Een Muziekavondje door GEORGE^ Mijn vriend R. is muzikaal, mach tig muzikaal. Zonder nu juist verruk kelijke toonen uit de klarinet te bla- eeD. oi met fijn gevoel de bazuin te schuiven, beeft hij veel muzrkalen aanleg, woont gaarne eene goede opera bij, vooral als er veel ridders en maanlicht in voorkomen, bezoekt vlijtig alle mogelijke concerten, waar eenige families getrouw komen, en is telfs bij liedertafel uitvoeringen te vin den. Als er muziek in den hotanisdhen tuin ia, loopt 'hij tevreden onder apen en wilde heesten rond, zoodat, zon der nu juist welbehagen in ©enige symfonieën te vinden, de brave man weinig minder muzikaal is dan zoo vele ongelukkigen, die niet in hunne prille jeugd door ouders of voogden ter muziekles zijn verwezen. Maar men kan te veel genot op één avond hebben: men kan overbluft worden door Fantaisies brillante3 en Tendre souvenirs, welke uitvoeringen dan soms allesbehalve teedere herin neringen achterlaten. Het gevolg van dusdanige genietin gen van het gehoor is geweest, dat hij nu en dan niet zonder huiveren aan zekere soireetjes denken kan, herinneringen, die in het diepste van zijn hart begraven zijn, waaruit ze zelfs met geen vioolsleutel meer te voorschijn gehaald kunnen worden, wanneer het de vermeerdering daar van betreft, „Met muziek kunnen de edelste ge waarwordingen weergegeven wor den," lieeft een beroemd mensch ge zegd; maar waaneer men soms eene minder geoefende jongejuffrouw eene sononym© bravour-axia hoort galmen krijgt men soms al zeer zonderlinge opvattingen van der jonkvrouw's ge waarwordingen op dat romantistih oogenblik. Mijn goede vriend heeft mij eens eene beschrijving van een muziek avondje gegeven, dat hij tot het einde toe heeft b:jgewoond en hoewel hij zelfs uit liefhebberij een paar weken privaatles op den triangel heeft geno men. en ik zelf eene zuster heb, die ook bravour-aria's zingt, toch heh ik hem bewonderd, hoe hij na zulk vreeselijk genoegen nog kalm en be zadigd in zijne uitdrukkingen kon zijn. Hij deed mij het volgende ijzing wekkend verhaal van zijne muzikale folteringen: Ik was genoodigd bij de familie Schuman, die, naar ik later vernam, met geen enkelen componist in fami liebetrekking was, en bestond uit ou- delui en vijf dochters, die allen zon- geu of piano speelden, meestal na el kander. Zonder die kleine 'hebbelijk heid te kennen, had ik op het laatste concert met haar kennis gemaakt en ik had mij beijverd, alles goeds van Cberubini te zeggen, waaruit men natuurlijk afleidde, dat ik met hem dweepte, hetgeen dan ook het geval is, daar ik even als mijne natuurge- nooten doode kunstenaars volgaar- verheeriijk, om met des te racer recht de levenden te kunnen verguizen en vertrappen! Men had mij uitgenoodigd, een be zoek af te leggen en met mijne ge wone heuschheid had ik dit aange nomen. De avond, dien ik. koos om dat ik geen ander doel had, was he laas een noodlottige avond, want juist hadden de dochters een dames kransje, waarop de eene de andere van het pianokrukje zou verdringen en voor Luici Bordèse een eerezuil zou worden opgegabnd. Ik trad binnen, verblind door zoo veel schoonheid en muziekrollen, werd met eene fanfare van: „Wie is dat?" verwelkomd, boog smaakvol, alsof ik een achtste rust voorstelde, en hoorde eene belangrijk© solo van de gastvrouw, waar zij mij wees op den gelukkigen avond, dien ik getrof fen had, omdat juist Betsy (en nog iets, dat ben ik vergeten) gevraagd was, die zoo lief zong. Ik drukte p.p. mijne genoegdoening uit; men vroeg mij, of ik ook een instrument be speelde. Ik wilde met innige zelfvol doening den triangel noemen, doch bedacht, hoe weinig klassiek dit liefelijk instrument geaoht wordt, en vergenoegde mij slechts te zeggen, dat ik soms componeerde, hetgeen-ik met even veel recht kan zeggen als inenig ander die zich verbeeldt te dichten. Met overhaasting werd de thee ge bruikt, en voordat ik nog ©en einde aan mijne visite had kunnen maken, vloog met groot© gezwindheid de klep der piano open, en vóórdat ik mijn S; op je had neergezet, verhief zich eene magere schoonheid op de kruk, welke laatste zich naar ik spoedig on dervond, in een duplioaat mocht ver heugen. Met groot© vasthoudendheid werd een lange sonate van Beethoven af gespeeld, alles achter elkander, in -'een tempo, alsof het eene rede op muziek was, en met totaal gemis aan gevoel. De voetjes der begaafde di lettante hingen slap en lusteloos langs krukje en pedalen neer, en al had de groot© Beethoven er voluit forte bij geschreven, de pedaal ware zelfs niet gestreeld geworden. Nadat het presto in den geest van het fan tastisch© „Du, du, liegst enz." was afgespeeld, stond de dame op, en ik wilde haar een compliment maken over hare gelukkige tempo's toen een© tweede jonge dame op de tkruk wipte en verraderlijk eene aria begon te zingen, waarin zij do amour verheer lijkte, alsof zij morgen Vouwen moest. Verbijsterd zag ik bet meisje aan; zij echeen zeer begaafd te moe ten zijn, hetgeen ik ten minste op maakte uit de vinnige blikken die de dilettantjes nu eens op hare muziek, dan op haar zelve wierpen. Waar bet lieve kind de tonen van daan haalde, is mij nog altijd een raadsel, maar zij ging zoo hoog, dat zij zelve van verbazing ophield of ten minste bleef steken, juist op het nood lottig oogenblik, toen de maagd, die zij door zang en pantomime verheer lijkte, verbeeldde dood te gaan. Hier door niet vervaard, begon zij dadelijk eene andere romance ten beste te geven, en zat. daar t© zuchten en te jammeren eu met het hoofd te deinen en met de armen te zweven, dat men ten laatste toch onder den indruk van de toonschepping kwam en vatbaar werd voor liet bedroevende der his torie. Met ontzetting meriite ik daar bij op, dat minstens een vijftal ge reed zat, om het zanggestoelte te be springen, terwijl uit den boek der kamer de oudst© dochter vastberaden met een dik boek kwam aansleepen, waar bijna dagelijks door de geheele familie uit gezongen werd. De dochter met toet dikke boek be haalde de overwinning, waardoor de ouders tot zachtheid gestemd weiden en de begaafde kunstenares-mimi- ciene verklaarde, „dat zij eene lieve stem bad," die mij op het denk beeld van minder lieve stemmen ge heel ontstemde. Uit het meergemelde boek werd een geel gehavend stuk opgeslagen en daaruit weiden eene massa trillers, octaven en loopen ge haald, die de grootste helft der ge- noodigden zichtbaar zenuwachtig maakten en mij ook deden trillen en aan het loopen zouden hebben ge bracht, als ik niet - besloten had, het eerste tijdperk van rust af te wachten, om gelaten dit muzen-oord den wei nig klassieken rug toe te draaien. Maar zoo spoedig ontkomt men niet aan de strikken der toonkunst, want precies toen ik opstond en de familie wensckte mede te deelen, dat elk van haar eene Eurydice was, stond mijnheer op, schroefde ©en in strument in elkander, dat wel een zak-dwarsfluit moest zijn, zoo onver wacht kwam hel voor den dag, en be gon met behulp van zijn dochteren tal en het nog trillende klavecimbanl het „Standchen" van Schubert te fluiten 't spijt me, dat ik bat zeg gen moet, maar zoo piepend en toe tend, dat de groot© meerderheid der jonge dames zich amuseerden met elkander aan te stooten. Toen ik naar huis ging, zag ik slechts pianos en dilettamtjes in de lucht; ik hoorde hoog© noten, zag drei gen de vingers, die naar mij wezen, alsof mijn neus een toets was, en ongemerkt ging ik over tot een ster ken draf. Ik zag mijin© huisjuffrouw bijna voor een muziek-instrument aan... Zoo verhaalde mij mijn vriend, en ik was met zijn lcrt begaan. Korporaal Piet Paaltjes door JOH. WATERMAN. Piet Paaltjes, korporaal bij het Se regiment infanterie, nu reeds een aantal jaren gepasporteerd, stamde uit een beroemd geslacht van krijgs lieden. Z'n vader was als korporaal-wasch- baas met militaire eer begraven; z'n grootvader had den tamboer-maitre stok eerst uit de handen gelegd, toen z'n beenige handen den roffel nietmeer vermochten te slaan; z'n overgrootva der.... ja ik meen zelfs dat er een Ba tavier Paaltjes is geweest, die als korporaal bij de legioenen van Clau dius Civilis heeft gediend en bij Ca- stra-Velera de Ro'meinen bij dozijnen heeft neergeknotst. Onze Piet was een van die solda ten. die, hadde hij onder den adelaar van Napoleon gediend, gewis den maarschalkstaf had gekregen. Maar helaas! elke welgemeende poging zij ner superieuren om hem tot een hoo- geren rang te bevorderen stuitte af op z'n onverzettelijken wil om, den zin tier familietraditie getrouw, het niet verder te brengen dan korporaal. Piet was, vooral in groot tenue, een knappe jongen. Hij was, zeer waar schijnlijk om z'n kaarsrechte gestalte en gitzwarte knevel, de lieveling der keukenmeiden, wier veel geprezen mildheid hij naar waarde wist te schatten, maar hij was de sohrik der milicien om z'n nonplus-u'tra- wijze van vloeken. Doch Piet was een korporaal van het oude stempel en z'n reeruten wis ten wel, dat een flinke oude klare bij Piet wonderen kon doen. In toet veld was Piet in z'n element. Bij onze moderne spiegelgevechten, als de linies elkaar met doodsverach ting en... losse patronen beschoten of met de bajonet te lijf gingen, daar was Piet de inau. Daar was hij een Alexander, een Caesar, een Napoleon en von Moltke tegelijk. 0, als Piet Paaltjes zich voor de kleine linie plaatste er met een stem als 'n Noord wester storm uitbrulde „attaqueeren" dan bezielde hij alles met z'n feu sa- cré, dat helden kon maken van onze milicien-achtmaanders. Doch eenmaal is de dag gekomen, dat Piet's gevestigde reputatie als veldheer, een onherstelbaren genade slag kreeg dat hij Waterloo vond. Dien dag.... Luister: 't Wordt avond. De gouden brand van den Wester- heinel brengt 't laatste licht over de dingen der uarde en vermag het nachtduister niet meer terug te hou den Op de kazerne-binnenplaats van de groote Menno van Coehoorn-kazerne iormeeren zich zwijgend en met hoog ernstige gezichten de sectiën. Het zou een zeer gewichtige nacht worden, want het moorddadig gevecht tegen overmachtige vijandelijke stellingen dat dezen dag met een „sauve qui peut," een nederlaag voor de onzen was afgebroken, zal in dezen gewicb- ligen nacht hervat worden. Strak staan dus de gezichten en ware niet de groeiende duisternis een beletsel, dan zou men in de fonkelen de oogen der soldaten den wil tot „winnen of sterven" hebben kunnen lezen. De sectiën formeeren zich tot batal jons 1) en precies t© half negen op den wondermooie® Augustusavond klinkt de roffel voor hot commando: „geoft acht" en even later dreunt de stap van ca. duizend paar sigarenkistjes 2) met hoefbeslag door de straten der garnizoensstad. Piet loopt vooraan en zijn voor de ze gelegenheid extra in de puntjes ge draaide knevel wijst naar de sterren, die op de schare ncerblikken met oogen, waarin een© stille belofte stond t© lezen. Piet heeft een extra groot© B. Z. K. gefour ageer d, wel we tend, dat het geheim van z'n lieroï- ken moed voor 'n groot deel aan een flinke pruim was te danken. Als een diep-zwart, bewegelijk lint rukken de bataljons voort langs de stoffige wegen. Eeu uur zal er ongeveer gemar cheerd zijn, ais plots eenigo vlamme tjes uit 'n donkeren boschrand blik semen, gevolgd door 'n kort geknet ter: de spits der voorhoede beeft de eerste schoten opgevangen. Korte, gesmoorde commando's weerklinken door den stillen nacht; de spits verspreidt zich en de donkere figuren rukken in ijlere linie voor waarts om stelling te nemen. Maar de vlammetjes in den don- teren boschrand worden talrijker, 't monotoon geknetter wordt heviger en doet den commandant besluiten oan de voorhoede te versterken. Onophou delijk worde® de sectiën, vierkante zwarte blokken, vooruitgegooid en spatten op 'n enkel commando als liohtkogels uiteen, als ze achter de vuurlinie komen. Onzen Piet wordt gecommandeerd om met vier uitgelezen manschappen te gaan patrouilleeren op den linker vleugel en dien vleugel te beschermen. Ja, hij had reeds een voorgevoel, dat hom dien avond eene gewichtige taak zou wachten en met eeu beslist: voor waarts mannen, rent hij den donke ren nacht in. Nauwelijks is hij op den eenzamen post aangekomen of milicien Knof gilt met gesmoord stemgeluid: Kijk ereïs brigges 3), daar heb-ie de vijand vlak voor ons. liet benne d'r een, twee ,drie, vier man. Ze ben ne geknield! Piet rekt zich uit. Z'n oogen schie ten vonken in het nachtzwart. Het is of de geest van z' ndapperen voorva der, den Batavier Paaltjes, in hem vaart. Ja juist, zegt-ïe nu met iets heel plechtigs in z'n stem, de salaman- dors denken ons te neppen, maar we zullen ze... nou!.... we zulle zo neer schieten as honden... nou! Ze bewegen zich... waarempel, ze komen vooruit! roept milicien Glim nu uit Doch (lo stem des aanvoerders don dert hem toe: houd je mond; het past ons te zwijgen, als er gevaar dreigt! Dien mooien zin had-ie pas nog ge lezen in een duhbeitjes-roman en hij had het waard gevonden dien te ont houden. Wijder sperren zich nu z'n vlam mende oogen, alsof ze den vermetelen vijand tot retireeren dwingen. Doch de groep van vier wijkt niet. Ze schieten, roept weer milicien Knof en Piet ziet hoe de verraderlij ke vlammetjes hliksemen in de nabij heid der vier donkere figuren. Ja, hoor, ze schieten, de salaman ders! beaamt Piet en door z'n veld heersbrein flitst weer de geniale ge dachte tot handelen op het moment. Jij, commandeert-ie Knof, jij gaat links met 'n boogje naar voren. Jij tegen Glim jij gaat rechts met 'n boogje naar voren en ik met Zwarthans en Joeks gaan recht op den vijand af. Zie je, hij, de tacticus, wilde doen als de Japanners en z'n tegenstander, evenals de militaire zonen van de rijzende zon", door omvatting ver nietigen. We kruipen er heen... Wat gane we dus doen? Kruipen, kruipen! klinkt het uit er monden. Begrepen. En we magge niet schieten... Wat magge we dus niet? Schieten, schieten! antwoorden jro weer vier monden. Goed zoo. En as we vlak bij den vijand zijn, dan zal ik ineens opsprin gen en roep „attaqueeren" en dan rijgen we ze aan de bajonet. Dus wat doene wa? We rijgen ze aan de bajonet! Mooi zoo. Klaar? Weg dan! En centrum, linker- en rechtervleu gel van Piet's armee kropen over den pasgemaaiden korenakker, naar den ten doode opgeschreven vijand. Verd....! vloekt milicien Zwart hans plots. Wat! snauwt Piet hem toornig toe, als een helden-acteur uit den re derijkerstijd, wat, vreest gij, ellen dige lafaard?! (Ook dit was een dei- gulden zinnen uit den dubbeltjes-ro man). Nee, ik vrees niks, maar me lian- de en me knieje bloeden van de lee- lijke korenstoppels, jammert Zwart hans terug. Voorwaarts en vreest niet, gij dapperen! en weer kruipen ze voort. Nu zijn ze vlak voor den vijand. Bijna kunnen ze de loopen der gewe ren onderscheiden. Nog slechts eenige tientallen van meters en het is met den vijand gedaan. Piet beeft bij de gedachte aan den nieuwen roem. Mor gen, in de cantine, zal zijn naam weer op aller lippen zijn en de jonge kor poraal! j es, die de Kamper granaat 4) nog op den kraag dragen, zullen een. twee. drie, ja, nog meer oude klare's roor hem neerzetten als een offer aan Piet's krijgsmansgenie. Het oogenBUk is daar. De vijand schiet niet meer, doch ze schijnen in knielende scliiethouding af te wachten. Een, zeker de commandant, steekt ietwat boven tte Anderen uit en strekt z'n arm uit. Helaas! Misschien is dit zijn laatste bevel, want Piet is ge reed. llij ziel ,dat recKfer- en linkervleu gel op de plaats zijn aangekomen. Attaqueeren!!! brult hij uit, richt zich bliksemsnel omhoog en ijlt als een gazelle op den verstomden vijand.... Maar ontzet, als door het hemelvuur getroffen, deinst hij terug, want.. acht! die vijand was geen vijand.... O, mijn schrijfwapen weigert dienst als ik denk oan dat rampzalig bank roet van Piet's krijgskundig talent, aan den ondergang zijner veldheers- glorie! Driewerf ach ©n weel Want... toen de volgenden morgen de zomerzon weer triomfantelijk over het slagveld rees, toen.., toen lagen er vier vogelverschrikkers tegen den grond, jammerlijk neergeveld, terwijl de vijfde, als smeekend om erbarmen, de houten armen ten hemel hief. Militair woordenboek: 1) Sectie is (oorlogssterkte) ruim 50 bajonetten; bataljon is 16 sectiën. 21 Sigarenkistjes is de vierkante militaire schoen. 3) Brigges is de aanspreeEtorm voor korporaal. 4) Kamper granaat is het corpstee- ken op het uniform dor volontairs van het instructie-bataljon. Het kleine tegen het groote Door Dr. THERMET, Een uitnemend artikel in het Fran- sche tijdschrift „Je sais tout", waar in wordt gewezen op de gevaren van de gewone huis-, tuin- eu kamervlieg, dat kleine, vlugge beestje, dat zich zoo rein voordoet, telkens zich den kop afwrijft, en zich voortdurend schijnt te reinigen. En toch bestaat ér misschien op de aarde geen „viezer" - ja, misschien geen gevaarlijker dier dan de vlieg, welke in zoo grooten ge tale de Europeesche huizen binnen dringt. De vlieg zet zich op alles. Ze schuwt de uitwerpselen van een teringlijder niet, evenmin als een theekopje, waaruit een typhuslijder heeft gedronken, ja, ze schijnt bij voorkeur die plaatsen op te zoeken, waar zij 't meest kans vindt besmet telijke stoffen te vergaren. Zij loopt met gratie over de speen van een zuigeling, nadat zij de kiemen heeft opgegaard van de meest-vreeselijke ziekten. En zeker zou zij, de kleine vlieg, er al toe hebben bijgedragen, de mensch- heid uit te roeien, als er niet in ons menschelijk organisme tegenfactoren aanwezig waren, die den schadelijken invloed der bacteriën vernietigen. Dat met name de typhus niet in veel grootere male woedt, is aan dit feit te ging van de moerassen, waar zij' huist, de strijd tegen haar, is 'dik wijls te kostbaar, men heeft haar te vermijden... In verschillende streken van Indië, van Afrika, in het Zuiden van Amerika, schijnt iedere oorlog, dien men'haar wil aandoen, een be spotting. Men is er zeker van, dat die kleine muskiet minstens twee gevaarlijke ziekten verspreidt, namelijk de gele koorts en de malaria. Réunion en Mauritius, twee wel varende eilanden, zijn indertijd door de malaria geheel verwoest en ont volkt.. Het Zuidelijk deel van het Mis- sisippi-dal is onbewoonbaar, hoeveel milhoenen er door de landbouw ook verdiend kunnen worden. In de Ver- eenigde Staten legt men jaarlij te on geveer elf millioen dollar ten koste, om de muskiet te bestrijden, en nog is dit niet afdoende. In Italië liggen meer dan anderhalf millioen Hectaren gronds onontgonnen... door de mus kiet. Natuurlijk zijn 't niet alle soor ten muskieten, die medewerken tot verspreiding der ziekte. Als bijvoor beeld een gele koortslijder in Frank rijk komt, zal hot gevaar voor be smetting, dat hij veroorzaakt, uiterst gering zijn, daar de muskiet, die de gele koorts verspreidt t© eenenmale in Frankrijk ontbreekt. Hoe zal onze lezer vragen brengt dan de muskiet de besmetting over? De beantwoording dezer vraag is uiterst gemakkelijk. De muskiet dringt een huis binnen, waar een pa tiënt nederligt 't diertje gonst een oogenblik om hem heen zet zich even op zijn hand prikt zuigt een weinig bloed blijft even gonzen verdwijnt. Op den angel bevinden zich de ziektekiemen. Een paar uur later herhaalt liet insect dezelfde operatie doch nu bij oen gezonden patiënt. De muskiet prikt den gezonde de ziek te in het bloed. Dus behoeft de malaria nog niet te heerschen in streken, waar zich moo rassen bevinden, hoewel men wel moet Bedenken, dat t aanwezig zijn. van moerassen juist een woonplaats voor de muskieten aanbiedt, dus dat de malaria in de meeste gevallen daar t boste gelegenheid heeft zich uit te breiden. Men kan zeggen, dat daar waar de muskiet zich bevindt, malaria en gele koorts heerscht, waar de muskiet niet is, houdt bijgevolg de verspreiding der ziekten op. Om de besmetting te bestrijding, heeft men dus de muskiet te bestrij den en zoo dit niet kan, haar steek te vermijden. In de „Campagna" „De dood aan de vlieg", schrijft „Je sais tout". Maar hoe is dit practisch uit te voeren? De vlieg dringt alle huizen binnen, zij vermenigvuldigt zich in zullten getale, dat de dood van duizenden, van honderdduizen den, nog van geen invloed is. Haar macht is door haar aantal onbeperkt. Men heeft er wel eens aan gedacht haar larven te vernietigen. 't Is practisch onuitvoerbaar. Men heeft kamers donker gemaakt, vliegenvangers van allerlei soort en makelij uitgevonden, papieren met zoete kleefstof in de kamers opgehan gen, borden met insectenvergift neer gezet, men kan niet bij benadering aangeven, hccvclcn er gedood wer den. Daarbij heeft de vlieg in de vo gelwereld, in de wereld der kruipen de dieren, tal van vijanden. Niet al leen de mensch, doch ook tallooze beesten tijgen er op los, haar te be lagen. En toch dringt ze in dichte zwer men de woningen binnen, en er schijnt geen middel te zijn, haar te bestrijden, zooals men wil. Ook onder 't vee brengt de vlieg talrijke vernielingen aan. De nier ziekte bijvoorbeeld wordt door haar verspreid, en er zou een boekdeel over te vullen zijn, welke verwoestingen Zij meer aanricht. Het is een voortdurende strijd,die deze kleine vlieg met den grooten mensch aangaat. Een strijd, stil, zon der gerucht, maar van beide zijden met verbittering gevoerd. De vlieg zou reeds lang hebben verloren, als zij zich niet in betrekkelijk weinig dagen honderd-voudig vermenigvul digde; en de mensch zou de onderlig gende partij worden, wanneer hij door zijn bloed niet in staat was de gevaarlijke nadeelen te bestrijden. Nooit echter moet men vcrgeten.dat de vlieg tot een der machtigste vijan den behoort, die de menschen kén nen, en dat zij door haar oneindig groot aantal een oppervlakte inneemt, die met cijfers niet gemakkelijk is te bepalen. Tot de belagers der menschheid behoort in Afrika de vlieg, welke de zoo beruchte slaapziekte veroor zaakt. De strijd tegen haar is nog zwaarder betrekkelijk dan te gen haar Europeesche zuster. De ge volgen, die zij veroorzaakt, zijn van minder gehalte, minder veelzijdig, doch het is onmogelijk bijna haar te naderen en uil te roeien. In de uitge strekte gebieden, waar geen Europea nen wonen, viert zij haar vreeselijke triomfen, en brengt dood en ellende. Steeds meer en meer breidt de. slaap ziekte zich uit. Doch over nog andere middelen, niet oogenblikkelijk, maar langza merhand, beschikken de „kleine vij anden van de menschen". Een ander lastig „diertje" is de muskiet. Haar steek is niet onmiddel lijk gevaarlijk voor het leven, doch een gelaat, dat door muskieten is belegerd, behoort niet tot de meest aantrekkelijke. Wanneer 't echter dit alleen was, zou men de muskiet betrekkelijk met rust kunnen laten, maar haar angel bergt gevaren, welke tot voor korten tijd onbekend waren. De muskiet heeft in de oudheid, zelfs heden nog, geheele streken ont volkt. Zij heeft duizenden menschen doen vluchten van heerlijke, vrucht bare streken, stroomen landverhui zers, die rijke landeu zochten, onver biddelijk een anderen weg doen in slaan naar gronden, veel minder voor cultuur geschikt, de kleine muskiet heeft den dood van honderden op haar geweten. En aan haar macht is hij na niet te ontkomen. Droogleg (Italië) past men Veelal dit laalste red middel toe. Overdag vertoont men zich, waar men ook gaan wil. 's Avonds sluit men zich op... in een fevangenia van gaas, waar geen mus- let kan dóórdringen. Om het insect zelf te bestrijden moet men met krachtiger middelen te werk gaan: De muskieten ééd vooi één. of ln massa te dooden, ïs onmo gelijk. Doch wel kan men de wijfjes beletten haar eieren te leggen, als men in staat Is, alle stilstaand© wate ren (van rivieren houden zij zich verre) to dempen. De gronden worden door buizen drooggelegd, men belet de gevaarlijk© dieren de putten bin nen te dringen, door ze van gaas to voorzien, vijver, poel, meertje, sloot, greppel alles wordt drooggemaakt, tot er ten slotte voor de muskiet niets meer overblijft- Aldus heeft men me nige stad voor den ondergang bevrijd. Dat dit niet alleen theoretisch, maar ook practisch juist is, bewijst het feit, dat, terwijl er vroeger b.v. in Havanna (Cuba) jaarlijks onge veer 350 A 400 menschen aan malaria stierven, en thans (1912) zoo goed als geen gevallen van malaria voorko men. In Ismaïlia waren tusschen 1880—1901 bijna alle bewoners door malaria aangetast; in 1901 Itegon mon den strijd tegen de muskiet. Thans doet zich bijna geen enkel geval meer voor. Zal 't slechts een kwestie zijn van geld en tijd, om de malaria en gele koorts geheel uit te roeien? Het is te hopen, dat de mensch het kleine insect op den duur zal overwinnen! Wat de gele koorts betreft deze heeft minder voortdurende gevolgen dan de malaria. Inééns wordt een streek door de gele koorts besmet, en na een kort tijdje verdwijnt de epi demie weer. Toch is daardoor 't na deel niet minder groot, daar door de menschen een land, waar alléén de mogelijkheid bestaat, dat de gele koorts woeden zal, zooveel mogelijk wordt gemeden. In ieder geval is het te begrijpen, dat bij de ontwikkeling en uitbreiding der menschen zij eens genoodzaakt zullen zijn gelijk dit van de volks verhuizing steeds het geval is ge weest nieuwe gronden te zoeken. Dan zullen ook de landen, thans door de muskieten bewoond, worden ont gonnen en daardoor de muskieten zelf misschien uitgeroeid. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Allo correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem no. 422 van P. J. EYPE, Zwart schijven op 2, 6, 9, 13, 19, 24, 26, 39 en dammen op 10 en 14. Wit schijven op 11, 17, 21, 25, 32. 35, 41, 42, 49, en dammen op 45 en 47. Probleem no. 423 van L. BROMMET»- Zwart Zwart schijvén op 4, 6, 7, 8, 9, 10, 15, 16, 18 en 20. Wit schijven op 17, 19, 27, 28, 29, 38, 39, 43 en 48. Oplossingen van deze problemen worden ingewacht aan bovengenoemd adres, uiterlijk Dinsdag 7 Jan. 1913. Van probleem no. 419 kwam geen enkele oplossing binnen, toch zijn wij overtuigd, dat sommige liefhebbers de ontleding hebben gevonden. Zij die nog niet daarin geslaagd zijn, geven wij de gelegenheid tot a.s. Dinsdag 31 dezer en verzoeken vriendelijk toe zending van d© oplossingen. Het vervolg van „Damcursus" zal in de volgende rubriek plaats vinden. Wij wenschen ter gelegenheid van de a.s. Verwisseling des jaars, aan alle dam vrienden, veel geluk 'en voor* spoed in 1913. De Haarlemsche Damclub 'houdt haar bijeenkomsten iederen Maan dagavond van 8 tot 12 uur in het go- bouw „d© Nijverheid", Jansstraat 85, alhier. Liefhebbers van 'het damspel zijn, daar welkom. Voor het lidmaatschap kan men «ich bij het bestuur aanmelden. Inlichtingen verstrekt gaarne de Secretaris, de beer J. Meijer, Kruis- straat 34, Telephoon 1543.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 14