RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD De Haarlemsche Damclub houdt haar bijeenkomsten iederen Maan dagavond van 8 tot 12 uur in het ge bouw „De Nijverheid", Jansslraat 85, alhier. Liefhebbers van het damspel zijn daar welkom. Voor het lidmaatschap kan men zich bij het bestuur aanmelden. Inlichtingen verstrekt gaarne de Secretaris, de heer J. Meijer, Kruis straat 31, Telephoon 1543. A.s. Maandagavond 9 uur ledenver gadering, aller opkomst zeer ge- wenscht. De Chronometer. Er is niets aangenamers dan onder een paar vrienden gezellig koffie te drinken; in den voormiddag is men nog frisch, soms nog niet gebukt on der do onaangenaamheden van zijne betrekking en, wanneer men nu een goed dejeuner heeft liever wat lek ker don te weinig dan is bet best uit te houden; zelfs voor oen ongc- Irouwd heer. Een gezelschap van zulke schran dere levensphilosophen verzamelde zicli dan ook regelmatig tegen twaalf uur in den morgen, orn gezamenlijk koffie 1e drinken, het eenige onaan gename was, dat de torenklok hen meestal dee dopschrikken, als het één uur sloeg en zij weer naar bureau of kantoor moesten. Gemeenlijk haalden zij dan hun horloge voor don dag en keken er be denkelijk op; óf de torenklok deugde niet, of de meeste horloges bleken Nc-urenberger goedje te zijn. Daar de torenklok in gomoede niet verdacht kon worden, kwam men tot de conclusie, dat de horloges niet deugden; die overwoging lokte meer malen bittere bewoordingen uit aan het adres van den stads-horlogema- ker. Weet je wat, heeren, zoo sprak de secretaris van het stadje op zeke ren dag, dat het voor- en naloopen van de verschillende uurwerken al weder bepleit werdlaten wij ons niet langer aan zoo'n kleinigheid er geren. Nemen wij er liever de genoe- gelijke zijde van. Het slaat nu juist een uur; laat ons allen onze horloges precies gelijk zetten; eiken dag con- Iroleeren wij zo, en een ieder, wiens uurwerk niet prompt gelijk is, be taalt een dubbeltje in een gemeen schappelijke kas, die aan het einde van dit kwartaal voor een schitte rend feestmaal zal bestemd worden. Dit iwerd met acclamatie goedge keurd; zooals de meeste menschen vertrouwde een ieder op de deugde lijkheid van zijn uurwerk, en hoopte dus een goedkoop en fijn dineetje te hebben. Natuurlijk werd er afgespro ken, dat men onder ge6n voorwendsel zijn norlogé tusschentijds zou verzet ten dan, zoo noodig. om 1 uur, na de boete betaald te hebben. Dit werd plechtig beloofd. liet vierendeél-jaars was omgevlo gen en het gezelschap zat zeer verge noegd aan den dïsch. Allen hadden meer of min daaraan betaald; al leen de secretaris, juist hij die het denkbeeld geopperd had, niet. Zijn horloge had altijd prompt één uur ge wezen, zoodra de doffe slag van den toren klonk. Maar zeg tóch eens, mijn waar de, wat heb je toch een wonderwerk van "n chronometer, dat die nooit een halve minuut scheelt. Ik heb den cus tos van de sterrenwacht, dien ik bij gelegenheid eens op reis ontmoette, daarover gesproken en die verklaar de kort en zakelijk, dat zoo iets on mogelijk is; want, al ware je chrono- nieter nu eens de meest volmaaktste, die er te denken is. dan zou de groo- te klok. waarnaar wij ons allen moes ten richten, toch wel nu en dan wat gescheeld hebben! Alle mechanische uurwerken moeten soms een kleine afwijking aantoonen en gij hebt je horloge geen enkele maal behoeven gelijk te zotten! Wij kunnen niet aan nemen, dat ge uw woord gebreken hebt; de zaak is mij dus zeer raadsel achtig. En ons allemaal, klonk het ooi- geloovifi. Nu haalde de secretaris met plecfh- tigen ernst zijn horloge voor den dag en gaf het zijn buurman in de hand. Deze keek er op en zette groots oogen zoodat zijne wenkbrauwen boog wer den opgetrokken toen hield hij het aan zijn oor, schudde het hoofd en riep, nadat hij nogmaals had geluis terd: Ja, dat wil ik wel gelooven. 't Staat altijd op één uur; 't lamme ding loopt niet! Uitstekend gediagnoseerd, zeide de secretaris; de veer was gebro ken en ik wilde den volgenden mor gen naar den horlogemaker gaan, toen mij eensklaps het voorstel te binnen schoof, dat ik je tot mijn groot genoegen gedaan heb, Op je gezondheid, klonk het nu in langen tijd zijn wij niet zoo lee- lijk gefopt geworden. En de secretaris liet het zich goed smaken. De bedrogen eomm's- voyageur. Een commis-voyageur had aan V: table d'hóte natuurlijk het woord al leen, en inzonderheid ergerde hij esn tegenover hem gezeten nog jeugdig heer, dien hij telkens aansprak en tot doelwit van zijn flauwiteiten had ge kozen. Hij scheen dezen voor een van zijne gelijken te houden, hoewel de vreem deling dan toch in elk geval minder in toon en manieren zijn professie verraadde dan zijn plaaggeest. Toen déze een paar maal hem iels meer uit de hoogte antwoord gaf, vroeg de handelsreiziger hem met een los blufje: Tj is immers ook commis-voya geur niet waar? Een glimlach speelde den ander, die zich gelukkig achtte, dat hij zulks niet was, om den mond en hij ant woordde, na zich even bedacht tc hebben: Ja wel. mijnheer. Waarin reist ge? In neuzen. Kartonnen of maskers? Neen, mijnheer, ik reis voor ge wone neuzen of als u dat beter be grijpt: ik handel in gewone mensclien neuzen. Men lachte. Een ieder volgde het gesprek, instinctmatig begrijpende, dat men den commis-voyageur bij den zijne wilde nemen. De vreemde hoer bleef echter zeer ernstig. En wat voer je daarmee uit! Dat is mijne zaak. Als iedereen het wist, dan was het vet gauw van den ketel! Maar om je het bewijs te geven, dat het wel degelijk ernst is u hebt een magnifieken neus, mijn heer. Ik wil heïri""wel dadelijk koo- pen. Mijn neus? Uw neus. Eu le leveren Hij is dadelijk mijn eigendom: maar ik geef je de vergunning, er tot aan je dood me erond te loopen. üat is neg af zoo erg niet. En be taalbaar soms ook na mijn dood? Contant Maar hoeveel geef je er voor? Wel, natuur!ijk volgens tarief. Laat hoeren! De andere, die ter nauwernood zijn ernst kan bewaren, neemt den inwen dig verheugden commis-voyageur do maat, baalt zijn notitieboekje voor deu dag en cijfert. Honderd vijftig gulden. Daar kgn ik niets tegen hebben; ik wil heb je graag plechtig verma ken. Natuurlijk. Maar ik maak er de bepaling bij, dat een van ons tien flesschen champagne betaalt, wan neer hij den koop mocht verbreken. Goed dat is niet meer dan billijk. Jc weet liet dus wel! Zeker. De ander staat op, met genoegen ziende dat al de Ibeeren het was aan het dessert met levendig ge noegen de zaak gevolgd hebben, biedt den commis-voyageur een paar bankbiljetten aan em fluistert den kellner iets in 't oor, die glimlachend vertrekt, en een paar minuten later terug komt met een tang, waarvan de uiteinden rood gloeiend zijn ge maakt. Op een wenk van hem gaat; de kellner naar den verwonderden commis-voyageur en houdt hom de gloeiende tang onder den neus. Wat moet dat beduiden? Dat is een heete tang, mijnbeer; als ik wat koop, hel) ik allijd de ge woonte, om het te merken; want an ders zou men mij later iets van min der qualileil in de hand kunnen stoppen. Ik heb uw neus gekocht en moet hem stempelen. Dat zal ik nooit gedoogen. En hij wierp nijdig liet geld weer op ta fel. Dan is onze overeenkomst ver broken; ik bei aal contant en dus is de koopwaar mij a rechtmatig eigen dom, al laat ik u er nog mee rond- loopen. Ik zou u wel eens in mijn plaats willen z en. Ik.heb niet verkodhl; ik heb ge kocht! Laat mij het gékoefhte merken, of betaal den rouwkoop. Ik roep de heeren tol getuigen. Ja hij moet betalen, riepen allen, dadelijk op de hand van den vreemdeling, dien men met leede oo gen door den luidruchtigen commis- voyageur voor den gek ha«.l zien hou den. De ander wist niet beter te doen, dan een goed heenkomen te zoeken en men was al blij, dat men hem kwijt was. BERKEN EN BERKENWIJN. De lieer D. J. van der Ven schrijft in „De Natuur" Geen boom is mij bekend, die zoo veel levenssappen heeft als onze berk en vooral in het voorjaar als de katjes stuiven en de licht-teere blaadjes zich tusscben de takken spikkelen, kan men overvloedig „berkenwijn" tappen. Op de volgende primitieve wijze kan men zulks"doen Een stammetje wordt omgebogen en aan de omringende hoornen vastge bonden. Vervolgens snijdt men een top-talc af en voert men het topeinde van den stam met de bloedende snij- wond in oen flesch, welke men in den grond heeft gegraven. Dagen, ja we ken lang drupt nu het berkensap in hel fleschje, en geeft na gisting een troebele vloeistof, den veelgeprezen en door Noorsche volkeren hoog gewaar - deerden berkenwijn. Men beweert, dat een gezonde boom per dag wel 10 pond wiin kaïn «reven. Natuurlijk wordt op deze wijze het leven van den joligen lustigen stam sterk bena deeld en niet zelden gebeurt het, dat door het toebrengen van nutteloos» en onoordeelkundig gemaakte won den de dood veroorzaakt wordt. In het hooge Noorden heeft er zich ech ter 'n heele berk en w ijnindustrie ont wikkeld, en berkenwijn is voor de Finnen en Russen uit Est-, Koer- en Lijfland, wat de cider is voor Nor- mandie en Bretagne, de volksdrank bij uitnemendheid. Door toevoeging van suiker en gist heeft men de qua- liteit weten te verbeteren. Wanneer de hoofdgisting in gesloten vaten heeft plaats gehad, komt er nog een nagisting in de flesschen en zoo ver krijgt men 6en mousseerenden drank, die volgens velen het meest van alle plantensappen op Champagne gelijkt. Wie dit zoo maar niet op gezaB wil aannemen, moet maar eens een flesch berkenwijn bestellen of zelf probeeren een fleschje te verzamelen. Wanneer men dan op zijn voorjaars- v.andeling pas gekapte berken ont moet, kan men meteen waarnemen, hoe sterk de boo men „bloeden". LIST EN WRAAK. Het zal nu omstreeks dertig jaar geleden zijn, dat een onzer bekwaam ste acteurs aan eene ongesteldheid leed, die hem evenwel noch het uit gaan noch het ontraden belette. De dokter had een uosis van zeker ge neesmiddel voorgeschreven, maar de acteur, die het middel kende, ha<l daarvan zulk een afschuw, dat hij halsstarrig weigerde het in ;e nemen. Wat doet nu de dokter? De acteur treedt des avonds in ik weet niet meer welk drama of treurspel op, aan het slot waarvan hij, omringd door zijne heulen, een giftbeker moet ledi gen. Die beker werd hem gewoonlijk ledig aangeboden; ditmaal liet de dok ter hem echter het bedoelde genees middel vol schenken. Men kan zich den zielstoestand van den acteur den ken', teen h ij bespeurde, dat de beker gevuld was en aan lucht en kleur het voor hem walgelijke medicament her kende! De inhoud van den beker op den grond of achter de coulissen te ledigen, was feitelijk onmogelijk; de tekst schreef bovendien voor, dat hij, zijne vervolgers tartende, den beker, na hem aan den mond gebracht te hebben, meest omkeeren, om te laten zien dat hij hem tot aan den bodem geledigd had; tijd van beraad was er niet; ieder oogerblik van aarzeling bracht algeheele stoornis in de hande ling teweeg de acteur nam dan ook het wanhopig besluit, zich aan zijn noodlot te onderwerpen, kneep de oogen dicht en sloeg het vocht naar binnen met eene rilling van af grijzen, die hem van de zijde van het pubhek stormachtige toejuichingen te beurt deed vallen. Het publiek vond dat de bekwame acteur die scène nooit te voren zóó natuurlijk had ge speeld. Hij echter riep, toen het scherm gevallen was; „ik zal mij wre ken!" en hij heeft woord gehouden. Dertig jaren zijn sedert verloopen; de acteur is gestorven... en de dokter wacht nog altijd op zijn geld!!.. Raadsels (Deze raadsels zijn alle inge zonden door jongens en m-eis- jofi, die „Voor Onze Jeugd" lezen. De namen der kinde ren, die mij vóór Donderdag morgen. goede oplossingen zenden, worden in het vol gend nummer bekend ge maakt). IEDERE MAAND WORDT ONDER DE BESTE OPLOSSERS EEN BOEK IN PRACHTBAND VERLOOT. I-Iierbij wordt gelet op den leeftijd iu verband met het aantal oplossin gen en op de netheid van Tiet werk. 1. (Ingezonden door Truus van Bil- Ücrbeek). .aa.ti.e ..oe., I ,e..e. :oe. I Welk spreekwoord kunt ge 'hiervan maken, als ge de puntjes door mede klinkers vervangt? 2. (Ingezonden door Casper Willem- sen). Mijn geheel bestaat uit 11 letters en geeft veel genoegen. Een 6 15 1 is een muziekinstru ment. Een 11 8 6 is oen stuk speelgoed. Een 7 8 1 is een insect. Ieder moet de 3 5 7 eerbiedigen. 5 9 10 11 is iets, wat niet ver- valscht is. 7 2 6 wordt in de keuken gebruikt. 3. (Ingezonden door Willy Germe- roadj. Over mijn geheel leest men in de courant. Mijn eerste is speelgoed. Mijn tweede is een keukenvoorwerp. Mijn dèrde is c-en lichaamsdeel. Mijn vierde noemt men een olifant "Wel eens. 4. (Ingezonden door A. Winkler). Ik beu een plaats in Gnllicïë. Vein rider mijn tweede en vijfde let ter en ik ben een provincie van Ne derland. 5. {Ingezonden door Johanna en Jolian Hoogerduijn). Wie kan hier twee dagelijks voor komende antwoorden van maken? 6. (Ingezonden door Bart Ligten- ■berg). ik ben een rivier in Azië. Laat mijn laatste letter weg en ik ben weer een rivier in Azië. I.aat nu mijn eerste letter weg eu ik ben een persoon. 7. (Ingezonden door Jan van Essen). Zet achter een vogel een klinker daarachter een grondsoort, waar brandstel vnn gemaakt wordt, en ge krijgt eeu plaatsje in Utrecht. 8 (Ingezonden door Zus en Arend van Lohuizen). Vervang de puntjes door medeklin kers, zoadat ge een bekend spreek woord krijgt .e .aa..c. ,io .e .a.e. .e..ie.e., ..ij.e. .e .ie. 9. (Ingezonden door Willem en Jo hanna Spoor). Ik be-n een meisjesnaam van 4 let ters. Keer mij om en ik ben zoowel een jongens- als een meisjesnaam. 10. (Ingezonden door Jan van Es sen). Het geheel is een spreekwoord van 38 letters. 30 31 11 12 2 35 10 26 38 14 zag men vroeger veel in gebruik, nu nog meer voor versiering. 25 10 1 is een viervoetig dier. 31 15 14 22 2 18 33 10 15 is een groo ts stad, 15 10 12 18 5 23 is ook een stad. 6 2 8 18 gebruikt de schoenmaker. 11 8 12 37 38 6 10 32 33 is een land. 21 29 13 7 is een lichaamsdeel. 4 17 3 9 16 19 is een inwendig deel van ons lichaam. 27 34 36 11 is een lichaamsdeel. 28 20 24 32 is een meisjesnaam. 11." (Ingezonden d-oor Willem en Jo hanna Spoor). Tedereen heeft mii en gebruikt mij voortdurend. Toch wil niemand mij izijn. 12. (Ingetfmden door A. Winkler). Ik ben een land in Azië van 7 let ters. Laat mijn 6de en 7de Ietter weg en ik ben hét meervoud van een li chaamsdeel. Raadseloplossingen De oplossingen der raadsels van de vorige woelc zijn 1. Herfststorm. 2. Eerst gedaan en dan bedacht, Heeft menigeen ten val gebracht. 3. Neckar. 4. Zeepziederij. Rijdier, zeep, Ier, zijde, peer, rijp. 5. Ede Aden. 6. Zondag. 7. Koloniaal Museum. Aal, Koos, sok, kous, neus, muis, mol. 8. Beter hard geblazen, dan den mond gebrand. 9. Langstraat. 10. Bankbiljet. 11. Honger is de beste saus. 12. Steenbergen. Goede oplossingen ontvangen van Lena Koeleveld 12. Anna en Truida v. d. Vegte 12. Johan van Donselaar 10. Truus van Bilderbeek 9 en 10 van de vorige week. Piet de Veer 10. Jan vnn Hemert 11 en 9 van da vo rige week. Abraham Hartendorp 11. Zus en Arend van Lohuizen 9. .Nelly van Riet 11. 'Clasina v. d. Brink 10. Marie Jongkind 10. Annie en Uetsie stavenuiter 10. Louise en Marinus Caalen 11. Pieter en Freena Kroes 11. Sophietje Kapteijn 10. Wilha. en Rika v. d. Haar d. Jan van Essen 12. Jac. J. Bert 5. Jan Ben 5. Casper V\ iJlemse 10 en 9 van de vo rige week. Willem en Johanna Spoor 12. Car en Nanne Nauta 11. Jan de Bruijn 9. Anton Janse 11. Jo en Jan Verton 11. A. Win kier 12. Johanna en Johan Hoogerduijn 10. (Ingezonden door Nelly van Riet). 1. liet door Moe gekochte nieuwe bed is ous gisteren gebracht. 2. De vondeling lag in een portiek van een huis. 3. Bij do familie Van Vlarem brandt de kacnel bijzonder hard. 5. Zie eens, Cornel is, de witte poes loopt weer in den tuin. 6. De bouwmeester van het stadhuis was een kundig mam. 7. Blaas toch niet zoo hard op die trompet, Jan 8. De raadsels zijn moeilijkwij zullen er ons best voor doen, ze op te lossen. 9. Welk een glimmende ruitEr staat een bouquet in geëtst. 10. Zie, Karei, de groote auto rijdt weer voorbij. STRIKVRAGEN. De antwoorden op de strikvragen van de vorige week zijn 1. De schaduw. 2. De zaag. 3. Een schoen. 4. Een r'vier. 5. Omdat het, bed niet naar ons toe komt. 6. Een hoofd. 7. Een echo. 8. Een orgel. 9. Een ijskegel. 10. Een hangklok met gewichten. 11. De roest. 12. Eendracht. Goede antwoorden ontvangen van Lena Koeleveld 12. Truus van Bilderbeek 8 en 11 van de vorige week. Jan van Hemert 12 en 12 van de vorige week. Abraham Hartendorp 12. Nelly van Riet 9. Clasina v. d. Brink 11. Marie Jongkind 11. Annie en Betsie Stavenuiter 7. Louise en Marinus Gaaien 12. Pieter en Freena Kroes 11. Sophietje Kapteijn 12. .Tan van Essen 12. Casoer Wil tem se 12 en 11 van de vorige week. Willem en Johanna Spoor 12. Cor en Nanne Nauta 11. Jan de Bruijn 7. Anton Janse 12. Jo en Jan Verton 12. A. Winkler 12. DE HENGELS. Zij zaten naast elkaar op de brug te visschen. Anton droeg een sport- blouse en gele schoenen en hij had een echten hengel. Hij was de zoon van den dokter. Karei liep op oloote voeten; hij droeg een verkleurde lin nen kiel en zijn hengel was een lat van een hek met een stuk touw er aan. Hij was op één na de oudste van het zevental van den schoorsteen veger. „Ik heb al beet," zei Karei. „Beet? Jij? Met die knuppel? Kun je begrijpen!" En Anton lachte minachtend. Nu was de liefste wensch van Ka- rel om eenmaal een hengel le bezit ten als dien van Anton. Maar juist daarom kon hij het niet uitstaan, dat Anton den spot dreef met zijn Jat Zijn stem beefde. „Nu, jij behoeft niet zoo le bluf fen op jouw hengel. Ga maar naar huis en visch er mee in de glazen goudvischkom van je moeder, dan vang je er vast een!" „Je bent jaloersch op mijn mooien hengel, dat is het," sarde Anton. „Nou, ik zou niet willen visschen met zoo'n lat!" Die was raak. Karei werd woedend. „Ik, jaloersch op jou? Op jou, die nooit met je hengel durft uitgaan zonder je moeder te vragen! 11a" hij bedacht zich even „op jou, die niet eens harmonica kunt spelen en niet kunt pruimen, want dat kun jij niet." Dit was een waarheid, waarlegen niets te zeggen viel. En dit was nog zooveel erger omdat Karei wist, dat Anton op zoethout kauwde, wanneer zij op de werf waren opdat het werkvolk zou denken, dat hij pruim de. Ilij peinsde er over om iets te vin den, waarmede hij Karei overbluffen kon. „Ja, maar mijn vader heeft met den koning gesproken," zei Anton. Dat was zóó mooi, dal Karei wel zou moe ten zwijgen. Maar Karei liet zich niet overbluf fen. „Ja, maar mijn vader kan op den hoogsten schoorsteen van de wereld klimmen en dan gaat hij er bovenop zitten en rookt zijn pijpje zonder dui zelig te worden." Eu Karei stak zijn stompneus in den wind, ten volle overtuigd van zijn meerderheid. Anton stond op het punt om te hui len. Neen, het was waar, dat kan zijn vader niet, maar hij gaf het niet op. „Maar mijn vader heeft de maag van een levenden man opengesneden en toen weer dichtgenaaid en nu kan hij weer evengoed eten als vroeger," zei hij triomfeerend. Nu was het Karel's beurt om op zijn neus te kijken eu op wat lager toon zei hij: „En mijn vader kan Pieter en mij te gelijk optillen, aan iederen arm één, en hij kan ook alle Sinterklaas liedjes zingen en dat is veel aardi ger dan de maag van een mensch opensnijden." Anton dacht in stilte, dat dit zeker aardiger was. Maar zich gewonnen geven voor dien bluffer neen dan liever „Jij durft niet van de brug springen, want je kunt niet zwemmen." Hij had het juist ge leerd. „Jij durft ook niet," antwoordde Karei, „want ik heb je wel zien spar telen als een jong hondje. Ik zag het well" „Wat zeg je? Durf ik niet? Zeg je dat ik niet durf?" En voordat Karei een woord kon zeggen, hoorde hg een plof in 't wa ter en een vervaarlijk geschreeuw. En een oogenblik daarna dook een donker, gladharig hoofd op, dicht bij de brug en een paar armen en bee- nen begonnen wild om zich heen te spartelen. „Zwem je al?" Karei vond het bijzonder aardig. Maar Anton spartelde en spartelde en kwam niet dichter bij de brug. En toen verdween het kleine donkere hooid onder water. Toen werd Karei bang. „Help, help!" schreeuwde hij. Maar de wind waaide van het land af en niemand hoorde hem. Daar kwam Anton weer boven. Haastig trok Karei een der losse plan ken van de brug naar voren, legde er zich op zijn buik overheen en stak zijn hengel aan Anton toe. Hij kon hem bereiken. Anton greep met beide han den. „Voorzichtig, anders knapt hij," zei Karei en toen trok hij Anton naar de brug toe en juist toen Anton een van de palen had gegrepen, brak de stok. Maar Anton was zoo bang en in de war, dat Karei zich naar beneden moest laten glijden om hem te helpen naar boven té klauteren. „Kleed je uit er. wring je kleeren uit, dan kun je ze drogen in de zon evenals je zelf," zei de practisclie Ka- rel. „Als je moeder het te weten komt, dan mag je nooit meer gaan visschen, daar kun je zeker van wezen." Gehoorzaam zette Anton zich neder om le drogen. Maar hij was zoo koud, dat zijn tanden klapperden, en hij rilde over zijn heele lichaam. Opeens vloog Karei op hem aan en rolde den naakten, kleinen stakkerd over den grond naar al de regelen der kunst. Anton hield zich zoo goed als hij kon, maar ten slotle werd hei hem te erg en begon hij luid te hui len, Wel had Karei zijn leven gered, maar dit was le erg. Hij wou. maar liever naar huis gaan en de gevol gen dragen als een man. I-Iij begon zijn kleeren bij elkaar te halen. „Wat wil je nu? Ben je dan niet lekker warm geworden van al dat rollen?" Karei lag voorover op den grond, geheel buiten adem. Anton vroeg verbaasd: „Rolde en stompte je mc daarom zoo?" Karei knikte van ja. Anton ging zitten in diep gepeins. Eindelijk zei hij: „Ik zal het thuis toch maar vertellen Karei, want als vader en moeder het hooren, dat je mij hebt gered, dan vraag ik hun om een hengel voor je, weet je, en an ders is liet niet zeker, dat jo er ooit een krijgt." Kareis oogen schitterden als twee aangestoken lichtjes. „Wil je dat doen? Denk je heusci., dat zij mij een hengel zullen geven? Toe kleed je dan gauw aan, voordat je kleeren droog zijn!" En Karei liielp ijverig om Anton in de kleeren te krijgen, doodsbang, aai hij zich zou bedenken. „En we kun nen nog genoeg visschen," troostte hij. En toen gingen zij samen naar huis. Anton was heel stil. Er was iets, dat hij wilde zeggen, maar het was zoo erg moeilijk. Toen zij al bij het tuinhek van den dokter waren, kwam er beweging in hem. Toen stopte hij een koud vuistje in Kareis hand: „Je moet niet boos zijn, omdat ik je hengel een lat noemde. Karei. Want hij was het die ja, jij en nij verder kwam hij niet, hij zweeg ver legen. „Nu, het was ook maar een lat," zei Karei in het vooruitzicht van de belooning „maar zij heeft ons best geholpen; dus is het maar be ter er geen kwaad van te spreken.' Den volgenden dag zaten Anton en Karei weer naast elkaar en beiden vischten met een echten hengel, maar op een andere brug, „waar tiet niet zoo diep was", had Anions moeder bevolen. Brievenbus (Brieven aan de Keaacne van de Kinder-Afdeeling moeien gezonden worden aan Mevrouw Venema v. Doorn, Wagenweg 88, Haarleuij. In de bus gooien, zonder aan- sc nellen 1 LENA K. Heb je het boek al gelezen'; en is het kastje al af Heeft Sint-Nico- laas je er nog boeken bijgebracht 5 't Zal keurig staan, denk ik, al die prachtbanden bij elkaar 1 Is het kleed je nog afgekomen ANNA er. TRUIDA v. d. V. De n we strikvragen zijn goed. TRUUS v. B. Het nieuwe raadsel is goed. Je wedstrijd zou wel geschikt zijn, maar we hebben deze zelfde op gave twee iaar geleden ook al eens ge had. Bedenk nog maar eens iets an ders. Heb je Donderdag plezier gehad; Nu, ik geloof, dat ijs en sneeuw zich nog wel wat zullen laten wachten Misschien in de Kerstvacanüe JAN B. Ja, ik denk dat jullie ook wel zult leeren knutselen, liet is net iets voor jullie, maar bij den volgen den wedstrijd reken ik op een inzen ding, hoor l NEL v. d. B. Het is voor jou niet één feestavond, maar een heele feestweek! Nu, de volgende week krijg ik zeker een beschrijving van al de cadeaus en grappen van Donderdagavond Heb je het boek al gelezen JAC. J. B. Ja, er komt gauw een nieuwe wedstrijd maar deze weelc gaf Sint-Nicc-laas te veel afleiding 1 Wat voor moois heeft hij jullie ge bracht WILLEM en JOHANNA S. Nog wel gefeliciteerd, Johanna en Jan ook, hoor 1 Ik vind het best, dat Jan nu ook mee gaat doen. Ivan hij al meera den JAN v. H. Ja, wat Donderdags komt. wordt die week niet meer beant woord. Maar de oplossingen worden nog wel nagezien. Gelukkig, dat je weer beter was Ziek zijn is ook niets plezierig, vind je wel ABRAHAM II. Met goed gereed schap kan je dadelijk veel beter werk maken. Met de vijl kan je de hoeken en kanten zoo netjes rond laten loopen en met den beitel zulke mooie stukjes afsteken. Kan je met een schaaf goed omgaan En kan Vader je helpen, als hij versteld moet worden Boe groot is dat station zco wat PIETER en FREENA K. Piet zal het dan nog we! een poosje heel druk hen ben, want dat examen is niet gemak kelijk Kan hij het nog een keer doen, of is hij dan te oud Ja, jij hebt nog den tijd om eens te bedenken wat je doen wilt. Houdt je veel van leeren en lezen WILH. en RIKA v. d. H Is de prijs goed thuisgekomen en heb je er een mooi plaatsje voor gevonden Je haakwerk kan er ook wel in geborgen worden, is 't niet- JAN v. E. De nieuwe raadsels zijn goed. Ik vind half 11 erg laat, hoor Heb je den volgenden morgen dan geen slaap Hoe laat sta je dan wel. op ZUS en AREND v. L. Het nieuwe raadsel is goed. NELLY v. R. De nieuwe begraven amen zijn goed. Heb je die zeli be dacht of ergens ge\ onden Is het boek mooi en heb je al meer boeken ANNIE en BETSIE 3. Neen, van Ma- ..e heb ik in ee-i poosje niets gehoord. Ik geloof wel, dal ze het erg druk heeft tegenwoordig. Het is voor iedereen een drukke tijd als het December wordt, geloof ja ook niet Hebben jul lie ook een prettigen avond gehad LOUISE ei MARINUS C. Ja, zeil oplossen is altijd hei aardigst. Pret tig, dat Lena den brief voor jullie dan meteen mee kan nemen, want het iï een heele wat-deling voor jullie. Zit ten Lena en jij naast elkaar op school HENDRIK B. De nieuwe raadsels zijn goed. st JN. ik naa je opios- uet gekregen, Cor. Kan i een boek zijn blijven COP. en NANNE N. Ik had ie oplos singen ook niet gekregen. Cor. Kan liet briefje it liggen JAN DE B. De nieuwe raadsels zijn prachtig. Heb je ook plezier gehad Donderdag. Jan? Ei vond Siut-Nico- laas jou nog uiet te groot om wat te brengen. Strooide hij bij jullie ook nog Ik denk. dat de volgende wed strijd wel iets voor jou zal zijn ANTON J. Wel ja, doe maar weer mee Je hebt den vorigen winter ook zoo trouw meegedaan l De nieuw raadsels zijn goed. Mevr. VENEMA—v. DOORN. 7 December 1912.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 15