RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD
De Haarlemsche Damclub houdt
haar bijeenkomsten iederen Maan
dagavond van 8 tot 12 uur in het ge
bouw „De Nijverheid", Jansslraat 85,
alhier.
Liefhebbers van het damspel zijn
daar welkom.
Voor het lidmaatschap kan men
zich bij het bestuur aanmelden.
Inlichtingen verstrekt gaarne de
Secretaris, de heer J. Meijer, Kruis
straat 31, Telephoon 1543.
A.s. Maandagavond 9 uur ledenver
gadering, aller opkomst zeer ge-
wenscht.
De Chronometer.
Er is niets aangenamers dan onder
een paar vrienden gezellig koffie te
drinken; in den voormiddag is men
nog frisch, soms nog niet gebukt on
der do onaangenaamheden van zijne
betrekking en, wanneer men nu een
goed dejeuner heeft liever wat lek
ker don te weinig dan is bet best
uit te houden; zelfs voor oen ongc-
Irouwd heer.
Een gezelschap van zulke schran
dere levensphilosophen verzamelde
zicli dan ook regelmatig tegen twaalf
uur in den morgen, orn gezamenlijk
koffie 1e drinken, het eenige onaan
gename was, dat de torenklok hen
meestal dee dopschrikken, als het één
uur sloeg en zij weer naar bureau of
kantoor moesten.
Gemeenlijk haalden zij dan hun
horloge voor don dag en keken er be
denkelijk op; óf de torenklok deugde
niet, of de meeste horloges bleken
Nc-urenberger goedje te zijn.
Daar de torenklok in gomoede niet
verdacht kon worden, kwam men tot
de conclusie, dat de horloges niet
deugden; die overwoging lokte meer
malen bittere bewoordingen uit aan
het adres van den stads-horlogema-
ker.
Weet je wat, heeren, zoo sprak
de secretaris van het stadje op zeke
ren dag, dat het voor- en naloopen
van de verschillende uurwerken al
weder bepleit werdlaten wij ons
niet langer aan zoo'n kleinigheid er
geren. Nemen wij er liever de genoe-
gelijke zijde van. Het slaat nu juist
een uur; laat ons allen onze horloges
precies gelijk zetten; eiken dag con-
Iroleeren wij zo, en een ieder, wiens
uurwerk niet prompt gelijk is, be
taalt een dubbeltje in een gemeen
schappelijke kas, die aan het einde
van dit kwartaal voor een schitte
rend feestmaal zal bestemd worden.
Dit iwerd met acclamatie goedge
keurd; zooals de meeste menschen
vertrouwde een ieder op de deugde
lijkheid van zijn uurwerk, en hoopte
dus een goedkoop en fijn dineetje te
hebben. Natuurlijk werd er afgespro
ken, dat men onder ge6n voorwendsel
zijn norlogé tusschentijds zou verzet
ten dan, zoo noodig. om 1 uur, na
de boete betaald te hebben. Dit werd
plechtig beloofd.
liet vierendeél-jaars was omgevlo
gen en het gezelschap zat zeer verge
noegd aan den dïsch. Allen hadden
meer of min daaraan betaald; al
leen de secretaris, juist hij die het
denkbeeld geopperd had, niet. Zijn
horloge had altijd prompt één uur ge
wezen, zoodra de doffe slag van den
toren klonk.
Maar zeg tóch eens, mijn waar
de, wat heb je toch een wonderwerk
van "n chronometer, dat die nooit een
halve minuut scheelt. Ik heb den cus
tos van de sterrenwacht, dien ik bij
gelegenheid eens op reis ontmoette,
daarover gesproken en die verklaar
de kort en zakelijk, dat zoo iets on
mogelijk is; want, al ware je chrono-
nieter nu eens de meest volmaaktste,
die er te denken is. dan zou de groo-
te klok. waarnaar wij ons allen moes
ten richten, toch wel nu en dan wat
gescheeld hebben! Alle mechanische
uurwerken moeten soms een kleine
afwijking aantoonen en gij hebt je
horloge geen enkele maal behoeven
gelijk te zotten! Wij kunnen niet aan
nemen, dat ge uw woord gebreken
hebt; de zaak is mij dus zeer raadsel
achtig.
En ons allemaal, klonk het ooi-
geloovifi.
Nu haalde de secretaris met plecfh-
tigen ernst zijn horloge voor den dag
en gaf het zijn buurman in de hand.
Deze keek er op en zette groots oogen
zoodat zijne wenkbrauwen boog wer
den opgetrokken toen hield hij het
aan zijn oor, schudde het hoofd en
riep, nadat hij nogmaals had geluis
terd:
Ja, dat wil ik wel gelooven.
't Staat altijd op één uur; 't lamme
ding loopt niet!
Uitstekend gediagnoseerd, zeide
de secretaris; de veer was gebro
ken en ik wilde den volgenden mor
gen naar den horlogemaker gaan,
toen mij eensklaps het voorstel te
binnen schoof, dat ik je tot mijn groot
genoegen gedaan heb,
Op je gezondheid, klonk het nu
in langen tijd zijn wij niet zoo lee-
lijk gefopt geworden.
En de secretaris liet het zich goed
smaken.
De bedrogen eomm's-
voyageur.
Een commis-voyageur had aan V:
table d'hóte natuurlijk het woord al
leen, en inzonderheid ergerde hij esn
tegenover hem gezeten nog jeugdig
heer, dien hij telkens aansprak en tot
doelwit van zijn flauwiteiten had ge
kozen.
Hij scheen dezen voor een van zijne
gelijken te houden, hoewel de vreem
deling dan toch in elk geval minder
in toon en manieren zijn professie
verraadde dan zijn plaaggeest.
Toen déze een paar maal hem iels
meer uit de hoogte antwoord gaf,
vroeg de handelsreiziger hem met een
los blufje:
Tj is immers ook commis-voya
geur niet waar?
Een glimlach speelde den ander,
die zich gelukkig achtte, dat hij zulks
niet was, om den mond en hij ant
woordde, na zich even bedacht tc
hebben:
Ja wel. mijnheer.
Waarin reist ge?
In neuzen.
Kartonnen of maskers?
Neen, mijnheer, ik reis voor ge
wone neuzen of als u dat beter be
grijpt: ik handel in gewone mensclien
neuzen.
Men lachte. Een ieder volgde het
gesprek, instinctmatig begrijpende,
dat men den commis-voyageur bij den
zijne wilde nemen. De vreemde hoer
bleef echter zeer ernstig.
En wat voer je daarmee uit!
Dat is mijne zaak. Als iedereen
het wist, dan was het vet gauw van
den ketel! Maar om je het bewijs te
geven, dat het wel degelijk ernst is
u hebt een magnifieken neus, mijn
heer. Ik wil heïri""wel dadelijk koo-
pen.
Mijn neus?
Uw neus.
Eu le leveren
Hij is dadelijk mijn eigendom:
maar ik geef je de vergunning, er tot
aan je dood me erond te loopen.
üat is neg af zoo erg niet. En be
taalbaar soms ook na mijn dood?
Contant
Maar hoeveel geef je er voor?
Wel, natuur!ijk volgens tarief.
Laat hoeren!
De andere, die ter nauwernood zijn
ernst kan bewaren, neemt den inwen
dig verheugden commis-voyageur do
maat, baalt zijn notitieboekje voor
deu dag en cijfert.
Honderd vijftig gulden.
Daar kgn ik niets tegen hebben;
ik wil heb je graag plechtig verma
ken.
Natuurlijk. Maar ik maak er de
bepaling bij, dat een van ons tien
flesschen champagne betaalt, wan
neer hij den koop mocht verbreken.
Goed dat is niet meer dan
billijk.
Jc weet liet dus wel!
Zeker.
De ander staat op, met genoegen
ziende dat al de Ibeeren het was
aan het dessert met levendig ge
noegen de zaak gevolgd hebben, biedt
den commis-voyageur een paar
bankbiljetten aan em fluistert den
kellner iets in 't oor, die glimlachend
vertrekt, en een paar minuten later
terug komt met een tang, waarvan
de uiteinden rood gloeiend zijn ge
maakt. Op een wenk van hem gaat;
de kellner naar den verwonderden
commis-voyageur en houdt hom de
gloeiende tang onder den neus.
Wat moet dat beduiden?
Dat is een heete tang, mijnbeer;
als ik wat koop, hel) ik allijd de ge
woonte, om het te merken; want an
ders zou men mij later iets van min
der qualileil in de hand kunnen
stoppen. Ik heb uw neus gekocht en
moet hem stempelen.
Dat zal ik nooit gedoogen. En
hij wierp nijdig liet geld weer op ta
fel.
Dan is onze overeenkomst ver
broken; ik bei aal contant en dus is
de koopwaar mij a rechtmatig eigen
dom, al laat ik u er nog mee rond-
loopen.
Ik zou u wel eens in mijn plaats
willen z en.
Ik.heb niet verkodhl; ik heb ge
kocht! Laat mij het gékoefhte merken,
of betaal den rouwkoop. Ik roep de
heeren tol getuigen.
Ja hij moet betalen, riepen
allen, dadelijk op de hand van den
vreemdeling, dien men met leede oo
gen door den luidruchtigen commis-
voyageur voor den gek ha«.l zien hou
den.
De ander wist niet beter te doen,
dan een goed heenkomen te zoeken
en men was al blij, dat men hem
kwijt was.
BERKEN EN BERKENWIJN.
De lieer D. J. van der Ven schrijft in
„De Natuur"
Geen boom is mij bekend, die zoo
veel levenssappen heeft als onze berk
en vooral in het voorjaar als de katjes
stuiven en de licht-teere blaadjes zich
tusscben de takken spikkelen, kan
men overvloedig „berkenwijn" tappen.
Op de volgende primitieve wijze kan
men zulks"doen
Een stammetje wordt omgebogen en
aan de omringende hoornen vastge
bonden. Vervolgens snijdt men een
top-talc af en voert men het topeinde
van den stam met de bloedende snij-
wond in oen flesch, welke men in den
grond heeft gegraven. Dagen, ja we
ken lang drupt nu het berkensap in
hel fleschje, en geeft na gisting een
troebele vloeistof, den veelgeprezen en
door Noorsche volkeren hoog gewaar -
deerden berkenwijn. Men beweert,
dat een gezonde boom per dag wel
10 pond wiin kaïn «reven. Natuurlijk
wordt op deze wijze het leven van
den joligen lustigen stam sterk bena
deeld en niet zelden gebeurt het, dat
door het toebrengen van nutteloos»
en onoordeelkundig gemaakte won
den de dood veroorzaakt wordt. In
het hooge Noorden heeft er zich ech
ter 'n heele berk en w ijnindustrie ont
wikkeld, en berkenwijn is voor de
Finnen en Russen uit Est-, Koer- en
Lijfland, wat de cider is voor Nor-
mandie en Bretagne, de volksdrank
bij uitnemendheid. Door toevoeging
van suiker en gist heeft men de qua-
liteit weten te verbeteren. Wanneer
de hoofdgisting in gesloten vaten
heeft plaats gehad, komt er nog een
nagisting in de flesschen en zoo ver
krijgt men 6en mousseerenden drank,
die volgens velen het meest van alle
plantensappen op Champagne gelijkt.
Wie dit zoo maar niet op gezaB
wil aannemen, moet maar eens een
flesch berkenwijn bestellen of zelf
probeeren een fleschje te verzamelen.
Wanneer men dan op zijn voorjaars-
v.andeling pas gekapte berken ont
moet, kan men meteen waarnemen,
hoe sterk de boo men „bloeden".
LIST EN WRAAK.
Het zal nu omstreeks dertig jaar
geleden zijn, dat een onzer bekwaam
ste acteurs aan eene ongesteldheid
leed, die hem evenwel noch het uit
gaan noch het ontraden belette. De
dokter had een uosis van zeker ge
neesmiddel voorgeschreven, maar de
acteur, die het middel kende, ha<l
daarvan zulk een afschuw, dat hij
halsstarrig weigerde het in ;e nemen.
Wat doet nu de dokter? De acteur
treedt des avonds in ik weet niet
meer welk drama of treurspel op, aan
het slot waarvan hij, omringd door
zijne heulen, een giftbeker moet ledi
gen. Die beker werd hem gewoonlijk
ledig aangeboden; ditmaal liet de dok
ter hem echter het bedoelde genees
middel vol schenken. Men kan zich
den zielstoestand van den acteur den
ken', teen h ij bespeurde, dat de beker
gevuld was en aan lucht en kleur het
voor hem walgelijke medicament her
kende! De inhoud van den beker op
den grond of achter de coulissen te
ledigen, was feitelijk onmogelijk; de
tekst schreef bovendien voor, dat hij,
zijne vervolgers tartende, den beker,
na hem aan den mond gebracht te
hebben, meest omkeeren, om te laten
zien dat hij hem tot aan den bodem
geledigd had; tijd van beraad was er
niet; ieder oogerblik van aarzeling
bracht algeheele stoornis in de hande
ling teweeg de acteur nam dan
ook het wanhopig besluit, zich aan
zijn noodlot te onderwerpen, kneep
de oogen dicht en sloeg het vocht
naar binnen met eene rilling van af
grijzen, die hem van de zijde van het
pubhek stormachtige toejuichingen te
beurt deed vallen. Het publiek vond
dat de bekwame acteur die scène
nooit te voren zóó natuurlijk had ge
speeld. Hij echter riep, toen het
scherm gevallen was; „ik zal mij wre
ken!" en hij heeft woord gehouden.
Dertig jaren zijn sedert verloopen; de
acteur is gestorven... en de dokter
wacht nog altijd op zijn geld!!..
Raadsels
(Deze raadsels zijn alle inge
zonden door jongens en m-eis-
jofi, die „Voor Onze Jeugd"
lezen. De namen der kinde
ren, die mij vóór Donderdag
morgen. goede oplossingen
zenden, worden in het vol
gend nummer bekend ge
maakt).
IEDERE MAAND WORDT ONDER
DE BESTE OPLOSSERS EEN
BOEK IN PRACHTBAND
VERLOOT.
I-Iierbij wordt gelet op den leeftijd
iu verband met het aantal oplossin
gen en op de netheid van Tiet werk.
1. (Ingezonden door Truus van Bil-
Ücrbeek).
.aa.ti.e ..oe.,
I ,e..e. :oe. I
Welk spreekwoord kunt ge 'hiervan
maken, als ge de puntjes door mede
klinkers vervangt?
2. (Ingezonden door Casper Willem-
sen).
Mijn geheel bestaat uit 11 letters en
geeft veel genoegen.
Een 6 15 1 is een muziekinstru
ment.
Een 11 8 6 is oen stuk speelgoed.
Een 7 8 1 is een insect.
Ieder moet de 3 5 7 eerbiedigen.
5 9 10 11 is iets, wat niet ver-
valscht is.
7 2 6 wordt in de keuken gebruikt.
3. (Ingezonden door Willy Germe-
roadj.
Over mijn geheel leest men in de
courant.
Mijn eerste is speelgoed.
Mijn tweede is een keukenvoorwerp.
Mijn dèrde is c-en lichaamsdeel.
Mijn vierde noemt men een olifant
"Wel eens.
4. (Ingezonden door A. Winkler).
Ik beu een plaats in Gnllicïë.
Vein rider mijn tweede en vijfde let
ter en ik ben een provincie van Ne
derland.
5. {Ingezonden door Johanna en
Jolian Hoogerduijn).
Wie kan hier twee dagelijks voor
komende antwoorden van maken?
6. (Ingezonden door Bart Ligten-
■berg).
ik ben een rivier in Azië. Laat mijn
laatste letter weg en ik ben weer een
rivier in Azië. I.aat nu mijn eerste
letter weg eu ik ben een persoon.
7. (Ingezonden door Jan van Essen).
Zet achter een vogel een klinker
daarachter een grondsoort, waar
brandstel vnn gemaakt wordt, en ge
krijgt eeu plaatsje in Utrecht.
8 (Ingezonden door Zus en Arend
van Lohuizen).
Vervang de puntjes door medeklin
kers, zoadat ge een bekend spreek
woord krijgt
.e .aa..c. ,io .e .a.e. .e..ie.e., ..ij.e.
.e .ie.
9. (Ingezonden door Willem en Jo
hanna Spoor).
Ik be-n een meisjesnaam van 4 let
ters. Keer mij om en ik ben zoowel een
jongens- als een meisjesnaam.
10. (Ingezonden door Jan van Es
sen).
Het geheel is een spreekwoord van
38 letters.
30 31 11 12 2 35 10 26 38 14 zag men
vroeger veel in gebruik, nu nog meer
voor versiering.
25 10 1 is een viervoetig dier.
31 15 14 22 2 18 33 10 15 is een groo
ts stad,
15 10 12 18 5 23 is ook een stad.
6 2 8 18 gebruikt de schoenmaker.
11 8 12 37 38 6 10 32 33 is een land.
21 29 13 7 is een lichaamsdeel.
4 17 3 9 16 19 is een inwendig deel
van ons lichaam.
27 34 36 11 is een lichaamsdeel.
28 20 24 32 is een meisjesnaam.
11." (Ingezonden d-oor Willem en Jo
hanna Spoor).
Tedereen heeft mii en gebruikt mij
voortdurend. Toch wil niemand mij
izijn.
12. (Ingetfmden door A. Winkler).
Ik ben een land in Azië van 7 let
ters. Laat mijn 6de en 7de Ietter weg
en ik ben hét meervoud van een li
chaamsdeel.
Raadseloplossingen
De oplossingen der raadsels van de
vorige woelc zijn
1. Herfststorm.
2. Eerst gedaan en dan bedacht,
Heeft menigeen ten val gebracht.
3. Neckar.
4. Zeepziederij. Rijdier, zeep,
Ier, zijde, peer, rijp.
5. Ede Aden.
6. Zondag.
7. Koloniaal Museum. Aal, Koos,
sok, kous, neus, muis, mol.
8. Beter hard geblazen, dan den
mond gebrand.
9. Langstraat.
10. Bankbiljet.
11. Honger is de beste saus.
12. Steenbergen.
Goede oplossingen ontvangen van
Lena Koeleveld 12.
Anna en Truida v. d. Vegte 12.
Johan van Donselaar 10.
Truus van Bilderbeek 9 en 10 van
de vorige week.
Piet de Veer 10.
Jan vnn Hemert 11 en 9 van da vo
rige week.
Abraham Hartendorp 11.
Zus en Arend van Lohuizen 9.
.Nelly van Riet 11.
'Clasina v. d. Brink 10.
Marie Jongkind 10.
Annie en Uetsie stavenuiter 10.
Louise en Marinus Caalen 11.
Pieter en Freena Kroes 11.
Sophietje Kapteijn 10.
Wilha. en Rika v. d. Haar d.
Jan van Essen 12.
Jac. J. Bert 5.
Jan Ben 5.
Casper V\ iJlemse 10 en 9 van de vo
rige week.
Willem en Johanna Spoor 12.
Car en Nanne Nauta 11.
Jan de Bruijn 9.
Anton Janse 11.
Jo en Jan Verton 11.
A. Win kier 12.
Johanna en Johan Hoogerduijn 10.
(Ingezonden door Nelly van Riet).
1. liet door Moe gekochte nieuwe
bed is ous gisteren gebracht.
2. De vondeling lag in een portiek
van een huis.
3. Bij do familie Van Vlarem
brandt de kacnel bijzonder hard.
5. Zie eens, Cornel is, de witte poes
loopt weer in den tuin.
6. De bouwmeester van het stadhuis
was een kundig mam.
7. Blaas toch niet zoo hard op die
trompet, Jan
8. De raadsels zijn moeilijkwij
zullen er ons best voor doen, ze op te
lossen.
9. Welk een glimmende ruitEr
staat een bouquet in geëtst.
10. Zie, Karei, de groote auto rijdt
weer voorbij.
STRIKVRAGEN.
De antwoorden op de strikvragen
van de vorige week zijn
1. De schaduw.
2. De zaag.
3. Een schoen.
4. Een r'vier.
5. Omdat het, bed niet naar ons toe
komt.
6. Een hoofd.
7. Een echo.
8. Een orgel.
9. Een ijskegel.
10. Een hangklok met gewichten.
11. De roest.
12. Eendracht.
Goede antwoorden ontvangen van
Lena Koeleveld 12.
Truus van Bilderbeek 8 en 11 van
de vorige week.
Jan van Hemert 12 en 12 van de
vorige week.
Abraham Hartendorp 12.
Nelly van Riet 9.
Clasina v. d. Brink 11.
Marie Jongkind 11.
Annie en Betsie Stavenuiter 7.
Louise en Marinus Gaaien 12.
Pieter en Freena Kroes 11.
Sophietje Kapteijn 12.
.Tan van Essen 12.
Casoer Wil tem se 12 en 11 van de
vorige week.
Willem en Johanna Spoor 12.
Cor en Nanne Nauta 11.
Jan de Bruijn 7.
Anton Janse 12.
Jo en Jan Verton 12.
A. Winkler 12.
DE HENGELS.
Zij zaten naast elkaar op de brug
te visschen. Anton droeg een sport-
blouse en gele schoenen en hij had
een echten hengel. Hij was de zoon
van den dokter. Karei liep op oloote
voeten; hij droeg een verkleurde lin
nen kiel en zijn hengel was een lat
van een hek met een stuk touw er
aan. Hij was op één na de oudste van
het zevental van den schoorsteen
veger.
„Ik heb al beet," zei Karei.
„Beet? Jij? Met die knuppel? Kun
je begrijpen!"
En Anton lachte minachtend.
Nu was de liefste wensch van Ka-
rel om eenmaal een hengel le bezit
ten als dien van Anton. Maar juist
daarom kon hij het niet uitstaan, dat
Anton den spot dreef met zijn Jat
Zijn stem beefde.
„Nu, jij behoeft niet zoo le bluf
fen op jouw hengel. Ga maar naar
huis en visch er mee in de glazen
goudvischkom van je moeder, dan
vang je er vast een!"
„Je bent jaloersch op mijn mooien
hengel, dat is het," sarde Anton.
„Nou, ik zou niet willen visschen met
zoo'n lat!"
Die was raak. Karei werd woedend.
„Ik, jaloersch op jou? Op jou, die
nooit met je hengel durft uitgaan
zonder je moeder te vragen! 11a"
hij bedacht zich even „op jou, die
niet eens harmonica kunt spelen en
niet kunt pruimen, want dat kun jij
niet."
Dit was een waarheid, waarlegen
niets te zeggen viel. En dit was nog
zooveel erger omdat Karei wist, dat
Anton op zoethout kauwde, wanneer
zij op de werf waren opdat het
werkvolk zou denken, dat hij pruim
de. Ilij peinsde er over om iets te vin
den, waarmede hij Karei overbluffen
kon.
„Ja, maar mijn vader heeft met den
koning gesproken," zei Anton. Dat
was zóó mooi, dal Karei wel zou moe
ten zwijgen.
Maar Karei liet zich niet overbluf
fen.
„Ja, maar mijn vader kan op den
hoogsten schoorsteen van de wereld
klimmen en dan gaat hij er bovenop
zitten en rookt zijn pijpje zonder dui
zelig te worden." Eu Karei stak zijn
stompneus in den wind, ten volle
overtuigd van zijn meerderheid.
Anton stond op het punt om te hui
len. Neen, het was waar, dat kan
zijn vader niet, maar hij gaf het niet
op.
„Maar mijn vader heeft de maag
van een levenden man opengesneden
en toen weer dichtgenaaid en nu kan
hij weer evengoed eten als vroeger,"
zei hij triomfeerend.
Nu was het Karel's beurt om op
zijn neus te kijken eu op wat lager
toon zei hij:
„En mijn vader kan Pieter en mij
te gelijk optillen, aan iederen arm
één, en hij kan ook alle Sinterklaas
liedjes zingen en dat is veel aardi
ger dan de maag van een mensch
opensnijden."
Anton dacht in stilte, dat dit zeker
aardiger was. Maar zich gewonnen
geven voor dien bluffer neen
dan liever „Jij durft niet van de
brug springen, want je kunt niet
zwemmen." Hij had het juist ge
leerd.
„Jij durft ook niet," antwoordde
Karei, „want ik heb je wel zien spar
telen als een jong hondje. Ik zag
het well"
„Wat zeg je? Durf ik niet? Zeg je
dat ik niet durf?"
En voordat Karei een woord kon
zeggen, hoorde hg een plof in 't wa
ter en een vervaarlijk geschreeuw.
En een oogenblik daarna dook een
donker, gladharig hoofd op, dicht bij
de brug en een paar armen en bee-
nen begonnen wild om zich heen te
spartelen.
„Zwem je al?"
Karei vond het bijzonder aardig.
Maar Anton spartelde en spartelde en
kwam niet dichter bij de brug. En
toen verdween het kleine donkere
hooid onder water.
Toen werd Karei bang. „Help,
help!" schreeuwde hij. Maar de wind
waaide van het land af en niemand
hoorde hem.
Daar kwam Anton weer boven.
Haastig trok Karei een der losse plan
ken van de brug naar voren, legde er
zich op zijn buik overheen en stak zijn
hengel aan Anton toe. Hij kon hem
bereiken. Anton greep met beide han
den.
„Voorzichtig, anders knapt hij," zei
Karei en toen trok hij Anton naar de
brug toe en juist toen Anton een van
de palen had gegrepen, brak de stok.
Maar Anton was zoo bang en in de
war, dat Karei zich naar beneden
moest laten glijden om hem te helpen
naar boven té klauteren.
„Kleed je uit er. wring je kleeren
uit, dan kun je ze drogen in de zon
evenals je zelf," zei de practisclie Ka-
rel. „Als je moeder het te weten komt,
dan mag je nooit meer gaan visschen,
daar kun je zeker van wezen."
Gehoorzaam zette Anton zich neder
om le drogen. Maar hij was zoo koud,
dat zijn tanden klapperden, en hij
rilde over zijn heele lichaam.
Opeens vloog Karei op hem aan en
rolde den naakten, kleinen stakkerd
over den grond naar al de regelen der
kunst. Anton hield zich zoo goed als
hij kon, maar ten slotle werd hei
hem te erg en begon hij luid te hui
len, Wel had Karei zijn leven gered,
maar dit was le erg. Hij wou. maar
liever naar huis gaan en de gevol
gen dragen als een man.
I-Iij begon zijn kleeren bij elkaar te
halen.
„Wat wil je nu? Ben je dan niet
lekker warm geworden van al dat
rollen?"
Karei lag voorover op den grond,
geheel buiten adem.
Anton vroeg verbaasd: „Rolde en
stompte je mc daarom zoo?"
Karei knikte van ja.
Anton ging zitten in diep gepeins.
Eindelijk zei hij: „Ik zal het thuis
toch maar vertellen Karei, want als
vader en moeder het hooren, dat je
mij hebt gered, dan vraag ik hun om
een hengel voor je, weet je, en an
ders is liet niet zeker, dat jo er ooit
een krijgt."
Kareis oogen schitterden als twee
aangestoken lichtjes.
„Wil je dat doen? Denk je heusci.,
dat zij mij een hengel zullen geven?
Toe kleed je dan gauw aan, voordat
je kleeren droog zijn!"
En Karei liielp ijverig om Anton in
de kleeren te krijgen, doodsbang, aai
hij zich zou bedenken. „En we kun
nen nog genoeg visschen," troostte
hij.
En toen gingen zij samen naar huis.
Anton was heel stil. Er was iets, dat
hij wilde zeggen, maar het was zoo
erg moeilijk.
Toen zij al bij het tuinhek van den
dokter waren, kwam er beweging in
hem. Toen stopte hij een koud vuistje
in Kareis hand:
„Je moet niet boos zijn, omdat ik je
hengel een lat noemde. Karei. Want
hij was het die ja, jij en nij
verder kwam hij niet, hij zweeg ver
legen.
„Nu, het was ook maar een lat,"
zei Karei in het vooruitzicht van
de belooning „maar zij heeft ons
best geholpen; dus is het maar be
ter er geen kwaad van te spreken.'
Den volgenden dag zaten Anton en
Karei weer naast elkaar en beiden
vischten met een echten hengel, maar
op een andere brug, „waar tiet niet
zoo diep was", had Anions moeder
bevolen.
Brievenbus
(Brieven aan de Keaacne van de
Kinder-Afdeeling moeien gezonden
worden aan Mevrouw Venema v.
Doorn, Wagenweg 88, Haarleuij.
In de bus gooien, zonder aan-
sc nellen 1
LENA K. Heb je het boek al gelezen';
en is het kastje al af Heeft Sint-Nico-
laas je er nog boeken bijgebracht 5
't Zal keurig staan, denk ik, al die
prachtbanden bij elkaar 1 Is het kleed
je nog afgekomen
ANNA er. TRUIDA v. d. V. De n
we strikvragen zijn goed.
TRUUS v. B. Het nieuwe raadsel is
goed. Je wedstrijd zou wel geschikt
zijn, maar we hebben deze zelfde op
gave twee iaar geleden ook al eens ge
had. Bedenk nog maar eens iets an
ders. Heb je Donderdag plezier gehad;
Nu, ik geloof, dat ijs en sneeuw zich
nog wel wat zullen laten wachten
Misschien in de Kerstvacanüe
JAN B. Ja, ik denk dat jullie ook
wel zult leeren knutselen, liet is net
iets voor jullie, maar bij den volgen
den wedstrijd reken ik op een inzen
ding, hoor l
NEL v. d. B. Het is voor jou niet één
feestavond, maar een heele feestweek!
Nu, de volgende week krijg ik zeker
een beschrijving van al de cadeaus en
grappen van Donderdagavond Heb
je het boek al gelezen
JAC. J. B. Ja, er komt gauw een
nieuwe wedstrijd maar deze weelc
gaf Sint-Nicc-laas te veel afleiding 1
Wat voor moois heeft hij jullie ge
bracht
WILLEM en JOHANNA S. Nog wel
gefeliciteerd, Johanna en Jan ook,
hoor 1 Ik vind het best, dat Jan nu
ook mee gaat doen. Ivan hij al meera
den
JAN v. H. Ja, wat Donderdags
komt. wordt die week niet meer beant
woord. Maar de oplossingen worden
nog wel nagezien. Gelukkig, dat je
weer beter was Ziek zijn is ook
niets plezierig, vind je wel
ABRAHAM II. Met goed gereed
schap kan je dadelijk veel beter werk
maken. Met de vijl kan je de hoeken
en kanten zoo netjes rond laten loopen
en met den beitel zulke mooie stukjes
afsteken. Kan je met een schaaf goed
omgaan En kan Vader je helpen,
als hij versteld moet worden Boe
groot is dat station zco wat
PIETER en FREENA K. Piet zal het
dan nog we! een poosje heel druk hen
ben, want dat examen is niet gemak
kelijk Kan hij het nog een keer doen,
of is hij dan te oud Ja, jij hebt nog
den tijd om eens te bedenken wat je
doen wilt. Houdt je veel van leeren en
lezen
WILH. en RIKA v. d. H Is de prijs
goed thuisgekomen en heb je er een
mooi plaatsje voor gevonden Je
haakwerk kan er ook wel in geborgen
worden, is 't niet-
JAN v. E. De nieuwe raadsels zijn
goed. Ik vind half 11 erg laat, hoor
Heb je den volgenden morgen dan
geen slaap Hoe laat sta je dan wel.
op
ZUS en AREND v. L. Het nieuwe
raadsel is goed.
NELLY v. R. De nieuwe begraven
amen zijn goed. Heb je die zeli be
dacht of ergens ge\ onden Is het boek
mooi en heb je al meer boeken
ANNIE en BETSIE 3. Neen, van Ma-
..e heb ik in ee-i poosje niets gehoord.
Ik geloof wel, dal ze het erg druk heeft
tegenwoordig. Het is voor iedereen
een drukke tijd als het December
wordt, geloof ja ook niet Hebben jul
lie ook een prettigen avond gehad
LOUISE ei MARINUS C. Ja, zeil
oplossen is altijd hei aardigst. Pret
tig, dat Lena den brief voor jullie dan
meteen mee kan nemen, want het iï
een heele wat-deling voor jullie. Zit
ten Lena en jij naast elkaar op school
HENDRIK B. De nieuwe raadsels
zijn goed.
st JN. ik naa je opios-
uet gekregen, Cor. Kan
i een boek zijn blijven
COP. en NANNE N. Ik had ie oplos
singen ook niet gekregen. Cor. Kan
liet briefje it
liggen
JAN DE B. De nieuwe raadsels zijn
prachtig. Heb je ook plezier gehad
Donderdag. Jan? Ei vond Siut-Nico-
laas jou nog uiet te groot om wat te
brengen. Strooide hij bij jullie ook
nog Ik denk. dat de volgende wed
strijd wel iets voor jou zal zijn
ANTON J. Wel ja, doe maar weer
mee Je hebt den vorigen winter ook
zoo trouw meegedaan l De nieuw
raadsels zijn goed.
Mevr. VENEMA—v. DOORN.
7 December 1912.