r m W m ft nigden met liaar scherpe angels. Tiet licuo&m van Basilio, die achterover lag, was met honderden van bijen bedekt, die hom staken, zonder dat hij zich in het minst verweren kon. Het vergif van duizenden angels was reeds in zijn vlecsch godrongen; zijn gelaat was gezwollen en onherken baar en hij scheen den dood nabij. Zonder oen oogenblik te aarzelen, trad do moedige vrouw door hot hek. liet door de pijn tot razernij gebrach te paard le naderen, was zichzelf aan den dood bloot geven. Doch daaraan dacht zo niet, nu het gold eon ander liet leven te redden! Met paarden had zo al haar leven omgegaan en zelfs de wildste paarden had zo onder bo dwang weten te brengen. Koel en vastberaden stak zo de vingers van de óino hand in do neusgaten vau het beest en bracht het zoo tot stilstand. Dan, niet lettende op het steken van bijen in gelaat en hals, sneed ze de touwen door van Basilio, liet hem op don grond glijden en sleepte hem toen ■met inspanning van al hare krachten naar buiten. Hij was buiten kennis en toen zo hem neerlag in de scha duw van een grooten eik, zag ze, dat weldra alles met hem zou gedaan zijn. Onbewust van de tegenwoordig heid van haar echtgenoot, die thans met ongedekt hoofd en in eerbiedige houding achter haar stond, stuurde zij een stil gehad ten hemel voor den armen zondaar, en dan, neerziende Op Basilio, wist ze, dat hij dood was. Met moeite richtte zij zich op, zag haar echtgenoot, strekte de armen naar hem uit en zonk gevoelloos aan zijne borst. En zoo droeg hij haar naar huis in zijne sterke armen, haar gezicht met kussen bedekkende, ter- w ijl <ic tranen hem over de wangen stroomden. De comedie die zij speelden. (Naar hetEngelsc li). Op een mooien morgen in de maand Augustus, toen alles blauw en goud was, hield die trein op, aan het kloine station Moselblum in het Moezeklal. Behalve liet gewone halve dozijn boeren, stapten er drie reizigers uit, klaarblijkelijk toeristen, als wij den hond niet meerekenen. Een van deze was eon man, die niets bijzonder zou gehad hebben, als zijn liaar op tijd geknipt was. De hond was een poedel, met lange ha ren over de oogen: hij heette Lion, en was het eigendom der dames. Een van deze was nog zeer jong en de an dere niet oud. Waar is het rijtuig, dat wij be stelden? vroeg deze laatste liiet harde, gebiedende s:em. Zij keek links en rechts doch kreeg geen antwoord. Hoe ver is het naar den Burg'? vroeg zij aan den laaisten beambte, ilie do biljetten innam. Zeven kwartier, antwoordde deze en ging naar binnen. De oude juf frouw gaf een gil, nam den hond on der den arm en liep met vasten tred naar een herberg tegenover het sta tion. De anderen volgden. Voor deze verontwaardigde dame, boog de dorp9herbergier diep. Ja, een uur geleden had hij een telegram ont vangen. Een rijtuig had hij wel, maar geen paarden. Hoever is het naar den Burg? Een uur, antwoordde deze. Anderhalf, verbeterde zijn vrouw die ook aan de deur verscheen. U zou kunnen eten en dan zullen do paaiden van buurman wel thuis uiin. Dineoren voor twaalven! Maar 't Is misschien het beste. Ik kan zoover niet loopen en zou tooh zeer gaarne den „Burg"- bezoeken. De waard boog nog dieper en vroeg wat mevrouw de Gravin begeerde. Ik ben ongetrouwd en geen gra vin. Ik ben juffrouw Muller uit Bre men. Maak een eenvoudigen maaltijd gereed. Toen ging zij naar binnen. Een onaangename rijke oudc-jonge- juffrouw, zei de waard knipoogend legen een buurman. Ze krijgt haar hoogen toon op de rekening. Toen allen binnen waren, vroeg de derde reiziger, die zich tot nu toe op een afstand had gehouden, of hij zoo vrij mocht zijn aan den maaltijd deel te nemen, wat op onvriendelijke wij ze werd toegestaan, 't Was een man van 35 A 40 jaar. Waarschijnlijk zou den ze geen woord onder het eten ge sproken hebben, als de soep niet zoo verschrikkelijk zout was geweest, dat allen begonnen te hoesten. Toen was het ijs gebroken en over en weer werd een enkele zin gewisseld, zoodat de heer aan het dessert durfde vragen of de dame tot de Mullers uit Bremen behoorde en drukte sterk op ,,de". De dame keek hem met haar scher pe, niet leelijke oogen aan en ant woordde: Natuurlijk. Toen werd de houding van den heer nog onderdaniger en na den maaltijd sprak hij tot den waard: 't Is een juffrouw Muller uit Bremen, ontzaggelijk rijk! Vele ma len millonnair. In guano. Wat je zegt! sprak de waard en keek zijn vrouw vergenoegd aan. Nu ving opnieuw hot gesprek aan over den tocht en kwam men einde lijk tot liet besluit te wachten tot de buurman zijn paarden thuis zou heb ben, wat Hl k oogenblik kon gebeuren. Do vreemde heer sloofde zich uit in onderdanige attenties voor de oud ste dame, dia deze zeer aangenaam begon te vinden, zoodat toen einde lijk, na meer dan een uur wachten, het rijtuig verscheen, zij hem vroeg of hij lust had haar te vergezellen. 't Spijt me, antwoordde hij be deesd, maar 't past me financieel nial. Als Ik u vraag, mee te gaan, is u mijn gast, hernam zij uit de hoogte. Do man toonde zich hoogst vereerd on 20u gaarne de dames vergezellen. De rit door rijke wijngaarden en pruchtigo dennebosschen was heer lijk, ofschoon veel langer dan men verwacht had. De heer riep herhaaldelijk: Ach, wie wunderschön. En dan zuchten de dames: En welk een belichting! Wunder- schón! U is zeker schilder, vroeg einde lijk juffrouw Muller. Ik ben kunstenaar en bemin de schoonheid in eiken vorm. Mijnheer, dan moet u Lion eens schetsen. Ik schilder geen honden. Toen kwam men over de Dussel- dorfsche tentoonstelling te praten en zwom in gevoelens van schoonheid en kunst Eindelijk hield het rijtuig op en de koetsier meldde, dat hij niet verder mocht rijden, want dat do Gr&fliche Hei rschaften op het kasteel waren. U had morgen moeten komen, dan zijn ze op reis naar Oostenrijk. Dank u voor uw raad, antwoord- do mej. Muller koel, we zullen uit stappen. Do vreemde heer hielp hen uitstap pen. Toen zei de oudste dame: Ik zal even naar het kasteel gaan. Wan del samen wat rond en houd den hond bij u. Kent mejuffrouw Muller de Graf- liche Herrschaften? vroeg de vreem deling, toen zij vertrokken en hij van zijn eerbied en ontzag liekomen was. Waarom niet? antwoordde mej. Theresa Thiess. Ja, ja, gold maakt alle standen gelijk. Mej. Thiess begon met den hond te spelen en nam weinig notitie van den heer. liet duuide zeer lang voor mejuf frouw Muller weer verscheen en niets .anders meldde, dan dat zij zeer vriendelijk geweest waren en zij on middellijk naar Moselblum terug moest, anders zou zij den laatsten trein missen. Bij aankomst aldaar bleek het even wel reeds te laat te zijn en men moest in een herberg overnach ten. Ik wil niet met dien heer het avondmaal gebruiken, sprak de oude re dame tot den waard, voor ik zijn naam weet De waard liet den vreemdeling tee kenen en reikte dan dadelijk het boek aan mej. Muller die las: J. S. von Apolda. Wat een kunstenaarsnaam. Ik had het reeds dadelijk vermoed. Het ijs was gebroken en vriende lijk noodigde zij Ilerr von Apolda uit, het avondmaal met haar op het bal kon te gebruiken, wat deze gaarne aannam. Ach, hoe dwepend over kunst en natuur werd hun gesprek. Eindelijk haalde mej. Muller beschroomd haar schetsboek van haar kamer, om het den kunstenaar te laten zien en zijn oordeel te vernemen. Toen eindelijk Theresa hen verliet om met Lion nog cei. kleine wandeling te maken, ont- dekten zij beiden, dat zij verwante zielen waren. Welke heerlijke droomen en illu sies had de kunstenaar dien nacht. Hij zou mee teruggaan naar Coblenz. Wie weet, hemel wie weet. Een mil- lionnair! Tc midden van al die plannen hoor de hij den volgenden morgen een kioppen op zijn deur en de stem van juffrouw Theresa, die angstig riep, of hij niet even op de kamer der da mes wilde komen, want dat mej. Mul ler hem noodzakelijk moest spreken. Nieuwe hoop! O, wat was onze vriend spoedig uit zijn bed, gcwasschen en gekleed, en wat deed hij zijn best er netjes uit te zien. Hij vond mej. Muller, die zenuw achtig haar kamer op en neerstapte. De tranen hingen aan haar oogleden. Zij wees op een papier, op de reke ning van den waard en riep: „Lees dat eens. 't Is verschrikkelijk. Vier maal zoo hoog, als ik verwacht had. Ik betaal niet. U moet mij helpen." „Ja, de waard heeft geweten, wie u was en daarvan misbruik gemaakt. Doch wat kan dat mej. Muller uit Bremen schelen." Zij begon te snikken. „Mijn naam is Muller en ik kom van Bremen, maar geld bezit ik niet." „Dan is u niet van de Müllers?" „Zij zijn verre familie van mij, maar ik ben gouvernante en ik kwam hier om dc grafelijke familie mijn diensten aan te bieden. Ik heb u ook niet verteld, dat ik rijk was. U veron derstelde dat en wij vonden het grap pig, u in dien waan te laten en nu heeft die waard ons er voor gestraft. Kan u ons niet helpen, mijnheer von Apolda?" „Om u de waarheid te zeggen, heet ik ook niet Van Apolda. Ik heet Jo zef Smeer en kom van Apolda. Ik ben ook geen schilder, ofschoon wel artist. Ik ben haarartist of kapper." „Dus u heeft ons voor den gek ge houden." „We hebben elkaar voor den gek gehouden. -We moeten de gevolgen dragen. Kan u de rekening niet beta len?" „Neen, onmogelijk. Ik heb het geld eenvoudig niet!" en zij begon op nieuw te huilen. „Dan zal ik u helpen, zooveel ik kan. We mogen dan elkaar bedrogen hebben, u heeft mij gisteren een zeer aar.genamen dag bezorgd. Wij zijn toch verwante zielen." „U is een goed man en wij zullen u dankbaar zijn. Reist u heden ook terug naar-Coblenz? Dan zal het ons genoegen doen, de reis samen te ma ken." „Zeer gaarne en ik noodig u uit heden mijn gasten te zijn. Misschien hebben wij legen den avond wel een goede betrekking voor u gevonden." (Centr.) De rollen verwisseld. (UithetDuitsch.) Liove Melitta, do auto is klaar om te vertrekken, roept ritmeester v. Rhoden. Ik ook, klinkt het vroolijk uit de kleedkamer van do vrouw des huizes. Dat doet me waarlijk pleizier, roept do ritmeester lachend, een of ficiersvrouw moet stipt zijn! Een oogenblik later begeleidt hij zijn vrouw naar de auto, wikkelt haar zorgzaam in een reisdeken en vraagt haar zooals het een liefhebbend echt genoot betaamt; Zit je gezellig on warm. Zeker, lieve Helmut! y Veugeet vooral niet tante van me to groeten. Ik zal er voor zorgen, heer ge- maaL En wees maar erg vroolijk op het gemaskerd bal in het Casino Ach, je woet toch, sohatje, zegt hij galant, dat ik zonder jou alleen tnaar het bal ga, omdat ik er nu een maal toe verplicht bea. Ik tal natuux- j lijk naar jou verlangen! vervolgt hij tragi-komisch. Overdrijf maar niet! schertst Me litta, met haar vinger dreigend. Ik vertrou-w je werkelijk niet heelemaal en om eerlijk to zijn ik heb een vrouwelijke dectectivo opgedragen, over je te wakon, dus...! De auto zot zich in beweging. En als laatste afscheid wuift Melitta met haar kanten zakdoekje. De rijkversierde Casino-zaal is ge heel gevuld. De schitterende electri se he verlichting verhoogt den glans ■van 't geheel en zet als 1 vare nog meer luister hij aan <lc fraaie cos- tuums en kostbare juweelen der da mes. Het is als in een sprookje, ieder is onder do bekoring van het fantas tisch gohecl. Reeds is het midder nachtelijk uur nabij. Vele gemasker- den ,door dans en wijn verhit, laten hun humor, onder bescherming van hun maskers, den vrijen teugel. Slechts een Mulbhezor ridder, wiens hooge, krachtig© gestalte boven het bonte ge wool uitsteekt, schijnt zich niet thuis te gevoelen on do bewon derende blikken van de dames niet op te merken. Maar plotseling schrikt de ridder op; voor hem staat eon masker van buitengewone bekoorlijk heid, Een bont marine-costuum, uit veelkleurige stoffon vervaardigd, om hult haar slanke leden. Het overvloe dige goudblonde haar wordt door een spits, koket kapje met zilveren, hel der klinkende belletjes bekroond. Het gelaat is gedeeltelijk verborgen onder een goed sluitend masker. De dame monstert den ridder met spottende oogen en richt zich, met een heerlij ke diepe altslem tot hem: Waarom, waarde vriend, kijk je zoo melancholiek naar 't jubelen de gevolg van Prins Carnaval? Lieve narrin, dat is een geheim, antwoordt de Malthezer ni*>t gedemp te stern. Zoo, zoo, maar... eh... hed_. avond mag men .goon geheimen heb ben! Vooruit er meo! dringt ze driest aan. Nu luister dan! Mijn schreden worden door een vrouwelijks detec tive streng bewaakt. Dan ben je zeker een ergo Don Juan? Misgeraden, nieuwsgierige schoo- .ne! ik ben de soliedste echtgenoot, dien man zich denken kon, maar des niettegenstaande is mijn vrouw ja- loersoh en wil mij op de proef stel len. Een nuttoloozo poging, want ik wil jou verraden, plagende Colombi- oe, dat ik onbeschrijfelijk naar mijne jonge vrouw verlang. De kleine schelm gichelt achter haar kanten zakdoek en geeft den Malthezer een tikje met haar waaier met de woordon: Dat is do straf, omdat je mij voor den gek wilt houden, want het idee van een echtgenoot, d'io zoo verliefd naar zijn gebiedster verlangt, dat hij niet eens pleizier kan maken op een gemaskerd bal, klinkt me ais een le gende in de %ooren. Neen, met zulke uitvluchten Kom je niet van me af! Laten wij, hooge heer, liever wat ge nieten morgen is liet "Asohwoens- dag! Al je verleiding is tevergeefsch, schoon masker. Kom, ga met me moe dan krui nen we ongestoord schertsen. ~e Malthezer buigt zich tot zijn bont gokloede si rente over en zegt: Je wcnsch is voor mij een bevel, want dat is ridderplicht; maar al te spoedig echter zal je je vervelende cavalier van zijn taak ontheffen. Al spoedig grijpt de dame ontmoedigd haar kanten zakdoek, staat op en spot: Nu, blijft maar stom on stijf al leen hier, vrome en getrouwe ridder Toggenburg De muziek begint een vroolijke wals te spelen. De schoone narrin gaat naar de zaal waar zij een minuut later aan don arm van een Spaanschen Hidal go ten dans wordt gevoerd. Als de trompetten door een schot- terende fanfare het oogenblik van hot démasqué verkondigen, bemerkt de Malthezer ridder, dat do door hem versmado schoone de zaal verlaat Door do vensters van een behage- lijk verwarmd vertrek der villa Rho den blikt grauw en nevelachtig de Aschwoensdag naar binnen. Het jon ge echtpaar ontbijt. De ritmeester, wiens hooge gestal te voortreffelijk uitkomt in de Garde- uniform, is reeds gelaarsd en ge spoord om te vertrekken. Hij onder breekt het langdurige stilzwijgen en zegt bezorgd: Je ziet or wat vermoeid uit, lie ve Melitta, ik vermoed, dat het ver jaarfeest van tante niet buitengewoon amusant was. De jonge vrouw, nog bleeker schij nend door de volheid van haar don ker haar, antwoordt lusteloos: Tante had last van hevige mi graine en dat werkte aan tafel op de aanvankelijk geanimeerde stemming. De meeste genoodigden vertrokken dan ook al vroeg. Om den mond des ritmeesters speelt een ironisch lachje, terwijl hij zijn jonge vrouw, vörschend aankijkt en zegt Het 6chijnt, dat niet alleen de verveling van gisteravond zijn spo ren heeft nagelaten; wil je me niet zeggen wat je terneerdrukt? Ach, ik mis het kostbaarste van mijn kanten zakdoekjes. Het verlies ervan treft me daarom zoo, omdat het een aandenken is aan mijn zus ter, Gudrun. Kan je je niet herinneren, waar je het verlies het eerst bemerkt hebt? Een hulpelooze blik van Melitta treft don onbarmhartigen ondervra ger. Kwel me nu asjeblieft met heb zware hoofdpijn. Dan zal ik onmiddellijk een be diende inet een advertentie naar de krant sturen. Neen, neen! doe dat niet, Hel mut, Nu, geheel zooals je wenscht, antwoordt hij lachend, loopt naar zijn schrijftafel, opent een vakje en overhandigt zijn verbaasd vrouwtje bet verlorene. Diep blozend vraagt ze: Dus Jij was de spitsboef? Neen, de eerlijke vinder! herkende je dadelijk ondanks goudblonde pruik" een meesterstuk! en je diepe altstem. Maar, mannetje, wat heeft me dan verraden? Jo parfum. O, afschuwelijk, pruilt de ont maskerde. Men kan toch niet voor zichtig genoeg zijn... Als men intrigeert, vult Rhoden spottend aan. Beschaamd en verlogen vervolgt Dus zijn gisteravond de rollen verwisseld? .Ta. liefste, ik geloof het ook. Kan je me vergeven, dat ik je Terdacht met andere vrouwen te flir ten? Liefkoozond strijkt de ritmeester over haar blanke voorhoofd. Smee- keaid kijkt ze hem aan, maar hij zegt vro olijk: Laten we dit kleine avontuur maar op rekening van den dollen Prins Carnaval zetten, met wiens re- igeering 't nu toch gedaan ia Ik heb je niets te vergeven 1 Een Innige lrus beloont hem, en zo zegt: Nu beloof ik ook, niet jaloerscli meer to zijn, want je hebt me ge dwongen ie gelooven, dat je de lief ste en de besté echtgenoot bent. (N. v. h. N.) Dc struisvogel en de erfoom. Op den len Paaschdag werd het engagement publiek van neef Philip en zijn nichtje Louise. Enkele dagen daarna kwam Louise's oom Theobald oen gclukwcnschen en bracht, vreemd genoeg, als engagementscadeau een horloge mee. „Moge ze u, mijn kind, slechts ge lukkige uren aanwijzen," zei hij plech tig, en hij voegde or nog ettelijke an dere, even mooie, toepasselijke en ori- gineele woorden aan toe Het horloge wns mooi; dc kast met paarlen bezet. Philip taxeerde 'i op vijfhonderd gulden, en was blij, fa milie te worden van zoo'n erfoom. Met Pinksteren ging de geheelo fa milie naar een inatineé, in den die rentuin; oom Theobald voorop. „Kom kinderen," zei oom plotse ling tot het jonge paar, „wandelen jullie samen nog een eindje om." Hieraan werd gevolg gegeven en ze wandelden langs de kooien der dieren. Vooral de struisvogel trok Louise's aandacht. „Wat een prachtige veeren," zei ze. „Nu, je krijgt er later zoo op je hoed," antwoordde haar aanstaande. Bij welke woorden zij hem zoo lief aankeek, dat ze niet lette op de be wegingen van den struis. Eu toen geschiedde het verschrik- kelijke. Louise had haar kostbaar nieuw horloge los in haar ceintuur gestoken. Dat dit geen beste plaats er voor is, bleek ook thans. Plotseling slak dc struivvogol zijn kop door de tralies, en voordat iemand 't had kun nen verhinderen, had hij 't horloge te pakken, 't Stomme dier had het glinsterende kleinood zeker voor een bijzonder lekker hapje gehouden. Misscliien was 't ook wel een lek kernij voor hem, want deze dieren hebben een bijzonder vreemden smaak. In elk geval: hij had het hor loge en verdween ermee naar den achtergrond. Groot was het lawaai, dat Philip en Louise voor de kooi maakten. Louise begon te huilen; uit de ver te klonken de tonen van „Wein, Weib und Gesang". Philip bewerkte den struis met stecnen en takken; maar 't horloge kreeg hij niet en wel van den oppasser een standje. ,,'t Dier heeft een horloge gesto len." verontschuldigde Philip zich. Hi; heeft 't waarschijnlijk reeds ver slonden." De oppasser werkte kalmeerend. „Daar behoeft u zich niet zoo druk om te maken." zei hij. „Hij kan er tegen. Zoo'n dier eet nog wel an dere dingen." liet was duidelijk, dat de beide par tijen het gebeurde van geheel verschil lend standpunt bezagen. Philip bleef intusschen opgewon den. „Maar ik moet 't terug hebben," gilde hij. „Het is een horloge van wel vijf duizend gulden. Dan moeten ze dien satan maar opensnijden of een braakmiddel geven." „Nou, satan, satan," zei de wach ter. „Je was er toch bij, toen Eli het horloge nam. Dan liadt je er maar beter op moeten passen." „Met dien oppasser viel niet to re deneeren," beweerde Philip; en mis troostig ging hij met Louise naar 't restaurant terug. Onder snikken en tranen vertelde Louise daar van het smartelijk verlies, waarop oom .Theo bald zóó boos werd, en zijn klontje suiker zóó hard in zijn thee liet val len, dat zijn hcele pantalon er mee bevlekt werd. „Och, hemeltje, theevlekken gaan er zoo moeilijk uit," riep Louise's moe der. Zij had deze opmerking liever voor zich moeten houden, misschien wel was oom Theobald dan niet zoo woe dend geworden. IJij keck Louise door dringend aan, trachtte althans dat te doen, want zijn fletse oogen viel dit niet gemakkelijk. En daarop bracht hij verontwaardigd uit: „Zoo ga je dus met mijn geschen ken om!In 't volgende oogen blik was hij verdwenen. Daar zat nu de familie in zak en assche. Den volgenden dag kreeg ze een brief van oom Theobald, waarin hij berichtte, dat hij nu inzag dat het geen doel trof geschenken te geven zij werden toch niet op prijs gesteld, Ik zal er rijpelijk over denken, ver volgde 't schrijven, hoe ik mijn ver mogen zal nalaten ik heb niet zóó veel, door harden handenarbeid (hier lag een traan op 't papier) saainge bracht, om 't na mijn dood te laton wegsmijten. Het was duidelijk: Louise werd onterfd! Dat was een treurige Pink steren. Haastig ging Philip (die zich herin nerde dat hij als kind een spijker had ingeslikt, en die met een aard- appelkuur weer aan 't licht gebracht was) naar den oppasser van den struis, en bood hem vijftien gulden, als hij t dier vijf degen leng alleen aardappelen wilde voeren. Dc oppasser deed het voor vijfen dertig gulden, maar het horloge kwam niet voor den dag. Een spijker bleek gevoeliger voor aardappolon. Vervolgens werd aan den directeur van den dierentuin geschreven. Er kwam een beleefd antwoord terug. Aan de zaak viel voorloopig niets te doen. Mon moest kalm afwachten. Struisvogels hielden de voorwerpen soms tot aan hun dood in hun maag. Bij' de sectie kwamen ze dan te voor schijn. Er ging een jaar voorbij. Philip en Louise trouwden. Hun inboedel koch ten ze op afbetaling. Van oom Theo bald werd taal noch teeken gehoord. Daar kwam op zekeren dag de tij ding, dat de struis stervende was. Philip snelde naar 't sterfbed. Hij was bij 't afleggen, bij de sectie. Er werd geen horloge gevonden. Toen dat geconstateerd was, kwam van oom Theobald een schrijven, dat hij nooit moer met do familie te ma ken wilde hebben. Zulke bedriegers... Dat was do genadeslag. Een jaar Tater ging de tuin tegen den grond en 't toeval wilde, dat op 't vrijgekomon bouwterrein oom Theo bald zich een woning liet bouwen. Ei- gebeurde toen iets eigenaardigs. Bij 't inrichten van den voormaligen stal van den struis tot kippenren, werd 't horlogo, sinds een paar jaar zoek, netjes aan een spijker opgehangen, boven aan een lat van het hok, terug gevonden. De schrandere struis had het voor tijdaanwijzer gebruikt. En oom Theobald hoeft toen zijn testament nog wel goedgunstig wil len veranderen. WAT IS EEN SEISMOGRAAF! Hot „llbld." geeft de volgende be schrijving van den seismograaf of aardbevingsmeter: Allereerst zij opgemerkt, dat, hoe wel de aardbevingsmeter feitelijk reeds langer dan een eeuw bestaat, de wetenschappelijke seismografie eerst van den allerlaatsten tijd dng- tcekent. Voor een halve eeuw waren rijksaardbevingsstations dan ook on bekende grootheden. De seismograaf, het instrument van het begin der vorige eeuw, bestond oorspronkelijk uit een zwaren kogel, opgehangen in een diepen put. Aan den onderkant van den kogel bevond zicli een uiterst fijne punt, die een glasplaat raakte. Deze glasplaat rust te op den bodem, en bewoog dus, wan neer de aarde „beefde", terwijl zij ln absolute rust verkeerde, wanneer de aarde eveneens niet van plaats ver anderde. Gedurende de aardbeving m groo- kraste de punt van den kogel o' de plaat. En de krabben waren gr_ ter naarmate de aardbeving heviger was. De aardbeving werd dus gere gistreerd; Het spreekt vanzelf, dat de moder ne aardbevingsmeter, die men vindt aan de verschillende seismografische observatoriums, belangrijke wijzigin gen heeft ondergaan. De slinger !a thans zoo geconstrueerd, dat deze on mogelijk door andere oorzaken dan door een aardschudding kan bewe gen. Inmiddels heeft dc glazen plaat plaats moeten maken voor een strook papier, welke regelmatig door een uin werk wordi voortbewogenhet gevolg hiervan is, dat men in staat is na afloop van dc aardbeving te zien, hoe laat het was, toen de verschillen de schokken werden opgeteekend. Het spreekt vanzelf, dat de moderne zelfregistreercnde seismograaf een zeer samengesteld instrument is, dat nog voortdurend technisch verbeterd wordt. Wanneer de slinger b.v. door een schok van de aardbeving uit de loodlijn raakt, keert hij weer auto matisch in zijn oorspronkelijken stand terug, cn blijft daarin, zonder te schommelen. Onder normale omstandigheden be schrijft de zelfregistreercnde seismo graaf een lijn, die bijna recht is. liter en daar vertoont zich evenwel een klein uitloopertje. Wanneer de aard- boden daarentegen in beweging ver keert, krijgt men een grillige zig-zag- lijn. Bij een hevige aardbeving raakt het instrument gewoonlijk defect. Als er een aardbeving nadert, neemt men vrij plotseling een korten maar hevigen stoot waar. Dit is de zoogenaamde hoofdstoot, die uit lan- ;s golven bestaat. Op 't oogenblik zijn or op de aarde al over de honderd seismografische stations. Natuurlijk zijn alle seismo- grafen niet even gevoelig. In het al gemeen kan men zeggen, dat, hoe die per de fundeering ligt, hoe correcter het diagram zal zijn. Een seismografisch station neemt niet alleen de aardschokken waar, die voorkomen ia onze nabijheid: Zooais men weet worden ook aardbevingen geregistreerd, die voorkomen op een afstand van duizenden K.M. Deze af stand wordt bepaald uit het tijdsver schil, dat tussclien voorlooper en hoofdstoot bestaat. De voorlooper gaat n.l. recht door de aarde, terwijl de hoofdstoot zich in groote, vrij re gelmatige golven langs de oppervlak te der aarde voortplant Nu is het go- makkelijk in te zien, dat men langs mathematischen weg uit het tijdsver schil tusschen voorlooper en hoofd stoot den afstand van den haard der beving kan vinden. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCITE DAMCLUB. Alle correspondentie deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34 Telephoon 1543. Probleem No. 389, van W. VAN DAALEN. Opgedragen aan den heer M. TEN BRINK. Zwart wit Zwart schijven op 11, 12, 13, 16, 22, 23, 32 en dam 9, Wit schijven op 20, 26, 33, 39, 40, 43, 45 en 48. Probleem No. 390, van P. J. EIJPE, Zwart JÉ p Si B 8 - .V ml Ei - SÉ Bk fit \w~- lp S m 46 47 48 49 50 Wit Zwart schijven op 4, 7, 8, T3, 14, 18, 20, 23, 26 en 3G. Wit schijven op 30, 33, 34, 35, 37, 40, 41, 42 43 en 48. Santpoort, Velsen, Schoten, Haar- lemmerliede, Spaarndam, Halfweg, en Hoofddorp, kan aan dezen wed- Oplossingen van deze problemen worden gaarne ingewacht aan boven, genoemd adres, uiterlijk Dinsdag 3 September a.s. Oplossing probleem No. 385, van den auteur: Wit 38-32, 40-34, 28-22, 39-33, 48-43, 49-44, 41-37, 36 27, 26-10, 25:3! Oplossing van probleem No. 386, van den auteur: Wit 37-31, 4842, 33-29, 32-27, 40-34, 35:24! Beide probleem» zijn goed opgelost door de heeron R. Bouw, J. Jacobson Azn., \V. J. A. Matla, P. MoUema, C. Serodini, J, Siegerist, F. Th. Timmer. WEDSTRIJD OM IIET KAMPIOEN SCHAP VAN HAARLEM EN OMSTREKEN. In eene gecombineerde vergadering van de leden der „Damclub Haarlem" en de Haarlemsche Damclub, ls beslo ten een wedstrijd te houden om het kampioenschap van Haarlem en Om streken. Ieder dammer uit Haarlem, Heemstede, Bennebroek, Aerdenhout, strijd deelnemen. Het inleggeld voor hen die geen lid zijn van een der beide bovengenoem de clubs, bedraagt een gulden. Ilij die den kampioenstitel behaalt, ontvangt een kunstvoorwerp naar, keuze, ter waarde vau 15. De eerste ontmoeting zal plaats •hebben op Maandag 2 September, des avonds te 8 uur, in het, gebouw „De Nijverheid", Jansstraat 85, te Haar-: lom. Zij, die aan dezen wedstrijd wen-, schen deel te nemen, gelieven zich daartoe vóór 31 Augustus a.s. op te geven bij een der secretarissen van bovengenoemde clubs; dc hecren W. van Daalen, Schagchelstraat 44 rood, Haarlem en J. Meijer, Kruisstraat 34, Haarlem. De rubriek „Voor de Jeugd" wordt Zandvoord Overveen, Bloemendaal, a.s. week vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 14