BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD admmktS.to OROOTE HOUTSTRAAT 55. SOs Juigsag. ZATERDAG 7 DECEMBER 1912 No 9010 DE ZATERDAGAVOND HAARLEMS DAGBLAD KOST f 1.20 PER 8 HAANDEN BF 10 CENT PIR WIEK. DRUKKERIJ ZUIDER BUÏTENSPAARNE 6. IN HAARLEM'3 DAGBLAD ZIJN ADVERTENTltN DOELTREFFEND. ONZE AflNONOES WORDEN OPGEMERKT Het Rijke Natuurleven AAN HET STRAND. „Herinnering aan beter dagen, scherpt den angc-l van 't verdriet". 'Deze spreuk mug veel waars bevatten, waar het natuurgenot betreft, gaat ze niet op, want geen heerlijker ver- poozing dan 's winters, als de natuur rust na zwanen, arbeid, zich de heer lijke wandelingen en onderzoekings tochtjes voor den gee st te roepen, die we tijdens den korten zomer van 1912 maakten. Stel u even voor, een van die fris- sohe wandelingen langs het Zand- vooirtsche strand en liefst een, d e u voerde ver van de badstoeldrukte, ver van het gebied, waar zij zich con- centreeren, voor wie het mooie strand en de zee met haar eeuwig wisselen de golven, slechts bijzaak is. Daar, ver van hei. gevyoel, leert ge de zee waardeeren, -daar leert ge haar schatten bewonderen. Het kind, dat een nietig schelpje meebrengt naar huis en zich bij het zien daarvan de stoeipartijtjes op het strand herinnert, smaakt, hoewel in anderen vorm, het genot, dal de na tuurvriend heeft, als hij aan zijn strand wandel i ngc-n den kt. Die schuimende zandstrook, op de grens van strand >an zee, waarin de voet niet wegzinkt, waar 's avonds het lichten bij iederen stap nog kan worden bewonderd, die rand is de staalkaart, van wat er op den bodem of aan de oppervlakte van de zee leeft. Daar ligt een wulken schelp. Het ding is leeg en wordt door de kinde ren slechts gebruikt, om de zee te liooren bruisen, maar het was eer tijds de woning van een merkwaar dig weekdier dat, met slakkenflegrna zijn dogen sleet en zich alleen ver roerde, als er buit was tc behalen. Wulken leven in ondiep water. Wanneer ze een reisje willen maken, brengen ze het aan alle zijden afge ronde lichaam naar buiten en, lang zaam glijdend, zoeken zo hun buit. Vinden ze een prooi, die ze gemak kelijk uit do schelp kunnen zuigen, dan heeft de met stekels gewapende tong licht wenk, maar zijn zo minder gelukkig op hun rooftochten, dan ne men ze het middeltje der te pol horens, die ook bij ons voorkomen, ie baat. Door oen scherpe, zure stof lossen ze een gedeelte van de woning va.11 het aangevallen dier op. Daardoor ontstaat een kleine opening en de weg naar het smakelijke hapje is gebaand. De boorslurf wordt verder in het werk gesteld en de toaakiong kan nu het moordenaarswerk voltooien. Vaak zien we op het strand schelp jes liggen met nijoie ronde openin gen. Het zijn de lepelhorens en de wulken, die deze cirkeltjes trokken om buit te bemachtigen. Meer nog dan het dier zelf zijn de eieren bekend. Di den zomer vinden we tusschen de aangespeelde voorweipen vaak Eponsvonnige lichamen liggen, die in de wandeling dan ook onder den naam van spons" bekend zijn. Dat zijn de wulkeieren. Ieder per- ikaanentenixlaastje bevat rvaak een jong slakje en, als we wat meer voor werpen onderzoeken, treffen we dik wijls gevulde eitjes aan. Al maken we onze strandwande ling ook alleen, zonder gezelschap zijn we toch niet. Een tieirleger van kleino diertjes vergezelt ons, springt met ons mee en tracht tegelijkertijd voor onze reuzenveeten te vluchten. Sti and vlooien hééft men zo ge noemd, al hebben zo met de lastige zomer kwel le re sleccts "het springver- mogen en een gedeelte van den naam gemeen. Deze vrcolijke strondhuppelnars be- ihooreu tot de schaaldieren en zijn dus eerder familieleden van kelder motten en vlookreeften, dun van bo vengenoemde las'.Lgo insecten. Ze leven in ku.ltjes, die ze in het zand graven. Iedere vloed brengt versch water voor hen aan en daar mee heel wat m.niatuurplanljes, waaronder veel wieren, die het voed sel dezer blinkende schaaldiertjes uit maken. Ook zij dragen, evenals de garnalen, langen tijd de eieren met zich rond, totdat de uitkomende jon gen een eigen bestaan gaan zoeken. Het rijk der strandvlooien wordt voor een groot gedeelte bedekt door ledige of govulde huisjes van koker- wormen. Deze dieren scheiden een kleverige vloeistof af en vormen daarvan met zandkorrels en sohelpdeeltje3 de cy- liiidervormige kokertjes, die bij eb soms bij millioenen liggen opgesta-- peld. Een van ben, liet goudk'ammetje, heeft al eeuwen achtereen de bewon dering der Slrandwandelaars opge wekt. Behalve verschillende haartjes, die ais gouden naaldjes hier en daar glinsteren, hebben de goudikammeljes aan het kopgedeelte van dien rug nog mooie goudkleurige kieuwen, die te zamen een kwastje vorcnen, ongeveer een 'halven c.M. lang en een paar jilM. hoog. Hun huisjes zijn breeder en groo- ter dan die der gewone kokerwormen, maar de bouwstof is dezelfde. Niét vaak gelukt het u, goudkannmeijes te bemachtigen, maar er komen jaren ivoor, dat ze bij menigte langs ons strand zijn te vinden. Op formaline gezet, blijven ze jaren goed en met denaetfdeii mooien zonneglans blij ven de kammetjes getooid. Even noemde ik de garnalen bij de beschrijving der strandspringors. Dat zijn al enen merkwaardige die ren, als de hiervoor behandelde. Mot een kleine variatie op het be kende gezpgde, zou boven hun signa lement kunnen staan: ze zijn bijna geheel poet, want alles wat tot de on derzijde van het dier kan worden ge rekend, bestaat uit bewogin.gswerk tuigen. Radde roeiers zijn 'het dan ook, de kléine garnalen en, alp zo daartoe maar liun toevlucht namen, zouden ze niet zoo bij mill oenen worden ge vangen.- Maar wat doen ze? Zoodra ze ge vaar bemerken, dringen ze zich een eindje in den zandbodem en denken zoo aan de vervolgers te kunnen ont snappen. Wanneer zo nu cVor een gulzige visch worden belaagd, komt hun dit kunstje goed te pas. Hun lichtgrijze kleur en 'liet gevormdo zan'dvvolkje maakt ze een tijdje onzichtbaar, maar ikicwnit de mensch met zijn schuifnet, dan verdwijnen de diertjes bij me nigte in.d'it, voor garnalen zoo uiterst gevaarlijke werktuig. Kwam dan ook niet dé groote vruchtbaarheid en dus de onbegrijpe lijk sterke verniénigvuklLgiing l.e hulp, dan zou de garnalen familie met den ondergang worden bedreigd. II. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen Wat voor den opbouw van ■het klnderlichaam noodiig is. De opbouw van het lichaam der huisgen.veten o\er het geheel \erdieot altijd de grootste aandacht der huis vrouw, daar zij de zoig heeft over de kwaliteit en de kwant. It van het voedsel, d e haar keuken'oplevert, maar bijzondere aandacht dient zij nóg aan het voedingsvraagstuk te schenken, daar waar zij kinderen of aankomende jonge'ui onder baar hoe de lie eft, want in de ontwikkelingsja ren vooral, hebben die degelijk op bouwende stoffen 1100,dig. Gemengd voedsel is mij>ns inziens •het best ik ben niet voor de uitslui tend vegetarische keuken, maar ga toch zeer matig om, niet kinderen vleesch te geven. Havermout houd ik voor een uit stekend voedingsmiddel. De Schotten, immers die dit zooieol gebruiken, zijn bekend om hun lichamelijke en m- tellectueele kracht: de beste denkers heeft liei Schotsche volk ook opgele verd; wel een bewijs dus, dat deze voed ngsmethode goed is. Havermout bevat dan ook meer dan 12 eiwit stof en is daarbij zeer licht verteer baar, ook wil ik neg even opmerk zaam maken op de havercacao die de zwakste magen zelfs kon verdra gen. Gébruiken de kinderen \eel vleesch, dan prikkelt dit te veel het zenuwge stel, daarom moeten zij dit eigenlijk niet meer dan drie maal per week hebben en dan nog zacht gekcokb, maar geen half rauw gelalen, rood rundvleesch. Gevogelte en wild is ook zeer goed, maar voor een gewoon, HoUandsch huishouden, behoort dit witte vleesch tot de bijzonderheden, die heusch niet zoo dagelijks op tafel verschij nen. Worst en ham is ock niet aan bevelenswaardig, dit prikkelt beide ook veel te zeer. Voorts moet er de middagen, dat de kinderen vleesoh krijgen, ruim groenten of compote zijn, ook heb ik menigmaal opge merkt-, dat wanneer de kinderen soep vooraf kregen er altijd veel minder van de hoofdschotel gegeten wordt en ze daardoor niet genoeg vulling krijgen, omdat de soep dan te gauw verzadigt. Een pudding toe blijft altijd aanbe velenswaardig. vooral van licht ver teerbaar griesmeól of een schotel rijs tebrij, dit laatste wordt ook gewoon lijk graag door de kinderen gegeten, smakelijk met suiker en kaneel be strooid. Het is eigenaardig, hoe weinig moe ders nog dloordrongen zijn Van de waarheid, dat het voedsel, dat de maag het allereerste krijgt, ook altijd het allermeest zijn werking doet ge voelen. Daarom moest vooruit een bord pap gegeven worden: havermeel., of havermout rijkelijk met boter en suiker bestrooid. De maag toch heeft dan tien k twaalf uur gevast en Ihet wórdt dus tijd, dat zij weer eens wat le deen krijgt. Toch moet- altijd nog een stukje vastigheid gebruikt wor den, in den vorm van een enkele bo terham bijvoorbeeld of misschien Lie ver een gekookt eitje, als er meer naar een Jiartig hapje verlangd wondt Hard gekookte eieren edbter zijn niet licht verteerbaar, wat bijvoorbeeld al opgemaakt kan wordén uit dén gei'ui- mein tijd, dat zij in de maag verblij ven: drie en een half uur, terwijl ge klutste eieren maar anderhalf uur werk hebben. 's Avonds kort voor het naar bed gaan, moeten de kinderen absoluut geen vleesoh eten'. Voorts verdient Ihet aanbeveling, waarneer de kleinen boven de twee jaar zijn, de maaltijden reeds om de vier uur te doen zijn. En voor school gaande kinderen voldoen dan ook de in den huiseiijkeai kring aangeno men uren gewoonlijkaan de ei- sdlién. Langzaam eten en ihet behoor lijk kauwen der spijaen zijn ook za ken, waarop de moeders niet genoeg kun nou, achten. Ook moet er gezorgd worden dat de kinderen niet zoo vaak ear niet zoo van allerlei eten: Ihet maal van het kind moet eenvoudig, maar goed bereid zijn en. niet gulzig ■worden genuttigd. Let de moeder op al déze genoemde voorwaarden, dan zal ze waarnemen, niet hoe betrekke lijk weinig voedsel, baar lievelingen flink opgroeien, terwijl verwende kinderen," die gulzig slokken voortdu rend door kleine ongesteldheden in hun groei belemmerd worden. Soms 'hebben kinderen wel eens buien, dat ze niet willen eten. Men. moet clan niet onmiddellijk geneigd zijn, dit voor kuurtjes ©n grillen te Ihouden, maar laat ze lever gerust eens vasten: heeft de maag' voedsel noodi'g, dan zal ze er vanzelf wel weer om vragen. Zoo goed toch als de kinderen der armen dikwijls le weinig doorvoed zijn., zoo goed zijn de kinderen der betere standen dik wijls overvoed. Bij zeer jonge kinderen is de keuze van voedsel ook van het allerhoog ste belang, daar bij die maag en in gewanden neg totaal moeten wennen aan het verteringsproces. De groot ste sterfte heeft dan ook plaats bij kinderen onder den leeftijd van eon jaar; ook de sterfte van kinderen op den leeftijd van één tot vijf jaar :s nog vrij belangrijn; ze daalt vrij sterk op den leeftijd van vijf tol veer tien jaar en is voorts-zeer gering op de nleeftijd van veertien tot twintig. Daze ontwikkel ingsja en bepalen echter de kracht voor het volgend le ven, en dus moeders: lot op uw bak- vischjes en uw jongens in. den ben gelleeftijd, dat de noocLige grondstof fen worden aangevoerd, noodig vooi het voortdurend wissellngs- en slij- iingsproces en tot den opbouw van "t steeds groeiende lichaam. MARIE VAN AMSTEL. M". Vaa Slargelen's gedenkschriften. (Naar het Engelsch vrij bewerkt door R. P.). HL M'N VACANTIE-IN-VRIJHEID. Van vacanties gesproken, vrouw tje t— zei ik lot m'n eega. Ik zie hier in de Snurkenburger Avondpost weel een artikel over de beruchte kwestie van de scheiding van echtparen in den vacanlielïjtL. Man en vrouw zou den elkaar moeten verlaten, en ieder op eigen gelegenheid gaan reizen. Ik hoop dat zoo'n betoog eens krach- lig weerlegd zal worden! Nu weet ik bij ervaring, dat de eenige manier om mevrouw Van Slungelen tot de opinie over te ha len, is, om de tegenovergestelde mee- nihir met kracht ie gaan verdedigen. Mijn vrouw vatte ook ditmaal dade lijk vuur, en verdedigde enthousiast de ideeën van het Snurkenburgsche orgaan. Hel is een schitterend denkbeeld! zei ze vol overtuiging. Een ge trouwde vrouw heeft recht op een korte periode van vrede en rust ieder jaar. Ik heb al beslist dat we dit jaar elk apart ons vacantic-reisje zullen maken. En hoe eerder je dus je plan nen maakt Van Slungelen, hoe he ter. Ik ga alleen uit! Ik bedwong met moeite een uitroep van vreugde, en wist een treffende uitdrukking van peinzende melancho lie in. mijn gelaatstrekken te toove- ren. Daarna verzekerde ik dat haar besluit mij bedroefde, dat ik niet dacht dat een pleizierreis in-m'n-een- tje voor mij een genoegen zou kun nen zijii; maar dat ik haar mijn ge zelschap niet wilde opdringen en me dus bij het onvermijdelijke zou neer leggen. Mijn vrouw antwoordde dat het heel goed voor mij zou zijn. Ik zou er door leeren. haar tenslotte nog op prijs te stellen. En zij waarschuwde mij, niet te probeeren verandering in liaar plannen te verkrijgen, want dat zou toch nutteloos zijn. Een maand Jang moest ik trachten zonder haar te leven. Ik zuchtte en begaf mij in de een zaamheid van den tuin, waar ik een naai-mijn-nieening-veilig hoekje op zocht en er een wilde vreugdedans uitvoerde. Ongelukkiglijk verscheen mevrouw Van Slungelen juist tijdens dit be drijf, en er was iels sarcastisch dn haar gelaat, toen ze zei: Zou je mé de oorzaak van deze onwelvoege- lijke' vertooning van vreugde willen vertellen, Van Slungelen? Ben je mis schien zoo blij omdat ik wegga? Ik verzekerde haar dat deze ge dachte ten eenenmale onjuist was, en dat ik leed aan een soort toeval ten gevolge van een plotselinge smart iets dat in de familie Van Slungelen vroeger meer was voorgekomen en waarmee ik hereditair belust moest zijn. Mijn vrouw liet het erbij, en tot den dag waarop ze vertrok nam ik nu de rneest mogelijke voorzichtigheid in acht. Ik liet mijn gevoelens niet tot uiting komen eer liet oogenblik daar was waarop de trein, die mevrouw Van Slungelen wegvoerde, het station Snurkenburg verliet. Op dat moment ging ik in den salon van ons villa- tje zitten, ontkurkte een flescli wijn, schonk mezelf een glas in, legde m'n beenen op tafel en overdacht ernstig waarheen ik zou gaan. 't Moest naar een badplaats wezenen tenslotte koos ik er een, die in opkomst was en waarvan ik den naam hier achter wege laat om niet de z'isico te loo- pen, het bedoelde zeeplaatsje op eeni ge wijze onaangenaam le zijn. M'n tocht naar het station was een succes. Groot was de verbazing on der rn'n kennissen over het feit, dat ik alleen op reis ging. Eerst dacht men, dat ik op een erfenis uit moest, en daarna dat ik hij den laatsten lintjesregen gedecoreerd was. Maar deze veronderstellingen werden on beduidend toen ik de waarheid ver telde. Kerel! zei Slobber afgunstig, een heele maand alléén uit? 'I Is te mooi om waar te zijn! Ik heb ge hoord van menschen die boften, en die de honderdduizend in de loterij trokken. Maar dit is meer dan bof dit is ongeloof el ijk! Gaat jouw vrouw ooit alleen op reis, Janussen? Janussen schudde droevig 't hoofd. Neen, ik beu niet zoo n geluks kind als Van Slungelen! ik had hem juist voor z'ji verjaardag dat boekje van Milton „Het betooverd paradijs" willen geven maar bij zal het nu niet noodig hebben. Vertel ons, ouwe jongen, hoe je 't 'm geleverd hebt? Toen ik het uitgelegd had, was er niemand meer om me aan het sta tion uitgeleide te doen al mijn amices waren weggerend om de Snurkenburger Avondpost met het bewuste artikel te gaan koopen. Natuurlijk doen zich kleine moei lijkheden \oor als men onbeschermd in de wijde wereld wordt losgelaten, na jarenlang de nauwlettende zorg van een liefhebbende vrouw genoten te hebben. Dit bleek mij dadelijk, toen een paar vreemdelingen me inviteer den om met hen kaart te spelen. Ze zouden dat nooit gedaan hebben als mijn vrouw er bij geweest was. Toen zij uitstapten namen ze do helft van m'n zakgeld mee. als winst. In mijn hadplaats ontmoette ik dadelijk een zeer voorkomende en vriendelijke persoonlijkheid, die rnij zei dat haar kamers de mooi ste in 't heele dorp waren. Mijn vrouw weet met dit soort van men schen wel om te springen, maar ik1 betaalde een maand kamerhuur voor- uit en ontdekte later dat dit niet de usance was. Het bleek mij dat dei reisgidsen zich ©enigszins overdréven Tiaddeu uitge- lateu over de schoonheid van de bad- plaats-in-opkonisl. Het was niet be paald een Eden, en ongetwijfeld moest sinds de verschijning van de laatste uitgave der reisgidsen een wolkbreuk zich boven het plaatsje ontlast hebben, en het bezaaid met brokken steen en afval en een uitge breide collectie afgedankte voorwer pen van huishoudelijken aard. Het mooiste uitzicht dat ik ontdek ken kon was. een elegante jonge dame, die vóór me liep, en gelukkig- lijk haar handschoenen liet vallen zonder liet ie merken. Met de mij eigene galanterie snelde ik toe om ze haar terug te geven, en wandelde daarna verder mede. aangezien ik de dorpsbevolking niet den indruk wilde geven, dat ik niet in staal zou zijn beleefd te wezen. Zij bedankte me allerliefst voor mijn beleefdheid, maar liet nu te vertellen dat haar man de leeuwentemmer was van 't circus, dat juist ui m'n zeeplaatsje verbleef. Binnen de minuut kwamen we hem tegen, en aangezien hij het blijkbaar onnoodig vond om tijd te verspillen met lange uitweidingen over het geval, greep hij me in m'n kraag, tilde me op en liet mij van liet duin naar beneden rollen. Ik houd niet van dal soort van aar digheden. Maar toch zou deze on vriendelijkheid mij spoedig niet meer geliinderd hebben, als niet de een of andere laaghartige kerel zijn vuile ouwe jas niet mijn keurige sport-col- bert verwisseld had, toen ik aan 't baden was. Dit bleek onaangenaam te zijn, want m'n hospita herkende'nie niet in het léelijlte kleedingstuk eii ik had alle mogelijke moeite om 'r te overtuigen dat ik haar vóoruitbeta- lenden huurder was. Dergelijke dingen gebeuren niet als ik met mevrouw van Slungelen een vacantiouitstapje maak. Dan is mijn leven ais een geluksdrooin en nu? De volgende zes dagen regende het, en aangezien de bibliotheek van mijn hospita zich bepaalde tot twee dic- tionnaires en een leerboek over Staathuishoudkunde, verveelde ik mij een beetje. Tenslotte ging ik uit, be taalde teveel huur voor een boot, ging er mee voor het strand in zeö ligger: en beproefde te visschen. De killige wind was onaangenaam, en dat wa ren de visschen ook, want ze beten niet. Tenslotte begon ik liet vermoe den te koesteren dat ik mij op deze badplaats niet amuseerde. Aan vroo- lijkheid had ik behoeftel Oh ik ver laagde naar zoo n prettige, opwinden de ruzie met m'n vrouw! De waarheid moest erkend worden -- mijn eenzame va can tie was geen succes. Ik smacht te naar de tegenwoordigheid van mijn wederhelft, en besloot tenslotte haar een brief te zenden „van jo wan- hopigeu van Slungelen Mijn brief, die misschien een beetje pathetisch gesteld was, kruiste een dergelijk schrijven van mijn vrouw. Zij schreef dat ze berouw had van haar besluit om alleen vacantia to houden, en snakte naar den da;, waarop wij sikaar weer ontmoeten zouden. Het teedere schrijven ont roerde me tot in 't diepst van mijn ziel en ik ronde naar 't telegraafkan toor en verzond een dépêche vol lief talligheden, waarna ik juist bijtijds thuis kwam om een tweeden brief van haar te zien arriveeren. De in houd daarvan was niet te beschre ven, zóó ontroerend lief. De brief was gevlekt door Lanen en koffie Tenslotte, nadat de post- en tele graafdienst van 't zeeplaatsje een paar drukke dagen had gedaan door onze wisseling van lieftalligheden, Kwam er een telegram van dezen in houd: Ik kan je geen dag langer missen. Kom, en ga nooit weer van mii heen. Antwoord betaald. Je lief- hehhendc vrouw". Ik seinde onmiddellijk in grelig- toc.semmenden zin terug, en om tijd to winnen besloten we elkaar te ont moeten in het kleine tusschenstation dm halverwege onze beide Sommer- frisciien Ine. Onze treinen kwamen uit tegengestelde richtingen op hetzelfde moment aan hetzelfde perron aan, ei als niet eèn kruier, beladen met ba gage, er net tusschengekomen was zouden we elkaar twee seconden la ter al omhelsd hebben. Mijn vrouw wr.s boos. toen we ieder aan een kant tegen den man opsio ven. W aarom wachtte je niet? j vroeg ze. Loop toch niet zoo mal j hardl 't W'as heel en-al jouw schuld, vrouwtje. Die domme haas' van je... Mevrouw van Slungelen keek mij verwoed aan, en vroeg waarom ik met voor haar bagage zorgde instede van mezelf belachelijk te maken. Natuurlijk antwoordde ik op dezelf de vriendelijke wijze, en we hadden een twist van twintig minuten. Als je mo niet gesmeekt had te ko men, zou ik hier niet zijnl riep zij. Trouwelcoze vrouw! Heb je mij niet gebeden om.... Aangezie.- de stationschef ons bad en smeekte om te vertrekken, beëin digden we ons gesprek op het stations plein. Mijn vrouw verklaarde dat zij liet prettige gezelschap van nieuwe kennissen verlaten had om naar mij toe te komen, terwijl ik haar mede deelde dat ik mijn heerlijk verblijf aan zee en m'n vroolijke kameraads voor haar in den steek gelaten had. Tenslotte namen we ieder een rij tuigje, en reden weg om naar onze respectieve nieuwe vrienden terug te keeren. De ontknooping dezer geschiedenis had ongeveer te middernacht in Snur kenburg plaats. Juist toen mijn kof fer-s door de achterdeur van onze villa binnengebracht waren, hoorde ik de voordeur opengaan en die van m'n rouw erin brengen... Dat was het slot van onze vacan» Op haar feestdag. Een schets, van E r w a y. Buiten loeide de wind. Hij gierde in wilde vlagen door 't steegje, deed de deuren kraken in de verroeste hengsels, joeg langs de daken en zwierde pannen en stukken schoor steen van de oude, vervallen huisjes omlaag,waar 't kletterde en brak in de nacht-donkere steeg. Een wilde storm vlaag had de lantaarn voor oude Maaik&'s huisje verbrijzeld. En do scherven waren rinkelend tegen 't raam gevlogen. De oude vrouw had het gehoord, en zij kromp even angstig ineen, in be ving starend naar 't wild flikkeren van haar olielampje, dat telkens scheen uitgedoofd te worden als een nieuwe windvlaag 't buiske deed kreunen en ee>n kille tocht door de. re ten naar binnen woei. Maar telkens k lichtte f gele vlammetje weer op, en een vreemde schaduw scheen dan weg te glijden langs het vuilige, ge scheurde behang. Liclitsprankjes glommen even in u© blinkende loover- tjes die een krans vormden rond do spreuk die tegenover Maaike's bed- .i de wand hing. Het was een Duitsche spreuk, en de oude kende de beteekeuis niet meer. Eéns had zij het geweten, maar dat was lange ja ren geleden. Toen was ze nog jong en vroolijk, Jan-Dirk, 'r man, had de spreuk-in-lijst meegenomen uit West- falen. waar-ie ui de mijnen gewerkt had. En hij had 'r verteld, wat 't be duidde, dat daar stond in kleurige, vreemd-gevormde letters middenin die bonte loovertjes-ornlijsting, die zo altijd zoo mooi gevonden had. Altijd 'vis die spreuk bij 'r geble ven. De letters waren vervaald en 't jlas gebarsvui. En zooals 't daarmee ging, zoo was het in Maaike's leven gegaan. Ji.i-.-Dirk was, in de jonge kracht van z'n leven, van 'r wegge nomen, gegrepen door de machine die hij jaren iai a in de fabriek bediend had Verm'r.ki, bloedend, hadden ze 'ir. haar thuisgebracht. Toen werd 'i duister in haar leven. Werken meest ze, werken vcor zichzelf alléén, want geen kind was er om 'naar moei te ?n ui 'raa- strijd. En 'r weinige familieleden die ook arm waren, had- Un niet kannen helpen. Veertig jaar lang had ze gezwoegd oor haar eigen triest bestaan. Er kwam een tijd dat ze als werkvrouw ruimschoots 'r brood had, en zelfs wat kon oversparen, voor later. Vee! vas het wel niet, maar veel behoefde :ij ook niet in haar leven. De ver diensten minderden evenwel jaarliiks, toen ze 'n oude, gebogen vrouw werd en 'i werk haar moeielijker iel. Maar 't was ióch gegaan. Tot 'n jaar geleden. Toen was zo omdat 't moesi, in dit oude éenkamer- huisie gaan wonen. 't Was groot genees en "t tochtte er niet eens zoo erg! had ze zich voorgepraat in de levens-opgewektheid, die haar steeds was bijgebleven, door allo mceiien en zorgen. Naar 'i armhuis wou ze niet Nooit! Had Jan-Dirk 't niet zoo vaak zegd? 'n Mensch mot werke, daarvoor zijn we allemaal op de we reld. en daar blijf-je ook 't best b:;!... Maaike had in 'm geloofd. Haar le venskracht had 'r staande gehouden, zelfs in d;t laatste jaar. Want toen as het heel moeilijk geworden. Ze erd ziek. 'n Scherp©, pijnlijke hoest schokte telkens 't magere oude li chaam. En oude Maaike's magere fi guur boog zich dieper voorover, d'r ouë zwarte sjaal trok ze vaster om de schouders als ze uitging, moeilijk voortsjokkend naar 'r „huizen". Want er waren nog een paar dames geweest die 'r uit medelijden hadden gehou den, en voor 't zelfde loon 'r een beet je licht werk lieten doen. Zelfs dat ging steeds moeilijker, en 't weid zoo arm, zoo héél arm... De pijn werd ook erger, en de hoest kwel de 'r zwakke lichaam. Tering was 't. Dat wist ze. Den armen dokter die 'r liad onderzocht, en vriendelijk- bemcedigend toegesproken, had ze met iets van haar oude flinkheid ge zegd: Zeit u T maar gerust dokter, wat "t is ik ben 'n oud mensch en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 13