lunar: luiui
DERDE BLAD
Zaterdag 21 December 1912
OM ONS HEEN
No. 1633
Tereenlglog tot beboud van
Hatuurmoaniaeatea.
Als we zien, op den de Ruyterweg
dat in korten tijd Amsterdam zich
uitstrekt in de richting van Haarlem
en op de Amsterdamsche Vaart bij
de Amsterdamsche poort, Haarlem
reikt in de richting van de hoofdstad,
dan vragen we ons af, hoeveel jaren
het nog duren zal voordat Amsterdam
en Haarlem via Sloten en Haarlem
mer! iede één geheel uitmaken zullen. I
Of liever: hoe weinig jaar! Want 't
gaat snel. En zoo is 't overal. De dor
pen kruipen naar de steden toe en de
stodcn naar de dorpen als wormen, J
die wel oogenschijnlijk geen vlugge
bewegingen maken, maar als er een
poos niet op gelet is, toch heel wat
verder gekomen zijn.
En werden alleen maar de straat
wegen mot rijen huizen gegarneerd,
maar er gebeurt meer: ook de wei
landen worden verslonden. Hoe ook
de pacht stijgt, zóóveel rente kan de
landheer niet maken, dat hij niet
voordeeliger uitkomt met zijn grond te
verkoopen als bouwterrein. En als
we in een soesstemmiug zijn, dan
denken we eens over een tijd, dat er
geen weiland meer zijn zou: op dit
oogenblik zijn de zuivelproducten ai
duur, omdat de weiden zonder op
houden terugwijken voor de groeien
de steden maar danl
Ik stel u voor, ons daarover niet te
bekommeren. I-Iet na ons komende ge
slacht zal de moeilijkheden te over
winnen hebben, waarvoor het ge
plaatst wordt en wij zijn aan een Ne
derland, dat alleen uit straten en
grachten beslaan zou, nog niet toe.
Maar wie na ons komen zullen
het ons toch in dank alnemeu wan-1
neer wij hun veel mooie plekjes in
het vaderland nalaten. Om redenen
van gezondheid en van ontspanuing.
Hier dreigen wél onmiddellijke geva
ren, telkens lezen we van heerlijkhe
den, groote buitens met uitgestrekte
bosschen, die onder den hamer ko
men, omdat het stille leven op die
groote bezittingen uit den tijd is. Tel
kens en telkens weer komen de houw-
speculanten en verkavelen de mooiste
bosch- en heuvelpartijen in bouwter-!
rein.
Zoo gaat veel verloren, wat we wel
weemoedig nastaren, maar toch niet
behouden kunnen. Geen beurs is
dó&rtegcn opgewassen en het bekende
ezeltje is maar aiiecn uii het sprookje
Lekend: niemand heeft het nog ooit in
werkelijkheid gezien. En niet minder!
bedenkelijk is, dat plekken, waar die-J
ren en planten ongestoord huisden en I
groeiden, door de nadering van de
steden verjaagd of vernield worden. I
Soms zijn 't ware natuurmusea, die
aldus verspreid of vernietigd raken, j
musea die onder den wijden hemelj
met zijn kleurenpracht, toch zooveel
mooier zijn, dau wat daar tusschen
muren is opgeborgen.
Gelukkig is door een aantal be
kende personen in den lande dat ge
vaar ingezien en hebben zij stappen
gedaan, om het zooveel mogelijk te
gen te gaan. De Vereeniging tot be
houd van Na/uurmonumenten in Ne
derland is daarvan liet loffelijk gevolg
geweest. Haar eerste werk was beslag
te leggen op het Naardermeer, een
merkwaardige plas omdat daar tal
van vogels huizen, die elders in ons
land niet worden gevonden. Welk een
gelegenheid voor studie hier werd be
houden, laat zich deuken. Tal van
bezoekers komen naar 't Naarder
meer, laten zich daar door den op
zichter rondvaren en genieten zoo
wel van het zien der dieren, als van
de schoonheid van :t meer zeil".
Eigenaardig is, dat het Naarder
meer aan Artie materiaal leverde
Yoor een veenlandschap op haar ter
rein. Iedereen kent het zoogenaamde
vogelpoeltje en zoo kan, wie geen hal
ven dag besteden kunnen aan een
bezoek aan het Naardermeer, daarin
miniatuur er toch iets van zien.
Wie in het Naardermeer wel goed
thuis moeten wezen, dat zijn twee van
onze stadgenooten, Dr. W. G. N. van
der Sleen en Mejuffrouw Julia van
Bork; zij hebben, lees ik in het ver
slag, reeds heelwat gegevens verza
meld over de lagere dieren en lagere
planten, die daar huizen en zullen
die studie, tot één geheel vereenigd,
mettertijd publiceeren.
Dan is er een gedeelte van Texel,
de zoogenaamde „staart", waarover
de vereeniging het beheer voert en
dat rijk is aan vogels. Wat bet bet'ee-
kent, dat deze dieren daar ongestoord
kunnen leven, volgt uit de cijfers van
de nesten, die er worden aangetrof
fen. Mr. P. G. van Tienhoven, te
Heemstede, die meer in het bijzonder
de Texelsche aangelegenheden be
hartigt, naar ik in 't verslag aangetee-
kend vind, trof er in Juni 1912 niet
minder clan 478 nesten aan, terwijl er
in 1911 360 en in 1910 247 waren op
gemerkt.
En dan het Leuvenumsche bosch
en I-Iagenau! Wie herinnert zich niet
de algemeeno weeklacht in het land,
toen de Leuvenumsche bosschen ver
loren zouden gaan. De verschillende
eigenaren van het bosch wilden den
grond en het hout verkoopen en
„kaalslag" zou hoogstwaarschijnlijk
het resultaat van dien verkoop zijn.
Er werd geld gevraagd door de veree
niging om het bosch te koopen, een
leening uitgeschreven van f250.000 en
de merkwaardige uitslag was, dat die
aanzienlijk was overteekend.
Dat gaf moed, zóóveel moed zélfs,
dat dc vereeniging in datzelfde jaar
den aankoop van Hagenau aandurf
de, een prachtige bezitting in de
mooie streek van Dieren en de Steeg,
waarvoor niet minder dan f 400 000
noodig was. Wel mocht van groote
krachts-inspanning gesproken wor
den. En al konden uit den aard van de
zaak geen groote inkomsten van deze
bosschen verwacht worden, omdat zij
voor het publiek opengesteld hieven,
van groote erkentelijkheid bleek toch
wel. Velen die er wandelden, voelden
zich geroepen, hunne ingenomenheid
per brief of briefkaart, soms van vele
handteekeningen voorzien, aan den
Voorzitter te betuigen en daar is hei
bestuur dankbaar voor, vooral wan
neer (zooals de Secretaris er fijntjes
bijvoegt) tevens alle onderteekenaren
zich gelijktijdig als lid van de veree
n'iging opgeven.
Op deze lauweren rust evenwel de
Vereeniging niet. In October kwam
zij tot hei publiek om nieuwen steun
voor den aankoop van bosschen en
vennen te Oisterwijk. I-Iet is bósch en
water, een terrein, zoo meldt het
prospectus, zóó schilderachtig al3 men
er weinigen in ons vaderland kan
aanwijzen. Komt geen hulp opdagen,
dan worden de bosschen geveld en de
groote aantrekkelijkheid dezer omge
ving zal verloren zijn.
Voor de f 125 000, hiertoe noodig, wil
men een reutelooze hypothecaire lee
ring aangaan, in obligatiên aan toon
der a 11000.—, f500.- en f250.—, met
uitloting tegen 100 procent, die begint
in 1923, met stijgend bedrag.
Derhalve geen voordeelige geldbe
legging. Van dat standpunt moet wie
er voor gevoelt, afstappen: hij moet
mee willen werken om de goede zaak
te steunen. In een boekje zijn een
aantal kiekjes van bosch en water
afgedrukt, die een indruk geven van
dit blijkbaar zeldzame natuurschoon.
Het doorkijkje in het van Esscheven,
het Witven met zijn rijkdom aan wa
terplanten, de loop van het Wiiven
naar het Choorven, zijn zeldzaam
mooie natuurtafereeltjes. En het zou
mij een waar genoegen zijn, wanneer
er onder mijn lezers waren, die tot
steun van deze goede zaak bij -den
penningmeester, Mr. P. G. van Tien
hoven, Rolcin 69, Amsterdam, een of
meer aandeelen wenschten te nemen.
Hier valt geen doel ie verdedigen of
te bestrijden. Met het behoud van onze
natuurmonumenten sympathiseert
iedereen, zonder onderscheid.
En wien het niet past, veel geld ren
teloos te beleggen, is in de gelegen-
he d mee to werken tot het goede
doel, door lid van de vereeniging te
worden. Dat kan men al zijn tegen
een jaarlijksche bijdrage van f 2.50,
hoewei ook bijdragen per Jaar van
flO.—15.f20.— of f 25.— dank
baar worden aanvaard. De vereeni
ging is nog maar in haar begin, doch
zij bezit de kracht van het vertrou
wen in haar roeping en rekent op toe-
komstigen groei. Dien verdient zij
ten volle. Wij, die het grootste deel
van 't jaar in straten leven, weten
toch wel, dat niets zoo troosteloos en
zoo onhygiënisch is als een onlboscbt
land, zonder vogels. En zijn wij ge
lukkig daar in Nederland nog niet
aan toe, de gevaren zijn daar en
wanneer zij niet worden afgeweerd,
hebben ze ons overmeesterd vóór we
het beseffen.
1-Iet is daarom, dat ik de Vereeni
ging tot behoud van natuurmonu
menten, haar doel en haar nieuwste
plannen warm aanbeveel in de sym
pathie van wie veel en van wie min
der kunnen missen. Hun geld zal kos
telijk besteed zijn.
J. C. P.
bijtrekken van een gebouw van 53 M. I Eerst In 1887 kwam er weer zeer veel
lengte en 20 M. diepte was er het ge- werk, dat steeds bleef toenemen,
volg van. De o-prichter, de heer Jo-hannes Ja-
De bestellingen stroomden toe, b.v. cobus B6ijnes, overleed 5 Maart 1888.
in 1864 van 71 spoorwegrij tuigen te Echter dient hierbij te worden ver-
leveren in 1866, en het aantal werd meld, dat zijn broeder, de heer A. F.
nog vergroot, toen in laatstgenoemd Beijnes, hem sedert 1864 krachtig ter
Haarlem in de 19e
XIV.
Volgens de bestaande monografiën
vestigde zich in 1S38 te dezer stede als
rijtuigfabrikant de heer J. J. Beijnes,
Haarlemmer van geboorte. Het was
in die tijden niet gema.kkelijk, om in
een kleine plaats Haarlem telde
nog geen 25.000 inwoners werk te
vinden, daar ieder gewoonlijk zijn
vaste leveranciers had en dezen het
volle vertrouwen schonk. Door solied
werk, sciioone modellen en nette afle
vering moest men naam maken en dit
gelukte genoemden lieer volkomen.
Tot dien tijd was het gewoonte ge
weest, de teekeningen dor luxe-rijtui
gen uit Parijs te doen komen en deze
precies na te volgen. De. heer Beijnes
wilde-vaai deze methode afwijken en
den smaak van het publiek in een an
dere richting leiden. Dit getuigde van
een hijzonderen ondernemingsgeest,
maar het was ook een stout waagstuk
van den jongen fabrikant. Immers het
publiek verkoos de sierlijke Fransehe
modellen verre boven de Engelsche
en Duiische en de heer Beijnes vond
veel schoons in het Engelsche werk.
Is hel tegenwoordig al bijzonder
moeilijk kunstzin en smaak in andere
banen te leiden, nog veel moeilijker
was dit voor een vijf-en-zeventig jaar,
toen het breken met bestaande ge
woonten minstens als heiligschennis
werd beschouwd. En de heer Beijnes
stond nog aan don aanvang van zijn
maatschappelijk werk. Maar hij was
te veel man uit, één stuk, om zijn
smaak te verloochenen en deed alle
moeite om Engelsche modellen mach
tig te worden Dit nu was uiterst
moeilijk, maar het gelukte hem toch.
Van toen af was het streven van den
ondernemende» fabrikant, om de
Fransehe sierlijkheid te vereenigen
mol de schoone en strenge lijnen der
Engelschen. Daarom werd elk rijtuig
in iiei groot uitgeslagen en onder zijn
persoonlijke leiding gebouwd. Hij had
succes. Door zijn smaak werd een
geheel nieuw model in het leven go-
roepen, dat de algemeen© goedkou-
ring mocht wegdragen.
In 1839 werd de spoorweg tusschen
Amsterdam en Haarlem geopend en
binnen 8 jaar de lijn verlengd tot Lei
den (1842;. 's-Gravenhage (1843) en
Rotterdam (1847). De eerste rijtuigen
der H. IJ. S. M. waren gemaakt in de
fabriek van den heer Soeiers le Maar-
sen, de heeT Eujen, te Utrecht, ver
vaardigde de eerstvolgendeWel
schreef de heer Beijnes in, maar hoo-
ger dan zijn oude en in 't vak d-oor-
kneede concurrent Eujen. Na den
dood van dezen werd hem echter op
gedragen 8 rijtuigen 2de klasse te
bouwen, die door hem in 1856 worden
afgeleverd. In 1857 volgde ©ene be
stelling van 4, in 1858 van 8 rijtuigen
2de- en 4 eerste klasse.
Doch bij zooveel en zulk voornaam
werk begon liet hem aan ruimte te
ontbreken. In 1858 werd de eerste
steen der tegenwoordige fabriek aan
het Stationsplein gelogd en het ge
bouw ingericht naar de eischen des
tijds. In December van hetzelfde jaar
had de opening der fabriek plaats,
die 61 M. lang en 20 M. breed was.
Het werk bleef nu toestroomen en de
gevolgen bleven nie-t uit, want gebrek
aan de noodïge ruimte deed zich spoe
dig gevoelen. De wagenmakerij werd
te klein een smederij van 14 bij 20
Meter werd bijgebouwd, maar ook dit
was niet voldoende en het opnieuw
jaar de heer Beijnes de Nederlandsch-
Indische Spoorweg Maatschappij tot
afneemster kreeg. En dit was geen
geringe eer. Steeds had deze maat
schappij haar materiaal uit Engeland
ontvangen en kwam nu lot onzen
Haarlemschen fabrikant. Het aantal
werklieden bedroeg nu ongeveer 160
en het is opmerkelijk, dat hieronder
slechts 4 personen waren beneden de
16 jaar, waaruit geconcludeerd kan
worden, dat de fabrikant zich tot
vaklieden bepaalde.
Wij zullen hier niet de namen noe
men van de vele groote lichamen, die
tot den heer Beijnes kwamen, om
door hem te worden bediend. Steeds
moest de fabriek worden uitgebreid,
en het was voor den wakkeren fabri
kant zeker een geluk, dat hij reeds bij
de oprichting der fabriek den omlig-
genden grond had aangekocht. Hij
sloeg dan ook buitensporige eischen
van sommige bezitters voor kleine
stvooken gronds, die hij overigens
zeer goed zou hebben kunnen gebrui
ken, van de hand.
Maar er kwamen ook moeilijke en
gedrukte tijden.
Een der oorzaken was de verande
ring in 1874 door de voortdurende con
currentie der buitenlandsche fabri
kanten, wier prijzen lager waren en
daardoor bestellingen kregen. In
Haarlem zat men nu met een groote
fabriek, veel werklieden, doch zonder
werk. Steeds werden de inschrijvin
gen te hoog bevonden en al waren
de verschillen zeer klein werden de
spoorwagens in het buitenland, voor
namelijk in België en Duitschland, be
steld. De wakkere fabrikant liet ech
ter den moed niet zakken en legde
zich nog meer op particulier werk toe,
want deze tak van beur ij f was steeds
met allen ijver gehandhaafd geble
ven, hoewel de lieer Beijnes meerma
len de dupe werd van het gemis van
goede en betrouwbare agenten voor
Inclië. Toch deed de slapte zich duch
tig gevoelen. Het getal arbeiders
smolt van 250 tot 80 en de dagelijk-
scfae werktijd werd teruggebracht
;ijde stond in zijn arbeid en de di
rectie voerde over- de ijzer-afdeeling.
Amsterdamsche Kout
LIV.
Een rainistersvrouw op de
planken. Nieuwe groote
inriohtingen, Een proces
in de tooneelwereld. Een
goed besluit.
Het is nu wel van algemeen© be
kendheid, 't was trouwens een secret
de Pelicihiineil, dat de 'begaafde echt
genoot© van onzen eersten minister
in het openbaar hare dramatische ta
lenten getoond heeft.
De fine fleur van die (hoofdstad heeft
van deze begaafdheid der hoogge
plaatste vrouw, die orn hare elegante
distinctie, haar fijne beschaving, haar
geestige, aangename conversatie zoo
gezien was in de gegoede Amster
damsche kringen, toen zij nog :in Am
sterdam woonde, genoten.
Het was bij de Ue'dudigheidsopvoe-
ring van Glück ïra Winkel", door
beschaafde dilettanten met behulp
van den Keulsohen acteur Götze ten
tooneel© gebracht in den Slads-
schionwburg ten bate van de Bod-
daert-Tdhuizen, dat mevrouiw Heems
kerk is opgetreden en een belangrijke
rol 'heeft vervuld.
Dat ze het doen zou, was bekend,
doch op verzoek van minister Heems
kerk is dit optreden in de bladen ver
zwegen.
Nu echter enkele bladen het gclheim
toch hebben verklapt, zie ik geen re-
„o - den. waarom ik er in mijn Amsler-
van 13 A 14 uur op 11 uur. Voor Haar-J
lem was deze toestand, die voort bleef i «lamsche Kout met eenige rogels aan
duren tot 1874, een zeer gevoelige slag. j 2(113 mogen wijden.
In laatstgenoemd jaar ivas de Am- Ik ben het geneel eens met een der
sterdamsche Omnibus Maatschappij Amsterdamsen© bladen, dat de op-
opgericht en had hare lijnen geopend j merkkig maakte; wanneer In 'het hui-
met twee Fransehe en vier Engelsche Onland de vrouw ji een mioisler-
tramwagrijtuigen. Spoedig werd de |erit iQ edD tooneetetuk was op-
heer Bonnes uiigenoodigd tot het le-
l -vat twee proeftrams en de at- j dan Kanton <to bladen er
levering was van dien aard, dat noch
Engelschman, noch Franschman de
voorkeur boven hem konden krijgen.
Dat de Ha ar Ionische rijtuigfabrïek in
alles het buitenland vooruit was,
kan b.v. blijken uit het feit, dat de
A O. M 65, Rotterdam 47, Haarlem
13, Utrecht 6, Leiden 8, Arnhem 16,
Den Haag, Scheveningen, Dieren,
Doesburg, Haarlem, Leiden, Breda,
Oosterhuut, de Nederlandsche. Tram
weg-Maatschappij, enz., allen hun rij
tuigen te Haarlem hebben doen bou
wen. De A. O. M. had dus in 1876
reeds eenïg nieuw leven in de fabriek
gebracht,- doch de wederopkomst be
gon weer in 1877, want sedert dien
tijd namen-de werkzaamheden toe en
werd dus ook h.et aantal werklieden
weer voortdurend uitgebreid. In dat
jaar smaakte de beer Beijnes dan ook
liet genoegen, de minste inschrijver
te zijn bij ©ene aanbesteding van 49
derde klasse rijtuigen voor Java's
Staatsspoorwegen.
Al waren de jaren 18741876 slecht
geweest, toch bekleedt eorstgenoemd
jaar een bijzondere plaats in de ge-
j schiedenis der fabriek. Dc heer Beij-
j nes leverde toen namelijk een g©-
'mengd rijtuig 1ste en 2de klasse, een
bagagewagen en een platte-wugen,
die alle de bijzondere tevredenheid
mochten verwerven van den Koning.
Het gevolg daarvan was de opdracht
van den vorst, om een geheel nieuwen
salonwagen te construeeren. De reeds
bestaande was gebouwd in do fabriek
der Gebriidor GesteLl, te Mainz, doch
beantwoordde niet aan de gestelde
eischen. De heer Beijnes kweet zich
op de meest eervoile wijze van de Ko
ninklijke opdracht, waarbij hein te
vens het, praedicaat werd verleend
van „Koninklijke Fabriek".
Een tweede periode va.n gedrukt-en
toestand kwam voor in 1885, zelfs
moesten meer dan honderd werklie-
kolommen vol over hebben, en waar
om zullen wij hier over zulk een op
treden zwijgen?
Mevrouw Heemskerk verdient hul
de voor H feit, dat ze haar talenten
in dienst stelde van de liefdadigheid.
Haar optreden dit weet rk zeker,
heei t in Amsterdam ©en uit namenden
indruk gemaakt, en het is n.et on
mogelijk, dat het gunstige gevolgen
zal hebben ook
In ons land toch wordt de tooneel-
speslkunst door dilettanten eigenlijk
over het: algemeen weinig serieus
beoefend.
Zéker, er zijn tooneelvereer.igingen
die 'toet door ijverige studie, door het
tot zidh trekken van talent'.olie leden
tot zulk een benijdenswaardige hoog
te hebben gebracht, dat zij naast ge-
zelsoaappsn van beroeps-acteurs geen
kwaad .iguur maken.
Haarlem weet daarvan mede te
praten en ook de stad, waarvan ik
de eer heb telt vele too nee I vereen i-
gingen, waaronder enkele goede.
Toert is en blijft toot een feit, dat on
der besohaafi.ro, .geletterd© jongelui
de tooneelspeelkunst nog veel te wei
nig beoefend wordt.
Ik hoop dat het goede voorbeeld,
door de Amsterdamsche dilettanten
gegeven, met mevrouw Heemskerk
aan toet hoofd, overal in den lande
navolging moge-vinden.
Niet, als zoo vaak gebeurt, in con
currentie met do gezelschappen der
beroeps-acteurs De opvoeringen zou
den tot- kleinen kring beperkt moeten
worden en men zou dan in 't ojjen-
baar kunnen optreden voor liefdadige
doeleinden met een goed stuk, zorgvol
bestudeerd e.i wat bij gegoede dilet-
den worden ontslagen. D© oorzaken tanten uitnemend zou kunnen bui
van dien werknood waren voorname- tengewoon in de puntjes gemonteerd,
lijk gelegen in de Nederlandsche ta- Zoo kan het voorbeeld, door me-
rieven van invoerrechten en verder in vrouw Heemskerk gegeven, veel goeds
de omstandigheid, dat de spoorweg- werken.
maatschappijen hier te lande al haar Nu ik toch indirecte]ijk schrijf over
rollend materiaal, benevens de on- de geneugten van tooneel en uitgaan,
üerdeelen daarvan, zonder betaling mag ik er wel eens op wijzen, dal Am-
van ©enig recht mochten invoeren sterdam wed- r eer.ige Welt-stadt in-
Tengevolge daarvan werd de concur- richtingen is rijker geworden,
rentte met het buitenland hoogst lk bedoel de Cinema de ia Monnat
moeilijk, ja onmogelijk. Maar de heer bij de Munt, en het verbouwd Panop-
Beijnes wist een tariefwet-herziening ticum. Beid© wedijveren in luxus
tot stand te doen komen, zoodat de van inrichting en comfort. Bij de Cine-
concurrentie minder moeilijk werd. ma aan de Munt is een Taverne, die al
evc-n weelderig is ingericht en inder
daad een aanwinst voor Amsterdam.
De oude „Pan", waar zoovelen, ook
van buiten de-stad, een genoeglijk
uurtje doorbrachten, is niet meer t©
herkennen.
Het is een grootsch theater gewor
den, ingericht voor bioscoop-voorstel
lingen en variété. Uitstekende variété-
nummers i*an mer« er zien en hooren,.
en wat vooral de aandacht trekt is de
ruime promenoir.
Comme chez nous h Paris, zegt de
Franschman Zullen nu ook inderdaad
elegant en smaakvol gekleed© dames
in sierlijk beweeg een schoon va-et-
vien brengen in deze promenoir
De oude huizen, de typische gevela
verdwijnen inti.sschen zoo voor en na.
liet wordt alles modern, grootsch,
pompeus.
We krijgen zoo langzamerhand hoe)
wat groote nieuwe gehouwen, niet het
minst door de bioscoop.
Wie 't betreuren, moeten maar den
ken, dat tegen dei. stroom toch niet
valt op te roeien en het moderne leven
zijn eischen moet hebben.
Ik ben nog maar steeds in de wereld
van uitgaan en tooneel en 't ligt haast
voor de hand, dat ik de aandacht ves
tig op weer eens eet. proces onder too
neelmenschen. Het hoeveelste
I-Iet gaat nu tusschen Willem
Royaards en zijn ontslagen adminis
trateur, den heer Bossard. 't Was al
lang strubbeling. De hoeren konden
niet niet elkaar opschieten en dat do
heer Royaards den heer Bossard ont
slaan zou teslotte, scheen wel te
worden verwacht.
Toch heeft hij, toen de heer Bossard
bij het gezelschap Heyermans gecon
tracteerd had, dit contract voor f 860
voor. hem afgekocht.
Niet lanjs daarna bleef de heer Bos
sard vier dagen weg van het kantoor
en op grond daarvan heeft dc heer
Royaards liein ontslagen, tevens
eisehende wegens conti actbreuk ƒ1490
en de 860 va- het contract.
De lieer Bossard daarentegen zegt,
dat hij weg moest blijven, omdat
de heer Royaards hem het leven zoo
zuur maakte, dat zijn geheele gestel
werd ondermijnd. Hij eischt zijnerzijds
1440.
De rechter zal nu uitspraak doen,
maar de zitiing gaf weer eens een aar
dig kijkje achter de schermen. Liet
weer eens zieu hoe schoon liet soms
toe gaat aan de andere zijde van 'f
voetlicht.
't Verweer van den heer Royaards
moet er op neer komen dat de heer
Bossard niet berekend was voor zijn
laak en zonder verlof wegbleef.
Enfin, 't is een netelige kwestie,
allesbehalve schoon en stichtelijk.
Bravo! Er is nu toch besloten, dat
twee inspecteurs van politie buitens
lands zuilen gaan bestudeeren hoe
daar van pulitiewege liet verkeer is
geregeld. Zij zullen zich liet eerst naar
Hamburg begeven en dan verschillen
de groote steden bezoeken. Het zijn de
hoofdinspecteur van het vervoerwezen
de heer Van Kervel, en de inspecteur,
de heer Bakker.
Dat is een goede maatregel.
Ik had al meer gelegenheid er op
te wijzen, hoe noodig het is, dat de
politie het verkeerswezen regelt, dat
in Amsterdam totaal ongeregeld is.
Ik heb verschillende voorbeelden ge
noemd om te doen zien dat met in
grijpen in deze niet uiag worden ge
wacht, geen dag eu geen nacht.
Dat in de groote steden in het bui
tenland de politie op de drukke pun
ten op voorbeeldige wijze de regeling
van het verkeer in handen heeft, is
overbekend en dat het bij ons, met
ijver en goeden wil ook moet kun
nen, zal wel niemand tegenspreken.
Laat ons hopen, dat de politiemannen
die worden uitgezonden om door de
lessen uit liet buitenland bier mei
goede voorstellen te komen, succes
zullen hebben.
Publieke werken hoiÜdt zich ook
bezig met het verkeer. Er wordt ge
werkt aan het ontwerpen van plannen
in vroegere raadszittingen te berde
gebracht, waarvan wel het kost
baarste en het onuïtvoerbaarste?
is de verbreeding van de Leidsche
Straat.
Een mooi plan, inderdaad, maar zoo
peperduur, dat het, naar ik vrees,
voorloopig althans wel tot de vrome
wcnschen zal blijven behooren.
j Men duizelt bij de gedachte aan de
sommen, die de onteigening van de
perceelen kosten zal, en daarom zal
er, vrees ik. niet spoedig iets van in
komen. De bedoeling zou zijn oni de
huizen, de linkerzijde als men van 't
Koningsplein komt, te onteigenen
Dat het verkeer door de Leidsche
Stiaat gedeeltelijk moet worden afge
leid, staat vast, maar men zal het op
andere wijze, door een parallelweg,
moeten vinden.
Ontlasting van dc groote verkeers
wegen èn inzicht in de politietaak hij
de verkeersregeling, dédr moeten wo
heen.
j AMSTERDAMMER.
r e ia i 1 i t o n
36)
De zachte, hartelijke toon waarop
Johannes haar toesprak, bracht eene
innerlijke ontroering hij Bertha te
weeg. Ze herstelde zich echter zoo
spoedig mogelijk en antwoordde,
haar oogen tot hem opheffende:
Zeer gaarne, Johannes; ook ik
wcnschte eenige oogenhlikken met u
openhartig te spreken. Indien ge de
goedheid wilt hebben de plaats ie be
palen, waar we elkaar zullen ontmoe
ten, zal ik oogenblilclcelijk gereed zijn.
Neen, Bertha, ik zal u hier in
deze straat wachten, want het zou on
verantwoordelijk van mij zijn, een
jong, schoon meisje een eindweegs
ver geheel alleen in een groote,
vreemde stad aan haar lot over te
laten.
Ik dank u, Johannes, antwoord
de ze zacht, terwijl een traan in haar
«og parelde.
Ze was wonderlijk temoede; de lie
ve, zachte toon van Johannes, streel
de haar gehoor, een teedere snaar
was hij haar aangeroerd, maar
ze vermande zich, ze had 't immers
duidelük gezegd: Neen, Johannes,
'k word uwe vrouw niet'.
Bij de kerk „Nólre-Dame", die on
middellijk in de nabijheid was, ver
beidde Johannes haar met ongeduld.
Toen liij BeriJia zag aankomen, ging
bij ze tegemoet, bood haar den arm
en geleidde haar naar een rijtuig,
waarmede zij naar 't „Bols de Bou
logne" reden.
Zoodra ze aldaar waren aangeko
men, stegen ze uit en zetten nu te
voet hunne wandeling in 't park
voort.
In de nabijheid van den groolen
vijver, waar zich verscheidene prach
tige restauraties bevonden, omgeven
door statige, hoog opgroeiende hoo
rnen, hetgeen aan alles een trofcseh
aanzien gaf, bevond zich een zeer
gemakkelijke, geïsoleerde bank, waar
op Johannes voorsloeg, eenige oogen-
blikken plaats te nemen.
Wie hen daar had zien zitten, zou
niet vermoed hebben, dat die beide
personen nog geen maand geleden in
een vergeten hoekje der wereld als
daglooners hun brood verdienden.
Daar zaten zij, omringd door al wat
men grootsch kan noemen. De prach
tigste equipages snelden hen voorbij;
ruiters draafden met hunne rossen in
vollen galop, groote stofwolken om
zich heen verspreidende, terwijl de
Amazones op haar vlugge, Engelsche
paardjes aller aandacht trokken.
Meer dan ooit gevoelden ze zich,
onder die duizenden menschen, toch
verlaten; geen enkel bekend gezicht,
alles en allen vreemd I Vooral Bertha
was in zichzelve gekeerd; ze wilde,
doch kon er niet toe komen liet stil
zwijgen le verbreken. Ook Johannes
was stil, doch had toch behoefte Ber
tha zijn wedervaren met 't stuk barn
steen mede le doelen ou zeide dus:
Bertha, laten we nu niet langer
wachten over ons beider belangen te
spreken. Te midden van al dit ge
woel, kunnen we zeer goed praten,
daar we dan nog minder opgemerkt
worden.
lk heb u reeds gezegd, Bertha,
dat ik naar wensch met het stuk
barnsteen geslaagd ben; ik heb er
honderdduizend francs op beleend ge
kregen, dus meer dan dertigduizend
daalders, 't derde gedeelte van tie
waarde. Ik zou gaarne uwe toekomst
op de eene of andere wijze verzeke
ren,daar ili niet gaarne zou zien, dat
ge hier in dit vreemde land onder u
geheel vreemde menschen uw brood
moest verdienen; zoo iets zou mijn ge
weten dag noch nacht met rust laten.
Ge hebt meer dan 't vuile recht op de
helft der som, die ik op 't stuk barn
steen ontvangen heb. Hebt ge ook al
eenige plannen betreffende uw toe
komst gemaakt?
Johannes, in zoo verre, dat ik bij
mijn besluit blijf, om in mijn eigen
onderhoud te voorzien. Het geld be
hoort u toe; ge kunt het noodig heb
ben, want ge komt in een geheel an
dere omgeving, ge moet u later mis
schien in voorname kringen bewe
gen. jage moet als het ware een
nieuw leven beginnen. Ik voor mij
ben reeds rijkelijk beloond door de
bewustheid, dat ik een weinig mede
gewerkt heb, om u gelukkig te doen
worden. Zou .ik nu weder ten deele
doen instorten, wat ik met mijne
zwakke krachten getracht heb op te
houwen? Nu kunt ge aan uw reeds
lang gekoesterd verlangen voldoen
om de wereld te zien en in net heer
lijk Italiè Gods prachtige schepping
te bewonderen! Zou ik, die uw geluk
altijd beoogd heb, u thans in den weg
willen staan om gelukkig te worden?
Madame De Beuve weet reeds een
zeer geschikte betrekking voor mij bij
madame Colbran in de „Rue Jou-
bert", waar ik geplaatst kan worden
met nog eenige jonge dames als
kunststopster, terwijl mijn salaris
meer dan voldoende zal zijn om fat
soenlijk te leven.
Bertha had dit alles als in eenon
adem gesproken; onwillekeurig was ze
in geestdrift geraakt; liet daardoor op
haar wangen ontstane blosje, maak
te een prachtig effect hij 't wit van
haar lelieblank gelaat.
Johannes had haar met ingespan
nen aandacht aangehoord en stond
verbaasd over haar welbespraaktheid
en „flux de bouche"; nog nimmer was
hij in de gelegenheid geweest haar
van die zijde te leeren keuue/i, dan
eerst in den laatsten tijd.
Eindelijk hernam Johannes: Ber
tha, gij zoudt mij in het tenuitvoer-
brengen mijner plannen hinderlijk
zijn? Hoe komt ge toch op die ge-
dachte; weet ge dan niet meer, wat ik
u en deri braven kapitein beloofd heb;
zoudt ge denken, dat ik reeds nu mijn
eens gezworen eed zou breken7 Wilt
ge nu nog vooreerst geen gebruik van
mijn aanbieding maken, dan zal ik
toch die som voor u op een geschikte
wijze deponeeren.
Hiermede nam 't gesprek een ein
de en de beide vluchtelingen begaven
zich in den menschenstroom, die hen
in zijn veelkleurig gewarrel als ver
slond.
Ruim een week na dit gesprek, ver
liet Bertha het huis, waaraan voor
haar weder eigenaardige herinnerin
gen verhonden waren, om zich in be
trekking hij madarne Colbran te he
geven. .Met diepe aandoening nam ze
afscheid van hare moedei-lijke vrien
din, madarne De Beuve en zeide haar
met weinige doch hartelijke woorden
dunk voor al de bewijzen van innige
belangstelling en zorg hagr steeds
betoond.
Johannes bewoonde nog steeds zijn
net, eenvoudig kamertje op de vier
de étage hij madame De Beuve; leef
de op denzelfden voet zeer eenvoudig
voort, en liet zich inschrijven als
toehoorder aan de universiteit de
„Sorbonne" te Parijs.
De heer Robiilard had reeds sedert
eenigen tijd het stuk barnsteen voor
T raam van zijn magazijn tentoon ge
steld. Het wonderstuk trok zoo zeer
de aandacht der voorbijgangers, dat
het raam als het ware bestormd werd
door nieuwsgierigen; inen verdrong
zich letterlijk, zoodat de politie tus-
sciieribeidc moest treden om de orde
te handhaven en ongelukken te voor
komen. De naam van den juwelier,
eigenaar van zoo'n prachtstuk, ging
over ieders lippen; jade dagbla
den. ook Duiische couranten en En
gelsche bladen, allen maakten er
met den rneesten ophef gewag van,
zoodat die mare doordrong tot in
Azië en zelfs California. Spoedig kwa
men er uit verschillende oorden, van
binnen- en buitenland bestellingen;
"oowel van Keizers als Koningen, tot
zelfs van den Sultan Abdal Maschid.
Men kon zich geen denkbeeld ma
ken, hoe zoo'n prachtstuk toch in "t
bezit van dien juwelier gekomen was.
Geleerden voerden er strijd over, bro
chures werden er over geschreven
met betrekking tot de echtheid van 't
stuk, tot eindelijk Alexander von
Humboldt met zekerheid betoogde, dat
het als waar kon worden aangeno
men, dat het afkomstig was van de
Pruisische kust. Toen dit ruchtbaar
geworden was, verwekte zulks een ge
weldige agiiaiie bij de verschillende
barnsteenduikerijen langs de Oostzce-
kust en inzonderheid te Briisterort,
waar nog niet lang geleden, een dui
ker onder zulke geheimzinnige om
standigheden ontvlucht was.
(Wordt vervolgd).