BIJBLAD VAN HAARLBM'S DAGBLAD
ZtS GROOTE HOUTSTRAAT 55,
80a JaasgtBg.
ZATERDAG 28 DECEMBER 1912
Ne 9056
DE ZATERDAGAVOND
HMRLËWS &ASBLAO KOUT
fljg PIB I iAAMDEN
§F 10 CIM? PiB WEEK.
DRUKKERIJ ZUIDER BOSTENSPAARNB 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD £Ufj
ADVERTEWT1ËW DOg.TP-RFFËNO,
ONZE AKNQS-K3ES
WORDEN OPGEMERKT'
Kei Kijke Natuurleven
HET ZACHTE WEER.
ZooTi kwakkel winter is een ramp
voor ouzo tuinplanten. Stel u even
voor terwijl ik juist alle moeite doe,
om mijn rozen een wintercostuum aan
te passen, stoot ik van de vlierstruiken,
die ernaast staan, jonge paars-groene
kladpakjes af.
Wat moeten die planten in do war
raken Eerst een zomer, die geen zo
mer is en daarna een winter, die op
dezelfde manier optreedt.
Mijn narcisbollen, die ik den geliee-
len zomer heb laten staan, hebben liet
ook al gewaagd, uit de witte bescher
mende sctieeden, die de bladeren eerst
geheel en daarna nog aan den voet be
schutten, groene topjes omhoog te du
wen. Die din ge stonden me daar drie
c.M. boven de aarde, die nog groot
gevaar loopt, steenhard te bevriezen.
Als ik ze niet met wat turfmolm had
bedekt, zou dat voorbarige goed mis
schien gauw zijn vernield en mijn nar-
cisplanlen, die in 't voorjaar met wat
heesters den roem van mijn tuin uit
maken, zouden hun volle pracht niet
hebben getoond.
Een vau die vroege heesters is de
ribes sanguineum. Als ik tx een raad
mag geven, schaf dan een of meer van
die tuinjuwcelen aan. Juist op een tijd
ais heel wat bloemplanten nog de
eerste aanstalten maken, opent de ri
bes "haar mooie bloenipjes en de roode
en rose trossen kondigen het weelde-
ge-t.ij aan, waarnaar we maanden ach
tereen verlangden.
Dat ook de dierenwereld in do war
raakt door h.-t zachte weer, kon ik
Zondag aan mijn bijenvolken zien.
Om elf uur 's morgens begon de uit
tocht. Eerst kwam één koningdiertje
voor het vlieggat kijken, toen twee,
toen drie, maar als ze een paar pasjes
op de vliegplank hadden gedaan trok
ken ze. weer gauw naar het midden,
waar de duizenden voor centrale ver
warming zorgen.
De zon kwam nog iets hooger en,
hoewel ik had gezorgd, dat de lichtbun
dels niét tot in het bijenpaleis door
drongen, merkten ze daarbinnen toch,
dat er wat gaande was en al gauw
vlogen hcele clubjes voor de woningen
heen en weer. Een mooie reinigings
vlucht, dacht ik,, want zooals u weet
honden ds bijtjes 's winters hun stof-
vvisselingsproducten binnen, om de
woning zuiver te houden. Weldra
het gegons buiten tot in de serre te
hoeren en, dit gevoegd bij het vroolij-
ke gesilp der mussclien, gaf een glimp
je voorjaarsgevoel. Nog speelden mijn
bijtjes vroolijk voor de kasten, toen de
verraderlijke zon achter het. dak van
de nabijgelegen huizen verdween en
plotseling kwam de groote afkoeling,
die daar in den winter steeds het ge
volg van is. Zienderoogen verstijfden
ae kleine gonzertjes en bij tientallen
zetten ze zich neer op liet zand vóór
de woningen. Dat beteekende de dood.
Iedere minuut bracht nieuwe slacht
offers van het winterzonnetje. Enkele
bereikten liet vlieggat, maar 't, moer
ende©] kon de fijngebouwde vleugel
spiertjes niet meer bewegen en als
ontredderde vliegtuigjes lagen ze in
dc nabijheid der. warme woning,
waarin volop voedsel was, voor ge
heel den winter. Naar schatting had
den drie- a vierhonderd bijtjes het le
ven gelaten.
Weet gij, wie er wel bij varen, dat
de Decerober-tirau nog niet alles ver
stijft?
Dat zijn dc regenwormen en de ver
schillende kevers, die onzen tuin
grond tut hun domicilie hebben geko
zen, dat zijn ook de overwinterende
vogels.
Vooral de regenwormen zijn tegen
woordig de begunstigden vau het lot.
Een zomer, die meer regen dan zon
nestralen gaf, die den grond vochtig
hield en gemakkelijk te verwerken, en
die hun ieder oogenblik van den dag
in de gelegenheid stelde, een boven-
grondseh reisje te maken, een herfst,
die al even gunstig werkte en een
winter, die de aarde niet keihard
maakt, dat is het juist, wat die
vleeschcylindei'tjes noodig hebben. Ze
behoeven nu niet met veel moeite
naar diepere grondlagen te verhuizen
cn krijgen veel meer huojus te ver-
wérken.
Als we nu maar even de bovenlaag
van de aarde omwerken, komen ze
bij tientallen te voorschijn en het is
hun aan te zien, dat ze onder gunsti
ge voorwaarden leven.
Anders is dat met hun doodsvijan
den, dc mollen. Die kleine mijnwer
kers hebben het tegenwoordig hard
te verantwoorden, ook al wordt er
hier en daar in de verschillende tijd
schriften een lans voor hen gebroken.
Ik kom hier dagelijks langs de werx-
plaats van een huidenzouter. De goe
de vriend had er slechts één onnoozel
kwartje voor een advertentie aan ge
waagd en bij dozijnen worden ze hem
gebracht, de kleine, in veel opzichten
nuttige dieren, die met den onder
gang door uitroeiing worden be
dreigd. Zooals wij een mooie ansicht
of een artistiek „Boileautje" aan den
wand prikken, zoo maakt hij een tro
pee van vierkant uitgespannen mof-
lenvelletjes, en het zien daarvan
spoort heel wat menschen aan, ook
eens een kansje te wagen. Dat is hot
middel, om mollenmoordenaars te
kweeken, dat is voor eon kwartje
;voordeel, wellicht voor een gulden
schade, aan de landbouwgewassen.
Ik noemde zooeven de kevers.
Bij het werken in den tuin komen
nu heel wat loopkevers voor den
dag. Die kunnen met hun harde schil
den ook wel een naelitvorstje hebben
en, alleen om een beetje uit het ge
zicht der vogels te blijven, verschui
len ze zich wat tegen den kant van
het huis onder een dun aardlaagje.
Die hongerige sinjeurs genieten 't
meest van het omwerken van den
grond. In den zomer zijn ze zoo vraat
zuchtig, dat ze soms een worm aan
vallen, weinig dunner dan zij zelf,
maar ook in dezen zooien tijd leven
ze niet van den wind alleen.
Laatst snapte ik er nog een, die
bezig was met een vlinderpop, die ook
al een klein eindje onder de aarde
was verborgen. Het ding was bij het
onderwerken van wat kunstmest om
hoog geduwd, het had een duwtje te
veel gekregen, en nu was de vlugpoo-
tigc carabus van meening, dat de
verdere vernietiging wel aan liem
kon wórden overgelaten.
Iloe de vogels het maken, vertel ik
nu maar niet. Ze hebben het nog
goed en doen tweemaal zoo lang over
een kaaskorstje, dat ik in den boom
heb gehangen, als verleden jaar, toen
het een paar dagen had gesneeuwd.
II. PEUSENS.
Rubriek voos- Vrouwen
Een ondergeschikt punt in do
mode of niet?
Hoe meer de vrouw zich toelegt op
waarlijk smaakvolle kleeding, des
meer moet ze zich ook verdiepen in de
onderdeden der mode en zal dan.
meteen merken, wat een gewichtige
r.ol die spelen.
Zoo is daar bijvoorbeeld de kleur,
niet alleen de wetenschap van wat
haai- het beste kleurt, voldcet, maar
ook hoe de juiste 'effecten bereikt wor
den in de garneerlngen. Geheel in het
mysterie der. kleur door te dringen is
slechts een schilder vergund, maar
©enige elementaire kleuren kennis kun
nen we toch wel als leek verkrijgen:
Men onderscheidt: hoofdkleuren en
samengestelde kleuren. De hoofdkleu
ren zijü: wii, rood, blauw, geel en
zwart; want daaruit kan mem groen,
violet, cranj'c en bruin samensteller,.
Daarenboven zijn er tal van nuances
in genoemde tinten en het is verwon
derlijk, 'hoeveel meer indruk dikwijls
een heel toilet maakt, door het toe
voegen van één enkel kleurtje.
Het is immers bekend, dat de klee
ding en de kleur der kleeding van
groote.n invloed zijn op de schoonheid
en geen vrouw meest het beneden
zich ac'bten van ziehzelvé te willen
maken wat er van te maken valt;
haar gaven zooveel mogelijk tot haar
recht te doen komen.
In het algemeen gezegd, kan wór
den opgemerkt, dat witte of zeer lich
te kleuren nooit door'dikke vrouwen
mogen gedragen worden, omdat zij
schijnbaar den omvang vermeerde
ren. Om diezelfde reden, moeten gróó-
te ruiten ook vermeden worden; klei
ne ruiten staan soms goed.
Behalve de kleuren, moeten ook de
lijn.en voordeelig uit komen en" niet
overdreven worden; niet ten onuechte
wordt dikwijls beweerd: een mooi
figuur is meer dan een mooi gelaal!
Het figuur toch, wordt veel meer ge
zien dan het gezicht cn de onvolko
menheden van 'het figu vallen veel
meer in het oog.
Een studie van de lijnen van het
figuur zal niet alleen er toe bijdragen
orn ons een betere wijze van kleed!»g
te doen kiezen, maar het verscherpt
tevens ons artistiek waarnemensver
mogen en verhoogt zoodoende onze
levensvreugd.
Zoo moeten zeer lange, slanke vrou
wen er voor zorgen, de lijnen in baar
klecdöng zoo kort mogelijk te doen
schijnen: horizontale lijnen, dwars
over het figuur, schijnen de lengte te
verminderen en moeten zooveel maar
mogelijk is, in vorm en gamee ring
van haar kleeren voorkomen. De
ceintuur neemt veel van de lengte
weg en de evenens horizontale kraag,
verbetert zichtbaar de afmetingen van
haar hals.
De kléine,, dikke vrouw daarente
gen, moot er een studie van maken,
horizontale lijnen te vermijden, cor
pulente vrouwen moeten druk gegar
neerde blouses vermijden evenals .bij
voorbeeld strookjes, of gelijksoortige
garneeringen onder het middel; want
dit alles maakt dikker. Ook de lijn
van haar middel moeten ze zoo wei
nig mogelijk doen uitkomen. Nauw-
sluitende kleeren verdienen evenmin
aanbeveling, doch liever moeten zij
gebruik maken van lange, bevallige
plooien 'en draperieën.
Wat zij evenzeer vermijden moet,
dat zijn: lichte kleuren en dunne
weefsels, ruches en een vierkant uit
gesneden hals. Ceintuur en kraag
moeten ook juist van dezelfde kleur
zijn als haar blouse of japon.
Groote, zware vrouwen, moeien
geen hooge hakken onder haar schoe
nen dragen; evenmin hoog gegarneer
de hoeden en gestreepte japonnen.
Hoewel strepen den indruk van leng
te verhoog©n, doen zij tevens broeder
schijnen.Een lijf, dat van achteren
en op de schouders suit, moet in het
voorui idden een plooitjes- of knoop-
garneering hebben om de lijn te ver
lengen. Een rok die tot even boven,
de taille is opgeknipt verlengt even
eens het 'silhouet.
Kleine, gezette vrouwen kunnen
nimmer panters, tuaüques, dubbele
rokken of strooken dragen.
Alle overdrijvingen kunnen karika
turen maken, zelfs van het mooiste
figuur.
Eerst daar waar het toilet aan
beeldhouwkunst herinnert,beant
woordt het aan het ware ideaal der
kleeding, die een zinnebeeld moet
zijn va n .poëzie.
Het is een feit, dat de meeste mo
debladen slechts modellen aangeven,
die berekend zijn voor mooie slanke
tailles. Daarom beeft de vrouw die
niet op zulk eèn taille kan bogen,
een groote 'hoeveelheid persoonlijken,
smaak noodig om élégant gekleed te
ziju. Een vaste methode zij daarom
voor haaf: het doorvoeren an lijnen!
Dat doorvoeren van lijnen bereikt
men het beste, door bet dragen van
sleepjaponnen, waar zulks maar ee-
nigszins mogelijk is, en het vermijden
van de ceintuur» De moderne, lange
mouwen, maken eveneens langer. Zij
die een korten hals 'bobben, moeten
het staande halsboord vermijden en
daarvoor in plaats een smal kanten
kraagje dragen of dé taille in V-vorm
uitsnijden.
Het staande halsboord toch, hoe
gekleed ook, geeft aan- korte halzen
iets gedrukts, terwijl het bij een lig
gend kraagje dikwijls niet eens wordt
opgemerkt.
MARIE VAN AMSTEL,
Een praatje over mode
en smaak.
II.
Toen ik den vorigen keer mijn
artikel ondèr dit opsehrift schreef,
voelde ik de behoefte om mijne me-
dc-menschen te vertellen, dat ik
■dikwijls, wanneer ik op straat
mijne oogen rond laat gaan,
niet alleen om te zien naar het
mooie in de natuur of naar den artls-
iieken bouwtrant der statige, ouder-
wetsche gebouwen, die Haarlem nog
zoovelen telt, en de meer coquette ar
chitectuur van den modernen tijd, bij
mezelf critiekvoel opkomen over ne
on-artistieke wijze, waarop zoovele
menschen zich kleeden. Ik wil daar
om dit onderwerp nog eens opvatten;
er kan niet genoeg op gewezen wor
den, dat de mensch, door slaafsch
maar te volgen, zijne hersenen slomp
maakt, niet beproeft zelf te kiezen,
laat staan zelf wat te maken.
Ach, daar is immers de mode voor,
we krijgen het kant en klaar uit Pa
rijs of Londen.
Vooral des Zondags, als de heeren
en dames uit wandelen zijn, om hunne
mooie kleeren, liun nieuwen hoed of
hunne gele schoenen met verlakte
punten en slobkousen te laten zien,
danik zou haast zoggen, erger
ik mij meermalen, hoe"potsierlijk,
zonder smaak en eenig overleg som
migen zich uitdossen.
De wonderlijkste combinaties ziet
men dan, het eene klcedingstuk al
mooier dan het andere, op zichzelf
genomen niet onaardig, als het goed
en passend bij het geheel gedragen
wordt. Zoo ziet men b.v. eene jonge
■dame, die nu niet direct tot de slan
ken behoort," (om maar vooral in 't
oog te loopen) in een wijden licht-
kleurigen mantel gehuld, met een
hoed op haar even dik hoofdje, in den
vorm van een pannckoek, waarin
haar gelaat .bijna geheel wegschuilt;
de rand zou van achteren de kraag
van haar mantel raken als dit niet; be
let werd door eeri bouten boa, die op
zeer in de mode zijue nonchalante
wijze half op de armen harer eigena
res hangt, zoodat het geheel de toch
al niet zeer slanke gestalte zeker dub
bel zoo breed maakt. Eu denk dan
eens dit elegante figuurtje met een
vrij korte, voetvrije rok. zoodat men
bij eiken stap eon flink stuk van de
in licht-blauwe kousen gehulde dikke
beenen en enkels te zien krijgt, en
een paar lage, gele schoenen, natuur
lijk op hooge hakken, die vrij aardig
sciieef geloopen zijn, waardoor de
wanden der schoenen uitgezakt zijn
en veel op trechters gelijken, om
zeer ten ongerieve der jonge dame,
uitstekend dienst te doen, om kei
steentjes op te vangen.
Die mantel zou beter staan bij de
vlugge verschijning van een meiejo,
aan wie men in alles, als het niet al
direct te zien was aan de mooi ge
vormde, witte, hooge tennisschoenen,
kan zien, dat ze aan sport doet.
Die boa, ik zie haar zoo gaarne, zich
kronkelend, als een echte boa-con-
strictor, om de tengere, hooge ge
stalte eener eenvoudig gekleede, gra-
cieuse dame, met een nauwsluitend,
donkerblauw mantelpakje aan, een
hoedje, zonder eenigen opschik, pas
send bij. het vriendelijke, doch ernsti
ge gezichtje; en bij dit geheele fi
guurtje kan niets beter harmoniëe-
ren dan een paar zwarte, geen alten
tie vragende, doch zeer nette hooge
laarsjes, die juist door den schoonen
vorm en door de elegante bewegin
gen, welke die voetjes maken, ieders
bewondering wekken.
Vlak achter deze loopt eene andere
smaakvol gekleede dame, als eene
reclame, getooid in fluweel, zijde,
kant, bont, goud en diamant en op
haar hoed eene reusachtige pleureuse.
Aan hare.voeten, ge kunt het raden,
een paar fijne schoentjes van zwart
fluweel met hakjes als een pijpesteel;
in hare hand, zeer nonchalant, bun-
gelénd aan een lang zijden koord, een
tasch, een pronkjuweel, de duurste,
die er te vinden was, maar...... en als
of dat niet hindert, bespat met mod
der van de straat, ach, het is immers
mode, wat komt het er dan op aan?
Het is chic. Ja, chic, even waar als de
blos op haar wang. Chic, ij del woord,
het meest gebezigd door ben, die het
niet zijn, denkende, dat „chic-zijn"
daarin bestaat, dat men iets aan of
op heeft, wat niet iedereen draagt.,
zonder er op te letten hoe men zich
gedraa g t.
Ook hierin is eenvoud het ware. De
ware chic ziet of hoort men niet
reeds van verre.
Daar ziet men aankomen, reeds in
de verte, een mijnheer met een licht
kleurige overjas, goed wijd met bree-
de revers en een groote bloem in hot
knoopsgat, de jas openhangend óm
nog meer plaats in të nemen, waaruit
te zien komt een leverkleurig vest, een
hoed op het hoofd, aan don eenen
kant neergeslagen, een cigarette in
den-mond, terwijl zware rookwolken-
uit neus en mond geblazen worden,
verder een pantalon, ook wijd en
breed omgeslagen, waaronder een
paar schoenen prijken van grijze stof,
overigens geheel verlakt. Misschien
wordt zoo'n „mijnheer" door zijne
kornuiten benijd, als iemand, die zich
weet te gedragen, een echte branie,
die zich chic kan voordoen, maar
het niet is. Een ander, die met min
achting op den eersten neerziet, of
schoon op dezelfde manier gekleed
(want dat is nu eenmaal de mode)
houdt zijn jas gesloten, laat geen ge
kleurd vest zien, maar wel een paar
paars zijden kousjes, waar zijne lage
gele schoenen zoo uiterst fijn bij kleu
ren. Deze mijnheer, loopend in een
stand alsof hij voorover zal vallen,
ziet niets en niemand om zich heen,
zijn hoofd wendt zich niet links of
rechts, negeert een ieder'met zijn
neus in den wind, dat moet wel een
chic. heer zijn, een gentleman
tenminste, hij doet, alsof.
Maar hé, zag ik daar niet bijna on
opgemerkt, terwijl mijne aandacht af
geleid werd door deze twee heeren,
me haastig passec ren, Dr...-.de
knappe medicus, de groote filantroop?
Hij heeft zeker een ernstige zieke hier
in de buurt, dat hij zoo hard loopt,
ja zie, daar komt zijn rijtuigje stap
voets aan. hij vond het zeker niet de
moeite waard om voor die vijf hui
zen vér nog in te stappen.
Deze niau heeft geen tijd en geen
lust zicli met mode op te houden, Is
echter altijd zeer chic, maar eenvou
dig gekleed, in het donker. Een ware
incnschenvriend, geen zieke, die hij
hem tevergeefs klopt, den arme helpt
hij gratis met een vriendelijken lach
en een opbeurend woord. Liefdadig
heidsinstellingen, wat zouden ze zon
der hem, met raad en steun helpt hij,
nacht en dag is hij bezig en toch voor
een ieder te spreken, onvermoeid,
niets is te veel, met een wilskracht,
bijna bovenaardsch, werkt hij als een
zegen voor de menschen. Een voor
beeld voor het menschdom.
MAUVART.
Verloopen student
do o r
CARL UPMEYER.
Verloopen student verloopen
student 1
De aangeroepen© keerde zich oio,
balde zijn handen tot vuisten,
Als ik je krijg schreeuwde
hij in dronkemanswoede, dan zal ik...
Bij den. jongen, die gescholden had,
voegde zich een tweede, een derde.
Wat is hier te doen
—De verloopen student heeft er
weer eentje t© veel op.
Ze kenden hei.' niet anders in de
stad dan met den naam „verloopen
student". Wanneer hij zich w©er voor
den kantonrechter had te verantwoor
den, en dat was zooveel malen ge
schied, dat men de tel was kwijtge
raakt was 't voor velen een gebeurte
nis, een goede comédie I
Max Burger had vroeger in de rech
ten gestudeerd, e» als hij vóór de
groene tafel stond, zijn verdediging
hakkelend begon, zijn pleidooi door
spekte met de meest verwarde, juridi
sche termen, wainhopig-slingerend met
zijn lange armen, wist men eigenlijk
niet, hoe men zich moest houden cf
in tranen uitbarsten of lachen, tot men
niet meer kon. Burger's wezen was een
mengsel van humor cn tragiek, een
man, die door de straatjongens wordt
uitgescholden, en met wien de volwas
senen medelijden hebben. Hij had zijn
leven ln de juiste beteekenis van het
woord verdronken.
Eens was hij de veelbelovendste leer
ling van het Gymnasium geweest. Nie
mand had ooit een beter eindexamen
gedaan dan hij'. Niemand ook was met
meer hoop en kracht het leven inge
gaan, en zijn candidaats had hij cum
laud© volbracht.
Daarna was eensklaps alles veran
derd.
Hij had zich met een meisje uit Rot
terdam verloofd, maar hij had bij baar
niet lang het geluk tier liefde gekend.
Eien zijner vrienden had haar toeval
lig ontmoet niet wetend, dat ze met
Max verloofd was. en hij had 't mees
te succes behaald van hen beidon. Ze
had Burger teruggezonden alles, wat
ze van hem had, en sinds dien tijd had
hij zich tot drank en slecht leven laten
verleiden.
„Verloopen studentverloopen stu
dent
Dat was hij geworden
Hij had zich niet bekommerd om zijn
toekomst. Zijn vrienden verlieten hem
één voor één, hij maakte schulden, en
ten laatste trof hem nog ecu zware
slag zijn vader ging failliet. Wanneer
hij de werkende kerel was geweest, die
over zijn hoeken gebogen was tot laat
in den avond, dan had men hem zeker
een studiebeurs verstrekt. Zelfs nu
nog had de vriend, die zijn ongeluk
was geweest, zijne-ondanks, moeite
voor hem gedaan, en geld voor hem
verzameld. Doch dit had hij verdron
ken, en iedereen wist nu, dat er met
Max Burger niets meer te beginnen
viel. Een wrak.
Hij was in 't stadje, vanwaar hij ge
komen was,.teruggekeerd. Hoe. anders
had hij het verlaten, eens vol lach en
geluk, en zonder gedachte, dat de we
reld zoo wreed zou zijn. Toen hij de
eerste maal voor den kantonrechter
stond, die hem in zijn jonge jaren had
gekend, en deze hem stil-vermanend
toesprak, dat 't nu ook de laatste keer
mocht zijn, hield hij zijn hoofd gebo
gen, en hij schaamde zich. Doch ten
tweedon male werden dc dingen an
ders. Waarom dacht hij hij zichzelf,
had hij in de rechten -gestudeerd Kon
hij dan zichzelf niet verdedigen
Den avond vóerdat zijn zaak behan
deld zou worden, nam hij een stuk pa
pier, en schreef er zijn quasi-pleidooi
op. Den volgenden dag las hij het zon
derling relaas, dat hij met moeite had
gesteld, met luide stern voor, en dan
vertelde men 't elkander weer in het
stadje.
De verloopen student heeft gespro
ken.
Telkens werd hij tot geldboete ver
oordeeld, en dan was 't een vriend van
zijn vader, gestorven na het faillisse
ment, die de schuld betaalde, opdat
hij niet in hechtenis zou komen.
De historie liep eenigé jaren onver
anderlijk door.
Eindelijk kwam er een verandering.
De oude kantonrechter sprak hem,
den beklaagde, niet ongewone streng
heid toe. Begreep hij dan niet, dat hij
het geduld der justitie op te zwanen
proef had gesteld Wilde hij dan met
ieder geweld zijn leven te gronde rich
ten, bedacht hij niet, dat 't toch niet
flanging, voortdurend de oi'de te ver
steren
De ambtenaar van het Openbaar Mi
nisterie had hecbtenisslraf geëischt.
Verwilderd keek de beklaagde om
zich heen. 1-Iet papier, dat hij'als al
tijd bij zich had viel hem uit de han
den. Hij viel neer op zijn knieën,
wrong zijn handen, en smeekte met
gillende stem om genade.
Acht dagen later viel de uitspraak.
Ten laatsten male werd de „verloo
pen student'' tot een geldboete veroor
deeld. Als de politie hem nog eenmaal
zou vatten, zou 't anders worden. En
't liep een tijdje goed... 't Liep goed,
tot de oude kantonrechter was gestor
ven, die hem altijd zoo clement had
behandeld. Hij volgde schuw op ver
ren afstand dc baai- men vertelde,
dat hij mede behoorde tot hen, die op
recht verdriet hadden over 't zware
ongeluk, en dat hij met de beste voor
nemens bezield, naar huis svas gegaan.
Eu toch... de eerste zaak, welke de
nieuwe kantonrechter te behandelen
kroeg, was van den „verloopen stu
dent".
Hij had de dagvaarding ontvangen
als steeds. Hij liep naar 't Reclitsge-
bouw als steeds, gebogen van hoofd,
slingerend met zijn armen.
Hij had te veel gedronken, zwaaide
heen en weer. Maar in zijn hand hield
hij zijn pleidooi stijf geklemd, en in
zijn dronken hoofd warde de gedachte,
dat hij straks had te spreken. Hij was
er in 't geheel niet op voorbereid, dat
een nieuwe kantonrechter vonnis over
hein had te vellet- en zelfs, nadat hij
plaats had genomen in het bankje der
beklaagden, werd hij zich van dit feit
niet bewust.
Hij stond er met gebogen hoofd, en
hoorde naar 't oude liedje.
De ambtenaar las de dagvaarding.
Hij stond stil, luisterde. Hij hoorde
achter zich het gefluister van "t pu
bliek.
Hot Openbaar Ministerie nam zijn
requisitoir.
Het was 't laatste vonnis van den
ouden kan ton vechter geweest, waarbij
deze beklaagde nog tot geldboete werd
veroordeeld. Doch de man had reeds
lang de maat doen overloopen, alle ge
duld was rnet hem ten einde. Er moest
eens een voorbeeldige straf worden ge
steld het was in het belang van de
maatschappij en van den aangeklaag
de zelf.
Hard en snijdend klonken de woor
den in Mex Burger's coren.
Hij richtte zich op...
Hij wilde zich verdedigen....
Op dat oogenblik gebeurde er ieta
anders....
Hij liet het stuk papier, waarop zijn
pleidooi geschreven stond, vallen, en
hij tuimelde terug, als een man, die
een schrikbeeld ziet.
- jij ju 1 zult over me oordeelen 1
riep hij uit.
Hij is weer dronken... fluisterden
de menschen op de publieke tribune
eikander foe. Max Burger scheen het
niet te hooren. Hij barstte in luid ge
lach uit, dat men evengoed voor wee*
nen had kunnen houden.
Jij jij weet je nog wel, dat
we samen gestudeerd hebben, en dat
ik verloofd was met een meisje
Waardoor bea i-i dan ongelukkig ge
worden Door het meisje.
De omstanders bogen zich over de
balustrade, angstig, om te hooren, wat
er zou gebeuren... De rechter hief zich
iets op.
Als er van schuld sprake is.., be
klaagde... bent u het. U heeft willens
en wetens uw leven ten grond© ge
richt. Dat weet iedereen, die u van na
bij kent of gekend heeft. Er zijn talrij-
keke oogenblikken in uw leven ge
weest, dat u terug had gekund, als u
dat gewenscht had. Zulke oogenblik
ken heeft ieder mensch, want niet in
eens stort me>- in een afgrond, maai*
langzamerhand... daalt men... als
men zich niet verzet, Ik heb mijn plicht
te doen, zooals iedereen zooals u
ook. Uw plicht'is het in ieder geval do
orde niet meer te verstoren, en mijn
plicht is 't, daarvoor te waken. Of u
en ik elkaar vroeger gekend hebben,
doet niets ter zake.
Burger had zijn hoofd gebogen, en
zonder nog iels te zeggen, ging hij
heen.
Do volgende zaak
In de stad werd over niets anders
gesproken de verloopen student en
de kantonrechter waren elkanders
vrienden geweest. Wal er precies ge
beurd was, wist niemand te zeggen.
Een ieder echter begreep, dat het recht
zijn loop zoj hebben.
Den avond vóór de uitspraak werd
er aan het huis van den kantonrechter
gebeld, 't Dienstmeisje opende de deur,
de verloopeu student stond op de
stoep.
llij was niet aangeschoten, en voor
zijn manier van doen maakte hij een
goeden indruk. Hij was natuurlijk
niet in staat geweest het vervallen©,
ellendige; gebogene van zijn wezen te
doen verdwijnen. Zijn handen beefden,
Kan ik mev rouw spreken
Mevrouw... Ik zal wel eens even
gaan kijken.
Ze liet hem in de vestibule staan.
Een oogenblik later kwam de vróuw
van den kantonrechter de deur uit,
giiig naar hein toe.
Wenscht u mij te spreken
Ze zag hem aan
Ken je,., kent u me dan niet
Max Burger zei ze toonloos.
Die ben ik. Hij viel neer op de
knieën. U kunt iets voor me doen.
Smeekt u... uw man... dat hij me mor
gen niet vcroordeelen zal. Het is te
verschrikkelijk.
Ik zal 't hem vragen beloof
de ze.
Wanneer de verloopen student ecul-
ge uren later het korte gesprek had
kunnen aauhooren. dat zich tusschen
de echtelieden had ontsponnen, hij
was wanhopig geworden.
Max Burger is hier geweest.
Ik heb het wel gedacht. Ik kan
niets voor hem doen. Het recht moet
zijn loop hebben. En bovendien, 't zou
hem niets helpen, als ik te clement
was. De ambtenaar van het Openbaar
Ministerie zou in hooger beroep gaan,
en voor de Rechtbank zou hij zeker
veroordeeld worde». Ik mag tégen hom
niet, zachter optreden dan tegen een
ander. Ik mag niet.
Den volgenden dag was er een groot
publiek in 't Rechtsgebouw verzameld.
Het vonnis luidde kort, met enkele
overwegingen v
De verloopen student ging ,,dc kast"
in. Onherroepelijk
Maar tot verbazing der inwoners
van liet stadje, hoorde men eeniae da
gen later, dat de rechter ontslag had
aangevraagd uit zijn betrekking.
En men vertelt, dat hij liet was, die
den verloopen student heeft voortge
holpen, zoodat deze nog een nuttig
mensch in de maatschappij is gewor
den, zij het verre van zijn vaderland..*