Wk
M
'L
m
m
m
m
m
m
m
m
te
ft
te
den buitengewoon vergevensgezind
tegenover elkaar gestemd. Ze namen
alle9 zonder nadere verklaring voor
goede munt op en waren alleen maar
wat verbaasd, dat se niet met meer
bezwaren te kampen kregen.
Hun leven nam weer zijn gewonen
loop; zo spraken over Victor weer met
innige teederheid, hadden verdriet,
omdat hij zoo zelden schreef, en
wenschten hem weer te zien en alle
bei geloofden den jongen voor het
kwade bewaard te hebben.
Op zekeren dag, toen mad. Gati
noau plotseling in de keukon werd
geroepen, kwam haar man in de ka
mer, en daar hij haar niet vond, ging
hij bij haar schrijftafel zitten om op
haar te wachten. Voor hoio lagen een
aantal brieven van Victor; hij bekeek
z»j en las er wat in. Daar kreeg hy
den brief van Victor in handen, waar
in deze zijn grootmoeder deelgenoot
van zijn verlegenheid maakte en haar
om geld vroeg, llij werd bleek onder
'i lezen. Toen hij den datum zag, zat
ii.) een oogenblik als versteend en
zocht tevergeefs naar een verklaring.
Hij gevoelde een groote smart. Maar
één ding was hem duidelijk: zijn
vrouw mocht er niets van weten, dat
hij den brief gelezen had. Tranen
verduisterden zijn oogen, toen hij uit
zijn portefeuille den brief van Vic
tor nam om de datums te vergelijken.
Bij vergissing verscheurde hij den
aan zijn vrouw ge rich ten brief en liet
don zijnen1 liggen. Daarop sloop hij
treurig de kamer uit.
Sylvia ging weer aan haar schrijf
tafel zitten mn de brieven te sorteeren
en zoo vond zo dien van Victor aan
baar man.
Een brief van Victor aan groot
vader.' Die moet pas gekomen zijn. zei
zo verheugd. Ze las hem vluchtig door
maar bij den zin: zeg niets aan groot
mama, keek ze verbaasd op. Hot ver
zoek om gold voor speelschulden, de
datum, dien ze zich zoo precies hcr-
Innnerde.. ze begreep mnnr al te goed
Hot werd haar wee om 't hart en ze
werd slechts door één gedachte be-
heorsciil: als Agenor er maar niets
van gewaar wordt! Hij zal misschien
moenen ,dat -hij hem verloren heeft!...
en zo verbrandde hem.
Toen ze een aur later bij het avond
eten tegenover elkaar zaten, zagen
beiden er heel kalm en heel tevreden
uit en ze keken elkaar vol liefde en
niedciijdende goedheid aan.
Ze mag nooit vernemen, dat hij
ons bedrogen heeft, dacht de oude
he-'r. Ze haagt zoo aan hem, en het
zou haar oud, gevoelig hart zoo n pijn
doen, dat haar lieveling oneerlijk te
genover liaar is geweest.
Zij zelf echter, die hij wilde sparen,
dacht er precies zoo over: hij moet
maar nooit weten, dot het kind zijn
ouden grootvader voor den gek hield;
he", is beter zoo!
Victor was op zekeren morgen laat
opgestaan en vond toen twee brieven
van de hand zijner grootouders.
Laat ons eens zien, wat de oud
jes willen, en waarom ieder voor
tich schrijft. Twee postzegels! Hoe is
dat te rijmen met hun gowone spaar
zaamheid?
5 Juli.
Mijn lieve kleinzoon!
Je hebt me een groot verdriet ge
daan, dat je ons bedrogen hebt. Ik
heb toevallig bij je grootmoeder den
brief gevonden, waarin jij over je lot
kinngt om hoar geld af te troggelen
en haar verzoekt, mij er niets van te
vertollen. Zij weet niet. dat ik den
brief gelezen lieb; want zij zal het ge
loof aan jou niet verliezen. Ze is oud.
bedenk dat en ik zou iiaar gaarne elk
verdriet besparen, opdat haar laatste
dagen recht solukkitr mogen zijn.
Je oude grootvader
Agenor Gatineau.
5 Juli.
Mijn lieve jon eren!
Toevallig vond ik Hen brief dien je
aan grootvader gezonden hebt om Van
liem geld te kriteen. dat je den.zelfden
dag ook van mij verlangde. Het is
zeer slecht van je, mijn kind, ons te
willen bedriegen; want wij zijn oud
en hebben je zeer lief Ie hadt vrij
uit kunnen zeggen, wat je wou. Jo
weet immers, dat we jou elk offer
brengen: ik heb grootpapa niets ge
zegd en hij mag er ook niets van ver
nomen. opdat tenminste hij nog ver
trouwen in je stelt en de liefde, die
hij voor je koestert, niet verminderd
wordt.
Je oude grootmoeder.
Silvia Gatineau.
Toen Victor de beide brieven gele
zen had. glimlachte hij boosaardig.
Wat kunnen die beide oudjes nog
aardig komedie spelen!
Doch toen hn de brieven nog eens
doorlas, trof hem de hartelijke, be
droefde toon, want hij had in den!
grond der zaak een goed lmrt.. En hij
zag ver, ver weg in het rustige stad
je het. kleine huisje aan den kant van j
de weide met de grootouders, gebukt
van ouderdom, bijna aan den rand
van het graf. Ach neen, deze beide
oudjes, dio niet zoo dwaze, door hem
zoo dikwijls beproefde hefde aan hein
hingen, dachten aan alles eerder dan
aan komediespel tegenover hem.
Neen, neeu, zo hadden deze beide
brieven geschreven zonder het van el
kaar te weten. En plotseling schaam
de hij zich diep over zijn bedrog.
Ras besloten nam hij zijn reisgids
ter hand om te zien, wanneer de eer
ste trein naai' hun woonplaats ver
trok Hij wilde beproeven zijn onrecht
te herstellen, eer het te laat was.
(„N. v. h. N.")
Een belofte.
Rood goot de zon haar laatste stra
len over de besneeuwde velden van
Hertfordshire. Da sneeuw had opge
houden te vallen, maar in het nog
schemerende licht schenen de boomen
en struiken een tuin te vormen uit het
feeënland, waarin de takken diaman
ten vruchten droegen. De lucht was
helder en er w ii geen windje aan den
hemel.
Marjory Dauefield trad uit de plat-
telaudswoning naar buiten en tuurde
over den keerweg naar den toren van
Crayleigh, naar welke stad hare moe
der dien morgen vertrokken was met
den knecht, Reuben Snelt, om ecnlge
inkoppen te doen.
Zij was een aanvallig meisje, met
Kinderlijken oogopslag, een schoon
gevormd gezicht]en frissche, roode
lippen. Haar gang toonde gezondheid,
gratie en moed. ofschoon haar gwaro
kleeding en grove schoenen niet mee
werkten om haar gestalte meer voor-
deelig te doen uitkomen. Zelfs geen
kroon echter zou haar schooner nob-
ben gestaan dan de rijke, golvende
weelde van bruin haar, die heur hoofd
je bedekte.
Nu haar werk geöindigd was en de
avond viel, begon zij zich, alléén in
het groote huis, te vervelen. Ze had
dan ook niemand om haar gezelschap
te houden dan de oude doove, half
blinde Patience Morton, die druk aan
't werk was ia de k&uken. Haar va
der en broeder waren ver weg naar
Londen, waar zo dienden in de ruiter
troepen vau het parlement. Ze had
hen nu reeds m bijna een jaar niet
meer gezien, maar heur moeder had
haar een brief voorgelezen van haar
vader, waarin verteld werd van den
dood des kor.ings en hoe deze had
plaats gehad. Bij liet hooren van dat
verhaal had Marjory stilletjes gehuild
want haar moeder was ook al een
aanhangster van het parlement en
wilde dus niet zien dat haar dochter
weenen zou over den koning.
Ze herinnerde zich nu, terwijl ze
nog altijd stond aan den weg, dat ze
als kind afdeelingen schoon gekleede
vroolijke ridders had zien voortrijden
met wapperende vanen en bevederde
hoeden. Soms vroeg er wel een om
een pint bier en haar vader bood het
gevraagde, buigend en blootshoofds.
En stilletjes streelde zij een gouden
guinea, met den beeldenaar van den
koning er op, welk muntstuk ze eens.
als kind, had gekregen van een van
die ridders. Misschien mocht ze nu dat
geldstuk wel niet meer bijhouden;
want nu was lirmers de koning, die
liet volk verraden had, naar men zei-
de. reeds lang dood. Haar vader en
haar broer zeiden immers ook, dat de
vorst een landverrader was gewor
den? En die wisten daar toch wel van?
Maar toch beu narde zij dat gouden
geldstuk bij haa* weinige andere
kleinoodiön..
Terwijl ze daar zoo stond te turen
in de richting var. de stad, hoorde zij
plotseling achter zich een doffen hoef
slag, als van een paard, dat galop
peerde over den hesneeuwden weg.
Omziende zag zij een edelman, die
in volle vaart on haar afkwam. Dat
hij een edelman was. bespeurde zij
aan heel zijn uiterlijk, ofschoon zijn
kleediog was gehavend en zijn lange,
krullende haren vrijelijk afhingen
over zijn schouders. Hij droog een le
dige scheed© en had blijkbaar ook
geen andere wapens bij zich. Zoo reed
hij tot vlak voor Marjory en vroeg
haar:
Wel, lief meisje, wilt ge een man,
die van aile kaï.ter. wordt vervolgd,
een kansje geven oin zijn leven te
redden? Zo zetter me met wel twintig
te zamen achterna. En ik heb geen
pistool of sabel meer om mij te ver
weren.
Tegelijk sprong hij uit den zadel en
zijn afgereden paard liet moede den
kop hangen.
Wat zal ik voor u doen, Sir?
vroeg het meisje, niet wetend, hoe te
helpen. Mijn vader en broeder zijn te
velde met het parlement!
O dan ben Ut verloren, viel bij
haar in de rede. Had ik nu slechts een
pistool, dat ik tenminste dit arme dier
uit hun handen redden kon. En zal
het dan nog zoo'n rondkop dragen
moeten?
liet meisje voerde strijd met zich
zelf maar de ruiter was een jong en
knap edelman, en hij had eien paar
versch toegebrachte wonden in liet ge
laat. Haar medelijden sprak, als hij
werd gevangen genomen, dan zouden
zij hem dooden» en dat wilde zij niet,
dat mocht niet. Vast besloten zag zij
hem dus aan en zeide hem, dat uij
door de hoofdpoort met zijn paaiu kun
binnengaan; de oude, half-doove meid
zou hem niet verraden.
Maar pis ze nu naar u vragen,
wat zal ik dan zeggen? vroeg ze hem.
Zeg bun maai- wat ge goed dunkt
antwoordde hij zijn paard de plaats
opleidend. Maar ze zullen het toch wel
begrijpen, waar ik ben, ann de indruk-
seis der hoeven in de sneeuw?
Het meisje echter opende dc stal
deuren en haalde er ecu paar forsche
werkpaarden ui>. :e voorschijn, die ze
den weg opdreef in de richting van
waar de ridder gekomen was. Daarna
wees ze hein den hooizolder boven de
stallen en liet hem daar zich verstop
pen.
Blijf er, vcegdo zij hem toe, en
zoodru alles weer veilig is, zal ik u
eten brengen.
Zo verborg ook het zadel en het tuig
op een plekje, waar hei mot licht ge
vonden kon worden en ging vervol
gens terug naar de paarden. Deze lie
pen vrij rond over den weg bij de
poort. Zij joeg zo eerst een cmd ver
der van huis af, den weg o-p en dreef
ze daarna weer naar den stal.
Juist echter op het oogenblik dat ze
hiermede bezig was kwam er een af-
deelïng ruiters aandraven in lederen
wambuizen en met ronde stalen hel
men. Ze stonden vlak voor 't huis
stil en de aai voerder dreef zijn paard
tot vlak naast het meisje.
Is hier iemand voorbij geko
men? vroeg hij haar.
Er komen hier eiken dag zeer
veel mcnschen vtorbij; en ik twijfel
niet, of dat i3 vandaag ook wel ge
beurd. antwoordde het meisje.
Maar ik bedoelde eigenlijk, of er
iemand in het laatst verloopen half
uur is voorbijgekomen, hernam de
aanvoerder.
Als ge eer paard hebt, dat besla
gen moet worden, ga dan naar Jo
seph Nay lor, die is in zijn smidse,
llij is in" 't laatste half uur hier niet
voorbijgekomen. Ik twijfel niet, of ge
zult hem thuis vinden! antwoordde
Marjory.
De man zag haar boosaardig aan.
Wij hebben reeds eenigen tijd
iemand achtervolgd, die zich vergre
pen heeft aan de wet, vervolgde hij
toen. Hij is langs derzen weg gevlucht
en tot hier vlak bij hebben we de voet
stappon van zijn paard gevolgd. Wat
moeten we daar n 1 uit besluiten?
Dat weet ik niet, gaf ze ten ant
woord. Ofschoon, 't kan wezen, dat
die voetstappen afkomstig zijn van
den ouden Naylor, die van avond zün
paarden achtervolgd heeft om ze weer
bij elkander t? brengen. Die waren
losgebroken uit den stol, misschien
kunnen uw mannen mij wel even hel
pen om ook de onze weer binnen te
brengen. Die zijn ook door do sneeuw
geschrikt en losgebroken. Als moeder
straks thuis komt, en ze zoo vindt
loopen over den weg, dan zal ze erg
boos zijn
De aanvoerder aarzelde blijkbaar.
Hij wist niet wat hij denken moest
van dat babbelende meisje of ze hem
misleiden wilde of niet.
Hoe kan Ik nu weten, of ge me
misleiden wilt? riep hij uit. Er zijn
zoo dikwijls schoone gezichtjes, die
ons trachten to bedriegen.
Ik blijf borg voor haar, sprak er
toen een uit den troep. Ze is een doch
ter van sergeant Danefield en zal ons
dus geen kwaad doen.
Dat stelde den aanvoerder gerust
Hij deed geen verdere moeite om in
lichtingen van haar te verkrijgen, nu
eenmaal zijn argwaan, dat ze den ge
zochte misschien een schuilplaats ver
leend had, was verdwenen. Hij ge
lastte een van de mannen, haar te
helpen met de paarden en toen dat ge
schied was, reed de troep weer ver
der. De mannen trokken nu in de
richting van de stad.
Toen ze een flink eind wog waren, en
de paarden wee» rustig aan de ringen
stonden, klom ze naar den hooizolder
en stelde haar beschermeling gerust.
De soldaten zijn weg, vertelde zij
hem.
Als ge me nu nog slechts een boe-
renuitrusting kunt bezorgen, zei de bi]
dan kan ik wel een middel weten, om
hier vandaan ta komen.
Maar dat gaat op dit oogenblik
nog niet, hield Marjory hem voor. Als
't goed donker is. dan gaat 't- pas. Nu
zal ik de staldeu: op slot doen cn den
sleutel bij mij houden. Dan kan er
niemand in kómen cn wordt dus dat
vreemde paard van u ook niet opge
merkt. Anders moet lk daar ook al
weer vcrklaringe van geven.
Met deze opheldering voor haar
vreemde wijze van doen, dia hem fei
telijk tot haar gevangene maakte, ver
liet zij hem. Een poosje later kwam
haar moeder thuis met den knecht en
moest lange verhalen aauhooren
an troepen soldaten, die liet land
aanrijden in zijn hocdsclie, hoewel ge
havende kleeding.
Zie ik er nu niet uit als een ech
te boer? vroeg hij haar, zich zelf om
en om bekijkend, toen hij aldus uit
gedost weer voor haar stond.
Marjory moest er luide om lachen.
Ze had nog maar zelden een zoo goed
geslaagde vermomming gezien. Hij
was volmaakt een boer, zooals hij
daar met plompe stappen door deri
stal liep in grove klecding. llij zocht
het zadel, en het tuig weer op, haalde
zijn inmiddels weer van de vermoeie
nis bekomen paard te voorschijn en
zat weer spoedig in den zadel.
Aan u dank ik mijn leven, aldus
nam hij afscheid van zijn redster. En
nog héél veel meer; Wat zal ik u daar
voor terugschei ken?
Ze richtte zich fier op, toen zij ant
woordde:
Niets! Ik heli gedaan, wat mijn
hart mij ingaf! Morgen zou ik mis
schien niet zoo handtien. Ga dus en
vergeet inij en dit huis!
Dan dank ik den hemel, dat ik niet 'n
dag later ben gekomen, voegde hij
haar toe. En, ging hij voort, op dit
oogenblik ben ik slechts een arm sol
daat, die vecht voor zijn koning. Maar
dat kon wel eens anders worden. Als
ue koning weer hersteld is in zijn
sere en ge hebt misschien eens be
hoefte aan da hulp van een vriend,
herinner u dan Cesper Garen. En wat
ge ook vragen zoudt van me, als het
in mijn maclit is, dan zal uw wensch
worden vervuld. Houdt dit als een
teeken! En nu vaarwel. Ik dank u
Hij had haar een gouden ring in de
hand geduwd en haar snel 'n kus op
de wang gedrukt, waarna hij zijn
paard aanzette en in het duister
verdween. Nog lang staarde het meis
je in de richting, waarin hij verdwe
nen was. Toen steeg ze weer lang
de trappen op, naar hare ka
mer, waar ze lang en aandachtig den
gouden ring bezag, mot den grooten,
steen. Eindelijk hing ze hem niet een
zijden lint om haar hals en sliep wel
dra in.
De tijd gin,- rusteloos verder. En
met de veranderde tijden kwamen ook
andere inzichten. Zij, die eerst had-
doorkruisten, om een vluchteling op den geschetterd tegen de regeering
te sporen, die zich hier ergens in den
omtrek moest verborgen houden. Doch
verklaarde haar moeder, liij zou wel
spoedig gevonden worden, want het
was vrijwel or nu gelijk om te ontko
men aan de speurende blikken van
zoo talrijke vervolgers. Daar was ze
trouwens heel bl'i cm. Want ze ge-
oelde zi<ii niets gerust, zoo lang de
ze vervolgde en in 't nauw gebrachte
krijgsman vrijelijk rondliep door de
dorpen. Spoedig echter vergat de bra
ve vrouw haar acgsfen, toen ze. gebo
gen over de schatten die ze had ge
kocht op de stadsmarkt, zich verheug
de over de „koopjes" die ze er ge
maakt had. En vroegtijdig begaf zich
het heele gezi-> ter ruste.
Lang over twaalven sloop Marjory,
de trappen af, met een groot pak klee
ren onder den ana. Ze stond een poos
je stil aan de deur van haar moeders
slaapvertrek. En toen ze zeker wi3t,
dat alles en allen in diepe rust waren,
ging ze snel doch geruischloos verder,
naar de keuken.
Intusschen verveelde de vreemde
ling, dio daar znt opgesloten in bet
duister van dc hooizolder, zich ver
schrikkelijk. En bij die verveling
kwam nog de angstige onzekerheid.
Had hij wel goed gedaan met blinde
lings zich zeiven toe te vertrouwen
aan Het stilzwijgen van dat meisje.
Zou ze wel in staat blijken, haar be
lofte te vervullen? .Hij klom dus den
trap af en kwam in den stal om te
trachten zich een uitweg te banen.
Maar hij vond geer enkel middel om
aan zijn gevangenschap te ontkomen.
Terwijl hij daar zoo stond-, hoorde
hij tot zijn groot-, vreugde een sleutel
in het slot steken en een oogenblik la
ter viel een streep licht door de kleine
opening der half geopende deur. Mar
jory trad binnen, sloot snel weer de
deur eu zette de lantaarn neer op den
grond. De krijgsman sloop op haar
toe, maakte een lichte buiging en
voegde haar toe:
Ik dacht al, dat ik hier in mijn
eenzaamheid zou moeten sterven.
Door de vensters kan ik niet weg ko
men, anders had ge me niet eens meer
hier gevonden.
't Spijt me, verontschuldigde zij
zich, maar ik durfde niet eerder te ko
men. Verbeeld u, als ik eens ontdekt
was! Doch hier is wat eten en een
kruik bier. Ik wilde, dat ik u wat be
ters geven kon. Maar ik kon niets an
ders voor u vinden en mijn moeder
durfde ik niet te vragen.
Wel, 't is veel meer, dan ik verdien,
antwoordde hij. Tegelijk nam hij den
kan bier over ei bi acht dien aan zijn
lippen, waarna hij, in één lange teug,
het zoete vocht gretig indronk.
Dat is wat goeds, smakte hij.
Voor zoo'n kau van dat héérlijk bier
zou men soms zijn leven willen wa
gen. Dat knapt iemand op. Daar
straks was het leven me bijna niets
meer waard Misschien zou ik toen
den dood met vreugde hebben begroet.
Maar nu... viel, dat bier wekt op tot
nieuwe geestdrift!
Gulzig at hij het sobere maal, en in-
tusscben ging 't goede ineisjo een wij
le terug oni nog een tot den rand ge-
vulden Kan van hel zoo welkome ger
stenat te haler. Hij nam dien dank
baar van haar a&u en dronk op de
schenkster.
De zaak van onzen koning is nog
niet verloren, zotlang er vrouwen
worden gevonden zooals gij! Mijn
radde rdank voor uw onschatbaxen
diensi!
En hij boog zich voorover om een
kus te drukken op haar schoon hand
je.
Maar het schuchtere meisje fronste
ontstemd haar voorhoofd en trok zich
terug.
't Gevaar is nog niet geheel en al
voorbij, waarschuwde zij hem.
Denk liever aan uw eigen toe
stand, dan uw tijJ te verliezen voor
zulke dwaasheden. Hier zijn de klee-
ren. Maak nu voort en tracht 200
spoedig mogelijk van hier te komen!
Vergeef me, aldu3 verontschul
digde hij zich. lk had mezelven ver
geten!
Hij snelde daarna met het pak klee-
ren de ladder op eu kwam een oogen
blik later van don hooizolder terug
als eep echte boer zoodat niemand in
hem den ridder herkend zou hebben,
die voor enkele uret hier was komen
an den vorst en eischten, dal Enge
land een republiek worden zou, wa
ren weldra de grootste ontevredenen,
toen eenmaal hun wenschen vervuld
waren. Men wilde den koning weer
hersteld zien op de voorvaderlijken
troon en eindelijk was de da.# daar,
dat de wettige landsvorst wederom
bezit nam van den troon zijner vade-
:n. Dat was een glorievolle dag
lor Engeland en zijn vorstenhuis.
Heel Londen was in feestdos en héél
het volk juichte. Maar de Danefields
waren gedompeld in rouw en Mar
jory werd van droefheid al bleeker en
zwakker. Haar vader was reeds ge
vallen in Londen, als offer van óe
eranderde tijden, en haar broeder
vachtte in den kerker zijn doodvon
nis af, wegens zijn deelneming aan
den opstand en wegens medeplichtig
heid aan koningsmoord.
Toen besloot Marjory eindelijk aan
haar moeder te vertellen, wat er ge
beurd was op dien avond rnet den ver
volgden ridder, wien zij het leven ge
red had en wat hij haar beloofd had.
En de vrouweu besloten, nog één po
ging te wagen, om ten minste hun
zoon en broeder het leven te redden.
Toen de korang naar Whitehall
reed, op zijn schitterenden intocht
toegejuicht door een geweldige me
nigte, was er eer.klaps een meisje,
dat zich snel een weg baande door de
soldaten van de garde, die den koning
omstuwden en zich voor 's vorsten
paard op de knieën wierp. De koning
bracht onmiddellijk zijn paard tot stil
staan, richtte de smeekende vrouw op
vroeg haar. wat zij verlangde.
Toen pleitte Marjory genade voor
haar broeder
De koning was bewogen. Hij richt
te zich lot zijn gevolg en vroeg, of er
iemand was onder de edelen, die wil
de instaan voor het verhaal van deze
rouw.
O zeker, Majesteit, dat wil ik!
antwoordde Sir Gaper Garen, terwijl
hij uit den zadel sprong en zich naast
het meisje plaatste
Zij heeft mijn leven gered en het
aldus behouden in den dienst van
uwe Majesteit Ik verpand dus ook
mijn leven voor haar trouw; het be
hoort haar immers toe?
Dan is haar verzoek toegestaan,
wat het ook zij, Casoer! hernam de
orst, glimlachend het paar beziende.
Marjory had den ring te voorschijn
gehaald en teende dien aan Sir Ca
per. Toen verloor ze het bewustzijn en
viel in zijn armer, in zwijm. Ten aan
schouwen van de duizenden drukte hij
haar aan zijn hart en droeg haar
weg van die plaats. De koning gaf
hem verlof, zich van den intochtsstoet
af te scheiden, om voor hare veilig
heid verder geheel te kunnen zorgen.
En, voegde li ij er bij, als ge haar
tot vrouw wenschl. wij zullen er ons
niet tegen verzetten.
Aldus geschiedde!
En aldus werd Marjory Danefield
een lady Gareu.
(„Het Centr.")
Een knap kind.
Mevrouw Kropinski heeft een bij
zonder knap kind. Niet alleen, dat
de jongen, hoewel nog geen jaar
oud, reeds op zijn voetjes kan staan,
alleen kan drinken, kushandjes
werpt en twintigmaal in een uur het
wollen sc.lioentje van zijn mollig
voetje trekt; maar uog veel nveer
kan hij.
Een bijzonder knappe jongen!
Doch hoe kan het ook anders: papa
is jurist, mama doctorand a in de
philosophic!
Ik logeer bij mijn ouden studio
vriend.
Wilt u wel gel00ven, dat mijn
Titi reeds alles zeggen kan? verklaar
de al heel gauw de opgetogen gaste
vrouw. Titi is natuurlijk ecu bij
naampje.
En een geheugen, dat hij heeft!
Ongelooflijk IHij herhaalt de namen
van onze vrienden als een tienjari
ge jongen.
Toch waai??
Op mijn woord. Overtuig u zelf
maar eensl
Zij nam den spartelenden knaap
op den arm en snoot zijn neusje. De
jongen schreide natuurlijk, was ech
ter gauw weer kalm, en keek naar
mij, alsof hij mij niet vertrouwde.
- Titi, zeg ereis aan oom hoe men
in den schouwburg roept.
De bengel stopte zijn vuistje Ln den
mond.
Titi is een knappe jongen. Hij
weet wel wat men in den schouwburg
roept. Nu, kom Titi, neem het hand
je uit den mond, en zeg aan oom,
wat men in den schouwburg roept,
oe nou! Bravo. Nietwaar? Bravo!
TiU zette een onvriendelijk gezicht
en zeide enkel:
BrrI
Hoort u? riep mama verheugd,
hij zegt bravo.
Ik bad het niet gehoord, maar was
natuurlijk te beleefd, om de verheug
de moeder tegen te spreken.
Hij weet alles! Nu, TUI, hoe
heet je? Zeg hel mamaatje eens; toe
nou vent Je heet Kropinski, hé
Kropinskil
Brrr! zeide de jongen weer.
Kropinski, juist. Hebt u het ge
hoord?
Ik kreeg schik in het geval.
En hoe heet je tante? vroeg ik.
Maar Titi had het thans veel te
druk met mama's oorbel en verwaar
digde mij geen blik.
Titi, zeide de moeder. Oom
vraagt hoe tante heet. Nu kom, ke
rel, zeg maar mooi: Bertha, Ja? Ber
tha.
BrrI bromde de jongen weer en
de trotsche moeder kuste zijn wan-
jen, totdat hij begon te schreien.
Een buitengewoon kind! zeide
k prijzend; werkelijk een knappe
jongen! Hij spreekt elk woord! En
wordt over acht dagen een jour!
Gisteren werd er oan mijn deur
geklopt.
Mijnheer Kasimir, zeide de
stem van mijn sympatliieke gast
vrouw. Is u reeds gereed?
Ja zeker, mevrouw, kant en
klaar.
Och, zoudt u mij een genoegen
willen doen?
Mijn man is naar de rechtbank,
het meisje doet boodschappen en ik
moet om elf uur een Japon passen
Wees zoo goed en pos een kwartier
tje op TitL
Maar natuurlijk, als het anders
niet is...
U behoeft verder niets te doen.
Titi zal lief zijn, hé, kerel?
Titi zat op den vloer met zijn gum
mipop te spelen.
U moet zorgen, dat hij niet
schreit. Geeft u hem ailea, wat hij
wil. Hij is verwend, maar hij mag
niet schreien, want daar kan hij
kramp van krijgen!
Goed; ik geef hem alles, wat hij
wil!
In een halfuurtje ben ik terug;
de modiste woont hier lu de buurt!
Mevrouw Kropinski kuste liaar
spruit en verdween.
Titi, die niet bemerkt had, dat zij
de kamer uitgegaan was, keek wel-
1 dra eens rondden begon zacht te
kreunen. Ik was in een wip bij hem.
Wat wil je, Titi? vroeg ik be
zorgd; wil je iets hebben?
Appies.
Wat, kereltje?
Appies, riep hij luider.
Do moeder had verboden hem iets
te weigeren en hij wilde appies. Ik
nam een prentbriefkaarteiialbum en
lei het naast hem op den vloer.
Kijk eens, plaatjes is dat niet
mooi?
Tilt schopte het boek niet zijn voet
je weg.
Appies, brulde de jongen.
Wat wil Titi?
Sjesje.
Aha! Nu kwam er ook nog wav
nieuws bij. Dat kon goed worden! IV
keek de kamer rond, oin te zien, wal
deze hoopvolle spruit wel bedoelde;
maar wist geen raad. Hij schreeuw
de zoo hard hij maar kon. Ik kreeg
mijn horloge, nam een engeltje van
de kast, sprong als een aap op de
kermis, maar ik kon hem noch tot
gen. Het kind bleef maar huilen en
roepen van „appies", „sjesje."
Eindelijk kwam mevrouw Kropins
ki aanhollen.
Hemeltje, wat hebt u met het
kind gedaan? riep zij en nam hem
op den arm'
Ik heb niets met hem gedaan,
zeide ik gedwee; maar Titi is niet
kalm gebleven.
Nu bedaart hij alweer. Men
moet het kind toch wat to spelen ge
ven.
Dat deed ik ook, maar...
Wat heeft u hem gegeven? Hij
zou toch niet zoo erbarmelijk schrei
en, als...
Ik begon te koken, maar beheerscb
te me.
Stil maar, ventje, zeide de moe
der, stoute oom, hè, we zullen oom
pats geven...
Wat moest ik beginnen? waag
de ik te zeggen. Titti wilde appies en
sjesje.
Mevrouw Kropinski begon harte
lijk te lachen.
Och, jullie mannen, zeide ze
eindelijk. Het sterke, wijze, ge
slacht! Een kind kunnen jalüe nog
niet stil houden!
Maar hoe kon ik weten, wat
sjesje is?
Sjesje zegt hij tegen mijn bro
che, die ik hem vaak te spelen geef.
O juist, rei ik.
Maar dat is toch duidelijk. En
daar hij honger had. riep hij natuur
lijk om „appies", aardappelen. O, u
behoeft u dat niet aan te trekken.
Er is niets gebeurd, maar... 't was
toch wel een beetje dom van u. U
ziet, hoever men met de wijsheid der
mannen komt zonder een vrouw! U
kunt zonder vrouw nog niet eens op
een kind passen, op een kind nog
wel, dat al praten kan...
Als 6en natte poedel stond ik daar.
Mar<r ik beloofde me zelf plech
tig, nooit weer te gaan logeeren bij
mensehen met een knap kind, hoe
vriendelijk en hartelijk ze ook moch
ten zijn.
Een knap kind... brr! CL. D.).
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie deze rubriek betreffende, gr-1-" mc 1 to richter
aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 3-i, ïelephoon 1543.
PROBLEEM No. 393.
van
J. Siagerist.
Indien wit begint, want wit. Indien zwart begint, wint zwart.
Zwart. Schijven op 1, 7, 8, 10, 12, 13, 18, 21, dam op 17.
Wit. Scbijven op: G, 20, 24, 26, 28, 33, 38, 39, dam op 3.
tel
i»
,<v-
1
j390
éi
1
'/mA
a
te;
1
ji
1
In een eenvoudige stelling een inoote winst
Zwart. Schijven op 9, 11, 13, 16, 17. 19, 23. 26, 28.
WIL Schijven op22, 27, 37, 38, 39. -40. 43. 44.