BIJBLAD VAN HAARLBM'S DAGBLAD ZtS GROOTE HOUTSTRAAT 55, 80a JaasgtBg. ZATERDAG 28 DECEMBER 1912 Ne 9056 DE ZATERDAGAVOND HMRLËWS &ASBLAO KOUT fljg PIB I iAAMDEN §F 10 CIM? PiB WEEK. DRUKKERIJ ZUIDER BOSTENSPAARNB 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD £Ufj ADVERTEWT1ËW DOg.TP-RFFËNO, ONZE AKNQS-K3ES WORDEN OPGEMERKT' Kei Kijke Natuurleven HET ZACHTE WEER. ZooTi kwakkel winter is een ramp voor ouzo tuinplanten. Stel u even voor terwijl ik juist alle moeite doe, om mijn rozen een wintercostuum aan te passen, stoot ik van de vlierstruiken, die ernaast staan, jonge paars-groene kladpakjes af. Wat moeten die planten in do war raken Eerst een zomer, die geen zo mer is en daarna een winter, die op dezelfde manier optreedt. Mijn narcisbollen, die ik den geliee- len zomer heb laten staan, hebben liet ook al gewaagd, uit de witte bescher mende sctieeden, die de bladeren eerst geheel en daarna nog aan den voet be schutten, groene topjes omhoog te du wen. Die din ge stonden me daar drie c.M. boven de aarde, die nog groot gevaar loopt, steenhard te bevriezen. Als ik ze niet met wat turfmolm had bedekt, zou dat voorbarige goed mis schien gauw zijn vernield en mijn nar- cisplanlen, die in 't voorjaar met wat heesters den roem van mijn tuin uit maken, zouden hun volle pracht niet hebben getoond. Een vau die vroege heesters is de ribes sanguineum. Als ik tx een raad mag geven, schaf dan een of meer van die tuinjuwcelen aan. Juist op een tijd ais heel wat bloemplanten nog de eerste aanstalten maken, opent de ri bes "haar mooie bloenipjes en de roode en rose trossen kondigen het weelde- ge-t.ij aan, waarnaar we maanden ach tereen verlangden. Dat ook de dierenwereld in do war raakt door h.-t zachte weer, kon ik Zondag aan mijn bijenvolken zien. Om elf uur 's morgens begon de uit tocht. Eerst kwam één koningdiertje voor het vlieggat kijken, toen twee, toen drie, maar als ze een paar pasjes op de vliegplank hadden gedaan trok ken ze. weer gauw naar het midden, waar de duizenden voor centrale ver warming zorgen. De zon kwam nog iets hooger en, hoewel ik had gezorgd, dat de lichtbun dels niét tot in het bijenpaleis door drongen, merkten ze daarbinnen toch, dat er wat gaande was en al gauw vlogen hcele clubjes voor de woningen heen en weer. Een mooie reinigings vlucht, dacht ik,, want zooals u weet honden ds bijtjes 's winters hun stof- vvisselingsproducten binnen, om de woning zuiver te houden. Weldra het gegons buiten tot in de serre te hoeren en, dit gevoegd bij het vroolij- ke gesilp der mussclien, gaf een glimp je voorjaarsgevoel. Nog speelden mijn bijtjes vroolijk voor de kasten, toen de verraderlijke zon achter het. dak van de nabijgelegen huizen verdween en plotseling kwam de groote afkoeling, die daar in den winter steeds het ge volg van is. Zienderoogen verstijfden ae kleine gonzertjes en bij tientallen zetten ze zich neer op liet zand vóór de woningen. Dat beteekende de dood. Iedere minuut bracht nieuwe slacht offers van het winterzonnetje. Enkele bereikten liet vlieggat, maar 't, moer ende©] kon de fijngebouwde vleugel spiertjes niet meer bewegen en als ontredderde vliegtuigjes lagen ze in dc nabijheid der. warme woning, waarin volop voedsel was, voor ge heel den winter. Naar schatting had den drie- a vierhonderd bijtjes het le ven gelaten. Weet gij, wie er wel bij varen, dat de Decerober-tirau nog niet alles ver stijft? Dat zijn dc regenwormen en de ver schillende kevers, die onzen tuin grond tut hun domicilie hebben geko zen, dat zijn ook de overwinterende vogels. Vooral de regenwormen zijn tegen woordig de begunstigden vau het lot. Een zomer, die meer regen dan zon nestralen gaf, die den grond vochtig hield en gemakkelijk te verwerken, en die hun ieder oogenblik van den dag in de gelegenheid stelde, een boven- grondseh reisje te maken, een herfst, die al even gunstig werkte en een winter, die de aarde niet keihard maakt, dat is het juist, wat die vleeschcylindei'tjes noodig hebben. Ze behoeven nu niet met veel moeite naar diepere grondlagen te verhuizen cn krijgen veel meer huojus te ver- wérken. Als we nu maar even de bovenlaag van de aarde omwerken, komen ze bij tientallen te voorschijn en het is hun aan te zien, dat ze onder gunsti ge voorwaarden leven. Anders is dat met hun doodsvijan den, dc mollen. Die kleine mijnwer kers hebben het tegenwoordig hard te verantwoorden, ook al wordt er hier en daar in de verschillende tijd schriften een lans voor hen gebroken. Ik kom hier dagelijks langs de werx- plaats van een huidenzouter. De goe de vriend had er slechts één onnoozel kwartje voor een advertentie aan ge waagd en bij dozijnen worden ze hem gebracht, de kleine, in veel opzichten nuttige dieren, die met den onder gang door uitroeiing worden be dreigd. Zooals wij een mooie ansicht of een artistiek „Boileautje" aan den wand prikken, zoo maakt hij een tro pee van vierkant uitgespannen mof- lenvelletjes, en het zien daarvan spoort heel wat menschen aan, ook eens een kansje te wagen. Dat is hot middel, om mollenmoordenaars te kweeken, dat is voor eon kwartje ;voordeel, wellicht voor een gulden schade, aan de landbouwgewassen. Ik noemde zooeven de kevers. Bij het werken in den tuin komen nu heel wat loopkevers voor den dag. Die kunnen met hun harde schil den ook wel een naelitvorstje hebben en, alleen om een beetje uit het ge zicht der vogels te blijven, verschui len ze zich wat tegen den kant van het huis onder een dun aardlaagje. Die hongerige sinjeurs genieten 't meest van het omwerken van den grond. In den zomer zijn ze zoo vraat zuchtig, dat ze soms een worm aan vallen, weinig dunner dan zij zelf, maar ook in dezen zooien tijd leven ze niet van den wind alleen. Laatst snapte ik er nog een, die bezig was met een vlinderpop, die ook al een klein eindje onder de aarde was verborgen. Het ding was bij het onderwerken van wat kunstmest om hoog geduwd, het had een duwtje te veel gekregen, en nu was de vlugpoo- tigc carabus van meening, dat de verdere vernietiging wel aan liem kon wórden overgelaten. Iloe de vogels het maken, vertel ik nu maar niet. Ze hebben het nog goed en doen tweemaal zoo lang over een kaaskorstje, dat ik in den boom heb gehangen, als verleden jaar, toen het een paar dagen had gesneeuwd. II. PEUSENS. Rubriek voos- Vrouwen Een ondergeschikt punt in do mode of niet? Hoe meer de vrouw zich toelegt op waarlijk smaakvolle kleeding, des meer moet ze zich ook verdiepen in de onderdeden der mode en zal dan. meteen merken, wat een gewichtige r.ol die spelen. Zoo is daar bijvoorbeeld de kleur, niet alleen de wetenschap van wat haai- het beste kleurt, voldcet, maar ook hoe de juiste 'effecten bereikt wor den in de garneerlngen. Geheel in het mysterie der. kleur door te dringen is slechts een schilder vergund, maar ©enige elementaire kleuren kennis kun nen we toch wel als leek verkrijgen: Men onderscheidt: hoofdkleuren en samengestelde kleuren. De hoofdkleu ren zijü: wii, rood, blauw, geel en zwart; want daaruit kan mem groen, violet, cranj'c en bruin samensteller,. Daarenboven zijn er tal van nuances in genoemde tinten en het is verwon derlijk, 'hoeveel meer indruk dikwijls een heel toilet maakt, door het toe voegen van één enkel kleurtje. Het is immers bekend, dat de klee ding en de kleur der kleeding van groote.n invloed zijn op de schoonheid en geen vrouw meest het beneden zich ac'bten van ziehzelvé te willen maken wat er van te maken valt; haar gaven zooveel mogelijk tot haar recht te doen komen. In het algemeen gezegd, kan wór den opgemerkt, dat witte of zeer lich te kleuren nooit door'dikke vrouwen mogen gedragen worden, omdat zij schijnbaar den omvang vermeerde ren. Om diezelfde reden, moeten gróó- te ruiten ook vermeden worden; klei ne ruiten staan soms goed. Behalve de kleuren, moeten ook de lijn.en voordeelig uit komen en" niet overdreven worden; niet ten onuechte wordt dikwijls beweerd: een mooi figuur is meer dan een mooi gelaal! Het figuur toch, wordt veel meer ge zien dan het gezicht cn de onvolko menheden van 'het figu vallen veel meer in het oog. Een studie van de lijnen van het figuur zal niet alleen er toe bijdragen orn ons een betere wijze van kleed!»g te doen kiezen, maar het verscherpt tevens ons artistiek waarnemensver mogen en verhoogt zoodoende onze levensvreugd. Zoo moeten zeer lange, slanke vrou wen er voor zorgen, de lijnen in baar klecdöng zoo kort mogelijk te doen schijnen: horizontale lijnen, dwars over het figuur, schijnen de lengte te verminderen en moeten zooveel maar mogelijk is, in vorm en gamee ring van haar kleeren voorkomen. De ceintuur neemt veel van de lengte weg en de evenens horizontale kraag, verbetert zichtbaar de afmetingen van haar hals. De kléine,, dikke vrouw daarente gen, moot er een studie van maken, horizontale lijnen te vermijden, cor pulente vrouwen moeten druk gegar neerde blouses vermijden evenals .bij voorbeeld strookjes, of gelijksoortige garneeringen onder het middel; want dit alles maakt dikker. Ook de lijn van haar middel moeten ze zoo wei nig mogelijk doen uitkomen. Nauw- sluitende kleeren verdienen evenmin aanbeveling, doch liever moeten zij gebruik maken van lange, bevallige plooien 'en draperieën. Wat zij evenzeer vermijden moet, dat zijn: lichte kleuren en dunne weefsels, ruches en een vierkant uit gesneden hals. Ceintuur en kraag moeten ook juist van dezelfde kleur zijn als haar blouse of japon. Groote, zware vrouwen, moeien geen hooge hakken onder haar schoe nen dragen; evenmin hoog gegarneer de hoeden en gestreepte japonnen. Hoewel strepen den indruk van leng te verhoog©n, doen zij tevens broeder schijnen.Een lijf, dat van achteren en op de schouders suit, moet in het voorui idden een plooitjes- of knoop- garneering hebben om de lijn te ver lengen. Een rok die tot even boven, de taille is opgeknipt verlengt even eens het 'silhouet. Kleine, gezette vrouwen kunnen nimmer panters, tuaüques, dubbele rokken of strooken dragen. Alle overdrijvingen kunnen karika turen maken, zelfs van het mooiste figuur. Eerst daar waar het toilet aan beeldhouwkunst herinnert,beant woordt het aan het ware ideaal der kleeding, die een zinnebeeld moet zijn va n .poëzie. Het is een feit, dat de meeste mo debladen slechts modellen aangeven, die berekend zijn voor mooie slanke tailles. Daarom beeft de vrouw die niet op zulk eèn taille kan bogen, een groote 'hoeveelheid persoonlijken, smaak noodig om élégant gekleed te ziju. Een vaste methode zij daarom voor haaf: het doorvoeren an lijnen! Dat doorvoeren van lijnen bereikt men het beste, door bet dragen van sleepjaponnen, waar zulks maar ee- nigszins mogelijk is, en het vermijden van de ceintuur» De moderne, lange mouwen, maken eveneens langer. Zij die een korten hals 'bobben, moeten het staande halsboord vermijden en daarvoor in plaats een smal kanten kraagje dragen of dé taille in V-vorm uitsnijden. Het staande halsboord toch, hoe gekleed ook, geeft aan- korte halzen iets gedrukts, terwijl het bij een lig gend kraagje dikwijls niet eens wordt opgemerkt. MARIE VAN AMSTEL, Een praatje over mode en smaak. II. Toen ik den vorigen keer mijn artikel ondèr dit opsehrift schreef, voelde ik de behoefte om mijne me- dc-menschen te vertellen, dat ik ■dikwijls, wanneer ik op straat mijne oogen rond laat gaan, niet alleen om te zien naar het mooie in de natuur of naar den artls- iieken bouwtrant der statige, ouder- wetsche gebouwen, die Haarlem nog zoovelen telt, en de meer coquette ar chitectuur van den modernen tijd, bij mezelf critiekvoel opkomen over ne on-artistieke wijze, waarop zoovele menschen zich kleeden. Ik wil daar om dit onderwerp nog eens opvatten; er kan niet genoeg op gewezen wor den, dat de mensch, door slaafsch maar te volgen, zijne hersenen slomp maakt, niet beproeft zelf te kiezen, laat staan zelf wat te maken. Ach, daar is immers de mode voor, we krijgen het kant en klaar uit Pa rijs of Londen. Vooral des Zondags, als de heeren en dames uit wandelen zijn, om hunne mooie kleeren, liun nieuwen hoed of hunne gele schoenen met verlakte punten en slobkousen te laten zien, danik zou haast zoggen, erger ik mij meermalen, hoe"potsierlijk, zonder smaak en eenig overleg som migen zich uitdossen. De wonderlijkste combinaties ziet men dan, het eene klcedingstuk al mooier dan het andere, op zichzelf genomen niet onaardig, als het goed en passend bij het geheel gedragen wordt. Zoo ziet men b.v. eene jonge ■dame, die nu niet direct tot de slan ken behoort," (om maar vooral in 't oog te loopen) in een wijden licht- kleurigen mantel gehuld, met een hoed op haar even dik hoofdje, in den vorm van een pannckoek, waarin haar gelaat .bijna geheel wegschuilt; de rand zou van achteren de kraag van haar mantel raken als dit niet; be let werd door eeri bouten boa, die op zeer in de mode zijue nonchalante wijze half op de armen harer eigena res hangt, zoodat het geheel de toch al niet zeer slanke gestalte zeker dub bel zoo breed maakt. Eu denk dan eens dit elegante figuurtje met een vrij korte, voetvrije rok. zoodat men bij eiken stap eon flink stuk van de in licht-blauwe kousen gehulde dikke beenen en enkels te zien krijgt, en een paar lage, gele schoenen, natuur lijk op hooge hakken, die vrij aardig sciieef geloopen zijn, waardoor de wanden der schoenen uitgezakt zijn en veel op trechters gelijken, om zeer ten ongerieve der jonge dame, uitstekend dienst te doen, om kei steentjes op te vangen. Die mantel zou beter staan bij de vlugge verschijning van een meiejo, aan wie men in alles, als het niet al direct te zien was aan de mooi ge vormde, witte, hooge tennisschoenen, kan zien, dat ze aan sport doet. Die boa, ik zie haar zoo gaarne, zich kronkelend, als een echte boa-con- strictor, om de tengere, hooge ge stalte eener eenvoudig gekleede, gra- cieuse dame, met een nauwsluitend, donkerblauw mantelpakje aan, een hoedje, zonder eenigen opschik, pas send bij. het vriendelijke, doch ernsti ge gezichtje; en bij dit geheele fi guurtje kan niets beter harmoniëe- ren dan een paar zwarte, geen alten tie vragende, doch zeer nette hooge laarsjes, die juist door den schoonen vorm en door de elegante bewegin gen, welke die voetjes maken, ieders bewondering wekken. Vlak achter deze loopt eene andere smaakvol gekleede dame, als eene reclame, getooid in fluweel, zijde, kant, bont, goud en diamant en op haar hoed eene reusachtige pleureuse. Aan hare.voeten, ge kunt het raden, een paar fijne schoentjes van zwart fluweel met hakjes als een pijpesteel; in hare hand, zeer nonchalant, bun- gelénd aan een lang zijden koord, een tasch, een pronkjuweel, de duurste, die er te vinden was, maar...... en als of dat niet hindert, bespat met mod der van de straat, ach, het is immers mode, wat komt het er dan op aan? Het is chic. Ja, chic, even waar als de blos op haar wang. Chic, ij del woord, het meest gebezigd door ben, die het niet zijn, denkende, dat „chic-zijn" daarin bestaat, dat men iets aan of op heeft, wat niet iedereen draagt., zonder er op te letten hoe men zich gedraa g t. Ook hierin is eenvoud het ware. De ware chic ziet of hoort men niet reeds van verre. Daar ziet men aankomen, reeds in de verte, een mijnheer met een licht kleurige overjas, goed wijd met bree- de revers en een groote bloem in hot knoopsgat, de jas openhangend óm nog meer plaats in të nemen, waaruit te zien komt een leverkleurig vest, een hoed op het hoofd, aan don eenen kant neergeslagen, een cigarette in den-mond, terwijl zware rookwolken- uit neus en mond geblazen worden, verder een pantalon, ook wijd en breed omgeslagen, waaronder een paar schoenen prijken van grijze stof, overigens geheel verlakt. Misschien wordt zoo'n „mijnheer" door zijne kornuiten benijd, als iemand, die zich weet te gedragen, een echte branie, die zich chic kan voordoen, maar het niet is. Een ander, die met min achting op den eersten neerziet, of schoon op dezelfde manier gekleed (want dat is nu eenmaal de mode) houdt zijn jas gesloten, laat geen ge kleurd vest zien, maar wel een paar paars zijden kousjes, waar zijne lage gele schoenen zoo uiterst fijn bij kleu ren. Deze mijnheer, loopend in een stand alsof hij voorover zal vallen, ziet niets en niemand om zich heen, zijn hoofd wendt zich niet links of rechts, negeert een ieder'met zijn neus in den wind, dat moet wel een chic. heer zijn, een gentleman tenminste, hij doet, alsof. Maar hé, zag ik daar niet bijna on opgemerkt, terwijl mijne aandacht af geleid werd door deze twee heeren, me haastig passec ren, Dr...-.de knappe medicus, de groote filantroop? Hij heeft zeker een ernstige zieke hier in de buurt, dat hij zoo hard loopt, ja zie, daar komt zijn rijtuigje stap voets aan. hij vond het zeker niet de moeite waard om voor die vijf hui zen vér nog in te stappen. Deze niau heeft geen tijd en geen lust zicli met mode op te houden, Is echter altijd zeer chic, maar eenvou dig gekleed, in het donker. Een ware incnschenvriend, geen zieke, die hij hem tevergeefs klopt, den arme helpt hij gratis met een vriendelijken lach en een opbeurend woord. Liefdadig heidsinstellingen, wat zouden ze zon der hem, met raad en steun helpt hij, nacht en dag is hij bezig en toch voor een ieder te spreken, onvermoeid, niets is te veel, met een wilskracht, bijna bovenaardsch, werkt hij als een zegen voor de menschen. Een voor beeld voor het menschdom. MAUVART. Verloopen student do o r CARL UPMEYER. Verloopen student verloopen student 1 De aangeroepen© keerde zich oio, balde zijn handen tot vuisten, Als ik je krijg schreeuwde hij in dronkemanswoede, dan zal ik... Bij den. jongen, die gescholden had, voegde zich een tweede, een derde. Wat is hier te doen —De verloopen student heeft er weer eentje t© veel op. Ze kenden hei.' niet anders in de stad dan met den naam „verloopen student". Wanneer hij zich w©er voor den kantonrechter had te verantwoor den, en dat was zooveel malen ge schied, dat men de tel was kwijtge raakt was 't voor velen een gebeurte nis, een goede comédie I Max Burger had vroeger in de rech ten gestudeerd, e» als hij vóór de groene tafel stond, zijn verdediging hakkelend begon, zijn pleidooi door spekte met de meest verwarde, juridi sche termen, wainhopig-slingerend met zijn lange armen, wist men eigenlijk niet, hoe men zich moest houden cf in tranen uitbarsten of lachen, tot men niet meer kon. Burger's wezen was een mengsel van humor cn tragiek, een man, die door de straatjongens wordt uitgescholden, en met wien de volwas senen medelijden hebben. Hij had zijn leven ln de juiste beteekenis van het woord verdronken. Eens was hij de veelbelovendste leer ling van het Gymnasium geweest. Nie mand had ooit een beter eindexamen gedaan dan hij'. Niemand ook was met meer hoop en kracht het leven inge gaan, en zijn candidaats had hij cum laud© volbracht. Daarna was eensklaps alles veran derd. Hij had zich met een meisje uit Rot terdam verloofd, maar hij had bij baar niet lang het geluk tier liefde gekend. Eien zijner vrienden had haar toeval lig ontmoet niet wetend, dat ze met Max verloofd was. en hij had 't mees te succes behaald van hen beidon. Ze had Burger teruggezonden alles, wat ze van hem had, en sinds dien tijd had hij zich tot drank en slecht leven laten verleiden. „Verloopen studentverloopen stu dent Dat was hij geworden Hij had zich niet bekommerd om zijn toekomst. Zijn vrienden verlieten hem één voor één, hij maakte schulden, en ten laatste trof hem nog ecu zware slag zijn vader ging failliet. Wanneer hij de werkende kerel was geweest, die over zijn hoeken gebogen was tot laat in den avond, dan had men hem zeker een studiebeurs verstrekt. Zelfs nu nog had de vriend, die zijn ongeluk was geweest, zijne-ondanks, moeite voor hem gedaan, en geld voor hem verzameld. Doch dit had hij verdron ken, en iedereen wist nu, dat er met Max Burger niets meer te beginnen viel. Een wrak. Hij was in 't stadje, vanwaar hij ge komen was,.teruggekeerd. Hoe. anders had hij het verlaten, eens vol lach en geluk, en zonder gedachte, dat de we reld zoo wreed zou zijn. Toen hij de eerste maal voor den kantonrechter stond, die hem in zijn jonge jaren had gekend, en deze hem stil-vermanend toesprak, dat 't nu ook de laatste keer mocht zijn, hield hij zijn hoofd gebo gen, en hij schaamde zich. Doch ten tweedon male werden dc dingen an ders. Waarom dacht hij hij zichzelf, had hij in de rechten -gestudeerd Kon hij dan zichzelf niet verdedigen Den avond vóerdat zijn zaak behan deld zou worden, nam hij een stuk pa pier, en schreef er zijn quasi-pleidooi op. Den volgenden dag las hij het zon derling relaas, dat hij met moeite had gesteld, met luide stern voor, en dan vertelde men 't elkander weer in het stadje. De verloopen student heeft gespro ken. Telkens werd hij tot geldboete ver oordeeld, en dan was 't een vriend van zijn vader, gestorven na het faillisse ment, die de schuld betaalde, opdat hij niet in hechtenis zou komen. De historie liep eenigé jaren onver anderlijk door. Eindelijk kwam er een verandering. De oude kantonrechter sprak hem, den beklaagde, niet ongewone streng heid toe. Begreep hij dan niet, dat hij het geduld der justitie op te zwanen proef had gesteld Wilde hij dan met ieder geweld zijn leven te gronde rich ten, bedacht hij niet, dat 't toch niet flanging, voortdurend de oi'de te ver steren De ambtenaar van het Openbaar Mi nisterie had hecbtenisslraf geëischt. Verwilderd keek de beklaagde om zich heen. 1-Iet papier, dat hij'als al tijd bij zich had viel hem uit de han den. Hij viel neer op zijn knieën, wrong zijn handen, en smeekte met gillende stem om genade. Acht dagen later viel de uitspraak. Ten laatsten male werd de „verloo pen student'' tot een geldboete veroor deeld. Als de politie hem nog eenmaal zou vatten, zou 't anders worden. En 't liep een tijdje goed... 't Liep goed, tot de oude kantonrechter was gestor ven, die hem altijd zoo clement had behandeld. Hij volgde schuw op ver ren afstand dc baai- men vertelde, dat hij mede behoorde tot hen, die op recht verdriet hadden over 't zware ongeluk, en dat hij met de beste voor nemens bezield, naar huis svas gegaan. Eu toch... de eerste zaak, welke de nieuwe kantonrechter te behandelen kroeg, was van den „verloopen stu dent". Hij had de dagvaarding ontvangen als steeds. Hij liep naar 't Reclitsge- bouw als steeds, gebogen van hoofd, slingerend met zijn armen. Hij had te veel gedronken, zwaaide heen en weer. Maar in zijn hand hield hij zijn pleidooi stijf geklemd, en in zijn dronken hoofd warde de gedachte, dat hij straks had te spreken. Hij was er in 't geheel niet op voorbereid, dat een nieuwe kantonrechter vonnis over hein had te vellet- en zelfs, nadat hij plaats had genomen in het bankje der beklaagden, werd hij zich van dit feit niet bewust. Hij stond er met gebogen hoofd, en hoorde naar 't oude liedje. De ambtenaar las de dagvaarding. Hij stond stil, luisterde. Hij hoorde achter zich het gefluister van "t pu bliek. Hot Openbaar Ministerie nam zijn requisitoir. Het was 't laatste vonnis van den ouden kan ton vechter geweest, waarbij deze beklaagde nog tot geldboete werd veroordeeld. Doch de man had reeds lang de maat doen overloopen, alle ge duld was rnet hem ten einde. Er moest eens een voorbeeldige straf worden ge steld het was in het belang van de maatschappij en van den aangeklaag de zelf. Hard en snijdend klonken de woor den in Mex Burger's coren. Hij richtte zich op... Hij wilde zich verdedigen.... Op dat oogenblik gebeurde er ieta anders.... Hij liet het stuk papier, waarop zijn pleidooi geschreven stond, vallen, en hij tuimelde terug, als een man, die een schrikbeeld ziet. - jij ju 1 zult over me oordeelen 1 riep hij uit. Hij is weer dronken... fluisterden de menschen op de publieke tribune eikander foe. Max Burger scheen het niet te hooren. Hij barstte in luid ge lach uit, dat men evengoed voor wee* nen had kunnen houden. Jij jij weet je nog wel, dat we samen gestudeerd hebben, en dat ik verloofd was met een meisje Waardoor bea i-i dan ongelukkig ge worden Door het meisje. De omstanders bogen zich over de balustrade, angstig, om te hooren, wat er zou gebeuren... De rechter hief zich iets op. Als er van schuld sprake is.., be klaagde... bent u het. U heeft willens en wetens uw leven ten grond© ge richt. Dat weet iedereen, die u van na bij kent of gekend heeft. Er zijn talrij- keke oogenblikken in uw leven ge weest, dat u terug had gekund, als u dat gewenscht had. Zulke oogenblik ken heeft ieder mensch, want niet in eens stort me>- in een afgrond, maai* langzamerhand... daalt men... als men zich niet verzet, Ik heb mijn plicht te doen, zooals iedereen zooals u ook. Uw plicht'is het in ieder geval do orde niet meer te verstoren, en mijn plicht is 't, daarvoor te waken. Of u en ik elkaar vroeger gekend hebben, doet niets ter zake. Burger had zijn hoofd gebogen, en zonder nog iels te zeggen, ging hij heen. Do volgende zaak In de stad werd over niets anders gesproken de verloopen student en de kantonrechter waren elkanders vrienden geweest. Wal er precies ge beurd was, wist niemand te zeggen. Een ieder echter begreep, dat het recht zijn loop zoj hebben. Den avond vóór de uitspraak werd er aan het huis van den kantonrechter gebeld, 't Dienstmeisje opende de deur, de verloopeu student stond op de stoep. llij was niet aangeschoten, en voor zijn manier van doen maakte hij een goeden indruk. Hij was natuurlijk niet in staat geweest het vervallen©, ellendige; gebogene van zijn wezen te doen verdwijnen. Zijn handen beefden, Kan ik mev rouw spreken Mevrouw... Ik zal wel eens even gaan kijken. Ze liet hem in de vestibule staan. Een oogenblik later kwam de vróuw van den kantonrechter de deur uit, giiig naar hein toe. Wenscht u mij te spreken Ze zag hem aan Ken je,., kent u me dan niet Max Burger zei ze toonloos. Die ben ik. Hij viel neer op de knieën. U kunt iets voor me doen. Smeekt u... uw man... dat hij me mor gen niet vcroordeelen zal. Het is te verschrikkelijk. Ik zal 't hem vragen beloof de ze. Wanneer de verloopen student ecul- ge uren later het korte gesprek had kunnen aauhooren. dat zich tusschen de echtelieden had ontsponnen, hij was wanhopig geworden. Max Burger is hier geweest. Ik heb het wel gedacht. Ik kan niets voor hem doen. Het recht moet zijn loop hebben. En bovendien, 't zou hem niets helpen, als ik te clement was. De ambtenaar van het Openbaar Ministerie zou in hooger beroep gaan, en voor de Rechtbank zou hij zeker veroordeeld worde». Ik mag tégen hom niet, zachter optreden dan tegen een ander. Ik mag niet. Den volgenden dag was er een groot publiek in 't Rechtsgebouw verzameld. Het vonnis luidde kort, met enkele overwegingen v De verloopen student ging ,,dc kast" in. Onherroepelijk Maar tot verbazing der inwoners van liet stadje, hoorde men eeniae da gen later, dat de rechter ontslag had aangevraagd uit zijn betrekking. En men vertelt, dat hij liet was, die den verloopen student heeft voortge holpen, zoodat deze nog een nuttig mensch in de maatschappij is gewor den, zij het verre van zijn vaderland..*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 13