m
s
m
'M
PB
m
JJ
n
mn
1
m
0
ft e
m
j
fg
a
8#
Él
1 1
m
ïft
SP
M
m m
m
ft
i m
gjj
Hf %'-■
ir
e
iH
§1
m
a
Hp
m
m
S
4é
U
hedenavond geweigerd heeft, dan ia
d" rijksdaalder voor jou.
Wat, riep Mug uit, heeft hij
dat durven doen?
De student deelde liem nu zijn on
derhoud met den commissaris mee.
Kom me na tafeL verslag uit
brengen, zeide de student kort en
ging.
Een uur later zat de heer Jasper
Mugge met den inspecteur Sakman
ln oen lokaal, waar aan god Bacohus
geofferd werd, en wel in een donker
hoekje waar zij naar hartelust kon
den fluisteren. En toon het vierde
glaasje verschalkt was, natuurlijk
door Muggo betaald, zag deze zich
reeds ln die aangename posiilie, dat
hij den rijksdaalder als zijn eigen
beschouwen mocht.
Sakman verliet eenigszins onzeker
het lokaal, maar met het bewustzijn,
dat 'n enkel glaasje nog geen kwaad
kan, terwijl Mug zich weldra op 't
rapport hij Van Pilsen bevond.
Zoo, zoo, zeide deze, toen hij den
samenhang der .historie vernam,
dus, daaromI Ga eens zitten. Mug, 'k
Oieb een plannetje.
En l\j beraamden een plan, jonk
heer Adolar van Pilsen, en Mug de
#x-scli oenlap per.
Het was een recht koude October-
ex vond, dien de commissaris van po
litie zich voor zijn persoonlijken
nachtdienst op het sdhouwtooneel
der rail-diefstallen had uitverkoren.
De wind huilde weinig aanlokkelijk
over het plein en juist op den hoek
van "hot vooruitspringend huis, \v
Clemens in diepe schaduw gepos
teerd was. scheen de storm bet bij
zonder gemunt te hebben. Hij hulde
zich krachtiger in zijn mantel en be
spiedde met scherpen blik do rails,
die op één hoop lagen. Maar er ver
toonde zich nog niets verdachts.
Het was tamelijk stil en slechts
hier en daar wandelde een onschul
dig mensch of een minnend paartje,
dat van 'n partij naar buis ging,
over het plein. Juist kwam er een rij
tuig aangereden, dat hield stil voor
het huis, waarvan de eerste verdie
ping helder verlicht was. Twee da
mes stegen er uit eene jongere en
een oudere.
Plotseling trof een bekende naam
zijn oor.
Waarom zou Van Pilsen vani
avond niet in de opera geweest zijn?
vroeg de jongere. Hij had het toch
beloofd.
Het antwoord van de andere da
me werd hem door de dichtvallende
deur onthouden.
Waarschijnlijk zijn meisje! mom
pelde de commissaris. Ha, ha, die
zal dan toch zonder hare serenade
naar bed moeten gaan. 't Spijt me
bijzonder, lieve ju "v, maar...
Wat was dat? Zeer juist. Een
mensch sluit achter den bioop rails
weg; onder den arm heeft hij zorg
vuldig een lang, in een donkeren
doek gehuld, voorwerp. Geen twij
fel, dat is de dief!
Waar zit die lomperd, die Sak-
muu nu weer? riep <te commissaris
vol ergernis uit. Maar daar komt hij
uit die steeg. Pst, pst, hierl Nu
hebben we hem zeker. Daar ginds
sluipt hij met de rails onder den arm
langzaam hem achterna, tot wij
zoo dicht bij hem zijn, dat we hem
zeker kunnen vatten. Voorwaarts,
mannen!
Eu Sakman met zijne twee agenten,
gevolgd door den opgewonden com
missaris, gingen zoo stil mogelijk
den verdachte ach tenia. Doch of de
ze er een voorgevoel van had, dat
de wrekende gerechtigheid hem op
tie hielen zat van dit oogenblik af
verhaastte hij zijne schreden en hij
deed allerlei manoeuvres om zijne
vervolgers ai te matten.
Nu eens verdween hij iu de don
kere scnaduw van een huis of achter
eeu wagen, die op straat stond, dan
weder ging hij beurtelings links en
rechts op de trottoirs; eensklaps sloeg
(hij een nauw straatje in, en nu zette
hij 't plotseling in draf, 't geen een
woesten galop van de politie-diena-
reu ten gevolge had. Ook de onver
moeide commissaris volgde de bewe
ging-
Reeds duurde de hardnekkige ver
ging een vol kwartier, zonder dat de
a fstaud tusschen beide partijen noe
menswaardig veranderde, en juist
.was de vervolgde wederom een zij
straat ingeslagen, toen de ongedul
dige commissaris hem een krachtig
Halt! na donderde.
Dit nu scheen voor den misdadiger
eerst recht het signaal voor een wer
kelijke vlucht te wezen, want thans
begon hij in den vollen zin van het
woord te rennen. Hijgenden kuchend
zette Clemens de vervolging voort;
daarop volgde Sakman, evenzeer bui
ten adem en de achterhoede werd ge
formeerd door de beide minderen, die
er lang genoeg van hadden en zoowel
den lammen dief, als den dito com
missaris ofschoon in stilte ver-
wenschten.
Het was eene zeer aardige jaoht
en verwonderd zagen de enkele voor
bijgangers den verwoeden Herman
dad na, op traditioneel© wijze zonder
een hand uit te steken om hem te
helpen. i
Juist sloeg het tien uur en op dat
oogonblik hield de vervolgde voor 'n
nederig huis stil, haalde alsof er
niets voorgevallen was, een huissleu-
tel uit zijn zak en wilde de deur ope
nen. Maar nu had de commissaris
hem bereikt en met sterke vuist bij
den kraag gevat, terwijl gelijktijdig
een der agenten de hand op hem leg
de.
Nu. wat moet dat? riep de arres-1
tant uit. Wat moet dit beduiden?
Neem het pakket af. Sakman,
gelastte de commissaris den inspec
teur, die juist mede gearriveerd, was
en "plichtmatig zich van het corpus
delicti meester maakte.
Hei wat, langzaam aan, Jan!
hoonde de urrestant en dat Is Mug
riep de inspecteur, die zijn weldoe
ner van hedenmorgen herkende.
Wat, de schoenpoetser Mug?
vroeg de commissaris, die zijn man
wat nader beschouwde. Mooi zoo
'ben jij dan de dief?
Wat ik dier? Nou, dot is
mooi! riep Mug op eentoon van ver
drukte onschuld. Hoor eens, meneer
de oonimlssanis, alle respect voor de
autoritei ten, maar nou maak je het
toch wat bont!
Het schijnt waarlijk, dat meneer
de commissaris zich vergist heeft, zei
de op onderdrukten toon Sakman, die
juist Diet pakket geopend had en te
leurgesteld den inhoud aanschouwde:
zeker geen half dozijn rails, maar een
paar reusachtige kap laanzen,, .die,
met de stijve koppen; in elkander ge
stoken, op deze wijze wel geschikt
waren om do curieuse vergissing in
het leven te roepen.
De commissaris was buiten zidh
zei ven.
Zeg, wat moet dat? beet hij den
schoenpoetser toe, die met alle ziels
rust antwoordde:
Zooals u ziet. een paar kaplaar
zen, die ik morgen ochtend vroeg
denk te poetsen.
En waarom rende je als een
dolle voort, toen ik je Halt! toeriep
en wij je vervolgden? ondervroeg Cle
mens.
Hebt u me geroepen en me ver
volgd? vroeg uiterst schuldeloos de
heer Mug. Wel, daarvan heb ik niets
gemerkt; 'k liep hard omdat het koud
is; me jasje is 'n beetje dun, moet u
weten, meneer de commissaris, en de
tijden zijn slecht er kan geen
nieuw pak op overschieten.
Maak jij dat wijs, wien je wilt,
antwoordde bevend van toorn de
commissaris. Je kunt thans gaai
maar neem je voor mij in acht, be
grepen?
Zal zoo wij zijn' sprak Mug
zeer hoffelijk, greep naar zijne kap
laarzen en verdween rnet een gemoe
delijk: ..goeden nacht, Jan! in huis.
Slechts met de uiterste moeite on
derdrukte de beambte een uitbarsting
van zijne gramschap.
Toen de commissaris intussdhen,
na zijn mislukte jacht, weer in de
nabijheid van het plein, kwam, bleef
hij ais verstijfd staan. Tv-vielijk klon
ken hem de laatste tonen van een
aria met guitaai-begeleiding in de oo.
ren en de woorden; Vaarwel, slaap
zacht!
Mooi zoo, brulde hij. „Wacht
maai'!
Clemens was, zooals men wel zal
kunnen begrijpen, den volgenden mor
gen danig ontsticht; hij was met
een beetje verkoudheid opgestaan en
zijn hoofd gloeide als vuur.
Op het plein waren wederom
rails gestolen geworden en buitendien
lag de. heer Mugge hem zwaar op de
maag; want zooveel was hem duide
lijk, dat de laaghartige schoenpoet
ser hem en zijne helpers om eeD of
andere roden van de plaats gelokt
had.
Maar de serenade, ja, dat was iets,
waarop hij ten minste vat had, en
van Pilsen zou hem den noodlottigen
avond betalen. Een agent werd naar
den student gezonden met de mon
delinge uitnoodiging, zich aan het
bureau to vervoegen, en de commis
saris keek eens na, welke gevolgen
het op te maken proces-verbaal zou
kunnen hebben.
Tot zijn ergernis was er niet veel
van te maken. Burengerucht na
waarschuwing; 't was eene quaeslïe
van 3, hoogstens 10 gulden boete. sub-
sidiair 1 dag.
Het ergste had Sakman 't weer te
verantwoorden wegens zijn hoogst
laakbaare bekendheid met Mug.
„Je neemt van avond 2 man meer,
Sakman," werd hem gelast, „en be
waakt het plein ten scherpste, en
geen van jullie waagt het zijn post
te verlaten, al moest het ook de vol
gende morgen worden. Zoodra een
van jullie den dief te pakken krijgt,
moet je hem dadelijk bij me bren
gen, al ware "l ook in 't holst van den
nacht Ik heb geen rust voordat die
brutale gauwdief gevat is. Je hebt 't
goed verstaan midden in den
nacht."
De heer Adolar van Pilsen ver
scheen punctueel op 't bepaalde uur
in het politie-bureau en hoorde met
de grootste kalmte aan dat men pro
ces-verbaal op zou maken wegens
burengerucht na waarschuwing.
„Mag ik ook weten, wat voor straf
er op staat?" vroeg hij beleefd.
„Drie tien gulden boete; bij wan
betaling te
„Mag ik de vrijheid nemen, de zaak
maar dadelijk uit de wereld te ma
ken en dit muntje hier te deponeeren
dan hebt u er verder geen moeite
meer van?" vroeg Van Pilsen met de
meest mogelijke gedweeheid.
,,'t Is goed," zei de commissaris
verwoed. „Maar weet dat ik daar een
volgende maal geen genoegen mee
„Ik hoop niet, u weder in de treuri
ge noodzakelijkheid te brengen, pro
ces-verbaal voor mij te moeten op
maken. Uw dankbare en gehoorzame
dienaar, meneer de commissaris."
Daarop verdween hij. en als zijn
zoetvloeiende rede ten doel had om de
gal van den commissaris in beweging
te brengen, dan was dit doel volko
men bereikt.
Toen de student thuis kwam,
wachtte dc schoenpoetser Mug hem,
die op droog-komieke wijze hem ver
slag van den vorigen avond gaf en
met bijzonder welbehagen verhaalde,
hoe hij de politie-dienaren, met den
commissaris incluis, zulk een heilza
me beweging verschaft had. Hij had
tevens den inspecteur Saknian reeds
gesproken, en van dien zwetser alles
vernomen, wat er voor den avond ge
last was.
De student luisterde opmerkzaam
j loe én or ontstond In "zijn brein een
opwekkende gedachte.
Men moest iets vernomen hebben
van de avonturen, die de commissa
ris den vorigen avond beleefd had,
want gedurende het whistpartijtjo
werd niet zonder erg gevraagd, waar
hij „gisterenavond gebleven was", zoo
dat hij nog nijdiger werd; daarbij
was het geluk hom niet gunstig, en
het scheen alsof heden alle slechte
kaarten voor hem waren. Eindelijk,
'twas al half elf en om elf uur eindig
de liet spel gewoonlijk kreeg hij
magnifieke kaarten en hij bereidde
er zich op voor, eens eon prachtig
spel te maken, toen de knecht hem
iets in 't oor fluisterde.
Hij begaf zich haastig naar het bu
reau, gevolgd door den agent, die hem
de even gewichtige als aangename
tijding bracht, dat de dief van de rails
eindelijk gevangen was.
Met een grimmig weibahogen nam
Clemens voor zijn schrijftafel plaats,
nam een papier met „Pro Justitia" or
op en gelastte: „Binnen brengen."
De deur gïng open en de gevango-
ne trad binnen; de commissaris van
politie drukte den bril vaster op den
neus en keerde zich om, ten einde den
booswiölit beter in oogcnschouw te
kunnen nemen, doCli ontzet sprong
hij, bij 't aanschouwen van dezen, van
zijn stoel op; want vóór hem stond
Van Pilsen, bewaakt door twee poli-
tie-agenten, waarvan er een 'n lange
tramway-rail in den arm had.
Nu, wat moat dat beduiden?
riep de commissaris; ik heb ge
zegd. den dief van de rails binnen
te brengen.
Een der agenten wees zwijgend op
van Pilsen.
Ik begrijp niet stamelde Cle
mens 'n weinig verlegen.
Ik nog minder, viel van Pilsen
hem in de rode. Tk kom doodon
schuldig uit onze kroeg, om naar
huis te gaan, maar wordt door uwe
agenten overvallen en hier heenge-
sleurd; gaarne zou ik eenige verkla
ring verzoeken
En dit rail dan? vroeg de com
missaris.
Dat droeg ik bij mij, antwoord
de van Pilsen, daar mij niet be
kend was, dat de wet het dragen
Yan een dusdanig voorwerp ergens
verbiedt.
En hoe zijt ge in 'tbezit daar
van gekomen?
Wel. heel eenvoudig: ik heb het
laten maken.
Laten maken? Hm! wel zonder
ling. En tot welk deel?
Ik geloof 'haast niet, dat ik tot
beantwoording van deze vraag ver
plicht ben, antwoordde van Pil
sen.
En als ik u dit'gelast?
Als u me laat uitspreken, mijn
heer, zal ik gaarne ook zonder dwang
middelen u bekennen, dat ik ze als
presse-papier op mijn schrijftafel
wilde gebruiken.
Mijnheer! barstte de commissa
ris los, gij misbruikt mijn ge
duld.
Neem me niet kwalijk, antwoord
de koel de student, met een blik op
den agent; ik geloof dat ik het ben,
van wiens geduld ©enig misbruik ge
maakt wordt.
Er is gedurende de laatste da
gen herhaaldelijk ontvreemding van
rails op het ....plein voorgekomen
en
Dus hebben ze mij als dief gear
resteerd? viel van Pilsen luid lachend
den commissaris in de rede. Ver
geef me mijn vroolij'lcheid in zulk een
tragisch moment, maar 't is al te
kluchtig.
Toch niet zoo kluolitig, als gij
schijnt te meenen, mijnbeer; wan
neer gij niet op geloofwaardige wijze
aantoont, hoe gij in "t bezit ran dit
corpus delicti komt.
Met het grootste genoegen,
sprak de student, haalde een papier
uit zijn borstzak en bood dit den
commissaris aan, ondeugend met de
listige oogjes knippende.
Deze echter las:
Nota voor den heer Adolar van
Pilsen, aan Chrislnaan Bek,
Timmerman.
Een model van een rail voor
tramweg, gemaakt van eiken
hout, naar opgavef 2.80
In dank voldaan.
C. BEK.
In dank voldaan, herhaalde van
Pilsen. U ziet dus, dat 'tiet corpus
delicti, zooals u dat gelieft te noe
men, mijn eerlijk eigendom is. Wan
neer u ten overvloede even den blik
zoudt willen vestigen op het in 't
hout gebrande stempelmerk van den
braven timmerman Bek, dan zal dit
aan uw twijfel hoogstwaarschijnlijk
voor goed een eind maken.
De commissaris was buiten zich-
zelven. Hij was ten speelbal van den
student, maar moest zich 'houden als
of hij diit niet bespeurde. Wat moest
hij beginnen?
Mijnheer is ontslagen? sprak hij
met verbeten woede tot den agent.
Gij echter, mijnbeer, hebt u deze
onaangenaamheid zelf te wijten en gij
zult in 't vervolg beter doen, met uw
zéér zonderlinge presse-papier thuis
te laten. Goeden nacht.
Dien wensch ik u, antwoordde
m Pilsen niet zonder beteekenis, en
verdween met zijn presse-papier.
e heer Clemens ging een. trap
•hooger en naar bed.
Hij kon echter den slaap niet vat
ten. De woede over den ond'eugenden
streek van den student hot malle
figuur tegenover zijn personeel liet
gestoorde spel dit alles woelde
•hem door het brein, en zelfs in den
droom grijnsde hem nog het verge-
noegd lachend gezicht van Van Pil
sen tegen toen een krachtige ruk
aan zijn naehtscliel 'hein wekte, zoo-
dat hij verschrikt opsprong, naar het
venster snelde en dit openstiet.
Meneer heeft gelast, 'hem Ie
roepen, riep een ander agent bene
den. Wij hebben den dief!
Eindeiijkl deze uitroep ontsnap
te aan de lippen van Clemens; zijn
eer toch was er mee gemoeid. Klap
pertandend van kou schoot hij de on-
ontbeerlïjkste kleedingstukken aan
en spoedde zich naar zijn bureau,
waar hij binnentrad, toen alle to
renklokken 1 uur sloegen.
Toen vermeende hij door den grond
te zinken; want weder stond, door
twee agenten van een andere sectLe
begeleid, de heer Adolar van Pilsen
niet zijn rail voor hem.
U ziet, dus voegde deze den
sprakéloozen commissaris tegemoet,
dat Ik 'hedein met alle macht tot
dief geproclameerd word. Om mij
wat te herstellen van den sdbirik na
mijn eerste arrestatie, ondernam ik
nog eene klein© wandeling door de
straten 'on werd alweder als 'n va
gebond opgepakt. Ik maak u overi
gens mij.n compliment over de waak
zaamheid van uwe agenten. Gij ziet
echter, boeren, dus wendde hij zich
tot de agenten, dat ge u in mijn
persoon vergist "hebt, zooals uw hoog
geachte chef u ongetwijfeld zoo da
delijk aan 't Verstand torengen zal.
De hooggeachte obef was in een
scbrikbar-anden toestand. Zulk een
boodheid, zoo'n geraffineerde bespot
ting van een hoofdcommissaris van
politie was liem. niet voorgekomen.
Mijnheer, siste hij letterlijk den
student toe, ik zal u wederom
ontslaan, maar neem u in acht.
'k Kan me niet meer in acht ne
men dan ik gedaan 'heb, maar 't
helpt me niet veel!...
't Is goed, wees overtuigd, dat
ik mij over uwe handelwijze zak we
ten te beklagen.
Beklagen? vroeg de student,
dat is toch wat sterk! Ik dacht veel
eer dat het aan mij was, om mij te
beklagen.
't Is al wel dat zal zich wel
vinden! antwoordde Clemens kort.
Gij kunt gaan.
Het gezelsc1 hap verliet het gebouw.
Een vreeselijk jongmensch!
steunde de commissaris, die weer
naar boven ging.
Ongelukkig zou de beklagenswaar
dige ambtenaar nog niet rustig kun
nen slapen; op gevaar af van het
week gemoed des lezers pijn te doen.
moeten wij vermelden, dat 2 uur la
ter nogmaals de nachtschel klonk en
de commissaris half razend naar het
venster stoof.
't Was Sakman -zelf, die ditmaal
met van Pilsen arriveerde.
Hij 'heeft 't koitos delictus
zooals u gisteren zei.
Loop naar de maan, gilde Cle
mens uit het raam.
Of neen, geleid meneer met zijn
houten rail naar huis en zorg er
voor, dat hij niet meer met dat ding
gearresteerd wordt. En kletterend
vloog het venster dicht.
Salcman keek verwonderd naar bo
ven. Ilij 'had ia zijn leven heel wat
menschen opgepakt; maar iemand
daartegen te beschermen, die op
dracht was hem. nooit gedaan.
Toen de commissaris nochtans
voor de derde maal werd gescheld
dit moge 'het rechtsgevoel van den
lezer streelen had men toch den
waren dief.
Pas getrouwd
Het geloof aan voorgevoel kan in
mijne hersens maar geen anker slaan;
w-ire de bodem van genoemd li
chaamsdeel er vatbaar voor, dan
ware dit zeker op den bewusten Vrij
dagmiddag gebleken.
Op het bureau was alles rustig,
evenals altijd, daargelaten het eento
nige pengekras, welke opmerking ik
mij onmiddellijk moet veroorloven,
anders gaat de antibureaugezinde le
zer al spoedig tot een letterlijk© op
vatting van liet zoo gewaardeerde
„rustig" over doch laat ik hierover
zwijgen, want ik zie menigeen reeds
een „qui s'excuse s'accuse" voor de
liopen dwarrelen.
En toch had ik haast, waarvoor ik
geen andere verontschuldiging kan
inbrengen, dan dat het gisteren juist
drie weken geleden was, dat de amb
tenaar van den burgerlijken stand
mij aan mijn lieve Anna verbond.
Mijn horloge wijst kwart voor vie
ren, en daar het bij mij als oen ge
trouw boeld van den effieieelen tijd
wijzer bekend staat, begon ik de be
schrevene papieren op te bergen,
den gemouwdea inktlap té verwisse
len tegen straattenue, kortweg al die
preparatieven te maken, noodig om
uit de buroausleur, via de straat, mijn
woning op te zoeken, met de gewone
haast van iemand die kort getrouwd
is en bovendien nog bijzonderen eet
lust heeftwaarlijk een aangena
me gedachte, wanneer men bij goed
weer, aangename temperatuur en
schoone straten, van 's morgens tien
tot 's namiddags vier op tie tweede
verdieping in een donker bureauver-
trek heeft getuurd op „Afdeeling die,
No. zooveel, voor eensluidend af
schrift enz.," met als afleidend uit
zicht buurmans roode dakpannen.
Welgemoed was ik dan ook, toen
mij het „eet smakelijk, mijnheer",
vergezeld van een statigen hoofdknik
van den grijspruikerigen portier in
de ooren klonk, en bestond bij mij het
waarachtige voornemen, 's mans wel-
geineenden wensch te verwezenlijken.
In dezelfde welgemoede stemming sta
ik dan ook een kwartier later voor de
huisdeur, neem even welgemoed den
schelknop in de hand, doch noch op
het eerste noch op het tweede schel
len, volgt van binnen eenige reactie.
Welk een verschil bij overige midda
gen; nauwelijks had ik anders den
schelknop beet ,of Anna was in een
wip bij de deur om den solieidsmuur
te openen en Castor gaf onmiddellijk
ondubbelzinnige vreugdeklanken over
de terugkomst Tan den baas te hoo-
ron; doch wat er nu aan haperde, be
greep ik niet en kon Ik niet begrijpen.
Daar sta ik nu al vijf minuten op de
stoep van mijn eigen woning, waarin
mijn eigen vrouw, mijn eigen hond
mijn eigen meubelen, en nu kan ik
toch maar niet binnen! Ha, daar komt
de meid aan; wat ziet die er treurig
uit: een naar gezicht om vier uur, als
men om vijf uur flink hoopt te dinee-
ren. Jansje, heb je don boel laten
aanbranden? vroeg ik, terwijl zij den
sleutel in de deur stuk.
Ach, mijnheer, en liter ging de
deur open on bevestigde mij mijn neus
de hypothese van voor eenigen se
conden; wat zal ik zeggen, maar
ik ben al woizen zoeken....
Naar ander vloesch? voltooide i,k.
Neen, mijnheer, naar mevrouw!
Is mevrouw dan al lang uit? in
formeerde ik nader.
Ach, mijnheer mevrouw heeft
den lieelen middag zitten huilen, was
zoo verdrietig, heeft zich om twee uur
haastig gekleed, en is, zonder iets te
zeggen, de deur uitgeloopen, en juist
wilde..,,
Houd op, schreeuwde ik haar toe:
heeft mevrouw gehuild, en waar
om?
Mijnheer, ik weet or niets van,
ik hoorde het in de keuken, en... Ik
hoorde niets meer, viel op een stoel
en wilde mijn toestand overdenken,
maar... verbeeld u iemand die dirie
weken getrouwd is, thuis komt, en
van de meid moet hooren, dat zijn
vrouw den geheelen middag geschreid
heeft, en daarna de deur is uitgeloo
pen; iu zoo'n toestand denken dat
gaat niet.
an de een kamer in de andere ge-
Ioopen, geroepen, gezocht, want wel
licht is een schrijven achtergebleven;
maar jawel, niets, niets, niets. En
vond ik nu maar een brief, of iets der-
golijks, wat mij eenige aanwijzing
geeft, ik ware weldra de vluchtelinge
op liet spoor; ik zou naar schuld zoe
ken, ze bekennen, vergiffenis vra
gen... ha, daar ligt een bos garen om
een brief gewonden; nu aan het af
winden, vinden, trekken. Het zweet
breekt mij uit. Eindelijk, het is er af;
zoo, een brief aan mijn vrouw geadres
seerd. Ha, krijgt mijn vrouw brieven!
ik open het papier.... Au bon mar-
ché, grands magasins de soie et de
faille, bittor© teleurstelling!
Wat nu? De straat op, doch waar
lar toe? De eene in, de andere uit.
Voortgedoold, kom ik eindelijk aan
het 1-lollandsclie station. Zal ik op
den trein gaan? Doch waar naar toe!
Wacht, daar staat de stationschef.
Willem, wat zie je er verward
uit! klonk het mij toe.
Wat nu te antwoorden?
Je vrouw nam daar straks ook al
zoo haastig een kaartje naar Rotter
dam.
Wat ik geantwoord heb, weet ik
met; wel herinnerde ik mij dat het
gezegde van den chef voor mij een in
dicatie was, om een kaartje naar Rot
terdam te nemen. Nu ingestapt, een
half uur in den trein, en uitgestapt
Toen ik te Rotterdam was, begreep ik
niet wat ik er eigenlijk doen moest,
om baar te vinden; rusteloos de stra
ten af te loopen, daar had ik vol
strekt geen fiducie in. maar wat danï
E i ik weet zeker dat zij er geen fa
milie heeft, en casu quo zij die er wél
had, dan kon ik toch maar niet aan
schellen, huis aan huis, van oom naar
tante, van tante naar neef en van
neef naar nicht! Waarvan zou de boo
ze wereld ons dun niet verdenken?
Iemand, die drie weken getrouwd
is wiens vrouw gedurende zijn afwe
zigheid den igansclien middag gehuild
heeft en daarna de deur is uitgoloo-
pen, is toch een ongelukkig mensch!
Wat te doen? Het is ongeveer zes
uur en eerst om half aöht lcari ik te
rug. dan maar eerst dineeren, de
eerste restauratie dc beste in, want
dia geur in huis stond mij ook niet bij
zonder aan. Zoo gezegd zoo gedaan
en om kalf acht stoom ik weer naar
huis. Nu zal zij wel terug zijn! Waar
om moest ik mij ook zoo ongerust
maken, dat mijn vrouw de deur is
uitgeloopen wat zeg ik, de deur uit
geloopen? Dat was de uitdrukking
van de meid; waar waarom heeft dat
schepsel ook niet gezegd: mevrouw
is uitgegaan; dan huil ik de zaak zoo
niet opgevat..-,
Aangescheld, opengedaan, ach, nog
hetzelfde ellendige gezicht.
Niets nieuws. Bet? Nieuws! Of dat
nieuws zou zijn, als mijn eigen vrouw
naar de gemeenschappelijke woning
was teruggekeerd.
Neen, mijnheer.
Nu maar een afwachtende houding
aangenomen. Zoo werd het negen
uur. Daar wordt gebeld.
Bet. breng de krant direct bin
nen, roep ik in den gang; want wel
licht stond er een advertentie of iets
dergelijks in, waaruit ik wijzer zou
worden.
Onnoodig de deur gaat open, en
mijne vrouw staat in levenden lijve,
met een vreeselijk© kleur en den zak
doek tegen haar wang, voor mij!
Mevrouw!
"Willeml volgde er bijna schreiend
op, en weldra lagen wij in elkanders
armen.
En nu de beweegredenen? Anna had
's morgens op eens zoo'n vrceselijko
kiespijn gekregen, dat zij radeloos een
kloek besluit genomen en naar den
dentist te Rotterdam zich begeven
had. die, toen zij nog Dij hare ouders
woonde, als eens meer met ongeëven
aarde handigheid, de bron van zoo
veel jammer bad verwijderd..
Na dien tijd heeft Anna tot nu toe
gelukkig geen kiespijn meer gehad!
Utrecht L. R.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Allo correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543.
Probleem No. 424,
van A. BABO.
(Le Dainier Universel).-
Zvrftrt
üp
Zwart schijven op. 1, 2, 3, 4, 10, 11, 13, 19, 20, 21, 22, 26, 27 en 30.
Wit schijven op: 12, 29, 36, 37, 39,41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 49 en 50,
Probleem No. 425
(Eindspel) van E. LIEUBRAY,
(Le Damier Universel).
-
-
4b 47 4Ö 49 60
Wit
Zwart 1 schijf op 16 en 1 dam op 21. Wit drie dammen op 18, 22 en 30.
Dit is een klein, dooh leerzaam
eindspel, bet loont dus de moeite
naar de ontleding te zoeken.
Oplossingen van 424 en. 425 worden
gaarne ontvangen aan bovengenoemd
adres, uiterlijk Dinsdag 14 Januari
1913.
Oplossing van probleem mo. 420,
van den auteur: Wit 33—28, 32—28,
"1:7, 39-33, 25-20, 45-40, 34 5!
Oplossing van probleem no. 421,
in den auteur: Wit 44—35, 33—28,
42—37, 24-19, 35 4!
Beid© problemen zijn goed opge
lost door de heeren R. Bouw, J. Jn-
cobson Azn., W. J. A. Matla en J. W.
Tieskens, F. M. v. d. Werff.
Van probleem No. 419 ontvingen
wij tot 'heden geen enkele ontleding.
Komaan heeren, waar blijft ge mei
uw geniel Nog zullen wij tot uiterlijk
Woensdag 8 dezer gelegenheid geven
ons de oplossingen te doen toeko
men. 't Probleem is te mooi en te
leerzaam om er zijn krachten niet
aan te beproeven, daarom, allen aan
't warkl
CORRESPONDENTIE.
Z., alhier. Uwe oplossingen van
de problemen 422 en -123 zijn niet
goed; als regel geldt bij elk probleem
dat wit begint, tenzij bet tegendeel
er bij vernield staat. Wilt dus nog
maals beproeven el u de juiste op-