BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f 1.20 PER 8 HAANDEN 10 om PER WEEK- AKMENtSTRATSH GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BU1TENSPAARNE 6. Hoe bij klein werd. 80s Jaargang. ZATERDAG ïl SEPTEMBER 1912 No 8974 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST IN HAARLEM'S DAGBLAD &IN ADVERT ENTIÊN DOELTREFFEND. ONZE ANNQNOES WORDEN OPGEMERKT (iet Rijke Natuurleven IN HEr VOCHTIGE MOl'D. Grijs was de luolit weken achter een. De mooie Augustusmaand, an ders met ruiseheud graan en rijpen- do vruchten, was in een regenmoes son veranderd, do doorweekte bodem had telkens nieuwe stroomen op te zuigen, en, aanpassend aan die toe standen, geeft hij nu do kleurige kin dereu van het vocht, de spontaan op schietende paddenstoelen, als vergoe ding voor de rijke bloemensoiiat, die niet volkomen tot onw.kkeNng kwanr. Het is een paddenstoelenjuar bij uitnemendheid. Bossohetl en wegkan ten, boomstronken en half vermolmde sonuttingen, zij zijn d'O voedingsbo dem, waaruit de sprookjeskinderan hun voedsel putten, zij leveren het bewijs, dat de natuur bij veiaiiderde omstandigheden, andere banen be treedt.' Slechts enkelo weken zullen wij vau de wondere zwammenwereld kunnen genieten. Spontaan komen zij vaak uit den vochtigen bodem omboog, zij pralen slechts kort in volle glorie en als zij hun hoogte punt hebben bereikt, is ook bet ver val nabij. Daar moet heel wat worden verza meld, om zoo n kleur gen hoed te vor men en het werk is slechts opgedra gen aan nietige ■wit-wollige draden. Als ge in bet bosoli de hunimsmas- sa wat omwoelt met uw stok ol pa- rapluie, ontdekt go altijd die schim- melachtige witto vlokken en draden, die heele bladgroepen bijeen houden. Dat zijn de eigenlijke planten, dat zijn de bundels, die het bemachtigde voedsel bijeen houden, om er hun v <l<> eiüenli'ke pad denstoelen, uit op te bouwen. Heel wat mensclien gaan liever voor zoo n vruobtjidhaam, dan voor een „art. 461-bord" uit den weg en toch zijn er honderden eetbare soor ten in ons land. Om met de grootste te beginnen. Heel dikwijls zien we nu buiten die (bruingele ha 1 f bolvorm is© kussens staan, op dikken voet. Dat zijn de ertegenwooruigera van do boletus-grocp. De meest yoorko- niende daarvan is eetbaar en wat veel zegt, bed smakelijk. Kenmerken er van zijn gemakkelijk op te geven, al zou .k op deze manier n.ei graag tot een proefneming aansporen. Do jonge exemplaren hebben zui ver wit vleesch, terw ijl ook de buis jes, dio bij duizenden aaneengeslo ten, do onderzijde.vormen, nog wit zij(i gekleurd. Ouder woidend gaat dit wit in geelgroen over, terwijl het vleesch onder de dcffe oppernuid dan vaak iets rose-brnin is geklemd Als allo kenmerken overconkomen, hebt ge waarschijnlijk niet de eetbare bo letus to doen. Maar nu die bu.sjes. Dnzijn de draagsters der toekomst planten. In den jeugd'gen toestand zijn zij geheel bekleed niet naast elkaar staande, knctsvonmge palissaden. Ouder geworden zijnde, verheffen zich op ieder knotsje enkele micros copisch kleine liohaampjes. Dat zijn de levenbov attend® cellen, dat zijn de stofjes, die tot eon ge heel dradennet kunnen uitgroeien. Sporen heeft men ze genoemd, om ze goed te onderscheiden van de door «bevruchting verkregen zaden der hoogere planten. Leg een paddenstoel op een blaad je pap.er. Den volgenden dag liggen mill oe nen sporen er op uitgespreid en ie der van hen zal, onder guns'ige om standigheden, een plar.è leveren. Voedsel in overvloed, voedsel, dat zoo gul door de aarde wordt geboden en helaas zoo vaak weor verloren gaat. Hooi wat insecten schijnen dit in- tussclien te willen -veranderen.. Als we van de oudere padóenstoe- i'i den hoed doorbreken, zien' we een labyrint van gangen.. In die min atuumiijnen, gegraven en ge boord zonder dynamiet of staal, le ven de maden vuii» v enschillende in secten. Zij hebben er geen last van, dat de vruchtlichamen vaak voor 90 uit water beslaan. Onvermoeid knagen te verder door hun luilekkerland en in stilte voeden ze zich met de aan wezige voedingsstoffen. Niet alle paddenstoelen verdwij nen na enkele dagen. Vooral de soor ten, die op boomstammen leven, en dus n et zoo afhangen van den re genval, kunnen het maanden en ja ren uithouden. Do boom, die hen voedi, is dan zaak ten doode opgeschreven. Hij is aangevallen" door den niet af te we ren pol y por us, den planttvardigcn vampyr, dio zijn houtbundels vernie tigt, om zware vruchtliohanion te kunnen vormen. Deze boomzwammener zijn ruim zeventig soorten, en de mooie roodo vïiegenzwanunen zijn met de zwa- velkopjcs, die bij dozijnen aan boom stompen zitten, wel het meest be kend. Of ze vergiftig of eetbaar zijn, is op het oog niet uit te maken en zilve ren lepels, die zwart moeten worden, als ze niet vergiftige zwammen wor den gekookt, worden het dan even goed, als ze mot een korstje witbrood worden opgezet. Er is tot nu toe geen enkel steekhoudend bewijs geleverd, door het een of ander huismiddeltje. Alleen de deskundigen kunnen zeker heid geven. Waarvoor die zwammen nutt g zijn? Do echte champignons en de Fran- sdie truffels, die onder den grond groeien en door afgerichte varkens en honden worden opgespoord, de typisch gevormde morieljes en sma kelijk gekleurde eiierzwamuien,die bij honderden tussoiien 'het e kemhout op Boekenrode voorkomen, zij leveren een smakelijk gerecht, zij brengen in Frankrijk alleen al jaarlijks voor millioeiien op. Maar dit is slechts on dergeschikt belang. Zonder de /.wam- menwereld geen g st, dus steenhard brood, zonder haar geen planten groei, zooals wij die kennen, geen ontbinding der stoffen tot e&n op neembaren vorm, zonder zwammen geen organisch leven. Ook de Studie dezer wondere we zens is heel interessant. In liet eerst stuit men op bijna onoverkomelijke hinderpalen, men vindt moeilijkhe den zouder tal, maar na iedere op lossing dringt men dieper door n 'het sprookjesachtige, dat deae kinde ren van vocht en duisternis oen- geeft. Wel vervaagt dan de geheim zinnige sluier, die hen eerst om geeft, maar als vergoeding mogen wijecn blik 9laan in een onbekende wonderwereld. Want vreemd zijn ze, deze juwee- len, kleurend het vochtige nnjaars- woud, en hun rijk :s van korten duur, maar een heerlijk natuurgenot is hel, op onze wandelingen enkele oogenblikkcn dit merkwaardige, spontane leven na le gaan. H. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen .Tailleurcostuums. Nieu we stoffen. Pluche man tels. Bontmode. Mode kleuren. Het voornaamste toilet in de gar derobe van iedere vrouw is zonder i twijfel liet, sedert jaren dooi' de mo- de begunstigde, taüleurcos.unui. De tailleur onderscheidt men voor liet a.s. seizoen weder in drie soorten, nl. liet eenvoudige costumm met glud- den, na uwen rok en tamelijn lang jaquet van serge cheviot of Engcl- sclie fantas estof. het geklcede na- middagcostuuni van laken, zijde, of fluweel, en ten slotte het elègonte fantasie taiWeurcoetuum met zijden of bonten taille, menigmaal met ge- drapeerden sleeprok ingericht, dat uitsluitend gebruikt wrordt voor het afleggen van oeremonieele benxken, terwijl het zelfs als klein-toilet voor diners dienst doet! 1 Laken verheugt zich wederom in de gunst der mode, terwijl wollen rips als seizoens-nouveauté gebracht I wordt; en waar men nu eenmaal het oog op meubelstoffen liet vallen, j ging men verder en zoo zijn nu ook gemocsde wollen en zijden rips, ma- i teflaasé, broeaait enz. aan de beyrt gekomen; terwijl stoffen dlio voor sloelenbekleedsels en portieres d ei st doen, gebleken zijn een uitslepend materiaal voor toiletten' uit te ma ken. Doch als de Parijsche Modeko ningen zulke nouveauté s déci etee- ren, staan de fabrikanten reeds i klaar om de kleermakers in de hand te werken. De meubelstoffen worden natuurgetrouw nagebootst, doch zon der d'e eigenaardig© harulieul en stijflheid die de weefsels doet uit staan; maar van een ongekende fijn heid. Zoo brengt men fluweel en bloemen en ranken op een chiffon ondergrond en damastzijde, die zoo soepel is als crêpe de chine of mous seline de soie. Ook moirc is zeer in de mode voor costuums, terwijl pludie het velvet komt vervangen voor lange mantels en jaque'.ten. Die pluche mantels zullen het a.s. seizoen gedragen worden op lichte laken Tokken. De garneering der mantels bestaat uitsluitend uit bont. Bonten kragen en mouwopslagen en bonten randen zullen sohering en in slag wezen en niet alleen op mantels maar zelfs op de dunste en fijnste .avondtoiletten wordt bont verwerkt of liever maakt boni met kant de hoofdzakelijksie garneering uit. Door de overgroot© navraag naar bont, is het te begrijpen, dat niet alleen die dieren, welko men op do bontmarkt met den naam van „edel- diéren' bestempelt, in de behoefte kunnen voorz en en zoo moeten allo pelsdragende viervoeters hun vel aan vrouwelijke Jjdefheid ten of'er brein- gen; en wat gisteren nog als levende rat of muis schrik en afschuw te weeg bracht, verwekt heden een gced keurend laohjo der mode-dame, nu het als bont verwerkt is em onder den naam van: ,,le nouveau rat' in den handel gebracht wordt! Do z.g. edelpelzen als: sealskin, zobel, chinchilla, breitsohwanz en marter hebben nog niets van Ihun heerschappij verloren. Hermelijn, dat vooral door jonge dames veel ge dragen wordt, is zoozeer door Ma dame Mode begunstigd gewonden, dat. het reeds lang heeft opgehouden uitsluitend konróklijike gewaden te sieren. Het zoo lang verwaarloosde non, duikt ook weer hier en daar op, kortom er worden -zóóveel soorten gebracht, dat we tegenwoordig een bonfcmode beleven zooais nooit te vo ren, want ook de langharige soor ten als: das, skungs, vos en beer worden gekocht en gaarne gedra gen. Verder worden er door het bijeen brengen van versohillende soorten bont de mooiste combinaties in hot leven geroepen, alsmede door de eigenaardige wijze van bewerking, waardoor men strepen en blokken vormt. Voor avondtoiletten is geel nog steeds toonaangevend. Geel in alle mogelijke nuancen, van de zachte beige-kleur, tot het scherpere mos- terdgeel oploopend om te eindigen in het harde oranje! Zwart als over kleed of garneering dempt de scher pe kleur. Nog altijd is zwart met wit of om gekeerd, voor gekleed© toiletten in trek. Men werkt nog veel zwarte gase de soie op wit satijn en past als garneering staal ol zwarte en witte kralen toe. Voor óaagscho japonnen, bef ooren groen, bram, blauw en grijs ais mo dekleuren to worden aangeprezen; toch heeft de mode het laatste woord hierin nog niet gesproken, hetgeen ook ten opzichte van de model!' moet worden opgemerkt. Eerst als in Parijs of liever te Auleuil de Oc tober-ren non hebben plaats gehad, is de wintermode vastgesteld en zal wei den uitgemaakt van welk huis de créaties hebben gozegevioid! MARIE VAN AMSTEL. De Spion. Schets van CARLA EDEN. Zij zit alleen aan de groote tafel, vermoeid achteroverleunend in den grooten eiken stoel. Zij heeft het nieuwsblad, waar n zij gelezen l eeft, weggeschoven, den bril er naast ge legd en staart in gedachten ver ken, in liet liüht van de ouderwetsche kleine petroleumlamp. Haar geest gaat weer eens terug naai- hot verleden. Zij ziet ben allen om de grooto tafel zitten, die haar hart het dierbaarst waren den ga de en zijn stramme militaire houding, het zwart-vvitte lintje van 'het ijze ren kruis in liet knoopsgat, de fris- sctie. bloeiende kinderen. Met moeite en zorgen hebben zij ze grootgebracht, hebben het beste in hen gelegd, wat zij hun vermochten te geven eer gevoel, eerlijkheid, waarheidszin en voor alles innige vaderlandsliefde. Waarheen heeft het leven hen allen gevoerd?! De beenderen harer oudste rusten in Afrikaansohe aarde haifr laii dood haar dochter dood, die als ziekenverpleegster naar verre lan den was getrokken. Slechts één is haar gebleven, haar jongste, haar smaatekin-l zij zucht lep, ziet verschrikt om zich heen, ischt zidli de tranen van de oogen, en grijpt weer naar de krant. Wat geeft ook dat tobben, dat wroeten in de wonden, die het leven slaat? Wij moeten dragen wat ons opgelegd wordt. Tegen het noodlot is het vruchteloos, zich verzetten. Zij heeft den bril weer opgezet. Maar 'het wil niet het lezen niet recht vlotten. Hare gedachten fladderen ond als een zwerm opgeschrikte vo gels.-Zij maakt er zie li niet moeite meester van, de een na de ander en (brengt zo tot rust. Ziezoo nu kam zij doorgaan. Waar was zij ook gebleven? juist daar „Al weer een geval van spi- onnage!" Hare dogen werden groot strak. Hoe is hel? toch mogelijk zijn vaderland te verraden! té verra den aan den erfvijand! om dien ver- «htelijken Mammon! om een Judas penning verraad te plegen jegens 't heiligste! Zij ziet als om 'hulp vra gend' naar het portret van haar man, dat boven zijn schrijftafel aan den wand hangt, goed dat hij dat alles niet meer beleeft, de trouwe, achtens waardige, dat hij niet meer behoeft aan te zien, hoe het slechte, bet ge- meeno veld wint in de wereld, hoe het onkruid de vroeger zoo rijk dra gende velden dreigt te overlieersclien. Hoe is toch het leven veranderd. Zij vergelijkt in gedachten de be scheiden tevredenheid urt hare jeugd met het haasten en jagen van den nieuwen tijd, de zucht naar genot bij de menschen, hun dorst naar goud en schatten. Waar moest dat nog heen? Was de ze begeerte naar levensgenot niet de geheime drijfveer tot al het kwaad dat er geschiedde?! Maakte zij niet de gemoederen ruw. stompte zij niet hel geweten af, zoodat men niet meer wist wat goed of slecht was? Hare gedachten gaan weer naar haar jongste omvatten hem met ban ge zorg lioe zou het einde zijn?! Werken doet "hij alleen nog. als hein het mes op de keel wordt gezet Wat hij verdient, wordt verkwist in slecht gezelschap. O, zij weet het. En toch als hij dan schrijft, in vertwijfe lende woorden om hulp smeekt, dan geeft zij hem, altijd weer geeft zij hem, wat zij hem maar geven kan vau liaai' karig weduwenpenaoen. Zij kan toch haar kind met laten veitióngeren en verkleumen. Sedert zij hem liare laatste spaarpenningen zond, heeft zij niets meer van hem gehoord, behalve een paar woorden van dank. Hoe zou liet wel met hem zijn? In de verre vreemde stad, zit op hetzelfde uur een man. Hel levei heeft de sporen van sCtieonheid niet getiecl kunnen uitwisso'aen in het verwoeste gelaat, de krachtige ge stalte niet kunnen buigen. De man staart onverschillig voor zich heen. Menigmaal grijpt hij met bevende hand naar het leeg© glas, dat voor hem op de vuile tafel staut. Korzelig zet hij het weer neer, richt het hoofd op, wil lost geven, dat men hem een nieuw glas brenge. Hij laat het hoofd weder zinken men ïou zijn bevel toch uiet opvolgen de laatste cent is uitgegeven crediet heeft hij niet meer een hondenleven. Hij staart weer voor zich heen. Aau de tegenovergestelde zijde der tafel in den iioek staal de laatste gait op en gaat weg. Hij moet ook gaan maar waarheen! Naar zijn ledige, koude woning? Alleen zijn? Een v steling met kwellende gedachten doormaken? Neen dan blijft hij maar liever hier, boe opleizierig lvet ook is, Het is hier ten minste licht en warm men is niet alleen. llij haalt zich een paar couranten van de naastbij zijnde tafel en bla dert er werktuigelijk ',n. Wat kan hem de heele rommel schelen? Of ze daarginds in Tripolis bakkeleien, in Turkije of in Frankrijk de twiststo- kers de wangen opblazen, den mond vol hebben, of zij in de parlementen redetwisten, liet is hem .miners alles zoo vreeselijk omersdüllig. Daar blijft zijn blik rusten pp een vel gedrukt opschrift: „Groot spton- nage-prooes'. Hij spreidt het blad vor zich uit en lees! I^eest met steeds grooter opgewondenheid, F-en vonk van begeerte glinstert in zijn oog. De hand balt zich tot vuist dat zou nog iets zijn op dio zou men nog gemakkelijk aan geld kunnen komen gemakkelijk." hij ziet schuw om zich heen, een uitdrukking van onrust op het gelaat hij is alleen alleen daar achter in do zaal slaapt de kelhier in een rieten stoel het servet onder den arm, do handen in de broekzakken, de bcenen uitgestrekt. Hij verdiept zich weer in het uit voerige bericht. Zijne vingers buigen zich krampachtig om den voel van het lee S^as. Alles om hem heen zinkt weg. Al leen de lokkende beelden blijven. Hij sluit de oogen verzinkt in gedach ten. Do slaperige kei Ine r in den hoek rekt zich uit en geeuwt een paar maal hoorbaar. Daar vouwt de late. gast haastig het nieuwsblad samen en steekt het in den zak. Dan staat hij op en gaat heen. Een snijdende wind buiten. Huive rend zet hij den kraag van zijn man tel op haast hij zich doelloos door de ontvolkte straten. Altijd maar die eene geduchte in bet hoofd, altijd dat beeld vo t zich, 'hoe die mens .h de govvichUgo pa pieren uit de kust neemt hoe hij ze wegbrengt hoe ue gouden re gen op hem neervalt hij kan er zich niet van losmaken. O hij wist ook zoo n geheime kast in het groote onbewaakte huis waar in hij een tijdlang op het bureau gewerkt had zijn rusteloos brein heeft fluks een plan klaar hij rukt zich de muts van het hoofd, zou warm werd het hem, niettegenstaan de den ijzigen wind ja zoo ging het pakken lutcn mag men zich .natuurlijk n et zooals die andere anders „Spion, veriader, diefl" klinkt hot "hem in de ooren. Een woest verzet is er in hem. Zoo als allo zwakken, stelt hij het nood lot verantwoordelijk voor zijne da den, de menschen, die hem niet het aandeel aan het lea en willen laten dat hij hebben wil, hebben moet! Zijne voeten hebi^en hem, werktui gelijk langs den gewonen weg ge dragen, naar de donkere straat in het donkere stadskwartier. Hij aar zelt ziet verachtelijk tegen bet groote huis met de vele vensters op. Dan maakt hij de deur open, in zijn kamer s liet koud en donker. Slechts de lantaarn aan de andere zijde van de straat werpt een onzeker licht naar binnen. Zijn innerlijke warmte is verdwenen, de tanden klapperen he>m op elkaar van koude en opwin ding. Hij ontkleedt zadh vlug, kruipt in het bed en trekt de deken over zich heen. Hij beproeft te slapen gaat weer overeind zitten staart voor zich uit, zwaait met de annen balt dé vuisten eu terwijl hij zoo staart, bemerkt hij plotse!'ng op de tafel voor zijn bed het portret zij ner moeder, een kleine fotografie in een eenvoudig lijstje Hij steunt luide begraaft liet hoofd in kussen het helpt niets altijd door ziet hij het portretje voor zich, ziet hij hoe zijn vader het hem over reikt destijds, toen hij wegtrok, het leven die wereld in. „Mijm zoonhad hij ernstig ge roeid gezegd, „als je eens niét weet of je goed of kwaad doet, zie dan in de rei ne oogen van je moeder' Als door kraanp aangegrepen, we telt de ongelukkige zich op zijn le ger. Met een ruk rijst hij omhoog, draait met afgewend gelaat het klei ne portret om. Weken zijn heengegaan. De eenzame oude vrouw legt haar naaiwerk uit de hand, staat met moeite van haar stoel op en gaat naar de buitendeur om open te doen, Het schelle geluid van de bel is liiaar door de leden gevaren. Zoo hard, zóó onverbddelijk pleegt zich het noodlot aan te dienen. Buiten staat haar zwager. Zij ziet ontzet in zijn hardvochtig gelaat. Wat is er gebeurd? stoot zij uit. Zonder een woord te zeggen, treedt hij binnen, sluit voorzichtig de deur en trekt haar in de kamer. Met veel omslag baalt hij een courant uit den zak, houdt haar die voor em wijst met deai vingur een blauwaange- st reepte plaats aan. Zij kon niet duidelijk onderschei den. Het vloeit alles in elkaar. Slechts de niet vette letter gedruk te woorden: „spion d'ef..— verra der" springen haar in t oog. Ja, zegt haar zwager hard, zoo ver is het gelukkig met den jon gen gekomen. Ik heb je t altijd ge zegd. Maar jo wildet niet hooren. Dacht je hem met liefde en goedheid te winnen. Nu heb je het. Plotseling houdt hij op. Hot wordt liem angstig te moede. De oude vrouw heeft zoo n eigen aardige uit drukking in de oogen als een doo- delijk getroffen dier. Het* blad is aan haar machtelooze handen ontvallen. Stom beduidt ze hem heen te gaan. Nu is de deur achter hom dïclitge- v&llen. Zij ziet rond wezenloos. Dan zakt zij zonder geluld to geven in een. (N. v. h. N.) De nieuw-aangeslotene aan de tele foon wil zijn toestel probceren. Kalm en zeker in het bewustzijn de admi nistratie zoo juist een tamelijke som te hebben bc-taald. neemt hij de ge hoorbuis af en wacht. Hij wacht, de nieuwe abonné, wacht heel lang. Eindelijk doet een door dringend gebel hem weten, dat men naar hem hooren wil. Zijn oor brengt hij voorzichtig aan de gehoorhuis, zijn mond voor de spreekbuis. De aangeslotene, een weinig ze nuwachtig: Hallo 1 Eon vrouwelijke stem: Hallo! De aangeslotene: Wil mij als 't U blieft verbinden met de firma Ran- dercn. De stem: —Welk nummer? De aangeslotene: O ja wel, num mer elf duizend achthonderd negen en zeventig. De stem: Mij niet bekend Een kort, droog knappen in het toe stel, efen lang aanhoudend geruisch, .alsof er hout op den haard knettert of do regen tegen de ruiten slaat. De aangeslotene (verwonderd): Breekt zij de verbinding al? Dal moet een vergissing zijn. (Een weinig on geduldig belt hij driemaal) Nieuwe pauze, nu wat langer dan de eerste maal; eindelijk een belletje en „bal- lol" Juffrouw, wat doet ge? Waarom verbindt ge mij niet met elf duizend achthonderd en negen en zeventig? De stem: Dat nummer bestaat niet. De aangeslotene (opgewonden): Bestaat niet, zegt ge? Dat s wat schoons. Och wees zoo goed in de te lefoongids te zien, blz. 127, regel 18 van boven. Het boek ligt opengesla gen voor mij. De stem: Wie zegt het tegen deel? De aangeslotene (verbluft): Wie- wel... gij! De slem: Waarom vraagt ge het nummer niet, zooals 't behoort? De aangesprokene (verbaasd): Zooals het behoort, zegt ge? De stem: Zeker, gc moet het nummer anders zeggen. De aangeslotene: Hoe bedoelt ge? De stem tondemchtend): Ge moet zeggen, elf acht uegen-eu-zeventig. De aangeslotene (hoos): AYat drommel is dat voor onzin. De stem: Nu, ik sta te wachten. Dé aangeslotene (sarcastisch): Hè, waciit ge? En wat doe ik dan? De stem (,op een toon, die men te gen stoute kinderen aanslaat, orn hen,te vermanen): Vraag het uum- mer, zooals 't behoort. Dc aangeslotene (woedend): Nu wordt het mij al te erg. De stem: Spreekt ge tegen mij? De aangeslotene: Neen, met den sultan van Marokko. (Stilte.) Nu? mijn verbin. (Een kort geknak in het toe stel, dan geknetter als van een ha- gelhui: de verbinding is opnieuw ver broken). Zij laat rnij eenvoudig staan. (Wroedend) Nu, dut zullen wij eens probeeren. (Belt onophoudelijk; een met minder luid gebel en een boos klinkend „hallo", geeft antwoord). Er zoo, eindelijk.- Als ge meent, dat ge nuj voor den gek kunt houden dan hebt ge 't ver mis, begrepen-» Dc slem (heel lief): Et-tu prêt? De aangeslotene (die van woede bij na niet kan ademhalen): Juf. juf, juffrouw, wie geeft u liet recht mij met ,,tu' aan te sproken? (Halfluid): Zoo'n meid! De stem zeer verontwaardigd, op hoogen toon): Zoo'n meid! Hij noemt mij meid! Boer, lompert, vle gel. Wat voor een opvoeding hebt ge De aangeslotene (beeft vaa woede): Gij, gij. (Krak! de verbinding is verbroken; hij roept als een bezetene, tot er antwoord komt) Een vrouwenstem (heel zacht): Wat wenscht ge? Dc aangeslotene: Hebt ge 't niet verstaan? 'k heb het anders gezegd: domme gans! De stem (verbaasd): Mijnheer, weet ge met wie gij spreekt? De aangeslotene (schreeuwend): Wie ik ben? Dat moogt ge weten! Ik ben Kool, van de firma Kool and Raap, in steenkolen De stem: En ik ben mevrouw Van Dorsten, de vrouw van het lid der Kanter De aangeslotene (geheel verbluft):

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 19