lunar: luiui DERDE BLAD Zaterdag 21 December 1912 OM ONS HEEN No. 1633 Tereenlglog tot beboud van Hatuurmoaniaeatea. Als we zien, op den de Ruyterweg dat in korten tijd Amsterdam zich uitstrekt in de richting van Haarlem en op de Amsterdamsche Vaart bij de Amsterdamsche poort, Haarlem reikt in de richting van de hoofdstad, dan vragen we ons af, hoeveel jaren het nog duren zal voordat Amsterdam en Haarlem via Sloten en Haarlem mer! iede één geheel uitmaken zullen. I Of liever: hoe weinig jaar! Want 't gaat snel. En zoo is 't overal. De dor pen kruipen naar de steden toe en de stodcn naar de dorpen als wormen, J die wel oogenschijnlijk geen vlugge bewegingen maken, maar als er een poos niet op gelet is, toch heel wat verder gekomen zijn. En werden alleen maar de straat wegen mot rijen huizen gegarneerd, maar er gebeurt meer: ook de wei landen worden verslonden. Hoe ook de pacht stijgt, zóóveel rente kan de landheer niet maken, dat hij niet voordeeliger uitkomt met zijn grond te verkoopen als bouwterrein. En als we in een soesstemmiug zijn, dan denken we eens over een tijd, dat er geen weiland meer zijn zou: op dit oogenblik zijn de zuivelproducten ai duur, omdat de weiden zonder op houden terugwijken voor de groeien de steden maar danl Ik stel u voor, ons daarover niet te bekommeren. I-Iet na ons komende ge slacht zal de moeilijkheden te over winnen hebben, waarvoor het ge plaatst wordt en wij zijn aan een Ne derland, dat alleen uit straten en grachten beslaan zou, nog niet toe. Maar wie na ons komen zullen het ons toch in dank alnemeu wan-1 neer wij hun veel mooie plekjes in het vaderland nalaten. Om redenen van gezondheid en van ontspanuing. Hier dreigen wél onmiddellijke geva ren, telkens lezen we van heerlijkhe den, groote buitens met uitgestrekte bosschen, die onder den hamer ko men, omdat het stille leven op die groote bezittingen uit den tijd is. Tel kens en telkens weer komen de houw- speculanten en verkavelen de mooiste bosch- en heuvelpartijen in bouwter-! rein. Zoo gaat veel verloren, wat we wel weemoedig nastaren, maar toch niet behouden kunnen. Geen beurs is dó&rtegcn opgewassen en het bekende ezeltje is maar aiiecn uii het sprookje Lekend: niemand heeft het nog ooit in werkelijkheid gezien. En niet minder! bedenkelijk is, dat plekken, waar die-J ren en planten ongestoord huisden en I groeiden, door de nadering van de steden verjaagd of vernield worden. I Soms zijn 't ware natuurmusea, die aldus verspreid of vernietigd raken, j musea die onder den wijden hemelj met zijn kleurenpracht, toch zooveel mooier zijn, dau wat daar tusschen muren is opgeborgen. Gelukkig is door een aantal be kende personen in den lande dat ge vaar ingezien en hebben zij stappen gedaan, om het zooveel mogelijk te gen te gaan. De Vereeniging tot be houd van Na/uurmonumenten in Ne derland is daarvan liet loffelijk gevolg geweest. Haar eerste werk was beslag te leggen op het Naardermeer, een merkwaardige plas omdat daar tal van vogels huizen, die elders in ons land niet worden gevonden. Welk een gelegenheid voor studie hier werd be houden, laat zich deuken. Tal van bezoekers komen naar 't Naarder meer, laten zich daar door den op zichter rondvaren en genieten zoo wel van het zien der dieren, als van de schoonheid van :t meer zeil". Eigenaardig is, dat het Naarder meer aan Artie materiaal leverde Yoor een veenlandschap op haar ter rein. Iedereen kent het zoogenaamde vogelpoeltje en zoo kan, wie geen hal ven dag besteden kunnen aan een bezoek aan het Naardermeer, daarin miniatuur er toch iets van zien. Wie in het Naardermeer wel goed thuis moeten wezen, dat zijn twee van onze stadgenooten, Dr. W. G. N. van der Sleen en Mejuffrouw Julia van Bork; zij hebben, lees ik in het ver slag, reeds heelwat gegevens verza meld over de lagere dieren en lagere planten, die daar huizen en zullen die studie, tot één geheel vereenigd, mettertijd publiceeren. Dan is er een gedeelte van Texel, de zoogenaamde „staart", waarover de vereeniging het beheer voert en dat rijk is aan vogels. Wat bet bet'ee- kent, dat deze dieren daar ongestoord kunnen leven, volgt uit de cijfers van de nesten, die er worden aangetrof fen. Mr. P. G. van Tienhoven, te Heemstede, die meer in het bijzonder de Texelsche aangelegenheden be hartigt, naar ik in 't verslag aangetee- kend vind, trof er in Juni 1912 niet minder clan 478 nesten aan, terwijl er in 1911 360 en in 1910 247 waren op gemerkt. En dan het Leuvenumsche bosch en I-Iagenau! Wie herinnert zich niet de algemeeno weeklacht in het land, toen de Leuvenumsche bosschen ver loren zouden gaan. De verschillende eigenaren van het bosch wilden den grond en het hout verkoopen en „kaalslag" zou hoogstwaarschijnlijk het resultaat van dien verkoop zijn. Er werd geld gevraagd door de veree niging om het bosch te koopen, een leening uitgeschreven van f250.000 en de merkwaardige uitslag was, dat die aanzienlijk was overteekend. Dat gaf moed, zóóveel moed zélfs, dat dc vereeniging in datzelfde jaar den aankoop van Hagenau aandurf de, een prachtige bezitting in de mooie streek van Dieren en de Steeg, waarvoor niet minder dan f 400 000 noodig was. Wel mocht van groote krachts-inspanning gesproken wor den. En al konden uit den aard van de zaak geen groote inkomsten van deze bosschen verwacht worden, omdat zij voor het publiek opengesteld hieven, van groote erkentelijkheid bleek toch wel. Velen die er wandelden, voelden zich geroepen, hunne ingenomenheid per brief of briefkaart, soms van vele handteekeningen voorzien, aan den Voorzitter te betuigen en daar is hei bestuur dankbaar voor, vooral wan neer (zooals de Secretaris er fijntjes bijvoegt) tevens alle onderteekenaren zich gelijktijdig als lid van de veree n'iging opgeven. Op deze lauweren rust evenwel de Vereeniging niet. In October kwam zij tot hei publiek om nieuwen steun voor den aankoop van bosschen en vennen te Oisterwijk. I-Iet is bósch en water, een terrein, zoo meldt het prospectus, zóó schilderachtig al3 men er weinigen in ons vaderland kan aanwijzen. Komt geen hulp opdagen, dan worden de bosschen geveld en de groote aantrekkelijkheid dezer omge ving zal verloren zijn. Voor de f 125 000, hiertoe noodig, wil men een reutelooze hypothecaire lee ring aangaan, in obligatiên aan toon der a 11000.—, f500.- en f250.—, met uitloting tegen 100 procent, die begint in 1923, met stijgend bedrag. Derhalve geen voordeelige geldbe legging. Van dat standpunt moet wie er voor gevoelt, afstappen: hij moet mee willen werken om de goede zaak te steunen. In een boekje zijn een aantal kiekjes van bosch en water afgedrukt, die een indruk geven van dit blijkbaar zeldzame natuurschoon. Het doorkijkje in het van Esscheven, het Witven met zijn rijkdom aan wa terplanten, de loop van het Wiiven naar het Choorven, zijn zeldzaam mooie natuurtafereeltjes. En het zou mij een waar genoegen zijn, wanneer er onder mijn lezers waren, die tot steun van deze goede zaak bij -den penningmeester, Mr. P. G. van Tien hoven, Rolcin 69, Amsterdam, een of meer aandeelen wenschten te nemen. Hier valt geen doel ie verdedigen of te bestrijden. Met het behoud van onze natuurmonumenten sympathiseert iedereen, zonder onderscheid. En wien het niet past, veel geld ren teloos te beleggen, is in de gelegen- he d mee to werken tot het goede doel, door lid van de vereeniging te worden. Dat kan men al zijn tegen een jaarlijksche bijdrage van f 2.50, hoewei ook bijdragen per Jaar van flO.—15.f20.— of f 25.— dank baar worden aanvaard. De vereeni ging is nog maar in haar begin, doch zij bezit de kracht van het vertrou wen in haar roeping en rekent op toe- komstigen groei. Dien verdient zij ten volle. Wij, die het grootste deel van 't jaar in straten leven, weten toch wel, dat niets zoo troosteloos en zoo onhygiënisch is als een onlboscbt land, zonder vogels. En zijn wij ge lukkig daar in Nederland nog niet aan toe, de gevaren zijn daar en wanneer zij niet worden afgeweerd, hebben ze ons overmeesterd vóór we het beseffen. 1-Iet is daarom, dat ik de Vereeni ging tot behoud van natuurmonu menten, haar doel en haar nieuwste plannen warm aanbeveel in de sym pathie van wie veel en van wie min der kunnen missen. Hun geld zal kos telijk besteed zijn. J. C. P. bijtrekken van een gebouw van 53 M. I Eerst In 1887 kwam er weer zeer veel lengte en 20 M. diepte was er het ge- werk, dat steeds bleef toenemen, volg van. De o-prichter, de heer Jo-hannes Ja- De bestellingen stroomden toe, b.v. cobus B6ijnes, overleed 5 Maart 1888. in 1864 van 71 spoorwegrij tuigen te Echter dient hierbij te worden ver- leveren in 1866, en het aantal werd meld, dat zijn broeder, de heer A. F. nog vergroot, toen in laatstgenoemd Beijnes, hem sedert 1864 krachtig ter Haarlem in de 19e XIV. Volgens de bestaande monografiën vestigde zich in 1S38 te dezer stede als rijtuigfabrikant de heer J. J. Beijnes, Haarlemmer van geboorte. Het was in die tijden niet gema.kkelijk, om in een kleine plaats Haarlem telde nog geen 25.000 inwoners werk te vinden, daar ieder gewoonlijk zijn vaste leveranciers had en dezen het volle vertrouwen schonk. Door solied werk, sciioone modellen en nette afle vering moest men naam maken en dit gelukte genoemden lieer volkomen. Tot dien tijd was het gewoonte ge weest, de teekeningen dor luxe-rijtui gen uit Parijs te doen komen en deze precies na te volgen. De. heer Beijnes wilde-vaai deze methode afwijken en den smaak van het publiek in een an dere richting leiden. Dit getuigde van een hijzonderen ondernemingsgeest, maar het was ook een stout waagstuk van den jongen fabrikant. Immers het publiek verkoos de sierlijke Fransehe modellen verre boven de Engelsche en Duiische en de heer Beijnes vond veel schoons in het Engelsche werk. Is hel tegenwoordig al bijzonder moeilijk kunstzin en smaak in andere banen te leiden, nog veel moeilijker was dit voor een vijf-en-zeventig jaar, toen het breken met bestaande ge woonten minstens als heiligschennis werd beschouwd. En de heer Beijnes stond nog aan don aanvang van zijn maatschappelijk werk. Maar hij was te veel man uit, één stuk, om zijn smaak te verloochenen en deed alle moeite om Engelsche modellen mach tig te worden Dit nu was uiterst moeilijk, maar het gelukte hem toch. Van toen af was het streven van den ondernemende» fabrikant, om de Fransehe sierlijkheid te vereenigen mol de schoone en strenge lijnen der Engelschen. Daarom werd elk rijtuig in iiei groot uitgeslagen en onder zijn persoonlijke leiding gebouwd. Hij had succes. Door zijn smaak werd een geheel nieuw model in het leven go- roepen, dat de algemeen© goedkou- ring mocht wegdragen. In 1839 werd de spoorweg tusschen Amsterdam en Haarlem geopend en binnen 8 jaar de lijn verlengd tot Lei den (1842;. 's-Gravenhage (1843) en Rotterdam (1847). De eerste rijtuigen der H. IJ. S. M. waren gemaakt in de fabriek van den heer Soeiers le Maar- sen, de heeT Eujen, te Utrecht, ver vaardigde de eerstvolgendeWel schreef de heer Beijnes in, maar hoo- ger dan zijn oude en in 't vak d-oor- kneede concurrent Eujen. Na den dood van dezen werd hem echter op gedragen 8 rijtuigen 2de klasse te bouwen, die door hem in 1856 worden afgeleverd. In 1857 volgde ©ene be stelling van 4, in 1858 van 8 rijtuigen 2de- en 4 eerste klasse. Doch bij zooveel en zulk voornaam werk begon liet hem aan ruimte te ontbreken. In 1858 werd de eerste steen der tegenwoordige fabriek aan het Stationsplein gelogd en het ge bouw ingericht naar de eischen des tijds. In December van hetzelfde jaar had de opening der fabriek plaats, die 61 M. lang en 20 M. breed was. Het werk bleef nu toestroomen en de gevolgen bleven nie-t uit, want gebrek aan de noodïge ruimte deed zich spoe dig gevoelen. De wagenmakerij werd te klein een smederij van 14 bij 20 Meter werd bijgebouwd, maar ook dit was niet voldoende en het opnieuw jaar de heer Beijnes de Nederlandsch- Indische Spoorweg Maatschappij tot afneemster kreeg. En dit was geen geringe eer. Steeds had deze maat schappij haar materiaal uit Engeland ontvangen en kwam nu lot onzen Haarlemschen fabrikant. Het aantal werklieden bedroeg nu ongeveer 160 en het is opmerkelijk, dat hieronder slechts 4 personen waren beneden de 16 jaar, waaruit geconcludeerd kan worden, dat de fabrikant zich tot vaklieden bepaalde. Wij zullen hier niet de namen noe men van de vele groote lichamen, die tot den heer Beijnes kwamen, om door hem te worden bediend. Steeds moest de fabriek worden uitgebreid, en het was voor den wakkeren fabri kant zeker een geluk, dat hij reeds bij de oprichting der fabriek den omlig- genden grond had aangekocht. Hij sloeg dan ook buitensporige eischen van sommige bezitters voor kleine stvooken gronds, die hij overigens zeer goed zou hebben kunnen gebrui ken, van de hand. Maar er kwamen ook moeilijke en gedrukte tijden. Een der oorzaken was de verande ring in 1874 door de voortdurende con currentie der buitenlandsche fabri kanten, wier prijzen lager waren en daardoor bestellingen kregen. In Haarlem zat men nu met een groote fabriek, veel werklieden, doch zonder werk. Steeds werden de inschrijvin gen te hoog bevonden en al waren de verschillen zeer klein werden de spoorwagens in het buitenland, voor namelijk in België en Duitschland, be steld. De wakkere fabrikant liet ech ter den moed niet zakken en legde zich nog meer op particulier werk toe, want deze tak van beur ij f was steeds met allen ijver gehandhaafd geble ven, hoewel de lieer Beijnes meerma len de dupe werd van het gemis van goede en betrouwbare agenten voor Inclië. Toch deed de slapte zich duch tig gevoelen. Het getal arbeiders smolt van 250 tot 80 en de dagelijk- scfae werktijd werd teruggebracht ;ijde stond in zijn arbeid en de di rectie voerde over- de ijzer-afdeeling. Amsterdamsche Kout LIV. Een rainistersvrouw op de planken. Nieuwe groote inriohtingen, Een proces in de tooneelwereld. Een goed besluit. Het is nu wel van algemeen© be kendheid, 't was trouwens een secret de Pelicihiineil, dat de 'begaafde echt genoot© van onzen eersten minister in het openbaar hare dramatische ta lenten getoond heeft. De fine fleur van die (hoofdstad heeft van deze begaafdheid der hoogge plaatste vrouw, die orn hare elegante distinctie, haar fijne beschaving, haar geestige, aangename conversatie zoo gezien was in de gegoede Amster damsche kringen, toen zij nog :in Am sterdam woonde, genoten. Het was bij de Ue'dudigheidsopvoe- ring van Glück ïra Winkel", door beschaafde dilettanten met behulp van den Keulsohen acteur Götze ten tooneel© gebracht in den Slads- schionwburg ten bate van de Bod- daert-Tdhuizen, dat mevrouiw Heems kerk is opgetreden en een belangrijke rol 'heeft vervuld. Dat ze het doen zou, was bekend, doch op verzoek van minister Heems kerk is dit optreden in de bladen ver zwegen. Nu echter enkele bladen het gclheim toch hebben verklapt, zie ik geen re- „o - den. waarom ik er in mijn Amsler- van 13 A 14 uur op 11 uur. Voor Haar-J lem was deze toestand, die voort bleef i «lamsche Kout met eenige rogels aan duren tot 1874, een zeer gevoelige slag. j 2(113 mogen wijden. In laatstgenoemd jaar ivas de Am- Ik ben het geneel eens met een der sterdamsche Omnibus Maatschappij Amsterdamsen© bladen, dat de op- opgericht en had hare lijnen geopend j merkkig maakte; wanneer In 'het hui- met twee Fransehe en vier Engelsche Onland de vrouw ji een mioisler- tramwagrijtuigen. Spoedig werd de |erit iQ edD tooneetetuk was op- heer Bonnes uiigenoodigd tot het le- l -vat twee proeftrams en de at- j dan Kanton <to bladen er levering was van dien aard, dat noch Engelschman, noch Franschman de voorkeur boven hem konden krijgen. Dat de Ha ar Ionische rijtuigfabrïek in alles het buitenland vooruit was, kan b.v. blijken uit het feit, dat de A O. M 65, Rotterdam 47, Haarlem 13, Utrecht 6, Leiden 8, Arnhem 16, Den Haag, Scheveningen, Dieren, Doesburg, Haarlem, Leiden, Breda, Oosterhuut, de Nederlandsche. Tram weg-Maatschappij, enz., allen hun rij tuigen te Haarlem hebben doen bou wen. De A. O. M. had dus in 1876 reeds eenïg nieuw leven in de fabriek gebracht,- doch de wederopkomst be gon weer in 1877, want sedert dien tijd namen-de werkzaamheden toe en werd dus ook h.et aantal werklieden weer voortdurend uitgebreid. In dat jaar smaakte de beer Beijnes dan ook liet genoegen, de minste inschrijver te zijn bij ©ene aanbesteding van 49 derde klasse rijtuigen voor Java's Staatsspoorwegen. Al waren de jaren 18741876 slecht geweest, toch bekleedt eorstgenoemd jaar een bijzondere plaats in de ge- j schiedenis der fabriek. Dc heer Beij- j nes leverde toen namelijk een g©- 'mengd rijtuig 1ste en 2de klasse, een bagagewagen en een platte-wugen, die alle de bijzondere tevredenheid mochten verwerven van den Koning. Het gevolg daarvan was de opdracht van den vorst, om een geheel nieuwen salonwagen te construeeren. De reeds bestaande was gebouwd in do fabriek der Gebriidor GesteLl, te Mainz, doch beantwoordde niet aan de gestelde eischen. De heer Beijnes kweet zich op de meest eervoile wijze van de Ko ninklijke opdracht, waarbij hein te vens het, praedicaat werd verleend van „Koninklijke Fabriek". Een tweede periode va.n gedrukt-en toestand kwam voor in 1885, zelfs moesten meer dan honderd werklie- kolommen vol over hebben, en waar om zullen wij hier over zulk een op treden zwijgen? Mevrouw Heemskerk verdient hul de voor H feit, dat ze haar talenten in dienst stelde van de liefdadigheid. Haar optreden dit weet rk zeker, heei t in Amsterdam ©en uit namenden indruk gemaakt, en het is n.et on mogelijk, dat het gunstige gevolgen zal hebben ook In ons land toch wordt de tooneel- speslkunst door dilettanten eigenlijk over het: algemeen weinig serieus beoefend. Zéker, er zijn tooneelvereer.igingen die 'toet door ijverige studie, door het tot zidh trekken van talent'.olie leden tot zulk een benijdenswaardige hoog te hebben gebracht, dat zij naast ge- zelsoaappsn van beroeps-acteurs geen kwaad .iguur maken. Haarlem weet daarvan mede te praten en ook de stad, waarvan ik de eer heb telt vele too nee I vereen i- gingen, waaronder enkele goede. Toert is en blijft toot een feit, dat on der besohaafi.ro, .geletterd© jongelui de tooneelspeelkunst nog veel te wei nig beoefend wordt. Ik hoop dat het goede voorbeeld, door de Amsterdamsche dilettanten gegeven, met mevrouw Heemskerk aan toet hoofd, overal in den lande navolging moge-vinden. Niet, als zoo vaak gebeurt, in con currentie met do gezelschappen der beroeps-acteurs De opvoeringen zou den tot- kleinen kring beperkt moeten worden en men zou dan in 't ojjen- baar kunnen optreden voor liefdadige doeleinden met een goed stuk, zorgvol bestudeerd e.i wat bij gegoede dilet- den worden ontslagen. D© oorzaken tanten uitnemend zou kunnen bui van dien werknood waren voorname- tengewoon in de puntjes gemonteerd, lijk gelegen in de Nederlandsche ta- Zoo kan het voorbeeld, door me- rieven van invoerrechten en verder in vrouw Heemskerk gegeven, veel goeds de omstandigheid, dat de spoorweg- werken. maatschappijen hier te lande al haar Nu ik toch indirecte]ijk schrijf over rollend materiaal, benevens de on- de geneugten van tooneel en uitgaan, üerdeelen daarvan, zonder betaling mag ik er wel eens op wijzen, dal Am- van ©enig recht mochten invoeren sterdam wed- r eer.ige Welt-stadt in- Tengevolge daarvan werd de concur- richtingen is rijker geworden, rentte met het buitenland hoogst lk bedoel de Cinema de ia Monnat moeilijk, ja onmogelijk. Maar de heer bij de Munt, en het verbouwd Panop- Beijnes wist een tariefwet-herziening ticum. Beid© wedijveren in luxus tot stand te doen komen, zoodat de van inrichting en comfort. Bij de Cine- concurrentie minder moeilijk werd. ma aan de Munt is een Taverne, die al evc-n weelderig is ingericht en inder daad een aanwinst voor Amsterdam. De oude „Pan", waar zoovelen, ook van buiten de-stad, een genoeglijk uurtje doorbrachten, is niet meer t© herkennen. Het is een grootsch theater gewor den, ingericht voor bioscoop-voorstel lingen en variété. Uitstekende variété- nummers i*an mer« er zien en hooren,. en wat vooral de aandacht trekt is de ruime promenoir. Comme chez nous h Paris, zegt de Franschman Zullen nu ook inderdaad elegant en smaakvol gekleed© dames in sierlijk beweeg een schoon va-et- vien brengen in deze promenoir De oude huizen, de typische gevela verdwijnen inti.sschen zoo voor en na. liet wordt alles modern, grootsch, pompeus. We krijgen zoo langzamerhand hoe) wat groote nieuwe gehouwen, niet het minst door de bioscoop. Wie 't betreuren, moeten maar den ken, dat tegen dei. stroom toch niet valt op te roeien en het moderne leven zijn eischen moet hebben. Ik ben nog maar steeds in de wereld van uitgaan en tooneel en 't ligt haast voor de hand, dat ik de aandacht ves tig op weer eens eet. proces onder too neelmenschen. Het hoeveelste I-Iet gaat nu tusschen Willem Royaards en zijn ontslagen adminis trateur, den heer Bossard. 't Was al lang strubbeling. De hoeren konden niet niet elkaar opschieten en dat do heer Royaards den heer Bossard ont slaan zou teslotte, scheen wel te worden verwacht. Toch heeft hij, toen de heer Bossard bij het gezelschap Heyermans gecon tracteerd had, dit contract voor f 860 voor. hem afgekocht. Niet lanjs daarna bleef de heer Bos sard vier dagen weg van het kantoor en op grond daarvan heeft dc heer Royaards liein ontslagen, tevens eisehende wegens conti actbreuk ƒ1490 en de 860 va- het contract. De lieer Bossard daarentegen zegt, dat hij weg moest blijven, omdat de heer Royaards hem het leven zoo zuur maakte, dat zijn geheele gestel werd ondermijnd. Hij eischt zijnerzijds 1440. De rechter zal nu uitspraak doen, maar de zitiing gaf weer eens een aar dig kijkje achter de schermen. Liet weer eens zieu hoe schoon liet soms toe gaat aan de andere zijde van 'f voetlicht. 't Verweer van den heer Royaards moet er op neer komen dat de heer Bossard niet berekend was voor zijn laak en zonder verlof wegbleef. Enfin, 't is een netelige kwestie, allesbehalve schoon en stichtelijk. Bravo! Er is nu toch besloten, dat twee inspecteurs van politie buitens lands zuilen gaan bestudeeren hoe daar van pulitiewege liet verkeer is geregeld. Zij zullen zich liet eerst naar Hamburg begeven en dan verschillen de groote steden bezoeken. Het zijn de hoofdinspecteur van het vervoerwezen de heer Van Kervel, en de inspecteur, de heer Bakker. Dat is een goede maatregel. Ik had al meer gelegenheid er op te wijzen, hoe noodig het is, dat de politie het verkeerswezen regelt, dat in Amsterdam totaal ongeregeld is. Ik heb verschillende voorbeelden ge noemd om te doen zien dat met in grijpen in deze niet uiag worden ge wacht, geen dag eu geen nacht. Dat in de groote steden in het bui tenland de politie op de drukke pun ten op voorbeeldige wijze de regeling van het verkeer in handen heeft, is overbekend en dat het bij ons, met ijver en goeden wil ook moet kun nen, zal wel niemand tegenspreken. Laat ons hopen, dat de politiemannen die worden uitgezonden om door de lessen uit liet buitenland bier mei goede voorstellen te komen, succes zullen hebben. Publieke werken hoiÜdt zich ook bezig met het verkeer. Er wordt ge werkt aan het ontwerpen van plannen in vroegere raadszittingen te berde gebracht, waarvan wel het kost baarste en het onuïtvoerbaarste? is de verbreeding van de Leidsche Straat. Een mooi plan, inderdaad, maar zoo peperduur, dat het, naar ik vrees, voorloopig althans wel tot de vrome wcnschen zal blijven behooren. j Men duizelt bij de gedachte aan de sommen, die de onteigening van de perceelen kosten zal, en daarom zal er, vrees ik. niet spoedig iets van in komen. De bedoeling zou zijn oni de huizen, de linkerzijde als men van 't Koningsplein komt, te onteigenen Dat het verkeer door de Leidsche Stiaat gedeeltelijk moet worden afge leid, staat vast, maar men zal het op andere wijze, door een parallelweg, moeten vinden. Ontlasting van dc groote verkeers wegen èn inzicht in de politietaak hij de verkeersregeling, dédr moeten wo heen. j AMSTERDAMMER. r e ia i 1 i t o n 36) De zachte, hartelijke toon waarop Johannes haar toesprak, bracht eene innerlijke ontroering hij Bertha te weeg. Ze herstelde zich echter zoo spoedig mogelijk en antwoordde, haar oogen tot hem opheffende: Zeer gaarne, Johannes; ook ik wcnschte eenige oogenhlikken met u openhartig te spreken. Indien ge de goedheid wilt hebben de plaats ie be palen, waar we elkaar zullen ontmoe ten, zal ik oogenblilclcelijk gereed zijn. Neen, Bertha, ik zal u hier in deze straat wachten, want het zou on verantwoordelijk van mij zijn, een jong, schoon meisje een eindweegs ver geheel alleen in een groote, vreemde stad aan haar lot over te laten. Ik dank u, Johannes, antwoord de ze zacht, terwijl een traan in haar «og parelde. Ze was wonderlijk temoede; de lie ve, zachte toon van Johannes, streel de haar gehoor, een teedere snaar was hij haar aangeroerd, maar ze vermande zich, ze had 't immers duidelük gezegd: Neen, Johannes, 'k word uwe vrouw niet'. Bij de kerk „Nólre-Dame", die on middellijk in de nabijheid was, ver beidde Johannes haar met ongeduld. Toen liij BeriJia zag aankomen, ging bij ze tegemoet, bood haar den arm en geleidde haar naar een rijtuig, waarmede zij naar 't „Bols de Bou logne" reden. Zoodra ze aldaar waren aangeko men, stegen ze uit en zetten nu te voet hunne wandeling in 't park voort. In de nabijheid van den groolen vijver, waar zich verscheidene prach tige restauraties bevonden, omgeven door statige, hoog opgroeiende hoo rnen, hetgeen aan alles een trofcseh aanzien gaf, bevond zich een zeer gemakkelijke, geïsoleerde bank, waar op Johannes voorsloeg, eenige oogen- blikken plaats te nemen. Wie hen daar had zien zitten, zou niet vermoed hebben, dat die beide personen nog geen maand geleden in een vergeten hoekje der wereld als daglooners hun brood verdienden. Daar zaten zij, omringd door al wat men grootsch kan noemen. De prach tigste equipages snelden hen voorbij; ruiters draafden met hunne rossen in vollen galop, groote stofwolken om zich heen verspreidende, terwijl de Amazones op haar vlugge, Engelsche paardjes aller aandacht trokken. Meer dan ooit gevoelden ze zich, onder die duizenden menschen, toch verlaten; geen enkel bekend gezicht, alles en allen vreemd I Vooral Bertha was in zichzelve gekeerd; ze wilde, doch kon er niet toe komen liet stil zwijgen le verbreken. Ook Johannes was stil, doch had toch behoefte Ber tha zijn wedervaren met 't stuk barn steen mede le doelen ou zeide dus: Bertha, laten we nu niet langer wachten over ons beider belangen te spreken. Te midden van al dit ge woel, kunnen we zeer goed praten, daar we dan nog minder opgemerkt worden. lk heb u reeds gezegd, Bertha, dat ik naar wensch met het stuk barnsteen geslaagd ben; ik heb er honderdduizend francs op beleend ge kregen, dus meer dan dertigduizend daalders, 't derde gedeelte van tie waarde. Ik zou gaarne uwe toekomst op de eene of andere wijze verzeke ren,daar ili niet gaarne zou zien, dat ge hier in dit vreemde land onder u geheel vreemde menschen uw brood moest verdienen; zoo iets zou mijn ge weten dag noch nacht met rust laten. Ge hebt meer dan 't vuile recht op de helft der som, die ik op 't stuk barn steen ontvangen heb. Hebt ge ook al eenige plannen betreffende uw toe komst gemaakt? Johannes, in zoo verre, dat ik bij mijn besluit blijf, om in mijn eigen onderhoud te voorzien. Het geld be hoort u toe; ge kunt het noodig heb ben, want ge komt in een geheel an dere omgeving, ge moet u later mis schien in voorname kringen bewe gen. jage moet als het ware een nieuw leven beginnen. Ik voor mij ben reeds rijkelijk beloond door de bewustheid, dat ik een weinig mede gewerkt heb, om u gelukkig te doen worden. Zou .ik nu weder ten deele doen instorten, wat ik met mijne zwakke krachten getracht heb op te houwen? Nu kunt ge aan uw reeds lang gekoesterd verlangen voldoen om de wereld te zien en in net heer lijk Italiè Gods prachtige schepping te bewonderen! Zou ik, die uw geluk altijd beoogd heb, u thans in den weg willen staan om gelukkig te worden? Madame De Beuve weet reeds een zeer geschikte betrekking voor mij bij madame Colbran in de „Rue Jou- bert", waar ik geplaatst kan worden met nog eenige jonge dames als kunststopster, terwijl mijn salaris meer dan voldoende zal zijn om fat soenlijk te leven. Bertha had dit alles als in eenon adem gesproken; onwillekeurig was ze in geestdrift geraakt; liet daardoor op haar wangen ontstane blosje, maak te een prachtig effect hij 't wit van haar lelieblank gelaat. Johannes had haar met ingespan nen aandacht aangehoord en stond verbaasd over haar welbespraaktheid en „flux de bouche"; nog nimmer was hij in de gelegenheid geweest haar van die zijde te leeren keuue/i, dan eerst in den laatsten tijd. Eindelijk hernam Johannes: Ber tha, gij zoudt mij in het tenuitvoer- brengen mijner plannen hinderlijk zijn? Hoe komt ge toch op die ge- dachte; weet ge dan niet meer, wat ik u en deri braven kapitein beloofd heb; zoudt ge denken, dat ik reeds nu mijn eens gezworen eed zou breken7 Wilt ge nu nog vooreerst geen gebruik van mijn aanbieding maken, dan zal ik toch die som voor u op een geschikte wijze deponeeren. Hiermede nam 't gesprek een ein de en de beide vluchtelingen begaven zich in den menschenstroom, die hen in zijn veelkleurig gewarrel als ver slond. Ruim een week na dit gesprek, ver liet Bertha het huis, waaraan voor haar weder eigenaardige herinnerin gen verhonden waren, om zich in be trekking hij madarne Colbran te he geven. .Met diepe aandoening nam ze afscheid van hare moedei-lijke vrien din, madarne De Beuve en zeide haar met weinige doch hartelijke woorden dunk voor al de bewijzen van innige belangstelling en zorg hagr steeds betoond. Johannes bewoonde nog steeds zijn net, eenvoudig kamertje op de vier de étage hij madame De Beuve; leef de op denzelfden voet zeer eenvoudig voort, en liet zich inschrijven als toehoorder aan de universiteit de „Sorbonne" te Parijs. De heer Robiilard had reeds sedert eenigen tijd het stuk barnsteen voor T raam van zijn magazijn tentoon ge steld. Het wonderstuk trok zoo zeer de aandacht der voorbijgangers, dat het raam als het ware bestormd werd door nieuwsgierigen; inen verdrong zich letterlijk, zoodat de politie tus- sciieribeidc moest treden om de orde te handhaven en ongelukken te voor komen. De naam van den juwelier, eigenaar van zoo'n prachtstuk, ging over ieders lippen; jade dagbla den. ook Duiische couranten en En gelsche bladen, allen maakten er met den rneesten ophef gewag van, zoodat die mare doordrong tot in Azië en zelfs California. Spoedig kwa men er uit verschillende oorden, van binnen- en buitenland bestellingen; "oowel van Keizers als Koningen, tot zelfs van den Sultan Abdal Maschid. Men kon zich geen denkbeeld ma ken, hoe zoo'n prachtstuk toch in "t bezit van dien juwelier gekomen was. Geleerden voerden er strijd over, bro chures werden er over geschreven met betrekking tot de echtheid van 't stuk, tot eindelijk Alexander von Humboldt met zekerheid betoogde, dat het als waar kon worden aangeno men, dat het afkomstig was van de Pruisische kust. Toen dit ruchtbaar geworden was, verwekte zulks een ge weldige agiiaiie bij de verschillende barnsteenduikerijen langs de Oostzce- kust en inzonderheid te Briisterort, waar nog niet lang geleden, een dui ker onder zulke geheimzinnige om standigheden ontvlucht was. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 9