Wk M 'L m m m m m m m m te ft te den buitengewoon vergevensgezind tegenover elkaar gestemd. Ze namen alle9 zonder nadere verklaring voor goede munt op en waren alleen maar wat verbaasd, dat se niet met meer bezwaren te kampen kregen. Hun leven nam weer zijn gewonen loop; zo spraken over Victor weer met innige teederheid, hadden verdriet, omdat hij zoo zelden schreef, en wenschten hem weer te zien en alle bei geloofden den jongen voor het kwade bewaard te hebben. Op zekeren dag, toen mad. Gati noau plotseling in de keukon werd geroepen, kwam haar man in de ka mer, en daar hij haar niet vond, ging hij bij haar schrijftafel zitten om op haar te wachten. Voor hoio lagen een aantal brieven van Victor; hij bekeek z»j en las er wat in. Daar kreeg hy den brief van Victor in handen, waar in deze zijn grootmoeder deelgenoot van zijn verlegenheid maakte en haar om geld vroeg, llij werd bleek onder 'i lezen. Toen hij den datum zag, zat ii.) een oogenblik als versteend en zocht tevergeefs naar een verklaring. Hij gevoelde een groote smart. Maar één ding was hem duidelijk: zijn vrouw mocht er niets van weten, dat hij den brief gelezen had. Tranen verduisterden zijn oogen, toen hij uit zijn portefeuille den brief van Vic tor nam om de datums te vergelijken. Bij vergissing verscheurde hij den aan zijn vrouw ge rich ten brief en liet don zijnen1 liggen. Daarop sloop hij treurig de kamer uit. Sylvia ging weer aan haar schrijf tafel zitten mn de brieven te sorteeren en zoo vond zo dien van Victor aan baar man. Een brief van Victor aan groot vader.' Die moet pas gekomen zijn. zei zo verheugd. Ze las hem vluchtig door maar bij den zin: zeg niets aan groot mama, keek ze verbaasd op. Hot ver zoek om gold voor speelschulden, de datum, dien ze zich zoo precies hcr- Innnerde.. ze begreep mnnr al te goed Hot werd haar wee om 't hart en ze werd slechts door één gedachte be- heorsciil: als Agenor er maar niets van gewaar wordt! Hij zal misschien moenen ,dat -hij hem verloren heeft!... en zo verbrandde hem. Toen ze een aur later bij het avond eten tegenover elkaar zaten, zagen beiden er heel kalm en heel tevreden uit en ze keken elkaar vol liefde en niedciijdende goedheid aan. Ze mag nooit vernemen, dat hij ons bedrogen heeft, dacht de oude he-'r. Ze haagt zoo aan hem, en het zou haar oud, gevoelig hart zoo n pijn doen, dat haar lieveling oneerlijk te genover liaar is geweest. Zij zelf echter, die hij wilde sparen, dacht er precies zoo over: hij moet maar nooit weten, dot het kind zijn ouden grootvader voor den gek hield; he", is beter zoo! Victor was op zekeren morgen laat opgestaan en vond toen twee brieven van de hand zijner grootouders. Laat ons eens zien, wat de oud jes willen, en waarom ieder voor tich schrijft. Twee postzegels! Hoe is dat te rijmen met hun gowone spaar zaamheid? 5 Juli. Mijn lieve kleinzoon! Je hebt me een groot verdriet ge daan, dat je ons bedrogen hebt. Ik heb toevallig bij je grootmoeder den brief gevonden, waarin jij over je lot kinngt om hoar geld af te troggelen en haar verzoekt, mij er niets van te vertollen. Zij weet niet. dat ik den brief gelezen lieb; want zij zal het ge loof aan jou niet verliezen. Ze is oud. bedenk dat en ik zou iiaar gaarne elk verdriet besparen, opdat haar laatste dagen recht solukkitr mogen zijn. Je oude grootvader Agenor Gatineau. 5 Juli. Mijn lieve jon eren! Toevallig vond ik Hen brief dien je aan grootvader gezonden hebt om Van liem geld te kriteen. dat je den.zelfden dag ook van mij verlangde. Het is zeer slecht van je, mijn kind, ons te willen bedriegen; want wij zijn oud en hebben je zeer lief Ie hadt vrij uit kunnen zeggen, wat je wou. Jo weet immers, dat we jou elk offer brengen: ik heb grootpapa niets ge zegd en hij mag er ook niets van ver nomen. opdat tenminste hij nog ver trouwen in je stelt en de liefde, die hij voor je koestert, niet verminderd wordt. Je oude grootmoeder. Silvia Gatineau. Toen Victor de beide brieven gele zen had. glimlachte hij boosaardig. Wat kunnen die beide oudjes nog aardig komedie spelen! Doch toen hn de brieven nog eens doorlas, trof hem de hartelijke, be droefde toon, want hij had in den! grond der zaak een goed lmrt.. En hij zag ver, ver weg in het rustige stad je het. kleine huisje aan den kant van j de weide met de grootouders, gebukt van ouderdom, bijna aan den rand van het graf. Ach neen, deze beide oudjes, dio niet zoo dwaze, door hem zoo dikwijls beproefde hefde aan hein hingen, dachten aan alles eerder dan aan komediespel tegenover hem. Neen, neeu, zo hadden deze beide brieven geschreven zonder het van el kaar te weten. En plotseling schaam de hij zich diep over zijn bedrog. Ras besloten nam hij zijn reisgids ter hand om te zien, wanneer de eer ste trein naai' hun woonplaats ver trok Hij wilde beproeven zijn onrecht te herstellen, eer het te laat was. („N. v. h. N.") Een belofte. Rood goot de zon haar laatste stra len over de besneeuwde velden van Hertfordshire. Da sneeuw had opge houden te vallen, maar in het nog schemerende licht schenen de boomen en struiken een tuin te vormen uit het feeënland, waarin de takken diaman ten vruchten droegen. De lucht was helder en er w ii geen windje aan den hemel. Marjory Dauefield trad uit de plat- telaudswoning naar buiten en tuurde over den keerweg naar den toren van Crayleigh, naar welke stad hare moe der dien morgen vertrokken was met den knecht, Reuben Snelt, om ecnlge inkoppen te doen. Zij was een aanvallig meisje, met Kinderlijken oogopslag, een schoon gevormd gezicht]en frissche, roode lippen. Haar gang toonde gezondheid, gratie en moed. ofschoon haar gwaro kleeding en grove schoenen niet mee werkten om haar gestalte meer voor- deelig te doen uitkomen. Zelfs geen kroon echter zou haar schooner nob- ben gestaan dan de rijke, golvende weelde van bruin haar, die heur hoofd je bedekte. Nu haar werk geöindigd was en de avond viel, begon zij zich, alléén in het groote huis, te vervelen. Ze had dan ook niemand om haar gezelschap te houden dan de oude doove, half blinde Patience Morton, die druk aan 't werk was ia de k&uken. Haar va der en broeder waren ver weg naar Londen, waar zo dienden in de ruiter troepen vau het parlement. Ze had hen nu reeds m bijna een jaar niet meer gezien, maar heur moeder had haar een brief voorgelezen van haar vader, waarin verteld werd van den dood des kor.ings en hoe deze had plaats gehad. Bij liet hooren van dat verhaal had Marjory stilletjes gehuild want haar moeder was ook al een aanhangster van het parlement en wilde dus niet zien dat haar dochter weenen zou over den koning. Ze herinnerde zich nu, terwijl ze nog altijd stond aan den weg, dat ze als kind afdeelingen schoon gekleede vroolijke ridders had zien voortrijden met wapperende vanen en bevederde hoeden. Soms vroeg er wel een om een pint bier en haar vader bood het gevraagde, buigend en blootshoofds. En stilletjes streelde zij een gouden guinea, met den beeldenaar van den koning er op, welk muntstuk ze eens. als kind, had gekregen van een van die ridders. Misschien mocht ze nu dat geldstuk wel niet meer bijhouden; want nu was lirmers de koning, die liet volk verraden had, naar men zei- de. reeds lang dood. Haar vader en haar broer zeiden immers ook, dat de vorst een landverrader was gewor den? En die wisten daar toch wel van? Maar toch beu narde zij dat gouden geldstuk bij haa* weinige andere kleinoodiön.. Terwijl ze daar zoo stond te turen in de richting var. de stad, hoorde zij plotseling achter zich een doffen hoef slag, als van een paard, dat galop peerde over den hesneeuwden weg. Omziende zag zij een edelman, die in volle vaart on haar afkwam. Dat hij een edelman was. bespeurde zij aan heel zijn uiterlijk, ofschoon zijn kleediog was gehavend en zijn lange, krullende haren vrijelijk afhingen over zijn schouders. Hij droog een le dige scheed© en had blijkbaar ook geen andere wapens bij zich. Zoo reed hij tot vlak voor Marjory en vroeg haar: Wel, lief meisje, wilt ge een man, die van aile kaï.ter. wordt vervolgd, een kansje geven oin zijn leven te redden? Zo zetter me met wel twintig te zamen achterna. En ik heb geen pistool of sabel meer om mij te ver weren. Tegelijk sprong hij uit den zadel en zijn afgereden paard liet moede den kop hangen. Wat zal ik voor u doen, Sir? vroeg het meisje, niet wetend, hoe te helpen. Mijn vader en broeder zijn te velde met het parlement! O dan ben Ut verloren, viel bij haar in de rede. Had ik nu slechts een pistool, dat ik tenminste dit arme dier uit hun handen redden kon. En zal het dan nog zoo'n rondkop dragen moeten? liet meisje voerde strijd met zich zelf maar de ruiter was een jong en knap edelman, en hij had eien paar versch toegebrachte wonden in liet ge laat. Haar medelijden sprak, als hij werd gevangen genomen, dan zouden zij hem dooden» en dat wilde zij niet, dat mocht niet. Vast besloten zag zij hem dus aan en zeide hem, dat uij door de hoofdpoort met zijn paaiu kun binnengaan; de oude, half-doove meid zou hem niet verraden. Maar pis ze nu naar u vragen, wat zal ik dan zeggen? vroeg ze hem. Zeg bun maai- wat ge goed dunkt antwoordde hij zijn paard de plaats opleidend. Maar ze zullen het toch wel begrijpen, waar ik ben, ann de indruk- seis der hoeven in de sneeuw? Het meisje echter opende dc stal deuren en haalde er ecu paar forsche werkpaarden ui>. :e voorschijn, die ze den weg opdreef in de richting van waar de ridder gekomen was. Daarna wees ze hein den hooizolder boven de stallen en liet hem daar zich verstop pen. Blijf er, vcegdo zij hem toe, en zoodru alles weer veilig is, zal ik u eten brengen. Zo verborg ook het zadel en het tuig op een plekje, waar hei mot licht ge vonden kon worden en ging vervol gens terug naar de paarden. Deze lie pen vrij rond over den weg bij de poort. Zij joeg zo eerst een cmd ver der van huis af, den weg o-p en dreef ze daarna weer naar den stal. Juist echter op het oogenblik dat ze hiermede bezig was kwam er een af- deelïng ruiters aandraven in lederen wambuizen en met ronde stalen hel men. Ze stonden vlak voor 't huis stil en de aai voerder dreef zijn paard tot vlak naast het meisje. Is hier iemand voorbij geko men? vroeg hij haar. Er komen hier eiken dag zeer veel mcnschen vtorbij; en ik twijfel niet, of dat i3 vandaag ook wel ge beurd. antwoordde het meisje. Maar ik bedoelde eigenlijk, of er iemand in het laatst verloopen half uur is voorbijgekomen, hernam de aanvoerder. Als ge eer paard hebt, dat besla gen moet worden, ga dan naar Jo seph Nay lor, die is in zijn smidse, llij is in" 't laatste half uur hier niet voorbijgekomen. Ik twijfel niet, of ge zult hem thuis vinden! antwoordde Marjory. De man zag haar boosaardig aan. Wij hebben reeds eenigen tijd iemand achtervolgd, die zich vergre pen heeft aan de wet, vervolgde hij toen. Hij is langs derzen weg gevlucht en tot hier vlak bij hebben we de voet stappon van zijn paard gevolgd. Wat moeten we daar n 1 uit besluiten? Dat weet ik niet, gaf ze ten ant woord. Ofschoon, 't kan wezen, dat die voetstappen afkomstig zijn van den ouden Naylor, die van avond zün paarden achtervolgd heeft om ze weer bij elkander t? brengen. Die waren losgebroken uit den stol, misschien kunnen uw mannen mij wel even hel pen om ook de onze weer binnen te brengen. Die zijn ook door do sneeuw geschrikt en losgebroken. Als moeder straks thuis komt, en ze zoo vindt loopen over den weg, dan zal ze erg boos zijn De aanvoerder aarzelde blijkbaar. Hij wist niet wat hij denken moest van dat babbelende meisje of ze hem misleiden wilde of niet. Hoe kan Ik nu weten, of ge me misleiden wilt? riep hij uit. Er zijn zoo dikwijls schoone gezichtjes, die ons trachten to bedriegen. Ik blijf borg voor haar, sprak er toen een uit den troep. Ze is een doch ter van sergeant Danefield en zal ons dus geen kwaad doen. Dat stelde den aanvoerder gerust Hij deed geen verdere moeite om in lichtingen van haar te verkrijgen, nu eenmaal zijn argwaan, dat ze den ge zochte misschien een schuilplaats ver leend had, was verdwenen. Hij ge lastte een van de mannen, haar te helpen met de paarden en toen dat ge schied was, reed de troep weer ver der. De mannen trokken nu in de richting van de stad. Toen ze een flink eind wog waren, en de paarden wee» rustig aan de ringen stonden, klom ze naar den hooizolder en stelde haar beschermeling gerust. De soldaten zijn weg, vertelde zij hem. Als ge me nu nog slechts een boe- renuitrusting kunt bezorgen, zei de bi] dan kan ik wel een middel weten, om hier vandaan ta komen. Maar dat gaat op dit oogenblik nog niet, hield Marjory hem voor. Als 't goed donker is. dan gaat 't- pas. Nu zal ik de staldeu: op slot doen cn den sleutel bij mij houden. Dan kan er niemand in kómen cn wordt dus dat vreemde paard van u ook niet opge merkt. Anders moet lk daar ook al weer vcrklaringe van geven. Met deze opheldering voor haar vreemde wijze van doen, dia hem fei telijk tot haar gevangene maakte, ver liet zij hem. Een poosje later kwam haar moeder thuis met den knecht en moest lange verhalen aauhooren an troepen soldaten, die liet land aanrijden in zijn hocdsclie, hoewel ge havende kleeding. Zie ik er nu niet uit als een ech te boer? vroeg hij haar, zich zelf om en om bekijkend, toen hij aldus uit gedost weer voor haar stond. Marjory moest er luide om lachen. Ze had nog maar zelden een zoo goed geslaagde vermomming gezien. Hij was volmaakt een boer, zooals hij daar met plompe stappen door deri stal liep in grove klecding. llij zocht het zadel, en het tuig weer op, haalde zijn inmiddels weer van de vermoeie nis bekomen paard te voorschijn en zat weer spoedig in den zadel. Aan u dank ik mijn leven, aldus nam hij afscheid van zijn redster. En nog héél veel meer; Wat zal ik u daar voor terugschei ken? Ze richtte zich fier op, toen zij ant woordde: Niets! Ik heli gedaan, wat mijn hart mij ingaf! Morgen zou ik mis schien niet zoo handtien. Ga dus en vergeet inij en dit huis! Dan dank ik den hemel, dat ik niet 'n dag later ben gekomen, voegde hij haar toe. En, ging hij voort, op dit oogenblik ben ik slechts een arm sol daat, die vecht voor zijn koning. Maar dat kon wel eens anders worden. Als ue koning weer hersteld is in zijn sere en ge hebt misschien eens be hoefte aan da hulp van een vriend, herinner u dan Cesper Garen. En wat ge ook vragen zoudt van me, als het in mijn maclit is, dan zal uw wensch worden vervuld. Houdt dit als een teeken! En nu vaarwel. Ik dank u Hij had haar een gouden ring in de hand geduwd en haar snel 'n kus op de wang gedrukt, waarna hij zijn paard aanzette en in het duister verdween. Nog lang staarde het meis je in de richting, waarin hij verdwe nen was. Toen steeg ze weer lang de trappen op, naar hare ka mer, waar ze lang en aandachtig den gouden ring bezag, mot den grooten, steen. Eindelijk hing ze hem niet een zijden lint om haar hals en sliep wel dra in. De tijd gin,- rusteloos verder. En met de veranderde tijden kwamen ook andere inzichten. Zij, die eerst had- doorkruisten, om een vluchteling op den geschetterd tegen de regeering te sporen, die zich hier ergens in den omtrek moest verborgen houden. Doch verklaarde haar moeder, liij zou wel spoedig gevonden worden, want het was vrijwel or nu gelijk om te ontko men aan de speurende blikken van zoo talrijke vervolgers. Daar was ze trouwens heel bl'i cm. Want ze ge- oelde zi<ii niets gerust, zoo lang de ze vervolgde en in 't nauw gebrachte krijgsman vrijelijk rondliep door de dorpen. Spoedig echter vergat de bra ve vrouw haar acgsfen, toen ze. gebo gen over de schatten die ze had ge kocht op de stadsmarkt, zich verheug de over de „koopjes" die ze er ge maakt had. En vroegtijdig begaf zich het heele gezi-> ter ruste. Lang over twaalven sloop Marjory, de trappen af, met een groot pak klee ren onder den ana. Ze stond een poos je stil aan de deur van haar moeders slaapvertrek. En toen ze zeker wi3t, dat alles en allen in diepe rust waren, ging ze snel doch geruischloos verder, naar de keuken. Intusschen verveelde de vreemde ling, dio daar znt opgesloten in bet duister van dc hooizolder, zich ver schrikkelijk. En bij die verveling kwam nog de angstige onzekerheid. Had hij wel goed gedaan met blinde lings zich zeiven toe te vertrouwen aan Het stilzwijgen van dat meisje. Zou ze wel in staat blijken, haar be lofte te vervullen? .Hij klom dus den trap af en kwam in den stal om te trachten zich een uitweg te banen. Maar hij vond geer enkel middel om aan zijn gevangenschap te ontkomen. Terwijl hij daar zoo stond-, hoorde hij tot zijn groot-, vreugde een sleutel in het slot steken en een oogenblik la ter viel een streep licht door de kleine opening der half geopende deur. Mar jory trad binnen, sloot snel weer de deur eu zette de lantaarn neer op den grond. De krijgsman sloop op haar toe, maakte een lichte buiging en voegde haar toe: Ik dacht al, dat ik hier in mijn eenzaamheid zou moeten sterven. Door de vensters kan ik niet weg ko men, anders had ge me niet eens meer hier gevonden. 't Spijt me, verontschuldigde zij zich, maar ik durfde niet eerder te ko men. Verbeeld u, als ik eens ontdekt was! Doch hier is wat eten en een kruik bier. Ik wilde, dat ik u wat be ters geven kon. Maar ik kon niets an ders voor u vinden en mijn moeder durfde ik niet te vragen. Wel, 't is veel meer, dan ik verdien, antwoordde hij. Tegelijk nam hij den kan bier over ei bi acht dien aan zijn lippen, waarna hij, in één lange teug, het zoete vocht gretig indronk. Dat is wat goeds, smakte hij. Voor zoo'n kau van dat héérlijk bier zou men soms zijn leven willen wa gen. Dat knapt iemand op. Daar straks was het leven me bijna niets meer waard Misschien zou ik toen den dood met vreugde hebben begroet. Maar nu... viel, dat bier wekt op tot nieuwe geestdrift! Gulzig at hij het sobere maal, en in- tusscben ging 't goede ineisjo een wij le terug oni nog een tot den rand ge- vulden Kan van hel zoo welkome ger stenat te haler. Hij nam dien dank baar van haar a&u en dronk op de schenkster. De zaak van onzen koning is nog niet verloren, zotlang er vrouwen worden gevonden zooals gij! Mijn radde rdank voor uw onschatbaxen diensi! En hij boog zich voorover om een kus te drukken op haar schoon hand je. Maar het schuchtere meisje fronste ontstemd haar voorhoofd en trok zich terug. 't Gevaar is nog niet geheel en al voorbij, waarschuwde zij hem. Denk liever aan uw eigen toe stand, dan uw tijJ te verliezen voor zulke dwaasheden. Hier zijn de klee- ren. Maak nu voort en tracht 200 spoedig mogelijk van hier te komen! Vergeef me, aldu3 verontschul digde hij zich. lk had mezelven ver geten! Hij snelde daarna met het pak klee- ren de ladder op eu kwam een oogen blik later van don hooizolder terug als eep echte boer zoodat niemand in hem den ridder herkend zou hebben, die voor enkele uret hier was komen an den vorst en eischten, dal Enge land een republiek worden zou, wa ren weldra de grootste ontevredenen, toen eenmaal hun wenschen vervuld waren. Men wilde den koning weer hersteld zien op de voorvaderlijken troon en eindelijk was de da.# daar, dat de wettige landsvorst wederom bezit nam van den troon zijner vade- :n. Dat was een glorievolle dag lor Engeland en zijn vorstenhuis. Heel Londen was in feestdos en héél het volk juichte. Maar de Danefields waren gedompeld in rouw en Mar jory werd van droefheid al bleeker en zwakker. Haar vader was reeds ge vallen in Londen, als offer van óe eranderde tijden, en haar broeder vachtte in den kerker zijn doodvon nis af, wegens zijn deelneming aan den opstand en wegens medeplichtig heid aan koningsmoord. Toen besloot Marjory eindelijk aan haar moeder te vertellen, wat er ge beurd was op dien avond rnet den ver volgden ridder, wien zij het leven ge red had en wat hij haar beloofd had. En de vrouweu besloten, nog één po ging te wagen, om ten minste hun zoon en broeder het leven te redden. Toen de korang naar Whitehall reed, op zijn schitterenden intocht toegejuicht door een geweldige me nigte, was er eer.klaps een meisje, dat zich snel een weg baande door de soldaten van de garde, die den koning omstuwden en zich voor 's vorsten paard op de knieën wierp. De koning bracht onmiddellijk zijn paard tot stil staan, richtte de smeekende vrouw op vroeg haar. wat zij verlangde. Toen pleitte Marjory genade voor haar broeder De koning was bewogen. Hij richt te zich lot zijn gevolg en vroeg, of er iemand was onder de edelen, die wil de instaan voor het verhaal van deze rouw. O zeker, Majesteit, dat wil ik! antwoordde Sir Gaper Garen, terwijl hij uit den zadel sprong en zich naast het meisje plaatste Zij heeft mijn leven gered en het aldus behouden in den dienst van uwe Majesteit Ik verpand dus ook mijn leven voor haar trouw; het be hoort haar immers toe? Dan is haar verzoek toegestaan, wat het ook zij, Casoer! hernam de orst, glimlachend het paar beziende. Marjory had den ring te voorschijn gehaald en teende dien aan Sir Ca per. Toen verloor ze het bewustzijn en viel in zijn armer, in zwijm. Ten aan schouwen van de duizenden drukte hij haar aan zijn hart en droeg haar weg van die plaats. De koning gaf hem verlof, zich van den intochtsstoet af te scheiden, om voor hare veilig heid verder geheel te kunnen zorgen. En, voegde li ij er bij, als ge haar tot vrouw wenschl. wij zullen er ons niet tegen verzetten. Aldus geschiedde! En aldus werd Marjory Danefield een lady Gareu. („Het Centr.") Een knap kind. Mevrouw Kropinski heeft een bij zonder knap kind. Niet alleen, dat de jongen, hoewel nog geen jaar oud, reeds op zijn voetjes kan staan, alleen kan drinken, kushandjes werpt en twintigmaal in een uur het wollen sc.lioentje van zijn mollig voetje trekt; maar uog veel nveer kan hij. Een bijzonder knappe jongen! Doch hoe kan het ook anders: papa is jurist, mama doctorand a in de philosophic! Ik logeer bij mijn ouden studio vriend. Wilt u wel gel00ven, dat mijn Titi reeds alles zeggen kan? verklaar de al heel gauw de opgetogen gaste vrouw. Titi is natuurlijk ecu bij naampje. En een geheugen, dat hij heeft! Ongelooflijk IHij herhaalt de namen van onze vrienden als een tienjari ge jongen. Toch waai?? Op mijn woord. Overtuig u zelf maar eensl Zij nam den spartelenden knaap op den arm en snoot zijn neusje. De jongen schreide natuurlijk, was ech ter gauw weer kalm, en keek naar mij, alsof hij mij niet vertrouwde. - Titi, zeg ereis aan oom hoe men in den schouwburg roept. De bengel stopte zijn vuistje Ln den mond. Titi is een knappe jongen. Hij weet wel wat men in den schouwburg roept. Nu, kom Titi, neem het hand je uit den mond, en zeg aan oom, wat men in den schouwburg roept, oe nou! Bravo. Nietwaar? Bravo! TiU zette een onvriendelijk gezicht en zeide enkel: BrrI Hoort u? riep mama verheugd, hij zegt bravo. Ik bad het niet gehoord, maar was natuurlijk te beleefd, om de verheug de moeder tegen te spreken. Hij weet alles! Nu, TUI, hoe heet je? Zeg hel mamaatje eens; toe nou vent Je heet Kropinski, hé Kropinskil Brrr! zeide de jongen weer. Kropinski, juist. Hebt u het ge hoord? Ik kreeg schik in het geval. En hoe heet je tante? vroeg ik. Maar Titi had het thans veel te druk met mama's oorbel en verwaar digde mij geen blik. Titi, zeide de moeder. Oom vraagt hoe tante heet. Nu kom, ke rel, zeg maar mooi: Bertha, Ja? Ber tha. BrrI bromde de jongen weer en de trotsche moeder kuste zijn wan- jen, totdat hij begon te schreien. Een buitengewoon kind! zeide k prijzend; werkelijk een knappe jongen! Hij spreekt elk woord! En wordt over acht dagen een jour! Gisteren werd er oan mijn deur geklopt. Mijnheer Kasimir, zeide de stem van mijn sympatliieke gast vrouw. Is u reeds gereed? Ja zeker, mevrouw, kant en klaar. Och, zoudt u mij een genoegen willen doen? Mijn man is naar de rechtbank, het meisje doet boodschappen en ik moet om elf uur een Japon passen Wees zoo goed en pos een kwartier tje op TitL Maar natuurlijk, als het anders niet is... U behoeft verder niets te doen. Titi zal lief zijn, hé, kerel? Titi zat op den vloer met zijn gum mipop te spelen. U moet zorgen, dat hij niet schreit. Geeft u hem ailea, wat hij wil. Hij is verwend, maar hij mag niet schreien, want daar kan hij kramp van krijgen! Goed; ik geef hem alles, wat hij wil! In een halfuurtje ben ik terug; de modiste woont hier lu de buurt! Mevrouw Kropinski kuste liaar spruit en verdween. Titi, die niet bemerkt had, dat zij de kamer uitgegaan was, keek wel- 1 dra eens rondden begon zacht te kreunen. Ik was in een wip bij hem. Wat wil je, Titi? vroeg ik be zorgd; wil je iets hebben? Appies. Wat, kereltje? Appies, riep hij luider. Do moeder had verboden hem iets te weigeren en hij wilde appies. Ik nam een prentbriefkaarteiialbum en lei het naast hem op den vloer. Kijk eens, plaatjes is dat niet mooi? Tilt schopte het boek niet zijn voet je weg. Appies, brulde de jongen. Wat wil Titi? Sjesje. Aha! Nu kwam er ook nog wav nieuws bij. Dat kon goed worden! IV keek de kamer rond, oin te zien, wal deze hoopvolle spruit wel bedoelde; maar wist geen raad. Hij schreeuw de zoo hard hij maar kon. Ik kreeg mijn horloge, nam een engeltje van de kast, sprong als een aap op de kermis, maar ik kon hem noch tot gen. Het kind bleef maar huilen en roepen van „appies", „sjesje." Eindelijk kwam mevrouw Kropins ki aanhollen. Hemeltje, wat hebt u met het kind gedaan? riep zij en nam hem op den arm' Ik heb niets met hem gedaan, zeide ik gedwee; maar Titi is niet kalm gebleven. Nu bedaart hij alweer. Men moet het kind toch wat to spelen ge ven. Dat deed ik ook, maar... Wat heeft u hem gegeven? Hij zou toch niet zoo erbarmelijk schrei en, als... Ik begon te koken, maar beheerscb te me. Stil maar, ventje, zeide de moe der, stoute oom, hè, we zullen oom pats geven... Wat moest ik beginnen? waag de ik te zeggen. Titti wilde appies en sjesje. Mevrouw Kropinski begon harte lijk te lachen. Och, jullie mannen, zeide ze eindelijk. Het sterke, wijze, ge slacht! Een kind kunnen jalüe nog niet stil houden! Maar hoe kon ik weten, wat sjesje is? Sjesje zegt hij tegen mijn bro che, die ik hem vaak te spelen geef. O juist, rei ik. Maar dat is toch duidelijk. En daar hij honger had. riep hij natuur lijk om „appies", aardappelen. O, u behoeft u dat niet aan te trekken. Er is niets gebeurd, maar... 't was toch wel een beetje dom van u. U ziet, hoever men met de wijsheid der mannen komt zonder een vrouw! U kunt zonder vrouw nog niet eens op een kind passen, op een kind nog wel, dat al praten kan... Als 6en natte poedel stond ik daar. Mar<r ik beloofde me zelf plech tig, nooit weer te gaan logeeren bij mensehen met een knap kind, hoe vriendelijk en hartelijk ze ook moch ten zijn. Een knap kind... brr! CL. D.). DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie deze rubriek betreffende, gr-1-" mc 1 to richter aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 3-i, ïelephoon 1543. PROBLEEM No. 393. van J. Siagerist. Indien wit begint, want wit. Indien zwart begint, wint zwart. Zwart. Schijven op 1, 7, 8, 10, 12, 13, 18, 21, dam op 17. Wit. Scbijven op: G, 20, 24, 26, 28, 33, 38, 39, dam op 3. tel i» ,<v- 1 j390 éi 1 '/mA a te; 1 ji 1 In een eenvoudige stelling een inoote winst Zwart. Schijven op 9, 11, 13, 16, 17. 19, 23. 26, 28. WIL Schijven op22, 27, 37, 38, 39. -40. 43. 44.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 14