Een Muziekavondje
door GEORGE^
Mijn vriend R. is muzikaal, mach
tig muzikaal. Zonder nu juist verruk
kelijke toonen uit de klarinet te bla-
eeD. oi met fijn gevoel de bazuin te
schuiven, beeft hij veel muzrkalen
aanleg, woont gaarne eene goede
opera bij, vooral als er veel ridders
en maanlicht in voorkomen, bezoekt
vlijtig alle mogelijke concerten, waar
eenige families getrouw komen, en is
telfs bij liedertafel uitvoeringen te vin
den. Als er muziek in den hotanisdhen
tuin ia, loopt 'hij tevreden onder apen
en wilde heesten rond, zoodat, zon
der nu juist welbehagen in ©enige
symfonieën te vinden, de brave man
weinig minder muzikaal is dan zoo
vele ongelukkigen, die niet in hunne
prille jeugd door ouders of voogden
ter muziekles zijn verwezen.
Maar men kan te veel genot op één
avond hebben: men kan overbluft
worden door Fantaisies brillante3 en
Tendre souvenirs, welke uitvoeringen
dan soms allesbehalve teedere herin
neringen achterlaten.
Het gevolg van dusdanige genietin
gen van het gehoor is geweest, dat
hij nu en dan niet zonder huiveren
aan zekere soireetjes denken kan,
herinneringen, die in het diepste van
zijn hart begraven zijn, waaruit ze
zelfs met geen vioolsleutel meer te
voorschijn gehaald kunnen worden,
wanneer het de vermeerdering daar
van betreft,
„Met muziek kunnen de edelste ge
waarwordingen weergegeven wor
den," lieeft een beroemd mensch ge
zegd; maar waaneer men soms eene
minder geoefende jongejuffrouw eene
sononym© bravour-axia hoort galmen
krijgt men soms al zeer zonderlinge
opvattingen van der jonkvrouw's ge
waarwordingen op dat romantistih
oogenblik.
Mijn goede vriend heeft mij eens
eene beschrijving van een muziek
avondje gegeven, dat hij tot het einde
toe heeft b:jgewoond en hoewel hij
zelfs uit liefhebberij een paar weken
privaatles op den triangel heeft geno
men. en ik zelf eene zuster heb, die
ook bravour-aria's zingt, toch heh ik
hem bewonderd, hoe hij na zulk
vreeselijk genoegen nog kalm en be
zadigd in zijne uitdrukkingen kon
zijn. Hij deed mij het volgende ijzing
wekkend verhaal van zijne muzikale
folteringen:
Ik was genoodigd bij de familie
Schuman, die, naar ik later vernam,
met geen enkelen componist in fami
liebetrekking was, en bestond uit ou-
delui en vijf dochters, die allen zon-
geu of piano speelden, meestal na el
kander. Zonder die kleine 'hebbelijk
heid te kennen, had ik op het laatste
concert met haar kennis gemaakt en
ik had mij beijverd, alles goeds van
Cberubini te zeggen, waaruit men
natuurlijk afleidde, dat ik met hem
dweepte, hetgeen dan ook het geval
is, daar ik even als mijne natuurge-
nooten doode kunstenaars volgaar-
verheeriijk, om met des te racer recht
de levenden te kunnen verguizen en
vertrappen!
Men had mij uitgenoodigd, een be
zoek af te leggen en met mijne ge
wone heuschheid had ik dit aange
nomen. De avond, dien ik. koos om
dat ik geen ander doel had, was he
laas een noodlottige avond, want
juist hadden de dochters een dames
kransje, waarop de eene de andere
van het pianokrukje zou verdringen
en voor Luici Bordèse een eerezuil
zou worden opgegabnd.
Ik trad binnen, verblind door zoo
veel schoonheid en muziekrollen,
werd met eene fanfare van: „Wie is
dat?" verwelkomd, boog smaakvol,
alsof ik een achtste rust voorstelde,
en hoorde eene belangrijk© solo van
de gastvrouw, waar zij mij wees op
den gelukkigen avond, dien ik getrof
fen had, omdat juist Betsy (en nog
iets, dat ben ik vergeten) gevraagd
was, die zoo lief zong. Ik drukte p.p.
mijne genoegdoening uit; men vroeg
mij, of ik ook een instrument be
speelde. Ik wilde met innige zelfvol
doening den triangel noemen, doch
bedacht, hoe weinig klassiek dit
liefelijk instrument geaoht wordt,
en vergenoegde mij slechts te zeggen,
dat ik soms componeerde, hetgeen-ik
met even veel recht kan zeggen als
inenig ander die zich verbeeldt te
dichten.
Met overhaasting werd de thee ge
bruikt, en voordat ik nog ©en einde
aan mijne visite had kunnen maken,
vloog met groot© gezwindheid de klep
der piano open, en vóórdat ik mijn
S; op je had neergezet, verhief zich
eene magere schoonheid op de kruk,
welke laatste zich naar ik spoedig on
dervond, in een duplioaat mocht ver
heugen.
Met groot© vasthoudendheid werd
een lange sonate van Beethoven af
gespeeld, alles achter elkander, in
-'een tempo, alsof het eene rede op
muziek was, en met totaal gemis aan
gevoel. De voetjes der begaafde di
lettante hingen slap en lusteloos
langs krukje en pedalen neer, en al
had de groot© Beethoven er voluit
forte bij geschreven, de pedaal ware
zelfs niet gestreeld geworden. Nadat
het presto in den geest van het fan
tastisch© „Du, du, liegst enz." was
afgespeeld, stond de dame op, en ik
wilde haar een compliment maken
over hare gelukkige tempo's toen een©
tweede jonge dame op de tkruk wipte
en verraderlijk eene aria begon te
zingen, waarin zij do amour verheer
lijkte, alsof zij morgen Vouwen
moest. Verbijsterd zag ik bet meisje
aan; zij echeen zeer begaafd te moe
ten zijn, hetgeen ik ten minste op
maakte uit de vinnige blikken die de
dilettantjes nu eens op hare muziek,
dan op haar zelve wierpen.
Waar bet lieve kind de tonen van
daan haalde, is mij nog altijd een
raadsel, maar zij ging zoo hoog, dat
zij zelve van verbazing ophield of ten
minste bleef steken, juist op het nood
lottig oogenblik, toen de maagd, die
zij door zang en pantomime verheer
lijkte, verbeeldde dood te gaan. Hier
door niet vervaard, begon zij dadelijk
eene andere romance ten beste te
geven, en zat. daar t© zuchten en te
jammeren eu met het hoofd te deinen
en met de armen te zweven, dat men
ten laatste toch onder den indruk van
de toonschepping kwam en vatbaar
werd voor liet bedroevende der his
torie. Met ontzetting meriite ik daar
bij op, dat minstens een vijftal ge
reed zat, om het zanggestoelte te be
springen, terwijl uit den boek der
kamer de oudst© dochter vastberaden
met een dik boek kwam aansleepen,
waar bijna dagelijks door de geheele
familie uit gezongen werd.
De dochter met toet dikke boek be
haalde de overwinning, waardoor de
ouders tot zachtheid gestemd weiden
en de begaafde kunstenares-mimi-
ciene verklaarde, „dat zij eene lieve
stem bad," die mij op het denk
beeld van minder lieve stemmen ge
heel ontstemde. Uit het meergemelde
boek werd een geel gehavend stuk
opgeslagen en daaruit weiden eene
massa trillers, octaven en loopen ge
haald, die de grootste helft der ge-
noodigden zichtbaar zenuwachtig
maakten en mij ook deden trillen en
aan het loopen zouden hebben ge
bracht, als ik niet - besloten had, het
eerste tijdperk van rust af te wachten,
om gelaten dit muzen-oord den wei
nig klassieken rug toe te draaien.
Maar zoo spoedig ontkomt men
niet aan de strikken der toonkunst,
want precies toen ik opstond en de
familie wensckte mede te deelen, dat
elk van haar eene Eurydice was,
stond mijnheer op, schroefde ©en in
strument in elkander, dat wel een
zak-dwarsfluit moest zijn, zoo onver
wacht kwam hel voor den dag, en be
gon met behulp van zijn dochteren
tal en het nog trillende klavecimbanl
het „Standchen" van Schubert te
fluiten 't spijt me, dat ik bat zeg
gen moet, maar zoo piepend en toe
tend, dat de groot© meerderheid der
jonge dames zich amuseerden met
elkander aan te stooten.
Toen ik naar huis ging, zag ik
slechts pianos en dilettamtjes in de
lucht; ik hoorde hoog© noten, zag drei
gen de vingers, die naar mij wezen,
alsof mijn neus een toets was, en
ongemerkt ging ik over tot een ster
ken draf. Ik zag mijin© huisjuffrouw
bijna voor een muziek-instrument
aan...
Zoo verhaalde mij mijn vriend, en
ik was met zijn lcrt begaan.
Korporaal Piet Paaltjes
door JOH. WATERMAN.
Piet Paaltjes, korporaal bij het Se
regiment infanterie, nu reeds een
aantal jaren gepasporteerd, stamde
uit een beroemd geslacht van krijgs
lieden.
Z'n vader was als korporaal-wasch-
baas met militaire eer begraven; z'n
grootvader had den tamboer-maitre
stok eerst uit de handen gelegd, toen
z'n beenige handen den roffel nietmeer
vermochten te slaan; z'n overgrootva
der.... ja ik meen zelfs dat er een Ba
tavier Paaltjes is geweest, die als
korporaal bij de legioenen van Clau
dius Civilis heeft gediend en bij Ca-
stra-Velera de Ro'meinen bij dozijnen
heeft neergeknotst.
Onze Piet was een van die solda
ten. die, hadde hij onder den adelaar
van Napoleon gediend, gewis den
maarschalkstaf had gekregen. Maar
helaas! elke welgemeende poging zij
ner superieuren om hem tot een hoo-
geren rang te bevorderen stuitte af
op z'n onverzettelijken wil om, den
zin tier familietraditie getrouw, het
niet verder te brengen dan korporaal.
Piet was, vooral in groot tenue, een
knappe jongen. Hij was, zeer waar
schijnlijk om z'n kaarsrechte gestalte
en gitzwarte knevel, de lieveling der
keukenmeiden, wier veel geprezen
mildheid hij naar waarde wist te
schatten, maar hij was de sohrik der
milicien om z'n nonplus-u'tra-
wijze van vloeken.
Doch Piet was een korporaal van
het oude stempel en z'n reeruten wis
ten wel, dat een flinke oude klare bij
Piet wonderen kon doen.
In toet veld was Piet in z'n element.
Bij onze moderne spiegelgevechten,
als de linies elkaar met doodsverach
ting en... losse patronen beschoten of
met de bajonet te lijf gingen, daar
was Piet de inau. Daar was hij een
Alexander, een Caesar, een Napoleon
en von Moltke tegelijk. 0, als Piet
Paaltjes zich voor de kleine linie
plaatste er met een stem als 'n Noord
wester storm uitbrulde „attaqueeren"
dan bezielde hij alles met z'n feu sa-
cré, dat helden kon maken van onze
milicien-achtmaanders.
Doch eenmaal is de dag gekomen,
dat Piet's gevestigde reputatie als
veldheer, een onherstelbaren genade
slag kreeg dat hij Waterloo vond.
Dien dag.... Luister:
't Wordt avond.
De gouden brand van den Wester-
heinel brengt 't laatste licht over de
dingen der uarde en vermag het
nachtduister niet meer terug te hou
den
Op de kazerne-binnenplaats van de
groote Menno van Coehoorn-kazerne
iormeeren zich zwijgend en met hoog
ernstige gezichten de sectiën. Het zou
een zeer gewichtige nacht worden,
want het moorddadig gevecht tegen
overmachtige vijandelijke stellingen
dat dezen dag met een „sauve qui
peut," een nederlaag voor de onzen
was afgebroken, zal in dezen gewicb-
ligen nacht hervat worden.
Strak staan dus de gezichten en
ware niet de groeiende duisternis een
beletsel, dan zou men in de fonkelen
de oogen der soldaten den wil tot
„winnen of sterven" hebben kunnen
lezen.
De sectiën formeeren zich tot batal
jons 1) en precies t© half negen op den
wondermooie® Augustusavond klinkt
de roffel voor hot commando: „geoft
acht" en even later dreunt de stap
van ca. duizend paar sigarenkistjes 2)
met hoefbeslag door de straten der
garnizoensstad.
Piet loopt vooraan en zijn voor de
ze gelegenheid extra in de puntjes ge
draaide knevel wijst naar de sterren,
die op de schare ncerblikken met
oogen, waarin een© stille belofte
stond t© lezen. Piet heeft een extra
groot© B. Z. K. gefour ageer d, wel we
tend, dat het geheim van z'n lieroï-
ken moed voor 'n groot deel aan een
flinke pruim was te danken.
Als een diep-zwart, bewegelijk lint
rukken de bataljons voort langs de
stoffige wegen.
Eeu uur zal er ongeveer gemar
cheerd zijn, ais plots eenigo vlamme
tjes uit 'n donkeren boschrand blik
semen, gevolgd door 'n kort geknet
ter: de spits der voorhoede beeft de
eerste schoten opgevangen.
Korte, gesmoorde commando's
weerklinken door den stillen nacht;
de spits verspreidt zich en de donkere
figuren rukken in ijlere linie voor
waarts om stelling te nemen.
Maar de vlammetjes in den don-
teren boschrand worden talrijker, 't
monotoon geknetter wordt heviger en
doet den commandant besluiten oan
de voorhoede te versterken. Onophou
delijk worde® de sectiën, vierkante
zwarte blokken, vooruitgegooid en
spatten op 'n enkel commando als
liohtkogels uiteen, als ze achter de
vuurlinie komen.
Onzen Piet wordt gecommandeerd
om met vier uitgelezen manschappen
te gaan patrouilleeren op den linker
vleugel en dien vleugel te beschermen.
Ja, hij had reeds een voorgevoel, dat
hom dien avond eene gewichtige taak
zou wachten en met eeu beslist: voor
waarts mannen, rent hij den donke
ren nacht in.
Nauwelijks is hij op den eenzamen
post aangekomen of milicien Knof gilt
met gesmoord stemgeluid:
Kijk ereïs brigges 3), daar heb-ie
de vijand vlak voor ons. liet benne
d'r een, twee ,drie, vier man. Ze ben
ne geknield!
Piet rekt zich uit. Z'n oogen schie
ten vonken in het nachtzwart. Het is
of de geest van z' ndapperen voorva
der, den Batavier Paaltjes, in hem
vaart.
Ja juist, zegt-ïe nu met iets heel
plechtigs in z'n stem, de salaman-
dors denken ons te neppen, maar we
zullen ze... nou!.... we zulle zo neer
schieten as honden... nou!
Ze bewegen zich... waarempel, ze
komen vooruit! roept milicien Glim
nu uit
Doch (lo stem des aanvoerders don
dert hem toe: houd je mond; het
past ons te zwijgen, als er gevaar
dreigt!
Dien mooien zin had-ie pas nog ge
lezen in een duhbeitjes-roman en hij
had het waard gevonden dien te ont
houden.
Wijder sperren zich nu z'n vlam
mende oogen, alsof ze den vermetelen
vijand tot retireeren dwingen.
Doch de groep van vier wijkt niet.
Ze schieten, roept weer milicien
Knof en Piet ziet hoe de verraderlij
ke vlammetjes hliksemen in de nabij
heid der vier donkere figuren.
Ja, hoor, ze schieten, de salaman
ders! beaamt Piet en door z'n veld
heersbrein flitst weer de geniale ge
dachte tot handelen op het moment.
Jij, commandeert-ie Knof, jij
gaat links met 'n boogje naar voren.
Jij tegen Glim jij gaat rechts
met 'n boogje naar voren en ik met
Zwarthans en Joeks gaan recht op
den vijand af.
Zie je, hij, de tacticus, wilde doen
als de Japanners en z'n tegenstander,
evenals de militaire zonen van de
rijzende zon", door omvatting ver
nietigen.
We kruipen er heen... Wat gane
we dus doen?
Kruipen, kruipen! klinkt het uit
er monden.
Begrepen. En we magge niet
schieten... Wat magge we dus niet?
Schieten, schieten! antwoorden
jro weer vier monden.
Goed zoo. En as we vlak bij den
vijand zijn, dan zal ik ineens opsprin
gen en roep „attaqueeren" en dan
rijgen we ze aan de bajonet. Dus wat
doene wa?
We rijgen ze aan de bajonet!
Mooi zoo. Klaar? Weg dan!
En centrum, linker- en rechtervleu
gel van Piet's armee kropen over den
pasgemaaiden korenakker, naar den
ten doode opgeschreven vijand.
Verd....! vloekt milicien Zwart
hans plots.
Wat! snauwt Piet hem toornig
toe, als een helden-acteur uit den re
derijkerstijd, wat, vreest gij, ellen
dige lafaard?! (Ook dit was een dei-
gulden zinnen uit den dubbeltjes-ro
man).
Nee, ik vrees niks, maar me lian-
de en me knieje bloeden van de lee-
lijke korenstoppels, jammert Zwart
hans terug.
Voorwaarts en vreest niet, gij
dapperen! en weer kruipen ze voort.
Nu zijn ze vlak voor den vijand.
Bijna kunnen ze de loopen der gewe
ren onderscheiden. Nog slechts eenige
tientallen van meters en het is met
den vijand gedaan. Piet beeft bij de
gedachte aan den nieuwen roem. Mor
gen, in de cantine, zal zijn naam weer
op aller lippen zijn en de jonge kor
poraal! j es, die de Kamper granaat 4)
nog op den kraag dragen, zullen een.
twee. drie, ja, nog meer oude klare's
roor hem neerzetten als een offer aan
Piet's krijgsmansgenie.
Het oogenBUk is daar.
De vijand schiet niet meer, doch ze
schijnen in knielende scliiethouding
af te wachten.
Een, zeker de commandant, steekt
ietwat boven tte Anderen uit en strekt
z'n arm uit. Helaas! Misschien is dit
zijn laatste bevel, want Piet is ge
reed.
llij ziel ,dat recKfer- en linkervleu
gel op de plaats zijn aangekomen.
Attaqueeren!!! brult hij uit,
richt zich bliksemsnel omhoog en ijlt
als een gazelle op den verstomden
vijand....
Maar ontzet, als door het hemelvuur
getroffen, deinst hij terug, want..
acht! die vijand was geen vijand....
O, mijn schrijfwapen weigert dienst
als ik denk oan dat rampzalig bank
roet van Piet's krijgskundig talent,
aan den ondergang zijner veldheers-
glorie!
Driewerf ach ©n weel
Want... toen de volgenden morgen
de zomerzon weer triomfantelijk over
het slagveld rees, toen.., toen lagen
er vier vogelverschrikkers tegen den
grond, jammerlijk neergeveld, terwijl
de vijfde, als smeekend om erbarmen,
de houten armen ten hemel hief.
Militair woordenboek:
1) Sectie is (oorlogssterkte) ruim 50
bajonetten; bataljon is 16 sectiën.
21 Sigarenkistjes is de vierkante
militaire schoen.
3) Brigges is de aanspreeEtorm voor
korporaal.
4) Kamper granaat is het corpstee-
ken op het uniform dor volontairs van
het instructie-bataljon.
Het kleine tegen het
groote
Door Dr. THERMET,
Een uitnemend artikel in het Fran-
sche tijdschrift „Je sais tout", waar
in wordt gewezen op de gevaren van
de gewone huis-, tuin- eu kamervlieg,
dat kleine, vlugge beestje, dat zich
zoo rein voordoet, telkens zich den
kop afwrijft, en zich voortdurend
schijnt te reinigen. En toch bestaat ér
misschien op de aarde geen „viezer"
- ja, misschien geen gevaarlijker dier
dan de vlieg, welke in zoo grooten ge
tale de Europeesche huizen binnen
dringt. De vlieg zet zich op alles.
Ze schuwt de uitwerpselen van een
teringlijder niet, evenmin als een
theekopje, waaruit een typhuslijder
heeft gedronken, ja, ze schijnt bij
voorkeur die plaatsen op te zoeken,
waar zij 't meest kans vindt besmet
telijke stoffen te vergaren. Zij loopt
met gratie over de speen van een
zuigeling, nadat zij de kiemen heeft
opgegaard van de meest-vreeselijke
ziekten.
En zeker zou zij, de kleine vlieg, er
al toe hebben bijgedragen, de mensch-
heid uit te roeien, als er niet in ons
menschelijk organisme tegenfactoren
aanwezig waren, die den schadelijken
invloed der bacteriën vernietigen.
Dat met name de typhus niet in veel
grootere male woedt, is aan dit feit te
ging van de moerassen, waar zij'
huist, de strijd tegen haar, is 'dik
wijls te kostbaar, men heeft haar te
vermijden... In verschillende streken
van Indië, van Afrika, in het Zuiden
van Amerika, schijnt iedere oorlog,
dien men'haar wil aandoen, een be
spotting.
Men is er zeker van, dat die kleine
muskiet minstens twee gevaarlijke
ziekten verspreidt, namelijk de gele
koorts en de malaria.
Réunion en Mauritius, twee wel
varende eilanden, zijn indertijd door
de malaria geheel verwoest en ont
volkt.. Het Zuidelijk deel van het Mis-
sisippi-dal is onbewoonbaar, hoeveel
milhoenen er door de landbouw ook
verdiend kunnen worden. In de Ver-
eenigde Staten legt men jaarlij te on
geveer elf millioen dollar ten koste,
om de muskiet te bestrijden, en nog
is dit niet afdoende. In Italië liggen
meer dan anderhalf millioen Hectaren
gronds onontgonnen... door de mus
kiet. Natuurlijk zijn 't niet alle soor
ten muskieten, die medewerken tot
verspreiding der ziekte. Als bijvoor
beeld een gele koortslijder in Frank
rijk komt, zal hot gevaar voor be
smetting, dat hij veroorzaakt, uiterst
gering zijn, daar de muskiet, die de
gele koorts verspreidt t© eenenmale
in Frankrijk ontbreekt.
Hoe zal onze lezer vragen
brengt dan de muskiet de besmetting
over? De beantwoording dezer vraag
is uiterst gemakkelijk. De muskiet
dringt een huis binnen, waar een pa
tiënt nederligt 't diertje gonst een
oogenblik om hem heen zet zich
even op zijn hand prikt zuigt een
weinig bloed blijft even gonzen
verdwijnt. Op den angel bevinden zich
de ziektekiemen. Een paar uur later
herhaalt liet insect dezelfde operatie
doch nu bij oen gezonden patiënt.
De muskiet prikt den gezonde de ziek
te in het bloed.
Dus behoeft de malaria nog niet te
heerschen in streken, waar zich moo
rassen bevinden, hoewel men wel
moet Bedenken, dat t aanwezig zijn.
van moerassen juist een woonplaats
voor de muskieten aanbiedt, dus dat
de malaria in de meeste gevallen
daar t boste gelegenheid heeft zich
uit te breiden. Men kan zeggen, dat
daar waar de muskiet zich bevindt,
malaria en gele koorts heerscht, waar
de muskiet niet is, houdt bijgevolg de
verspreiding der ziekten op.
Om de besmetting te bestrijding,
heeft men dus de muskiet te bestrij
den en zoo dit niet kan, haar steek
te vermijden. In de „Campagna"
„De dood aan de vlieg", schrijft „Je
sais tout". Maar hoe is dit practisch
uit te voeren? De vlieg dringt alle
huizen binnen, zij vermenigvuldigt
zich in zullten getale, dat de dood
van duizenden, van honderdduizen
den, nog van geen invloed is. Haar
macht is door haar aantal onbeperkt.
Men heeft er wel eens aan gedacht
haar larven te vernietigen. 't Is
practisch onuitvoerbaar. Men
heeft kamers donker gemaakt,
vliegenvangers van allerlei soort en
makelij uitgevonden, papieren met
zoete kleefstof in de kamers opgehan
gen, borden met insectenvergift neer
gezet, men kan niet bij benadering
aangeven, hccvclcn er gedood wer
den. Daarbij heeft de vlieg in de vo
gelwereld, in de wereld der kruipen
de dieren, tal van vijanden. Niet al
leen de mensch, doch ook tallooze
beesten tijgen er op los, haar te be
lagen.
En toch dringt ze in dichte zwer
men de woningen binnen, en er
schijnt geen middel te zijn, haar te
bestrijden, zooals men wil.
Ook onder 't vee brengt de vlieg
talrijke vernielingen aan. De nier
ziekte bijvoorbeeld wordt door haar
verspreid, en er zou een boekdeel over
te vullen zijn, welke verwoestingen
Zij meer aanricht.
Het is een voortdurende strijd,die
deze kleine vlieg met den grooten
mensch aangaat. Een strijd, stil, zon
der gerucht, maar van beide zijden
met verbittering gevoerd. De vlieg
zou reeds lang hebben verloren, als
zij zich niet in betrekkelijk weinig
dagen honderd-voudig vermenigvul
digde; en de mensch zou de onderlig
gende partij worden, wanneer hij
door zijn bloed niet in staat was de
gevaarlijke nadeelen te bestrijden.
Nooit echter moet men vcrgeten.dat
de vlieg tot een der machtigste vijan
den behoort, die de menschen kén
nen, en dat zij door haar oneindig
groot aantal een oppervlakte inneemt,
die met cijfers niet gemakkelijk is te
bepalen.
Tot de belagers der menschheid
behoort in Afrika de vlieg, welke de
zoo beruchte slaapziekte veroor
zaakt. De strijd tegen haar is nog
zwaarder betrekkelijk dan te
gen haar Europeesche zuster. De ge
volgen, die zij veroorzaakt, zijn van
minder gehalte, minder veelzijdig,
doch het is onmogelijk bijna haar te
naderen en uil te roeien. In de uitge
strekte gebieden, waar geen Europea
nen wonen, viert zij haar vreeselijke
triomfen, en brengt dood en ellende.
Steeds meer en meer breidt de. slaap
ziekte zich uit.
Doch over nog andere middelen,
niet oogenblikkelijk, maar langza
merhand, beschikken de „kleine vij
anden van de menschen".
Een ander lastig „diertje" is de
muskiet. Haar steek is niet onmiddel
lijk gevaarlijk voor het leven, doch
een gelaat, dat door muskieten is
belegerd, behoort niet tot de meest
aantrekkelijke.
Wanneer 't echter dit alleen was,
zou men de muskiet betrekkelijk met
rust kunnen laten, maar haar angel
bergt gevaren, welke tot voor korten
tijd onbekend waren.
De muskiet heeft in de oudheid,
zelfs heden nog, geheele streken ont
volkt. Zij heeft duizenden menschen
doen vluchten van heerlijke, vrucht
bare streken, stroomen landverhui
zers, die rijke landeu zochten, onver
biddelijk een anderen weg doen in
slaan naar gronden, veel minder voor
cultuur geschikt, de kleine muskiet
heeft den dood van honderden op
haar geweten. En aan haar macht is
hij na niet te ontkomen. Droogleg
(Italië) past men Veelal dit laalste red
middel toe. Overdag vertoont men
zich, waar men ook gaan wil.
's Avonds sluit men zich op... in een
fevangenia van gaas, waar geen mus-
let kan dóórdringen.
Om het insect zelf te bestrijden
moet men met krachtiger middelen te
werk gaan: De muskieten ééd vooi
één. of ln massa te dooden, ïs onmo
gelijk. Doch wel kan men de wijfjes
beletten haar eieren te leggen, als
men in staat Is, alle stilstaand© wate
ren (van rivieren houden zij zich
verre) to dempen. De gronden worden
door buizen drooggelegd, men belet
de gevaarlijk© dieren de putten bin
nen te dringen, door ze van gaas to
voorzien, vijver, poel, meertje, sloot,
greppel alles wordt drooggemaakt,
tot er ten slotte voor de muskiet niets
meer overblijft- Aldus heeft men me
nige stad voor den ondergang bevrijd.
Dat dit niet alleen theoretisch,
maar ook practisch juist is, bewijst
het feit, dat, terwijl er vroeger b.v.
in Havanna (Cuba) jaarlijks onge
veer 350 A 400 menschen aan malaria
stierven, en thans (1912) zoo goed als
geen gevallen van malaria voorko
men. In Ismaïlia waren tusschen
1880—1901 bijna alle bewoners door
malaria aangetast; in 1901 Itegon mon
den strijd tegen de muskiet. Thans
doet zich bijna geen enkel geval meer
voor. Zal 't slechts een kwestie zijn
van geld en tijd, om de malaria en
gele koorts geheel uit te roeien? Het
is te hopen, dat de mensch het kleine
insect op den duur zal overwinnen!
Wat de gele koorts betreft deze
heeft minder voortdurende gevolgen
dan de malaria. Inééns wordt een
streek door de gele koorts besmet, en
na een kort tijdje verdwijnt de epi
demie weer. Toch is daardoor 't na
deel niet minder groot, daar door de
menschen een land, waar alléén de
mogelijkheid bestaat, dat de gele
koorts woeden zal, zooveel mogelijk
wordt gemeden.
In ieder geval is het te begrijpen,
dat bij de ontwikkeling en uitbreiding
der menschen zij eens genoodzaakt
zullen zijn gelijk dit van de volks
verhuizing steeds het geval is ge
weest nieuwe gronden te zoeken.
Dan zullen ook de landen, thans door
de muskieten bewoond, worden ont
gonnen en daardoor de muskieten
zelf misschien uitgeroeid.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Allo correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543.
Probleem no. 422 van P. J. EYPE,
Zwart schijven op 2, 6, 9, 13, 19, 24, 26, 39 en dammen op 10 en 14.
Wit schijven op 11, 17, 21, 25, 32. 35, 41, 42, 49, en dammen op 45 en 47.
Probleem no. 423 van L. BROMMET»-
Zwart
Zwart schijvén op 4, 6, 7, 8, 9, 10, 15, 16, 18 en 20.
Wit schijven op 17, 19, 27, 28, 29, 38, 39, 43 en 48.
Oplossingen van deze problemen
worden ingewacht aan bovengenoemd
adres, uiterlijk Dinsdag 7 Jan. 1913.
Van probleem no. 419 kwam geen
enkele oplossing binnen, toch zijn wij
overtuigd, dat sommige liefhebbers
de ontleding hebben gevonden. Zij die
nog niet daarin geslaagd zijn, geven
wij de gelegenheid tot a.s. Dinsdag 31
dezer en verzoeken vriendelijk toe
zending van d© oplossingen.
Het vervolg van „Damcursus" zal
in de volgende rubriek plaats vinden.
Wij wenschen ter gelegenheid van
de a.s. Verwisseling des jaars, aan
alle dam vrienden, veel geluk 'en voor*
spoed in 1913.
De Haarlemsche Damclub 'houdt
haar bijeenkomsten iederen Maan
dagavond van 8 tot 12 uur in het go-
bouw „d© Nijverheid", Jansstraat 85,
alhier.
Liefhebbers van 'het damspel zijn,
daar welkom.
Voor het lidmaatschap kan men
«ich bij het bestuur aanmelden.
Inlichtingen verstrekt gaarne de
Secretaris, de beer J. Meijer, Kruis-
straat 34, Telephoon 1543.