BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
f 1.20 PER 8 HAANDEN
10 om PER WEEK-
AKMENtSTRATSH GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BU1TENSPAARNE 6.
Hoe bij klein werd.
80s Jaargang.
ZATERDAG ïl SEPTEMBER 1912
No 8974
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
IN HAARLEM'S DAGBLAD &IN
ADVERT ENTIÊN DOELTREFFEND.
ONZE ANNQNOES
WORDEN OPGEMERKT
(iet Rijke Natuurleven
IN HEr VOCHTIGE MOl'D.
Grijs was de luolit weken achter
een. De mooie Augustusmaand, an
ders met ruiseheud graan en rijpen-
do vruchten, was in een regenmoes
son veranderd, do doorweekte bodem
had telkens nieuwe stroomen op te
zuigen, en, aanpassend aan die toe
standen, geeft hij nu do kleurige kin
dereu van het vocht, de spontaan op
schietende paddenstoelen, als vergoe
ding voor de rijke bloemensoiiat, die
niet volkomen tot onw.kkeNng kwanr.
Het is een paddenstoelenjuar bij
uitnemendheid. Bossohetl en wegkan
ten, boomstronken en half vermolmde
sonuttingen, zij zijn d'O voedingsbo
dem, waaruit de sprookjeskinderan
hun voedsel putten, zij leveren het
bewijs, dat de natuur bij veiaiiderde
omstandigheden, andere banen be
treedt.'
Slechts enkelo weken zullen wij
vau de wondere zwammenwereld
kunnen genieten. Spontaan komen
zij vaak uit den vochtigen bodem
omboog, zij pralen slechts kort in
volle glorie en als zij hun hoogte
punt hebben bereikt, is ook bet ver
val nabij.
Daar moet heel wat worden verza
meld, om zoo n kleur gen hoed te vor
men en het werk is slechts opgedra
gen aan nietige ■wit-wollige draden.
Als ge in bet bosoli de hunimsmas-
sa wat omwoelt met uw stok ol pa-
rapluie, ontdekt go altijd die schim-
melachtige witto vlokken en draden,
die heele bladgroepen bijeen houden.
Dat zijn de eigenlijke planten, dat
zijn de bundels, die het bemachtigde
voedsel bijeen houden, om er hun
v <l<> eiüenli'ke pad
denstoelen, uit op te bouwen.
Heel wat mensclien gaan liever
voor zoo n vruobtjidhaam, dan voor
een „art. 461-bord" uit den weg en
toch zijn er honderden eetbare soor
ten in ons land.
Om met de grootste te beginnen.
Heel dikwijls zien we nu buiten die
(bruingele ha 1 f bolvorm is© kussens
staan, op dikken voet.
Dat zijn de ertegenwooruigera van
do boletus-grocp. De meest yoorko-
niende daarvan is eetbaar en wat
veel zegt, bed smakelijk. Kenmerken
er van zijn gemakkelijk op te geven,
al zou .k op deze manier n.ei graag
tot een proefneming aansporen.
Do jonge exemplaren hebben zui
ver wit vleesch, terw ijl ook de buis
jes, dio bij duizenden aaneengeslo
ten, do onderzijde.vormen, nog wit
zij(i gekleurd. Ouder woidend gaat
dit wit in geelgroen over, terwijl het
vleesch onder de dcffe oppernuid dan
vaak iets rose-brnin is geklemd Als
allo kenmerken overconkomen, hebt
ge waarschijnlijk niet de eetbare bo
letus to doen. Maar nu die bu.sjes.
Dnzijn de draagsters der toekomst
planten.
In den jeugd'gen toestand zijn
zij geheel bekleed niet naast elkaar
staande, knctsvonmge palissaden.
Ouder geworden zijnde, verheffen
zich op ieder knotsje enkele micros
copisch kleine liohaampjes.
Dat zijn de levenbov attend® cellen,
dat zijn de stofjes, die tot eon ge
heel dradennet kunnen uitgroeien.
Sporen heeft men ze genoemd, om ze
goed te onderscheiden van de door
«bevruchting verkregen zaden der
hoogere planten.
Leg een paddenstoel op een blaad
je pap.er.
Den volgenden dag liggen mill oe
nen sporen er op uitgespreid en ie
der van hen zal, onder guns'ige om
standigheden, een plar.è leveren.
Voedsel in overvloed, voedsel, dat
zoo gul door de aarde wordt geboden
en helaas zoo vaak weor verloren
gaat.
Hooi wat insecten schijnen dit in-
tussclien te willen -veranderen..
Als we van de oudere padóenstoe-
i'i den hoed doorbreken, zien' we
een labyrint van gangen.. In die
min atuumiijnen, gegraven en ge
boord zonder dynamiet of staal, le
ven de maden vuii» v enschillende in
secten.
Zij hebben er geen last van, dat de
vruchtlichamen vaak voor 90 uit
water beslaan. Onvermoeid knagen
te verder door hun luilekkerland en
in stilte voeden ze zich met de aan
wezige voedingsstoffen.
Niet alle paddenstoelen verdwij
nen na enkele dagen. Vooral de soor
ten, die op boomstammen leven, en
dus n et zoo afhangen van den re
genval, kunnen het maanden en ja
ren uithouden.
Do boom, die hen voedi, is dan
zaak ten doode opgeschreven. Hij is
aangevallen" door den niet af te we
ren pol y por us, den planttvardigcn
vampyr, dio zijn houtbundels vernie
tigt, om zware vruchtliohanion te
kunnen vormen.
Deze boomzwammener zijn ruim
zeventig soorten, en de mooie roodo
vïiegenzwanunen zijn met de zwa-
velkopjcs, die bij dozijnen aan boom
stompen zitten, wel het meest be
kend.
Of ze vergiftig of eetbaar zijn, is
op het oog niet uit te maken en zilve
ren lepels, die zwart moeten worden,
als ze niet vergiftige zwammen wor
den gekookt, worden het dan even
goed, als ze mot een korstje witbrood
worden opgezet. Er is tot nu toe geen
enkel steekhoudend bewijs geleverd,
door het een of ander huismiddeltje.
Alleen de deskundigen kunnen zeker
heid geven.
Waarvoor die zwammen nutt g
zijn?
Do echte champignons en de Fran-
sdie truffels, die onder den grond
groeien en door afgerichte varkens
en honden worden opgespoord, de
typisch gevormde morieljes en sma
kelijk gekleurde eiierzwamuien,die
bij honderden tussoiien 'het e kemhout
op Boekenrode voorkomen, zij leveren
een smakelijk gerecht, zij brengen in
Frankrijk alleen al jaarlijks voor
millioeiien op. Maar dit is slechts on
dergeschikt belang. Zonder de /.wam-
menwereld geen g st, dus steenhard
brood, zonder haar geen planten
groei, zooals wij die kennen, geen
ontbinding der stoffen tot e&n op
neembaren vorm, zonder zwammen
geen organisch leven.
Ook de Studie dezer wondere we
zens is heel interessant. In liet eerst
stuit men op bijna onoverkomelijke
hinderpalen, men vindt moeilijkhe
den zouder tal, maar na iedere op
lossing dringt men dieper door n
'het sprookjesachtige, dat deae kinde
ren van vocht en duisternis oen-
geeft. Wel vervaagt dan de geheim
zinnige sluier, die hen eerst om
geeft, maar als vergoeding mogen
wijecn blik 9laan in een onbekende
wonderwereld.
Want vreemd zijn ze, deze juwee-
len, kleurend het vochtige nnjaars-
woud, en hun rijk :s van korten
duur, maar een heerlijk natuurgenot
is hel, op onze wandelingen enkele
oogenblikkcn dit merkwaardige,
spontane leven na le gaan.
H. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
.Tailleurcostuums. Nieu
we stoffen. Pluche man
tels. Bontmode. Mode
kleuren.
Het voornaamste toilet in de gar
derobe van iedere vrouw is zonder
i twijfel liet, sedert jaren dooi' de mo-
de begunstigde, taüleurcos.unui. De
tailleur onderscheidt men voor liet
a.s. seizoen weder in drie soorten,
nl. liet eenvoudige costumm met glud-
den, na uwen rok en tamelijn lang
jaquet van serge cheviot of Engcl-
sclie fantas estof. het geklcede na-
middagcostuuni van laken, zijde,
of fluweel, en ten slotte het elègonte
fantasie taiWeurcoetuum met zijden
of bonten taille, menigmaal met ge-
drapeerden sleeprok ingericht, dat
uitsluitend gebruikt wrordt voor het
afleggen van oeremonieele benxken,
terwijl het zelfs als klein-toilet voor
diners dienst doet!
1 Laken verheugt zich wederom in
de gunst der mode, terwijl wollen
rips als seizoens-nouveauté gebracht
I wordt; en waar men nu eenmaal het
oog op meubelstoffen liet vallen,
j ging men verder en zoo zijn nu ook
gemocsde wollen en zijden rips, ma-
i teflaasé, broeaait enz. aan de beyrt
gekomen; terwijl stoffen dlio voor
sloelenbekleedsels en portieres d ei st
doen, gebleken zijn een uitslepend
materiaal voor toiletten' uit te ma
ken. Doch als de Parijsche Modeko
ningen zulke nouveauté s déci etee-
ren, staan de fabrikanten reeds
i klaar om de kleermakers in de hand
te werken. De meubelstoffen worden
natuurgetrouw nagebootst, doch zon
der d'e eigenaardig© harulieul en
stijflheid die de weefsels doet uit
staan; maar van een ongekende fijn
heid. Zoo brengt men fluweel en
bloemen en ranken op een chiffon
ondergrond en damastzijde, die zoo
soepel is als crêpe de chine of mous
seline de soie.
Ook moirc is zeer in de mode voor
costuums, terwijl pludie het velvet
komt vervangen voor lange mantels
en jaque'.ten.
Die pluche mantels zullen het a.s.
seizoen gedragen worden op lichte
laken Tokken. De garneering der
mantels bestaat uitsluitend uit bont.
Bonten kragen en mouwopslagen en
bonten randen zullen sohering en in
slag wezen en niet alleen op mantels
maar zelfs op de dunste en fijnste
.avondtoiletten wordt bont verwerkt
of liever maakt boni met kant de
hoofdzakelijksie garneering uit.
Door de overgroot© navraag naar
bont, is het te begrijpen, dat niet
alleen die dieren, welko men op do
bontmarkt met den naam van „edel-
diéren' bestempelt, in de behoefte
kunnen voorz en en zoo moeten allo
pelsdragende viervoeters hun vel aan
vrouwelijke Jjdefheid ten of'er brein-
gen; en wat gisteren nog als levende
rat of muis schrik en afschuw te
weeg bracht, verwekt heden een gced
keurend laohjo der mode-dame, nu
het als bont verwerkt is em onder
den naam van: ,,le nouveau rat' in
den handel gebracht wordt!
Do z.g. edelpelzen als: sealskin,
zobel, chinchilla, breitsohwanz en
marter hebben nog niets van Ihun
heerschappij verloren. Hermelijn,
dat vooral door jonge dames veel ge
dragen wordt, is zoozeer door Ma
dame Mode begunstigd gewonden,
dat. het reeds lang heeft opgehouden
uitsluitend konróklijike gewaden te
sieren.
Het zoo lang verwaarloosde non,
duikt ook weer hier en daar op,
kortom er worden -zóóveel soorten
gebracht, dat we tegenwoordig een
bonfcmode beleven zooais nooit te vo
ren, want ook de langharige soor
ten als: das, skungs, vos en beer
worden gekocht en gaarne gedra
gen.
Verder worden er door het bijeen
brengen van versohillende soorten
bont de mooiste combinaties in hot
leven geroepen, alsmede door de
eigenaardige wijze van bewerking,
waardoor men strepen en blokken
vormt.
Voor avondtoiletten is geel nog
steeds toonaangevend. Geel in alle
mogelijke nuancen, van de zachte
beige-kleur, tot het scherpere mos-
terdgeel oploopend om te eindigen in
het harde oranje! Zwart als over
kleed of garneering dempt de scher
pe kleur.
Nog altijd is zwart met wit of om
gekeerd, voor gekleed© toiletten in
trek. Men werkt nog veel zwarte
gase de soie op wit satijn en past
als garneering staal ol zwarte en
witte kralen toe.
Voor óaagscho japonnen, bef ooren
groen, bram, blauw en grijs ais mo
dekleuren to worden aangeprezen;
toch heeft de mode het laatste woord
hierin nog niet gesproken, hetgeen
ook ten opzichte van de model!'
moet worden opgemerkt. Eerst als
in Parijs of liever te Auleuil de Oc
tober-ren non hebben plaats gehad, is
de wintermode vastgesteld en zal wei
den uitgemaakt van welk huis de
créaties hebben gozegevioid!
MARIE VAN AMSTEL.
De Spion.
Schets van CARLA EDEN.
Zij zit alleen aan de groote tafel,
vermoeid achteroverleunend in den
grooten eiken stoel. Zij heeft het
nieuwsblad, waar n zij gelezen l eeft,
weggeschoven, den bril er naast ge
legd en staart in gedachten ver
ken, in liet liüht van de ouderwetsche
kleine petroleumlamp.
Haar geest gaat weer eens terug
naai- hot verleden. Zij ziet ben allen
om de grooto tafel zitten, die haar
hart het dierbaarst waren den ga
de en zijn stramme militaire houding,
het zwart-vvitte lintje van 'het ijze
ren kruis in liet knoopsgat, de fris-
sctie. bloeiende kinderen. Met moeite
en zorgen hebben zij ze grootgebracht,
hebben het beste in hen gelegd, wat
zij hun vermochten te geven eer
gevoel, eerlijkheid, waarheidszin en
voor alles innige vaderlandsliefde.
Waarheen heeft het leven hen allen
gevoerd?! De beenderen harer oudste
rusten in Afrikaansohe aarde haifr
laii dood haar dochter dood, die
als ziekenverpleegster naar verre lan
den was getrokken.
Slechts één is haar gebleven, haar
jongste, haar smaatekin-l zij zucht
lep, ziet verschrikt om zich heen,
ischt zidli de tranen van de oogen,
en grijpt weer naar de krant.
Wat geeft ook dat tobben, dat
wroeten in de wonden, die het leven
slaat? Wij moeten dragen wat ons
opgelegd wordt. Tegen het noodlot is
het vruchteloos, zich verzetten.
Zij heeft den bril weer opgezet.
Maar 'het wil niet het lezen niet recht
vlotten. Hare gedachten fladderen
ond als een zwerm opgeschrikte vo
gels.-Zij maakt er zie li niet moeite
meester van, de een na de ander en
(brengt zo tot rust.
Ziezoo nu kam zij doorgaan.
Waar was zij ook gebleven? juist
daar „Al weer een geval van spi-
onnage!" Hare dogen werden groot
strak. Hoe is hel? toch mogelijk
zijn vaderland te verraden! té verra
den aan den erfvijand! om dien ver-
«htelijken Mammon! om een Judas
penning verraad te plegen jegens 't
heiligste! Zij ziet als om 'hulp vra
gend' naar het portret van haar man,
dat boven zijn schrijftafel aan den
wand hangt, goed dat hij dat alles
niet meer beleeft, de trouwe, achtens
waardige, dat hij niet meer behoeft
aan te zien, hoe het slechte, bet ge-
meeno veld wint in de wereld, hoe
het onkruid de vroeger zoo rijk dra
gende velden dreigt te overlieersclien.
Hoe is toch het leven veranderd.
Zij vergelijkt in gedachten de be
scheiden tevredenheid urt hare jeugd
met het haasten en jagen van den
nieuwen tijd, de zucht naar genot
bij de menschen, hun dorst naar
goud en schatten.
Waar moest dat nog heen? Was de
ze begeerte naar levensgenot niet de
geheime drijfveer tot al het kwaad
dat er geschiedde?!
Maakte zij niet de gemoederen
ruw. stompte zij niet hel geweten af,
zoodat men niet meer wist wat goed
of slecht was?
Hare gedachten gaan weer naar
haar jongste omvatten hem met ban
ge zorg lioe zou het einde zijn?!
Werken doet "hij alleen nog. als hein
het mes op de keel wordt gezet Wat
hij verdient, wordt verkwist in slecht
gezelschap. O, zij weet het. En toch
als hij dan schrijft, in vertwijfe
lende woorden om hulp smeekt, dan
geeft zij hem, altijd weer geeft zij
hem, wat zij hem maar geven kan
vau liaai' karig weduwenpenaoen.
Zij kan toch haar kind met laten
veitióngeren en verkleumen. Sedert
zij hem liare laatste spaarpenningen
zond, heeft zij niets meer van hem
gehoord, behalve een paar woorden
van dank. Hoe zou liet wel met hem
zijn?
In de verre vreemde stad, zit op
hetzelfde uur een man. Hel levei
heeft de sporen van sCtieonheid niet
getiecl kunnen uitwisso'aen in het
verwoeste gelaat, de krachtige ge
stalte niet kunnen buigen. De man
staart onverschillig voor zich heen.
Menigmaal grijpt hij met bevende
hand naar het leeg© glas, dat voor
hem op de vuile tafel staut. Korzelig
zet hij het weer neer, richt het hoofd
op, wil lost geven, dat men hem een
nieuw glas brenge. Hij laat het hoofd
weder zinken men ïou zijn bevel
toch uiet opvolgen de laatste cent
is uitgegeven crediet heeft hij niet
meer een hondenleven. Hij staart
weer voor zich heen.
Aau de tegenovergestelde zijde der
tafel in den iioek staal de laatste gait
op en gaat weg. Hij moet ook gaan
maar waarheen! Naar zijn ledige,
koude woning? Alleen zijn? Een v
steling met kwellende gedachten
doormaken? Neen dan blijft hij
maar liever hier, boe opleizierig lvet
ook is, Het is hier ten minste licht en
warm men is niet alleen.
llij haalt zich een paar couranten
van de naastbij zijnde tafel en bla
dert er werktuigelijk ',n. Wat kan
hem de heele rommel schelen? Of ze
daarginds in Tripolis bakkeleien, in
Turkije of in Frankrijk de twiststo-
kers de wangen opblazen, den mond
vol hebben, of zij in de parlementen
redetwisten, liet is hem .miners alles
zoo vreeselijk omersdüllig.
Daar blijft zijn blik rusten pp een
vel gedrukt opschrift: „Groot spton-
nage-prooes'. Hij spreidt het blad
vor zich uit en lees! I^eest met
steeds grooter opgewondenheid, F-en
vonk van begeerte glinstert in zijn
oog. De hand balt zich tot vuist
dat zou nog iets zijn op dio
zou men nog gemakkelijk aan
geld kunnen komen gemakkelijk."
hij ziet schuw om zich heen, een
uitdrukking van onrust op het gelaat
hij is alleen alleen daar achter
in do zaal slaapt de kelhier in een
rieten stoel het servet onder den
arm, do handen in de broekzakken,
de bcenen uitgestrekt.
Hij verdiept zich weer in het uit
voerige bericht. Zijne vingers buigen
zich krampachtig om den voel van
het lee S^as.
Alles om hem heen zinkt weg. Al
leen de lokkende beelden blijven. Hij
sluit de oogen verzinkt in gedach
ten.
Do slaperige kei Ine r in den hoek
rekt zich uit en geeuwt een paar
maal hoorbaar. Daar vouwt de late.
gast haastig het nieuwsblad samen
en steekt het in den zak. Dan staat
hij op en gaat heen.
Een snijdende wind buiten. Huive
rend zet hij den kraag van zijn man
tel op haast hij zich doelloos door
de ontvolkte straten.
Altijd maar die eene geduchte in
bet hoofd, altijd dat beeld vo t zich,
'hoe die mens .h de govvichUgo pa
pieren uit de kust neemt hoe hij
ze wegbrengt hoe ue gouden re
gen op hem neervalt hij kan er
zich niet van losmaken. O hij
wist ook zoo n geheime kast in
het groote onbewaakte huis waar
in hij een tijdlang op het bureau
gewerkt had zijn rusteloos brein
heeft fluks een plan klaar hij
rukt zich de muts van het hoofd, zou
warm werd het hem, niettegenstaan
de den ijzigen wind ja zoo ging
het pakken lutcn mag men zich
.natuurlijk n et zooals die andere
anders „Spion, veriader, diefl"
klinkt hot "hem in de ooren.
Een woest verzet is er in hem. Zoo
als allo zwakken, stelt hij het nood
lot verantwoordelijk voor zijne da
den, de menschen, die hem niet het
aandeel aan het lea en willen laten
dat hij hebben wil, hebben moet!
Zijne voeten hebi^en hem, werktui
gelijk langs den gewonen weg ge
dragen, naar de donkere straat in
het donkere stadskwartier. Hij aar
zelt ziet verachtelijk tegen bet
groote huis met de vele vensters op.
Dan maakt hij de deur open, in zijn
kamer s liet koud en donker. Slechts
de lantaarn aan de andere zijde van
de straat werpt een onzeker licht
naar binnen. Zijn innerlijke warmte
is verdwenen, de tanden klapperen
he>m op elkaar van koude en opwin
ding. Hij ontkleedt zadh vlug, kruipt
in het bed en trekt de deken over
zich heen. Hij beproeft te slapen
gaat weer overeind zitten staart
voor zich uit, zwaait met de annen
balt dé vuisten eu terwijl hij zoo
staart, bemerkt hij plotse!'ng op de
tafel voor zijn bed het portret zij
ner moeder, een kleine fotografie in
een eenvoudig lijstje Hij steunt
luide begraaft liet hoofd in
kussen het helpt niets altijd
door ziet hij het portretje voor zich,
ziet hij hoe zijn vader het hem over
reikt destijds, toen hij wegtrok,
het leven die wereld in.
„Mijm zoonhad hij ernstig ge
roeid gezegd, „als je eens niét weet
of je goed of kwaad doet, zie dan
in de rei ne oogen van je moeder'
Als door kraanp aangegrepen, we
telt de ongelukkige zich op zijn le
ger. Met een ruk rijst hij omhoog,
draait met afgewend gelaat het klei
ne portret om.
Weken zijn heengegaan.
De eenzame oude vrouw legt haar
naaiwerk uit de hand, staat met
moeite van haar stoel op en gaat
naar de buitendeur om open te doen,
Het schelle geluid van de bel is
liiaar door de leden gevaren. Zoo
hard, zóó onverbddelijk pleegt zich
het noodlot aan te dienen.
Buiten staat haar zwager. Zij ziet
ontzet in zijn hardvochtig gelaat.
Wat is er gebeurd? stoot zij uit.
Zonder een woord te zeggen, treedt
hij binnen, sluit voorzichtig de deur
en trekt haar in de kamer. Met veel
omslag baalt hij een courant uit den
zak, houdt haar die voor em wijst
met deai vingur een blauwaange-
st reepte plaats aan.
Zij kon niet duidelijk onderschei
den. Het vloeit alles in elkaar.
Slechts de niet vette letter gedruk
te woorden: „spion d'ef..— verra
der" springen haar in t oog.
Ja, zegt haar zwager hard,
zoo ver is het gelukkig met den jon
gen gekomen. Ik heb je t altijd ge
zegd. Maar jo wildet niet hooren.
Dacht je hem met liefde en goedheid
te winnen. Nu heb je het.
Plotseling houdt hij op. Hot wordt
liem angstig te moede. De oude
vrouw heeft zoo n eigen aardige uit
drukking in de oogen als een doo-
delijk getroffen dier.
Het* blad is aan haar machtelooze
handen ontvallen. Stom beduidt ze
hem heen te gaan.
Nu is de deur achter hom dïclitge-
v&llen.
Zij ziet rond wezenloos. Dan
zakt zij zonder geluld to geven in
een.
(N. v. h. N.)
De nieuw-aangeslotene aan de tele
foon wil zijn toestel probceren. Kalm
en zeker in het bewustzijn de admi
nistratie zoo juist een tamelijke som
te hebben bc-taald. neemt hij de ge
hoorbuis af en wacht.
Hij wacht, de nieuwe abonné, wacht
heel lang. Eindelijk doet een door
dringend gebel hem weten, dat men
naar hem hooren wil. Zijn oor brengt
hij voorzichtig aan de gehoorhuis,
zijn mond voor de spreekbuis.
De aangeslotene, een weinig ze
nuwachtig:
Hallo 1
Eon vrouwelijke stem: Hallo!
De aangeslotene: Wil mij als 't
U blieft verbinden met de firma Ran-
dercn.
De stem: —Welk nummer?
De aangeslotene: O ja wel, num
mer elf duizend achthonderd negen
en zeventig.
De stem: Mij niet bekend
Een kort, droog knappen in het toe
stel, efen lang aanhoudend geruisch,
.alsof er hout op den haard knettert
of do regen tegen de ruiten slaat.
De aangeslotene (verwonderd):
Breekt zij de verbinding al? Dal moet
een vergissing zijn. (Een weinig on
geduldig belt hij driemaal) Nieuwe
pauze, nu wat langer dan de eerste
maal; eindelijk een belletje en „bal-
lol" Juffrouw, wat doet ge? Waarom
verbindt ge mij niet met elf duizend
achthonderd en negen en zeventig?
De stem: Dat nummer bestaat
niet.
De aangeslotene (opgewonden):
Bestaat niet, zegt ge? Dat s wat
schoons. Och wees zoo goed in de te
lefoongids te zien, blz. 127, regel 18
van boven. Het boek ligt opengesla
gen voor mij.
De stem: Wie zegt het tegen
deel?
De aangeslotene (verbluft): Wie-
wel... gij!
De slem: Waarom vraagt ge het
nummer niet, zooals 't behoort?
De aangesprokene (verbaasd):
Zooals het behoort, zegt ge?
De stem: Zeker, gc moet het
nummer anders zeggen.
De aangeslotene: Hoe bedoelt ge?
De stem tondemchtend): Ge moet
zeggen, elf acht uegen-eu-zeventig.
De aangeslotene (hoos): AYat
drommel is dat voor onzin.
De stem: Nu, ik sta te wachten.
Dé aangeslotene (sarcastisch):
Hè, waciit ge? En wat doe ik dan?
De stem (,op een toon, die men te
gen stoute kinderen aanslaat, orn
hen,te vermanen): Vraag het uum-
mer, zooals 't behoort.
Dc aangeslotene (woedend): Nu
wordt het mij al te erg.
De stem: Spreekt ge tegen mij?
De aangeslotene: Neen, met den
sultan van Marokko. (Stilte.) Nu? mijn
verbin. (Een kort geknak in het toe
stel, dan geknetter als van een ha-
gelhui: de verbinding is opnieuw ver
broken). Zij laat rnij eenvoudig staan.
(Wroedend) Nu, dut zullen wij eens
probeeren. (Belt onophoudelijk; een
met minder luid gebel en een boos
klinkend „hallo", geeft antwoord). Er
zoo, eindelijk.- Als ge meent, dat
ge nuj voor den gek kunt houden
dan hebt ge 't ver mis, begrepen-»
Dc slem (heel lief): Et-tu prêt?
De aangeslotene (die van woede bij
na niet kan ademhalen): Juf. juf,
juffrouw, wie geeft u liet recht mij
met ,,tu' aan te sproken? (Halfluid):
Zoo'n meid!
De stem zeer verontwaardigd, op
hoogen toon): Zoo'n meid! Hij
noemt mij meid! Boer, lompert, vle
gel. Wat voor een opvoeding hebt ge
De aangeslotene (beeft vaa woede):
Gij, gij. (Krak! de verbinding is
verbroken; hij roept als een bezetene,
tot er antwoord komt)
Een vrouwenstem (heel zacht):
Wat wenscht ge?
Dc aangeslotene: Hebt ge 't niet
verstaan? 'k heb het anders gezegd:
domme gans!
De stem (verbaasd): Mijnheer,
weet ge met wie gij spreekt?
De aangeslotene (schreeuwend):
Wie ik ben? Dat moogt ge weten! Ik
ben Kool, van de firma Kool and
Raap, in steenkolen
De stem: En ik ben mevrouw
Van Dorsten, de vrouw van het lid
der Kanter
De aangeslotene (geheel verbluft):