplein, te A'dam. Aan II.H. Bestuurderen en Le den, aangesloten bij den derlandschen Dambond"! Wij hebben de eer, U uit te noodt gen tot bijwoning van bovengenoem*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 14